[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2009D28134, datum: 2009-06-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Zevende aanvullend protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie, met bijbehorende Akten, Boekarest, 5 oktober 2004 (2009D28133)

Preview document (🔗 origineel)


                                             

Zevende Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Wereldpostunie,
met 

bijbehorende Akten; Boekarest, 5 oktober 2004 (Trb. 2005, 298 en Trb.
2008, 38)

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

	Van 15 september tot en met 5 oktober 2004 vond in Boekarest het 23ste
Congres plaats van de Wereldpostunie (naar de Franse benaming meestal
aangeduid als ‘UPU’; hierna te noemen ‘de Unie’). Daarbij werd
besloten tot wijzigingen van de volgende Akten van de Unie: 

de Constitutie, die betrekking heeft op de beginselen waarop de Unie
berust;

het Algemeen Reglement, dat bepalingen bevat met betrekking tot de
organisatie en de werkwijze van de Unie;

het Algemeen Postverdrag, met Slotprotocol, dat bepalingen bevat inzake
de internationale postdienst en de briefpostdienst; en

het Verdrag inzake postale financiële diensten.

	Het Congres is het hoogste orgaan van de Unie en bestaat uit
vertegenwoordigers van de lidstaten van de Unie. Het Congres houdt
regelmatig (tot 2004 elke vijf jaar) een zitting waarin strategische en
financiële plannen en andere belangrijke zaken ten aanzien van de Unie
aan de orde komen, en waarin ook wordt besloten tot herziening van de
verdragen waarop de samenwerking tussen de lidstaten berust. Bij het
voorgaande (22ste) congres in 1999 te Beijing (Peking), zijn de
voornoemde verdragen eerder gewijzigd (zie Kamerstukken II, 2003/04, 

29 638, nr. 1). 

	Ingevolge het tweede lid van artikel 30 van de Constitutie dienen
wijzigingen van de Constitutie en andere wijzigingen die tijdens
eenzelfde congres aangenomen worden, tegelijkertijd in werking te
treden. Wijzigingen van de Constitutie behoeven goedkeuring van de
lidstaten (zie eveneens het tweede lid van artikel 30). 

	De wijzigingen waartoe het Congres van Boekarest heeft besloten, worden
hieronder mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken toegelicht. 

	Relevant voor het functioneren van de Unie als geheel is dat de termijn
tussen congressen thans verkort is van vijf jaar naar vier jaar,
teneinde sneller te kunnen reageren op ontwikkelingen op het terrein van
het postverkeer. 

	Eveneens van belang voor het functioneren van de Unie is dat het
Congres van Boekarest 

besloot onder de Raad van Bestuur (een van de organen van de Unie, zie
artikel 13 van de Constitutie) een Adviescommissie in te stellen. Dit is
juridisch vastgelegd in het Algemeen  Reglement (zie artikel 102, zesde
lid, onderdelen 30 tot en met 33; artikel 102, twaalfde lid; artikel
103; artikel 104, negende lid, onderdelen 17 en 18; en de artikelen 105,
106 en 107). De Adviescommissie heeft vooral tot taak de inbreng van de
kant van belangengroepen in het werk van de Unie te bevorderen. De
commissie bestaat uit vertegenwoordigers van belangengroepen, zoals
consumentenorganisaties, vakbeweging en bedrijven die express en direct
mail verzorgen. De Adviescommissie dient als forum voor een dialoog
tussen deze partijen en als klankbord voor de intergouvernementele
organen van de Unie. De commissie kan onder meer studies uitvoeren en
aanbevelingen doen aan de Postraad, de Raad van Bestuur en het Congres.	

	De betreffende wijzigingen van het Congres van Boekarest zijn blijkens
de desbetreffende teksten (zie bijvoorbeeld voor het Zevende Aanvullend
Protocol artikel VII, en voor het Algemeen Reglement artikel 135) op 1
januari 2006 in werking getreden voor die landen die vóór die datum
het Protocol hadden bekrachtigd. 

Het Zevende Aanvullend Protocol bij de Constitutie van de Unie

	Het Congres van Boekarest besloot de Constitutie op enkele onderdelen
te wijzigen en aan te vullen door middel van het Zevende Aanvullend
Protocol. 

	Ten eerste wordt de preambule van de Constitutie uitgebreid met een
passage waarin de doelstelling van de Unie nader is omschreven. Deze
doelstelling is meer uitgewerkt dan de bondige doelstelling van het
huidige artikel 1 van de Constitutie. In de nieuwe preambule wordt ook
expliciet het belang van de gebruiker bij universele postale
dienstverlening onderkend en wordt het belang van technologie voor
postale diensten en van technologische samenwerking onderschreven. 

	Ten tweede worden in de Constitutie algemene begripsbepalingen
opgenomen ter bevordering van een uniforme uitleg van de Akten van de
Unie (nieuw artikel 1bis). Voorheen maakten dergelijke begripsbepalingen
deel uit van niet bindende documenten.

	Ten derde wordt in het artikel over de Akten van de Unie (gewijzigd
artikel 22) bepaald dat bij de Constitutie en het Algemeen Reglement
geen voorbehouden kunnen worden gemaakt. Hiermee wordt de bestaande
praktijk vastgelegd.

	Ten vierde wordt het artikel over wijziging van de Constitutie (artikel
30) aangescherpt door te bepalen dat de vereiste meerderheid van
tweederde van de lidstaten beperkt wordt tot tweederde van de
stemgerechtigde lidstaten. Deze wijziging hangt samen met het stelsel
van automatische sancties dat door het vorige Congres is ingevoerd. Een
land dat zijn contributie aan de Unie niet betaalt, verliest automatisch
zijn stemrecht in het Congres. 

	Tenslotte wordt een wijziging doorgevoerd ten aanzien van de
inwerkingtreding en de geldingsduur van een aantal Akten van de Unie. In
artikel 31, tweede lid, is bepaald dat de daar genoemde Akten
gelijktijdig in werking treden en dezelfde geldingsduur hebben. Dit
houdt ermee verband dat elk Congres de regelingen opnieuw vaststelt
vanwege het grote aantal wijzigingen dat in de bestaande regelingen
wordt aangebracht. Het Congres van Boekarest heeft besloten dat naast de
Constitutie ook het Algemeen Reglement voor onbepaalde tijd wordt
vastgesteld. Artikel 31, tweede lid, wordt daarom zodanig gewijzigd dat
het niet meer betrekking heeft op het Algemeen Reglement.

Het Algemeen Reglement

	Het Congres heeft het Algemeen Reglement opnieuw vastgesteld, zoals
gezegd thans voor onbepaalde tijd, en heeft hierbij de volgende
wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van het Algemeen Reglement dat gold
sinds het Congres van Beijing. 

	Zoals hiervoor reeds aan de orde was, is ten eerste de termijn tussen
twee congressen verkort tot vier jaar (artikel 101, eerste lid). Daarbij
geldt als begin van die termijn het jaar volgend op dat waarin een
congres heeft plaatsgevonden en niet langer de datum van
inwerkingtreding van de tijdens dat congres opgestelde verdragen. 

	Voorts zijn bepalingen opgenomen over deelname van derden als waarnemer
aan vergaderingen van de Unie. De Raad van Bestuur dient voortaan te
bepalen welke verenigingen, bedrijven en personen moeten worden
uitgenodigd voor specifieke zittingen van het Congres, voor zover in het
belang van de Unie of voor het functioneren van het Congres (artikel
102, zesde lid, onderdeel 19). Tevens is voorzien dat leden van de
andere organen van de Unie, internationale organisaties en (andere)
lidstaten als waarnemer, dus zonder stemrecht, kunnen worden uitgenodigd
voor deelname aan vergaderingen van de Raad van Bestuur (artikel 102,
zestiende lid). Voor de Postraad en de Adviescommissie is bepaald dat
zij op verzoek kunnen deelnemen aan de vergaderingen van deze organen
(artikel 104, twaalfde lid, en artikel 106, twaalfde lid). Hierbij
kunnen om logistieke redenen het aantal deelnemers en de spreektijd per
waarnemer worden beperkt (bijvoorbeeld artikel 102, zeventiende lid).
Onder uitzonderlijke omstandigheden kunnen waarnemers van een (deel van
een) vergadering worden uitgesloten of kan hun de beschikbaarstelling
van bepaalde documenten worden ontzegd (bijvoorbeeld artikel 102,
negentiende lid). 

	Een aantal wijzigingen en aanvullingen van het Algemeen Reglement houdt
verband met de eerder genoemde instelling van de Adviescommissie (zie
hiervoor bij ‘Algemeen’). Op hoofdlijnen is het volgende voorzien.
De Raad van Bestuur heeft een kaderstellende taak ten aanzien van de
Adviescommissie voor de organisatie en de bezetting van de commissie
(artikel 102, zesde lid, onderdelen 30 en 31). De Raad van Bestuur en de
Postraad zijn beiden bevoegd leden van de commissie aan te wijzen en
aanbevelingen van de commissie te behandelen met het oog op de
voorlegging ervan aan het Congres (artikel 102, zesde lid, onderdelen 32
en 33; artikel 104, negende lid, onderdelen 17 en 18). De commissie
wordt na elk congres opnieuw georganiseerd, vergadert twee maal per jaar
en draagt zorg voor haar eigen Reglement van Orde en haar eigen
programma van activiteiten (artikel 106, vijfde tot en met achtste lid).
De commissie dient – op een overeenkomstige wijze als de Postraad –
van haar activiteiten verslag uit te brengen aan de andere organen van
de Unie (artikel 107).

	De Postraad heeft tot taak regelingen op grond van het Algemeen
Postverdrag en het Verdrag inzake postale financiële diensten op te
stellen, rekening houdend met de door het Congres genomen beslissingen
(artikel 22, vijfde lid, van de Constitutie; zie ook artikel 104,
negende lid, onderdeel 2, van het Algemeen Reglement). Tot nu toe was de
procedure voor de indiening van voorstellen voor nieuwe regelingen
alleen vastgelegd in het Reglement van orde van de Postraad. Thans wordt
deze procedure op hoofdlijnen vastgelegd in het Algemeen Reglement
(artikelen 112, tweede lid, onderdeel 8, en artikel 123). Voorstellen
die voortvloeien uit wijzigingsvoorstellen inzake voornoemde verdragen
dienen gelijktijdig te worden overgelegd aan het Internationaal Bureau
van de Unie en andere voorstellen uiterlijk twee maanden voor het
congres (artikel 123). De directeur-generaal van de Unie dient na afloop
van een congres (wijzigings)voorstellen aan de Postraad voor te leggen
voor zover de besluitvorming van het Congres daartoe aanleiding is
(artikel 112, tweede lid, onderdeel 8). Zoals reeds was bepaald in
artikel 104, negende lid, onderdeel 2, dient de Postraad aan de hand
hiervan binnen zes maanden na het congres de nieuwe regelingen vast te
stellen.

	Tenslotte is bepaald dat de verslaglegging van het Internationale
Bureau tweejaarlijks dient plaats te vinden (artikel 121).

	Andere aanpassingen van het Algemeen Reglement houden verband met de
voornoemde wijzigingen of zijn alleen van redactionele aard.

Het Algemeen Postverdrag, met Slotprotocol

	De belangrijkste vernieuwingen betreffen de volgende onderwerpen. 

	Het Algemeen Postverdrag (hierna: het verdrag) bevat voortaan, evenals
de Constitutie, een bepaling met begripsomschrijvingen (artikel 1), ter
bevordering van een uniforme uitleg van het verdrag en de
uitvoeringsregelingen, genoemd in artikel 22 van de Constitutie (de
Regeling Brievenpost en de Regeling Post pakketten).

In artikel 2 wordt bepaald dat lidstaten het Internationaal Bureau van
de Unie moeten infomeren welk overheidsorgaan belast is met het toezicht
op de postzaken en welke organisaties zijn aangewezen voor de verzorging
van de universele postdiensten op grond van de Unieverdragen. Deze
bepaling houdt verband met de ontwikkeling dat beide functies in veel
gevallen niet langer worden verricht door één en dezelfde organisatie.
Dit geldt ook voor het Koninkrijk. Tot 1 april 2009 was in Nederland TNT
Post Groep N.V. aangewezen als concessiehouder in de zin van art. 2a, 1e
lid, van de Postwet en als zodanig belast met de verlening van
universele postdiensten. Op voornoemde datum treedt de Postwet 2009 in
werking op grond waarvan TNT Post B.V. wordt aangewezen als verlener van
de universele postdienst. Het toezicht op de naleving van de Postwet is
opgedragen aan het college van de Onafhankelijke post en
telecommunicatie autoriteit. Voor de Nederlandse Antillen is de Nieuwe
Post Nederlandse Antillen N.V. aangewezen als de concessiehouder, en is
het Bureau Telecommunicatie & Post belast met het toezicht op de
naleving van de Postwet namens de Minister van Verkeer en Vervoer. Op
Aruba is in artikel 1 van de Postverordening (AB 1991, no. GT 76), later
gewijzigd in artikel 7 van de Landsverordening verzelfstandiging
postwezen (AB 2005 no. 43), aanvankelijk de Dienst Posterijen en, met
ingang van 1 september 2005, Post Aruba N.V. met uitsluiting van anderen
belast met het vervoer van brieven tegen vergoeding. De Regering van
Aruba is voornemens de Directie Telecommunicatie Zaken (na
herstructurering) aan te wijzen als toezichthouder op het postwezen. 

   Een andere vernieuwing betreft de wijze waarop voorbehouden kunnen
worden gemaakt en behandeld worden door het Congres. In artikel 37 van
het verdrag wordt vastgelegd dat voorbehouden moeten worden onderbouwd
door de desbetreffende lidstaat en goedgekeurd door het Congres. Een
voorbehoud wordt dan opgenomen in het Slotprotocol bij het verdrag en
wordt op basis van wederkerigheid tussen deze lidstaat en andere
lidstaten toegepast. Deze procedure beoogt te voorkomen dat in het
Congres in de slotfase vele voorbehouden worden gemaakt, soms ook als
reactie op een eerder door een andere lidstaat gemaakt voorbehoud, en
beoogt zo de besluitvorming aanzienlijk te vereenvoudigen.

	Voorts wordt een wijziging doorgevoerd van het stelsel van
eindkostenvergoedingen, dat wil zeggen de vergoedingen die postbedrijven
elkaar betalen voor de binnenlandse bezorging van internationale post
(artikelen 28 en volgende van het verdrag). Volstaan wordt met twee
tarieven, namelijk voor poststromen tussen “landen van het
doelsysteem” (tot nog toe geïndustrialiseerde landen) en landen van
het overgangssysteem (tot nog toe ontwikkelingslanden). Niet langer
wordt onderscheid gemaakt tussen poststromen tussen geïndustrialiseerde
landen en ontwikkelingslanden en poststromen tussen ontwikkelingslanden
onderling. Op termijn zal niet langer onderscheid worden gemaakt tussen
geïndustrialiseerde landen en ontwikkelingslanden. Het maximale tarief
voor postverkeer tussen geïndustrialiseerde landen onderling is
verhoogd, zodat het meer kostendekkend is. Anderzijds wordt het
(relatief hoge) tarief voor ander postverkeer verlaagd. 

Het Verdrag inzake postale financiële diensten

	De reikwijdte van het Verdrag inzake postale financiële diensten is
gewijzigd ten opzichte van het door het Congres van Beijing vastgestelde
verdrag als gevolg van het vervallen van de postcheque als postaal
betaalproduct. Als zodanig worden alleen nog aangemerkt de postwissel,
waaronder rembourspostwissels, en het overschrijven van de ene naar de
andere rekening (artikel 1, vierde lid). 

	Niet langer is een postdienst gehouden voor de elektronische verzending
van betaalopdrachten gebruik te maken van het netwerk van de Unie. Elk
netwerk dat voldoet aan de kwaliteitscriteria, kan worden gebruikt
(artikelen 6 en 14).

	In lijn met het nieuw vastgestelde Algemeen Postverdrag geldt voor de
lidstaten nu de verplichting het Internationaal Bureau te informeren
over de nationale toezichthouder en over de marktdeelnemers die zijn
aangewezen voor de verzorging van de postale financiële diensten
(artikel 1, derde lid). Voor Nederland is de Postbank N.V. op grond van
artikel 12a van de Postbankwet belast met de uitvoering van de
verplichtingen op grond van het Verdrag inzake postale financiële
diensten. Het toezicht op de Postbank N.V. berust bij de Nederlandse
Bank en de Autoriteit Financiële Markten, overeenkomstig het reguliere
toezicht op banken zoals geregeld in de Wet op het financieel toezicht.
Voor de Nederlandse Antillen treedt het Bureau Telecommunicatie & Post
namens de Minister van Verkeer en Vervoer op als de nationale
toezichthouder. Als enige marktdeelnemer voor de verzorging van de
postale financiële diensten is aangewezen de Nieuwe Post Nederlandse
Antillen N.V. Op Aruba was ten tijde van de totstandkoming van het
Zevende Aanvullende Protocol de Minister van Arbeid, Cultuur en Sport
verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering door de Dienst
Posterijen van het Verdrag inzake de postale financiële diensten. De
postale financiële diensten worden vanaf 1 september 2005 (exclusief)
verricht door de Post Aruba N.V. Vanaf de genoemde datum is ingevolge de
Landsverordening toezicht geldtransactiebedrijven (Ltg) de Centrale Bank
van Aruba belast met het toezicht op geldtransacties, in casu
postwissels. 

Positie van de Europese Unie

	De lidstaten van de Europese Unie hebben tijdens het Congres van
Boekarest een verklaring afgelegd welke inhield dat de EU-lidstaten de
eerdergenoemde Unie-verdragen, zoals gewijzigd door het Congres van
Boekarest, zullen toepassen in overeenstemming met hun verplichtingen
voortvloeiend uit het op 25 maart 1957 te Rome tot stand gekomen Verdrag
tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag; Trb. 2003, 150)
en uit de op 15 april 1994 te Marrakesh tot stand gekomen Algemene
Overeenkomst inzake de handel in diensten (Trb. 1994, 235, blz. 304 en
volgende) van de Wereldhandelsorganisatie. 

    Aanleiding voor die verklaring is om buiten twijfel te stellen dat
bij een mogelijke strijdigheid met bepalingen uit het EG-verdrag of de
Algemene Overeenkomst, de bepalingen van deze laatste verdragen
voorgaan.

Koninkrijkspositie

	De onderhavige verdragswijzigingen zullen, evenals de eerdere
verdragswijzigingen van 1999, voor het gehele Koninkrijk gelden. 

	Aangezien de Nederlandse Antillen en Aruba tezamen zelfstandig lid zijn
van de Unie, hebben zij op het Congres van Boekarest opnieuw
(gezamenlijk) een delegatie afgevaardigd, naast de Nederlandse. De bij
die gelegenheid namens de lidstaten van de Europese Unie afgelegde
verklaring (zie bij 6) heeft alleen betrekking op Nederland en niet op
de Nederlandse Antillen en Aruba.

	Het belang van medegelding bij de vier onderhavige Akten van de Unie
voor de Nederlandse Antillen en Aruba vloeit voort uit de noodzaak om
aangesloten te blijven op het best gereguleerde, het meest betrouwbare,
het meest goedkope, en het meest fijnmazige wereldnet van documenten- en
pakkettentransport. Dit is niet enkel in het belang van de burgers die
gebruik maken van dergelijke diensten, maar ook in het belang van de
economische ontwikkeling van het betrokken land.  

8.Uitvoeringswetgeving

	De onderhavige verdragen zullen voor Nederland, de Nederlandse Antillen
en Aruba niet leiden tot wijzigingen op het gebied van wet- en
regelgeving. Het in de verdragen verankerde plafond van uitgaven zal
niet leiden tot een verhoging van de financiële verplichting van
Nederland in de vorm van de reguliere contributie. 

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

 PAGE    

 PAGE   6