[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda

Bijlage

Nummer: 2009D27872, datum: 2009-06-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de Milieuraad van 25 juni 2009 en overzicht Europese wetgevingsinitiatieven (2009D27871)

Preview document (🔗 origineel)


Geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 25 juni 2009

Voorbereiding Kopenhagen

Witboek Klimaatadaptatie

Integrated Pollution Prevention and Control (‘IPPC’)

Kaderrichtlijn Bodem

Groenboek Bioafval

Invasieve soorten en Biodiversiteit actieplan

Diversen:

Uitkomsten 17de VN CSD

Uitkomsten Stockholm conventie en ChemicaliĂ«n management (‘ICCM2’)

‘Environment for Europe’

‘Wilderness conferentie’

Uitkomsten Aarhus conferentie

Genetisch Gemodificeerde Organismen (‘GMO’s’)

 

1. Voorbereiding Kopenhagen

In de maand juni wordt de voorbereiding van de klimaatconferentie in
Kopenhagen in verschillende Raadsformaties besproken. De Raadsconclusies
van maart 2009 (Milieuraad 3 maart, Ecofin 10 maart, Razeb 16 maart en
Voorjaarsraad 19-20 maart) zijn daarbij leidend. Door daarop voort te
bouwen zullen nieuwe stappen in de EU-positiebepaling worden genomen,
gericht op realisering van een samenhangend, alomvattend, efficiënt en
effectief pakket van afspraken in Kopenhagen. 

De Milieuraad volgt op de Ecofin van 9 juni en de Europese Raad van
18-19 juni, waar gesproken zal worden over de inzet van de Unie ten
aanzien van de financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden.
Ruim vóór Kopenhagen bepaalt de EU haar positie hierover, alsook over
de nadere invulling van de EU-bijdrage en de principes voor de
lastenverdeling tussen de Lidstaten. 

Het Tsjechisch Voorzitterschap is voornemens om tijdens de Milieuraad
Raadsconclusies aan te nemen over de voorbereiding van Kopenhagen. Deze
conclusies zullen zich naar verwachting  richten op het Kopenhagenpakket
als geheel, waarin naast financiering ook afspraken over mitigatie,
adaptatie en technologie samen zullen komen. De Milieuraad zal een half
jaar na Poznan de balans opmaken en vooruit kijken naar de
onderhandelingen die tussen nu en Kopenhagen plaats zullen vinden. 

In die onderhandelingen zet Nederland in op een balans tussen (1)
bindende en eerlijk verdeelde emissiereductiedoelen (‘comparable
efforts’) voor ontwikkelde landen, (2) adequate mitigatieacties van
ontwikkelingslanden en (3) financiering, capaciteitsopbouw en
technologieontwikkeling en overdracht door ontwikkelde landen ten
behoeve van mitigatie en adaptatie in ontwikkelingslanden.  

Nederland is - in lijn met de EU - bereid een eerlijk aandeel (naar
vermogen en verantwoordelijkheid) te leveren aan een Kopenhagenakkoord,
zowel ten aanzien van de doelstelling om uitstoot te verminderen, als
van de financiering, capaciteitsopbouw en technologieoverdracht. De EU
moet andere ontwikkelde landen oproepen om nu een vergelijkbare
bereidheid uit te spreken opdat de mondiale temperatuurstijging tot
onder de 2-graden Celsius kan worden beperkt. Ook moeten de ontwikkelde
landen, waaronder de EU, zich in het kader van een Kopenhagenakkoord
verplichten tot het opstellen van lange termijn
emissiereductiestrategieën.  

Nederland vindt dat nationale mitigatiestrategieĂ«n, oftewel ‘low
carbon development strategies’ (LCDS), een centrale rol moeten krijgen
in het klimaatbeleid van ontwikkelingslanden. Verder vindt Nederland dat
de EU haar bereidheid moet uitspreken om vooraf financiële en
technische steun te leveren teneinde ontwikkelingslanden in staat te
stellen dergelijke strategieën op te stellen.

Daarnaast zet Nederland in op het zo snel mogelijk ontwikkelen van een
mondiale koolstofmarkt om te zorgen voor een kosteneffectieve aanpak van
het klimaatprobleem.

2. Witboek Klimaatadaptatie

De Europese Commissie (EC) heeft op 1 april 2009 het Witboek ‘Adapting
to Climate Change: towards a European Framework for Action’
gepresenteerd. Op de komende Milieuraad zijn Raadsconclusies over dit
onderwerp voorzien. Het Witboek is een vervolg op het Groenboek over
adaptatie dat de EC in juli 2007 heeft opgesteld, en de kabinetsreactie
hierop is ter bestudering naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden.
Tijdens de Informele Milieuraad van 14 en 15 april heeft een eerste
informele discussie plaatsgevonden tussen de lidstaten over het Witboek.

Volgens het Witboek is de EC voornemens adaptatie fasegewijs aan te
pakken:

Fase 1: (2009-2012) Opstellen van een samenhangende adaptatiestrategie:

Kennisopbouw;

integratie van adaptatie in EU-beleid;

aanwenden van instrumenten (markt, handreikingen, publiek private
samenwerking);

versterken internationale samenwerking.

Fase 2: (2012 e.v.) Implementatie.

Een ‘impact assessment’ (kwetsbaarheidsanalyse) maakt deel uit van
het Witboek. Hierin wordt, preciezer dan tot nu toe is gedaan,
beschreven welke sectoren en gebieden binnen de EU kwetsbaar zijn voor
de gevolgen van klimaatverandering. De Commissie hecht zwaar aan deze
bewijsvoering, omdat deze noodzakelijk is voor het bedenken van de
juiste maatregelen Ă©n voor het in gang zetten en houden van adaptatie
binnen de eigen beleidssectoren en Lidstaten. 

De kernpunten van de concept-Raadsconclusies zijn als volgt:

- de noodzaak voor alle landen om zich aan te passen aan
klimaatverandering;

- klimaatverandering beĂŻnvloedt vele sectoren en vergt een
‘cross-sectorale’ en geïntegreerde aanpak op alle schaalniveau's;

-steunt voor de voorgestelde gefaseerde aanpak, kennisuitwisseling door
middel van een zogenaamd ‘Clearing House Mechanism’;

- klimaatadaptatie moet worden geĂŻntegreerd in alle sectoren, van
belang is dat EU investeringen in grootschalige infrastructuur
klimaatbestendig wordt;

- herbevestiging van de noodzaak voor internationale samenwerking
(buurlanden en ontwikkelingslanden). 

Voor wat betreft financiering van adaptatie in ontwikkelingslanden wordt
aangesloten bij de Raadsconclusies die zijn vastgesteld door de
Milieuraad op 3 maart ‘Contribution to the Spring European Council
(19 and 20 March 2009): Further development of the EU position on a
comprehensive post-2012 climate agreement.’

De concept-Raadsconclusies sluiten goed aan op de voornemens van het
kabinet met betrekking tot het EU Witboek, want Nederland vindt dat de
EU moet inzetten op het integreren van adaptatie in de verschillende
beleidsterreinen (‘mainstreamen’) en financiĂ«le stromen (structuur-
en cohesiefondsen, Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). De EU moet daarbij
oog hebben voor het karakter van adaptatie, namelijk een ruimtelijke
vraagstuk waar maatwerk en een integrale aanpak een belangrijke rol
spelen. De afstemming tussen ruimtelijke inrichting en het waterbeheer
vervult daarbij een sleutelrol. De EU-activiteiten moeten er derhalve op
gericht zijn dergelijk maatwerk mogelijk te maken. Verder moet de EU
zich richten op het entameren van de discussie rondom adaptatie. Daarmee
zal ook de bewustwording binnen de Lidstaten worden vergroot. Tenslotte
heeft de EU een belangrijke taak op het gebied van kennisontwikkeling en
-uitwisseling (‘best practices’ en proefprojecten). 

3. Integrated Pollution Prevention and Control (‘IPPC’)

Het Tsjechisch Voorzitterschap heeft de herziening van de IPPC-Richtlijn
(Richtlijn industriële emissies) geagendeerd voor een politiek akkoord.
De richtlijn is gebaseerd op artikel 175 van het EG-Verdrag.
Besluitvorming in het EP vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid,
via de co-decisie procedure (artikel 251 EG-Verdrag). Plenaire stemming
in het EP (eerste lezing) vond 11 maart 2009 plaats.

De IPPC-Richtlijn die in 1996 werd gepubliceerd en nu wordt herzien,
heeft als doel milieuverontreiniging door industriële activiteiten en
intensieve veehouderij te voorkomen en te bestrijden. Het belangrijkste
instrument van de richtlijn is de milieuvergunning. Om een
milieuvergunning te krijgen, moet een bedrijf de beste beschikbare
technieken toepassen om emissies te voorkomen dan wel zo ver mogelijk te
reduceren. Om te bepalen wat de beste beschikbare technieken zijn, maken
vergunningverleners en bedrijven onder meer gebruik van Europese
referentiedocumenten/handreikingen voor beste beschikbare technieken
(‘BREF’s’).

De compromistekst van het Tsjechisch Voorzitterschap bevat de volgende
elementen:

De eisen aan het gebruik van ‘BREF’s’ in milieuvergunningen zijn
verbeterd in lijn met de Nederlandse praktijk. Minder strenge eisen dan
‘BREF’s’ zijn alleen met een goede motivering toegestaan.

De kwaliteit en toegankelijkheid van ‘BREF’s’ zijn beter
gewaarborgd.

Een aantal ‘sectorrichtlijnen’ over specifieke industriĂ«le
activiteiten is aangescherpt en geĂŻntegreerd in de Richtlijn
IndustriĂ«le Emissies als minimumeisen. Afwijken van ‘BREF’s’ kan
niet verder dan deze minimumeisen. De belangrijkste is de richtlijn
grote stookinstallaties. Echter, voor grote stookinstallaties is een
aantal uitzonderingen geformuleerd, waardoor oudere installaties met
relatief hoge emissies langer in gebruik mogen blijven. Voor Nederlandse
bedrijven heeft dit geen effect omdat deze al aan de eisen voldoen. Voor
het ‘level playing field’ en de inzet om in Europa de
luchtkwaliteitsdoelen te halen is het wel nadelig. 

Informatieverplichtingen zijn gestroomlijnd en administratieve lasten
zijn op een aantal punten verminderd. De mogelijkheid om vergunningen te
vereenvoudigen door ze deels te vervangen door algemene regels is
behouden. De voorstellen van de EC om meer bedrijven onder de richtlijn
te brengen zijn grotendeels ongedaan gemaakt. De door de EC voorgestelde
nieuwe monitoring- en rapportageverplichtingen zijn vervallen. Gezien
het oorspronkelijke voorstel van de EC is dit een positief
onderhandelingsresultaat.

Emissiehandel blijft binnen het kader van de richtlijn wel mogelijk,
maar nog niet op de voor Nederland gewenste wijze. 

De mogelijkheid om zonodig verdergaande emissiereducties te eisen is op
Nederlands verzoek expliciet opgenomen in de compromistekst. Dit helpt
te garanderen dat de uitvoering van verplichtingen van de Richtlijn
Industriële Emissies en verplichtingen uit de Richtlijn Nationale
Emissieplafonds op elkaar worden afgestemd, een inzet die overigens ook
door het EP wordt bepleit.

Nederland heeft zich ingezet om innovatie verder te stimuleren door het
wegnemen van barriĂšres voor NOx-emissiehandel. Hoewel de huidige
richtlijn de gelegenheid biedt voor nationale emissiehandel, is hierin
niet expliciet in de richtlijn voorzien. Dit heeft te maken met gebrek
aan steun bij andere Lidstaten en EP. In de onderhandelingen wordt nog
gepoogd een tekst in de richtlijn op te nemen. 

Kern van de Nederlandse inzet is te komen tot een ambitieuze richtlijn
die eco-innovaties via milieuvergunningverlening stimuleert, zodat de
milieudoelen kunnen worden gehaald (bv. emissieplafonds op grond van de
NEC-Richtlijn). De huidige compromistekst past grotendeels bij deze
inzet en bevat veel van de door Nederland ingebrachte voorstellen.
Nederland steunt het politiek akkoord, maar zal zich in de Milieuraad
blijven inzetten om flexibilisering van de bepalingen voor grote
stookinstallaties te beperken en emissiehandel meer aandacht te geven in
de richtlijn. 

4. Kaderrichtlijn Bodem

Op dit moment is nog niet duidelijk op welke manier de Bodemrichtlijn
behandeld zal worden in de Milieuraad. Naar verluidt zal het
Voorzitterschap nog een laatste poging doen om een politiek akkoord te
bereiken. Mocht er geen akkoord op de Milieuraad mogelijk worden geacht,
dan zal het Voorzitterschap een voortgangsrapport agenderen. Kern
daarvan zal zijn dat er ondanks de inzet van het Voorzitterschap geen
akkoord mogelijk is over de tekst, dat er wel een ruime meerderheid van
Lidstaten een richtlijn wil en dat daarom volgende Voorzitterschappen
verder aan de richtlijn moeten werken. Het Spaans Voorzitterschap zal in
de eerste helft van 2010 het voorstel dan zeker weer oppakken.

De positie van Nederland is sinds de behandeling van het Portugese
voorstel in de Milieuraad van december 2007 niet gewijzigd. Nederland is
geen voorstander van een richtlijn op dit gebied en zal dit dan ook niet
steunen in de Raad.

 

5. Groenboek Bioafval

Het Tsjechisch Voorzitterschap is voornemens op de Milieuraad van juni
Raadsconclusies met betrekking tot het Groenboek Bioafval aan te nemen.

Eind 2008 is de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen
vastgesteld. In deze richtlijn wordt de EC opgeroepen het beheer van
bioafval te beoordelen. Als eerste stap hiertoe heeft de EC in december
2008 een Groenboek opgesteld. Het Groenboek bekijkt of Europese
beleidsmaatregelen nodig zijn en stelt de vraag aan de orde of
verbeteringen van het bioafvalbeheer mogelijk zijn overeenkomstig de
afvalhiërarchie en de potentiële economische, sociale en milieubaten.

De EC stelt in het Groenboek dat het beheer van bioafval in de lidstaten
grote verschillen kent. Tevens geeft de EC aan dat voor het beheer van
bioafval dat niet wordt gestort (composteren, vergisten, verbranden met
energieterugwinning) op dit moment geen voorkeursoptie is aan te wijzen.
De EC stelt bovendien vast dat strategieën voor het beheer van bioafval
op een juiste schaal moeten worden vastgesteld en dat voorkeursopties
hiervoor sterk bepaald worden door nationale of lokale omstandigheden.

In april 2009 is de Nederlandse kabinetsreactie op het Groenboek
verzonden aan de EC. Op grond van constateringen van de EC (waaronder
het op de juiste schaal vaststellen van beheer) en de ruime Nederlandse
ervaringen met het beheer van bioafval en de gescheiden inzameling bij
huishoudens, is Nederland van mening dat een sterke sturing op het
beheer van bioafval door de EU niet gewenst is. Daarbij heeft Nederland
aangegeven wel open te staan voor eventuele behoeften van andere
lidstaten.

Op dit moment is een deel van de lidstaten voorstander van
EU-regelgeving voor het beheer van bioafval, een ander deel van de
lidstaten wil zich nu nog niet expliciet uitspreken over de noodzaak
voor regelgeving, waaronder Nederland. In de visie van deze laatste
groep lidstaten dient eerst het impact assessment van de EC te worden
afgewacht, opdat meer inzicht is in wat de eerste behoeften vanuit
milieuoogpunt zijn. In de laatste versie van de concept Raadsconclusies
(van 27 mei 2009) is neergelegd dat de Raad de EC aanmoedigt om door te
gaan met het impact assessment en, indien gepast, een wetgevingstraject
start in 2010. Daar kan Nederland zich in vinden.

6. Invasieve soorten en biodiversiteit actieplan

De Raad zal spreken over de zgn. ‘mid-term review’ van het
biodiversiteitactieplan enerzijds en de strategie m.b.t. invasieve
exotische soorten anderzijds. Tijdens de Raadsvergadering van december
2006 heeft de Raad beaamd dat de biodiversiteitverlies voor 2010 tot
staan moest worden gebracht, en dat hiertoe een strategie ten aanzien
van invasieve exoten prioriteit zou moeten krijgen. 

Nederland kan zich op hoofdlijnen vinden in de lijn die in de
Raadsconclusies wordt gekozen t.a.v. invasieve exoten. Er wordt
aangedrongen op een strategie waarbij verdere verspreiding van invasieve
exoten wordt tegengegaan met gebruik van bestaand beleid (bijvoorbeeld
de zgn. ‘Ballast Water Convention’), kennisdeling en bewustwording,
en integratie van maatregelen tegen invasieve exoten in andere
beleidsvelden. 

Op het moment van schrijven wordt nog gewerkt aan een document ten
aanzien van de ‘mid-term review’ van het biodiversiteitactieplan.
Hierbij is geconcludeerd dat het doel om de biodiversiteitverlies in
2010 tot staan te brengen niet zal worden gehaald. Er wordt aangedrongen
op een intensivering in dit dossier op het vlak van concrete
beleidsmaatregelen (bijvoorbeeld door integratie van
ecosysteembenadering in beleid op andere vlakken) zowel als
kennisontwikkeling (bijvoorbeeld de koppeling tussen klimaat en
biodiversiteit) en financiering.  

7a) AOB: Uitkomsten 17de VN CSD

Het Voorzitterschap zal de Milieuraad informeren over de uitkomst van de
17e vergadering van de VN-Commissie voor Duurzame Ontwikkeling.

Van 4 tot 15 mei werd in New York de 17e zitting gehouden van de
VN-Commissie voor Duurzame Ontwikkeling onder voorzitterschap van
minister Verburg. Deze functionele VN-Commissie komt jaarlijks bijeen om
de voortgang te bespreken van de uitvoering van de in 1992 tijdens de
Rio Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling aangenomen Agenda-21 en de
afspraken gemaakt tijdens de wereldtop over duurzame ontwikkeling in
2002 in Johannesburg. De thema’s van Agenda-21 en het ‘Johannesburg
Plan of Implementation’ zijn vertaald in een werkprogramma dat de
verschillende onderwerpen verdeelt over tweejaarlijkse cycli. Het eerste
jaar van elke cyclus wordt besteed aan een ‘review’, het tweede jaar
aan de formulering van beleidsaanbevelingen.

Na twee weken onderhandelen stelde de vergadering concrete
beleidsaanbevelingen op voor de clusters landbouw, land,
plattelandsontwikkeling, verwoestijning, droogte, Afrika en de iedere
cyclus terugkerende ‘crosscutting issues and means of
implementation’.  

Het is positief dat Minister Verburg als voorzitter van CSD17 erin
geslaagd is de moeizame onderhandelingen tot een goed eind te brengen.
Zij zal u over de uitkomsten van deze bijeenkomst nog nader informeren.

7b) AOB: Uitkomsten Stockholm conferentie en Chemicaliën management
(ICCM2)

Tijdens de Milieuraad zal een terugkoppeling plaatsvinden van CoP4 van
de Stockholm conferentie over persistente organische vervuilers
(POP’s) (4 tot en met 8 mei) en van de tweede internationale
conferentie over Chemicaliën management (ICCM 2) (11 tot en met 15
mei). 

Tijdens de CoP4  hebben de partijen  besloten negen nieuwe chemicaliën
toe te voegen aan de al bestaande lijst van twaalf POP’s. De EU heeft
jarenlang erop aangedrongen om de negen stoffen, met name pesticiden en
brandvertragers, op de lijst te krijgen, waardoor de produktie en het
gebruik van deze POP’s wordt verboden. Daarom is Nederland ook zeer
tevreden met deze uitkomst. Wel is een aantal uitzonderingen toegestaan
voor drie van de negen stoffen. Verder is besloten de recycling en het
hergebruik van produkten die deze chemicaliën bevatten toe te staan tot
2030. Daarnaast is een plan aangenomen om het DDT gebruik te verminderen
en meer inspanning te plegen om PCB gebruik uit te faseren. De Partijen
konden het wederom niet eens worden over een compliance mechanisme. Een
belangrijke stap is dat CoP4 als laatste van de drie verdragen akkoord
is gegaan een synergietraject in te zetten om te komen tot meer
samenwerking met twee andere UNEP verdragen, het Baselverdrag
(grensoverschrijdend vervoer van gevaarlijke afvalstoffen) en het
Rotterdamverdrag (prior inform consent). De weg is nu vrij naar de extra
COP in februari 2010 die voorafgaand aan de UNEP Governing Council zal
worden gehouden. Tijdens deze extra COP zullen afspraken worden gemaakt
over hoe de samenwerking in de praktijk gestalte kan krijgen.

De twee belangrijkste besluiten van de ICCM2 zijn dat er een
werkprogramma voor de komende drie jaar is afgesproken op het gebied van
nieuwe opkomende thema’s zoals voor lood in verf,
perfluorkoolstof-verbindingen nanotechnologie, e-waste en chemicaliën
in produkten, en dat er een reglement van orde is vastgesteld. In het
kader van de financiering is besloten het Quick Start Programme niet te
verlengen maar in te zetten op versterking van de mogelijkheden binnen
het GEF.

7c) AOB: ‘Environment for Europe’

Tijdens de Milieuraad zal het Tsjechisch Voorzitterschap een toelichting
geven op het hervormingsplan van het programma ‘Environment for
Europe’ van de VN-ECE. Het zgn. ‘Executive Committee’ van de
VN-ECE heeft dit plan afgelopen maart aangenomen. Het Environment for
Europe programma is een intergouvernementeel proces dat tot doel heeft
een Pan-Europese samenwerking op gebied van milieubeleid te bevorderen.
Het programma loopt sinds 1991, en sinds de aanvang zijn zes
ministeriële conferenties gehouden. De nadruk van het programma ligt de
laatste jaren in toenemende mate op uitvoering (VN-ECE milieuverdragen
en –protocollen, programma’s voor monitoring, educatie e.a.) en niet
op ontwikkeling van nieuw juridisch instrumentarium. 

Het hervormingsplan is het resultaat van de inzet van het
Voorzitterschap in de onderhandelingen tussen de EU, de VS en Rusland.
Het plan komt tegemoet aan  een verzoek dat is gedaan tijdens de laatste
Ministeriele Conferentie ‘Environment for Europe’ in Belgrado
(2007). Hierbij is aangedrongen op een verbetering van de
kosteneffectiviteit en efficiëntie van het programma, teneinde ervoor
te zorgen dat dit aangesloten blijft bij de noden en behoeften van de
VN-ECE regio. Deze noden en behoeften zijn onderhevig aan verandering
naar aanleiding van verschuivingen op economisch en politiek vlak.
Tegelijk vormt het plan een opmars naar de volgende Ministeriele
Conferentie in 2011 (te Astana), en gaat uit van een grotere
betrokkenheid (‘ownership’) van de Oost-Europese landen. Nederland
kan zich vinden in de inhoud van het hervormingsplan. 

7d) AOB: ‘Wilderness’ conferentie

Op 27 en 28 mei hebben het Voorzitterschap en de EC gezamenlijk de zgn.
‘Wilderness’ Conferentie gehouden. Hierbij zijn experts van circa 40
landen (waaronder Nederland) uitgenodigd om te discussiëren met het
doel:

een definitie voor wilde en bijna-wilde gebieden overeen te komen;

de potentiële contributie van dergelijke gebieden aan het voorkomen van
biodiversiteitverlies en aan de ondersteuning van Natura 2000 doelen te
bepalen;

na te gaan welke mogelijkheden er zijn om binnen bestaande beleidskaders
dergelijke gebieden beter te beschermen;

in kaart brengen welke kansen er zijn voor herstel van uitgestrekte
natuurgebieden;

na te gaan welke mogelijkheden er zijn om de effectiviteit van dit
herstel te verbeteren, en welke bronnen van financiering er zijn;

‘best management practices’ vaststellen.

Tijdens de Milieuraad zal het Voorzitterschap terugkoppelen over de
voortgang die tijdens de conferentie is geboekt.

7e) AOB: Uitkomsten Aarhus conferentie

Onder dit agendapunt zal het Voorzitterschap een terugkoppeling geven
over een seminar inzake toegang tot de rechter, dat 16 en 17 april in
Brno (Tsjechië) is gehouden. De deelnemers aan dit seminar - in
hoofdzaak rechters van de Hoge Raden uit de lidstaten - hebben besproken
hoe de bepalingen over toegang tot de rechter met betrekking tot de
implementatie van het verdrag van Aarhus op dit moment tot uiting komen
in EU wetgeving en hebben hierover voorstellen geformuleerd.

7f) (Evt.) AOB: Genetisch Gemodificeerde Organismen (‘GMO’s’)

Op verzoek van Oostenrijk zal de regulering voor ‘gmo’s’ als
diversenpunt op de agenda van de Milieuraad staan. Oostenrijk zal een
oproep doen aan de EC om met spoed aan de herziening van de wetgeving
inzake teelt van ‘gmo’s’ te werken. In de notitie die aan de Raad
gestuurd zal worden verwijst Oostenrijk ook naar de stemverklaring die
Nederland in de Milieuraad en de Landbouwraad heeft afgelegd, over de
bevoegdheden van lidstaten als het gaat om teelt van op EU niveau
toegelaten ‘gmo’s’ op hun eigen grondgebied. 

De huidige regelgeving voorziet alleen in een mogelijkheid om, na
toelating op EU niveau, de teelt en import nationaal tijdelijk te
verbieden. Dit kan echter alleen als er reden is om te vrezen voor
risico’s. Deze vrijwaringsclausule zou kunnen worden uitgebreid met
een ruimere mogelijkheid voor lidstaten om te kiezen voor een ‘opt
out’, dus een nationaal verbod op teelt van in de EU toegelaten
‘gmo’s’. 

De strekking van het Oostenrijkse voorstel sluit nauw aan bij de wens
die Nederland heeft uitgesproken in eerdere Landbouw- en Milieuraden.
Steun aan de oproep van Oostenrijk is bovendien in lijn met de
toezegging die ik uw Kamer gedaan heb om nieuwe wetgeving op ggo-terrein
tot stand te brengen. Ik zal dan ook van deze gelegenheid gebruik maken
om wederom de EC te vragen snel met voorstellen tot aanpassing van de
regelgeving te komen. 

 PAGE    

 PAGE   1