[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsrapportage DBC's

Bijlage

Nummer: 2009D29248, datum: 2009-06-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Voortgangsrapportage Invoering Diagnose Behandeling Combinaties (DBCs) en de Monitor Ziekenhuiszorg (2009D29247)

Preview document (🔗 origineel)


 

Bijlage 1 

Voortgangsrapportage DBC’s

 

1. Inleiding

In de brief Waardering III van 19 december 2008 heb ik mijn plannen voor
de invoering van prestatiebekostiging in de ziekenhuiszorg toegelicht.
In die brief heb ik de volgende route geschetst:

Uitbreiding B-segment 2009

Invoering nieuwe productstructuur (DOT)

Uitbreiding van prestatiebekostiging door invoering van volledige
prestatiebekostiging (afschaffen FB)

In deze rapportage wordt de voortgang op deze onderwerpen besproken. 

Eerst wordt in paragraaf 2 ingegaan op de stand van zaken rond de
contractering in het B-segment. Ik betrek daarbij de resultaten van de
Monitor Ziekenhuiszorg 2009 die de NZa recent heeft gepubliceerd. In dit
verband ga ik ook in op de stand van zaken rond de onderwerpen
kapitaallasten in het B-segment (in relatie tot de voorstellen van de
Commissie Havermans) en de eventuele inzet van een
prijsbeheersingsinstrument. 

Daarna licht ik in paragraaf 3 de stand van zaken toe over de invoering
van de nieuwe productstructuur. Ik zie de nieuwe productstructuur als
een belangrijke randvoorwaarde voor verdere stappen op het terrein van
prestatiebekostiging. 

Vervolgens komt in paragraaf 4 van deze voortgangsrapportage de
voorbereiding van volledige prestatiebekostiging per 2011 aan de orde. 

Tot besluit ga ik in paragraaf 5 in op enkele specifieke onderwerpen
zoals dure geneesmiddelen, innovaties en DBC’s en de ontwikkeling van
DBC’s in categorale zorginstellingen. Over de stand van zaken rond de
DBC’s in de geestelijke gezondheidszorg wordt u separaat
geĂŻnformeerd. Over de maatregelen inzake medisch specialisten informeer
ik u begin juni bij afzonderlijke brief.

2. Ervaringen contractering in het B-segment 

2.1 Resultaten Monitor Ziekenhuiszorg NZa 2009

Op basis van de positieve ervaringen in het B-segment, die naar voren
kwamen  uit de jaarlijkse Monitor Ziekenhuiszorg van de NZa in 2008, is
het B-segment per 2009 uitgebreid naar circa 34% van de ziekenhuiszorg.
De Monitor Ziekenhuiszorg 2009 is onlangs gepubliceerd (bijlage 2). Deze
monitor geeft inzicht in de ontwikkelingen op het gebied van
marktwerking in de ziekenhuiszorg.

De NZa komt in de monitor tot de conclusie dat overwegend positieve
ontwikkelingen zichtbaar zijn. Zo is de kwaliteit meer dan voorheen
onderdeel van de zorginkoop en lijken de wachttijden te zijn verminderd
of op zijn minst te zijn gestabiliseerd. De prijsstijging in het
B-segment (‘tranche 2005’) is over het algemeen lager geweest dan in
het A-segment, terwijl de volumecijfers laten zien dat sprake is van een
gestage toename die overigens vergelijkbaar is met de bestaande trend.
Inhoudelijk blijkt sprake te zijn van een substitutie van klinische
opnamen naar dagbehandeling. 

De NZa wijst ook op het laat tot stand komen van contracten in 2009. De
consequentie hiervan is dat er nog maar beperkt gegevens beschikbaar
zijn over de contractering in 2009. Overigens ook in voorgaande jaren
bestond in het voorjaar nog beperkt inzicht in de contractering van het
betreffende jaar. De tentatieve ontwikkelingen in het B-segment is
echter niet alleen afhankelijk van de contracteringen in 2009. Eerder is
er sprake van een continuĂŒm van informatie uit de achtereenvolgende
monitors van de NZa. In de monitor neemt de NZa daarom de ontwikkelingen
mee tot en met 2008. De NZa zal een update van de monitor eind juni
uitbrengen waarin ze ingaat op de stand van zaken bij de
contractonderhandelingen en de prijsontwikkeling 2009. Ik zal u die
update toezenden. Ik kom in de volgende paragraaf terug op de late
totstandkoming van contracten in 2009. Hierna sta ik kort stil bij een
aantal bevindingen uit de NZa-monitor op het vlak van kwaliteit van zorg
en zorginkoop en de prijs- en volumeontwikkelingen. 

Kwaliteit van zorg(inkoop)

Inzicht in de kwaliteit van zorg is van belang voor zorgverzekeraars om
te kunnen onderhandelen over de gewenste kwaliteit en bijbehorende
prijs. Zorgaanbieders hebben baat bij transparantie van kwaliteit zodat
zij zich kunnen onderscheiden door betere zorg te leveren dan hun
concurrenten. In 2007 en 2008 constateerde de NZa een stijgende aandacht
voor kwaliteit tijdens de onderhandelingen. Ook in 2009 constateert de
NZa dat er sprake is van stijgende aandacht voor kwaliteit tijdens de
onderhandelingen. Hoewel er dus al enkele jaren sprake is van stijgende
aandacht voor kwaliteit speelt prijs nog steeds een grotere rol in de
onderhandelingen. De toegenomen aandacht voor kwaliteit komt met name
tot uiting in het opvragen en gebruiken van kwaliteitsindicatoren en
zorgprofielen door zorgverzekeraars en de betrokkenheid van medisch
adviseurs bij de onderhandelingen. Concurrentie tussen zorgaanbieders op
basis van kwaliteit speelt tot nu toe slechts een beperkte rol, maar
zorgverzekeraars proberen de concurrentie op gang te brengen door
instellingen met elkaar te vergelijken tijdens onderhandelingen. Ten
opzichte van 2007 lijken de zorgverzekeraars wel een steeds grotere rol
te spelen in het keuzeproces van consumenten voor de behandeling in een
ziekenhuis.

Kortom in de monitor wordt het beeld bevestigd dat de Raad voor de
Volksgezondheid en Zorg (RVZ) vorig jaar heeft geschetst in zijn rapport
over zorginkoop. De RVZ concludeert in dat rapport dat het zorgstelsel
twee jaar na invoering goed werkt, maar dat de zorginkoop nog in de
kinderschoenen staat. In mijn reactie op dat rapport heb ik, onder
andere, gewezen op de noodzaak om de belemmeringen voor goede zorginkoop
weg te nemen. Het verbeteren van de transparantie van de kwaliteit van
zorg; de ontwikkeling van ketenzorg en het wegnemen van financiële
belemmeringen zijn daarbij kernbegrippen. In de ziekenhuisbekostiging
gaat het, onder meer, om vereenvoudiging van de productstructuur en in
het verlengde daarvan het verbeteren van de afreken- en
verantwoordingscyclus. In paragraaf 3 ga ik hier uitgebreid op in. 

Prijs- en volumeontwikkelingen

De prijsontwikkeling in het vrije deel van de ziekenhuiszorg in 2008
laat een positief beeld zien. Het deel van het B-segment dat al sinds 1
januari 2005 vrije prijzen kent, laat in 2008 een reële prijsdaling
zien van 1,5%. Voor het gedeelte van de zorg dat per 1 januari 2008 is
overgeheveld naar het B-segment is er echter een procentuele opslag op
de schoningsprijzen afgesproken. De opslag op de schoningsprijzen voor
het nieuwe deel van het B-segment in 2008 is 2%. 

De gegevens over 2008 inzake de volumeontwikkelingen zijn nog niet
volledig en dienen daarom met de nodige zorgvuldigheid te worden
geĂŻnterpreteerd. De volumeontwikkeling (de ontwikkeling van het aantal
behandelingen) van het B-segment blijft in de periode 2004–2007 iets
achter bij de totale volumeontwikkeling. De omzetontwikkeling van het
B-segment is specifiek bekeken voor de ‘B-tranche 2005’. Het aandeel
in DIS van de omzet in deze tranche is in de jaren 2005-2007 vrijwel
gelijk gebleven. Daarnaast concludeert de NZa in de Monitor
Ziekenhuiszorg 2009 dat zowel in het A- als B-segment de behandelduur
afneemt en er substitutie plaats vindt van klinische behandelingen naar
dagbehandelingen. Deze ontwikkelingen bevorderen de doelmatigheid.  

2.2  Contractering en kapitaallasten in het B-segment 

Eind september heeft de commissie Havermans haar advies over de
kapitaallasten uitgebracht. Het Kabinet heeft het advies van de
commissie om een overgangsregeling (met hardheidsclausule) voor de
kapitaallasten in te voeren overgenomen. De NZa heeft vervolgens in
november 2008 de beleidsregel “overgangsregeling kapitaallasten
vergoeding ziekenhuizen” vastgesteld. De regeling houdt in dat op de
kapitaallasten die samenhangen met het B-segment, gedurende een periode
van drie jaar via het A-segment (FB-budget) in afnemende mate
nacalculatie plaatsvindt volgens het schema 75%-50%-25%. In het vierde
jaar zijn de ziekenhuizen ten aanzien van de kapitaallasten dan volledig
risicodragend. 

Begin dit jaar bleek dat de toepassing van de beleidsregel in de
praktijk bij zorgverzekeraars en ziekenhuizen veel vragen heeft
opgeroepen. Dit zou volgens veldpartijen de belangrijkste oorzaak zijn
van het laat op gang komen van de onderhandelingen over het B-segment.

Hierover heb ik veelvuldig overleg gevoerd met de betrokken
brancheorganisaties van ziekenhuizen en zorgverzekeraars en de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Daarbij is duidelijk geworden welke
mogelijkheden er zijn voor partijen om binnen het kader van de
overgangsmaatregel tot contractafspraken te komen. Om eventueel nog
bestaande onduidelijkheden in het veld weg te nemen heeft de NZa een
uitgebreide aanvullende circulaire uitgegeven waarin de toepassing van
de beleidsregel uit de doeken wordt gedaan voorzien van de nodige
voorbeelden. 

Al met al verwacht ik dat ziekenhuizen en zorgverzekeraars in staat
zullen zijn binnen afzienbare tijd alsnog contracten te sluiten. De
contractonderhandelingen kwamen ook vorig jaar relatief laat tot stand
als gevolg van het doorvoeren van een aantal belangrijke
systeemwijzigingen binnen de bekostiging van de ziekenhuiszorg. Uit de
najaarsrapportage van de NZa van december 2008 blijkt dat de voorlopige
prijs- en volumeontwikkelingen gebaseerd op een beperkt aantal
afgesloten contracten representatief waren voor de uiteindelijk
gerealiseerde prijs- en volumeontwikkeling over 2008. 

Uiteraard volg ik de ontwikkelingen nauwgezet. In aanvulling op de
reguliere NZa-monitors heb ik daarom een onderzoeksbureau gevraagd een
inventarisatie onder ziekenhuizen uit te voeren naar de contracten voor
2009. De eerste resultaten hiervan zijn begin mei beschikbaar gekomen.
Uit de gegevens van de 46 ziekenhuizen waarvan de gegevens zijn
meegenomen komt het volgende (voorlopige) beeld naar voren. Allereerst
bevestigt het onderzoek het beeld dat ziekenhuizen en verzekeraars
momenteel in staat zijn om tot afspraken over het B-segment te komen.
Enkele ziekenhuizen geven zelfs aan de afspraken met alle betrokken
verzekeraars te hebben afgerond. In mei was het aandeel van het
B-segment waarvoor de onderhandelingen tussen ziekenhuis en
zorgverzekeraar zijn afgerond, gemiddeld bijna 20%. In de tweede plaats
geeft het merendeel van de instellingen die nu nog geen contracten heeft
gesloten, aan te verwachten de onderhandelingen alsnog binnen afzienbare
tijd (voor augustus) te kunnen afronden. 

Tot slot wijs ik in dit verband nog op de hardheidsclausule die is
opgenomen in de beleidsregel. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 16
oktober 2008 heb ik daarover aangegeven dat bij een beroep op de
hardheidsclausule aangetoond moet worden dat de instelling in zijn
voortbestaan wordt bedreigd. Ook moet er een relatie zijn met het
opheffen van de nacalculatie op kapitaallasten. De hardheidsclausule is
momenteel echter niet voorzien van een nadere invulling of duiding. Het
is dus voor ziekenhuizen niet op voorhand duidelijk in welke situaties
zij een beroep kunnen doen op de hardheidsclausule. Dit kan mogelijk een
vertragende factor zijn in de onderhandelingen. De NZa heeft
aangekondigd voor de zomer een nadere invulling te geven aan de
hardheidsclausule aan de hand van specifieke cases. 

2.3. Prijsbeheersingsinstrument

In mijn brief “Waardering II” heb ik aangekondigd dat ik in het
B-segment een prijsbeheersingsinstrument (PBI) zal inzetten, indien de
uitgavenontwikkeling in het B-segment de beschikbare groeiruimte
overschrijdt. In mijn brief ‘Waardering III’ van 19 december 2008,
heb ik toegelicht dat dit PBI dan de vorm krijgt van landelijk geldende
maximum tarieven per DBC op basis van kostprijsgegevens van
DBC-Onderhoud, conform het advies van de NZa. 

Op basis van de nu beschikbare informatie kan een beeld worden gevormd
over de trend die zich aftekent over de jaren tot en met 2008. Uit de
monitor van de NZa maak ik op dat het beeld overwegend positief is. De
prijs- en omzetstijgingen lijken beperkt. Gelet op deze ontwikkelingen
tot nu toe acht de NZa de invoering van een PBI niet gerechtvaardigd. De
NZa wijst er daarbij ook op dat met de inzet van een PBI de goede
effecten die uitgaan van vrije prijzen, teniet worden gedaan. In de
monitor zijn voor wat betreft 2008 (en de jaren daarvoor) geen
verontrustende trends zichtbaar zijn, noch wat betreft de
prijsontwikkeling, noch wat betreft de volumeontwikkeling:

-       In de totale periode 2005-2008 is de prijsstijging van
‘B-tranche 2005’ over het algemeen lager geweest dan in het
A-segment. 

-       De volumeontwikkeling van het B-segment blijft in de
periode 2004 – 2007 iets achter bij de totale volumeontwikkeling.

Op grond van deze informatie ben ik dan ook voornemens om voor 2010 geen
prijsbeheersingsinstrument voor het B-segment in te zetten. Zoals
hiervoor aangegeven zijn de belangrijkste belemmeringen voor het
afsluiten van contracten inmiddels weggenomen. Eind juni zal de NZa een
update van de monitor B-segment uitbrengen. De verwachting is dat daarin
een beeld is opgenomen van de prijsontwikkeling over 2009. Ik ben daarom
voornemens mijn definitieve besluit over de inzet van een PBI eind juni
te nemen en u hierover zo spoedig mogelijk informeren.

3. Invoering nieuwe DOT-zorgproducten

De afgelopen tijd is er hard gewerkt aan een nieuwe, beter hanteerbare
DBC- systematiek in de vorm van DOT-zorgproducten. De ervaringen in de
afgelopen jaren die zijn opgedaan met het huidige DBC-systeem hebben
geleid tot een aantal verbeterpunten. Het aantal DBC’s (40.000) is te
groot om goed te kunnen onderhandelen. Daarnaast moet de betrouwbaarheid
van het systeem verbeterd worden. Het huidige DBC-systeem bestaat
eigenlijk uit 24 verschillende systemen, omdat elk specialisme zijn
eigen DBC’s heeft. De veld- en onderhoudspartijen hebben gezamenlijk
besloten om het systeem fundamenteel te verbeteren. De verbeterpunten
die zijn aangedragen door het veld, zijn toen verder uitgewerkt in het
plan “DBC’s op weg naar Transparantie (DOT).

De afgelopen jaren is het plan “DBC’s op weg naar
Transparantie”verder uitgewerkt en zijn producten zoals de
zorgactiviteitentabel en de productstructuur opgeleverd. Gedurende het
gehele traject heeft nauwe afstemming met de betrokken partijen
plaatsgevonden. In het overleg dat ik met partijen en met de NZa en
DBC-Onderhoud heb gevoerd is gebleken dat zij positief tegenover de
invoering van DOT staan. 

In het nieuwe DBC-systeem worden de huidige DBC's vervangen door minder
dan 3.000 DBC-zorgproducten. Door het verminderde aantal kunnen
zorgverzekeraars en aanbieders beter onderhandelen op het gebied van
prijs en kwaliteit.  De zorgproducten zijn beter medisch herkenbaar,
uniform en de spreiding van kosten en werklast binnen een product is
kleiner. Een zorgproduct is een clustering van verwante diagnoses en
bijbehorende behandelingen. De zorgproductenviewer van DBC-Onderhoud
maakt de nieuwe productstructuur inzichtelijk. In deze
zorgproductenviewer kan in detail bekeken worden welke producten zijn
ontwikkeld en hoe deze zijn opgebouwd. De zorgproductenviewer is te
vinden op   HYPERLINK "http://dbconderhoud.ppcnet.nl/" \t "_blank" 
http://dbconderhoud.ppcnet.nl .

In de brief ‘Invoering nieuwe DOT-zorgproducten’  van 9 april
jongstleden heb ik gemeld dat de NZa heeft geadviseerd om voorafgaand
aan het invoeren van DOT-zorgproducten voor declaratie een
registratiefase in te bouwen. Belangrijk is dat de productstructuur in
de praktijk wordt getoetst.  Het is wenselijk om zo spoedig mogelijk te
starten met de registratie en op deze manier over voldoende informatie
te beschikken om verantwoord te gaan declareren op basis van de nieuwe
productstructuur. Dit maakt een soepele invoering van de nieuwe
zorgproducten mogelijk. De veldpartijen zijn het hiermee eens en hebben
een voorstel gedaan om de productstructuur gefaseerd in te voeren en de
voorbereidende stappen voor de invoering versneld in gang te zetten. De
registratiefase is belangrijk omdat er tijdens deze periode informatie
wordt verzameld om meer inzicht te krijgen in de financiële effecten
voor zorgaanbieders en verzekeraars. Daarnaast kunnen mogelijke
verbeterpunten die aan het licht komen tijdens de registratiefase nog
worden verwerkt in de productstructuur. 

Zo gaan ziekenhuizen al vanaf 1 juli 2009 registreren op basis van de
nieuwe DOT-productstructuur. Om het registreren van de nieuwe
zorgproducten per 1 juli mogelijk te maken is per 1 april de nieuwe
zorgactiviteitentabel in concept uitgeleverd aan het veld. Het
declareren zal vanaf 1 januari 2011 op basis van de nieuwe
DOT-zorgproducten plaatsvinden. Het invoeren van de nieuwe zorgproducten
is een majeure onderneming voor zorgverzekeraars en zorginstellingen. Om
deze reden hecht ik veel waarde aan een zorgvuldig invoeringstraject. 

4. Invoering prestatiebekostiging en afschaffen FB-systematiek

Zoals al vermeld in mijn brief ‘Waardering III’ die aan de Tweede
Kamer is verzonden op 19 december 2008, wordt 2011 het jaar waarin de
budgetsystematiek voor de bekostiging van medisch specialistische zorg
zal worden afgeschaft. Per 2011 wil ik deze zorg zo veel mogelijk
bekostigen op basis van herkenbare zorgprestaties. Ik heb daarbij
aangegeven dat ik een transitieperiode vanaf 1 januari 2011 – met een
vorm van transitiefinanciering – noodzakelijk acht. Daarmee volg ik
het hoofdlijnenadvies dat de NZa in december 2008 heeft uitgebracht over
een stabiele transitie naar prestatiebekostiging.

Inmiddels heb ik de NZa verzocht om een uitvoeringstoets waarin dit
overgangsregime voor de ziekenhuisbekostiging vanaf 2011 wordt
uitgewerkt. Ik heb de NZa gevraagd mij deze uitvoeringstoets uiterlijk
per november te doen toekomen. Ik zal u over deze uitvoeringstoets en
over het bijbehorende kabinetsstandpunt rond de jaarwisseling
informeren.

Ten behoeve van de uitvoeringstoets heb ik de NZa een aantal
uitgangspunten meegegeven. In lijn met het NZa-advies “Stabiele
transitie naar prestatiebekostiging” van december 2008, kies ik als
eindperspectief voor een bekostigingssysteem met een vrij segment (naar
analogie van het B-segment) en een gereguleerd segment. Het gereguleerde
segment wordt daarin onderverdeeld in een variabel deel, waarbinnen
zorgprestaties afzonderlijk worden bekostigd op basis van gereguleerde
integrale tarieven, en een ‘vast’ deel dat zich niet goed leent voor
prestatiebekostiging en waarbinnen specifieke zorgfuncties worden
bekostigd via bijdragen buiten de tarieven voor zorgproducten en
add-ons.

Zoals gezegd zal het gereguleerde segment in de eerste plaats bestaan
uit een aantal declarabele zorgprestaties die bekostigd worden op basis
van gereguleerde tarieven. Ik ben voornemens in elk geval dure- en
weesgeneesmiddelen en hemostatica, de Intensive Care (IC) en de zorg die
onder de Wet Bijzondere Medische Verrichtingen (WBMV) valt, via dit
segment te bekostigen. 

Het algemene uitgangspunt dat ik wil hanteren is dat zoveel mogelijk
functies via declarabele prestaties worden bekostigd. Het ‘vaste’
segment dient niet groter te zijn dan noodzakelijk. Reden is dat in dit
segment minder sterke prikkels bestaan voor kwaliteit en doelmatigheid
dan in de andere twee segmenten. 

Functies die in beginsel in aanmerking komen voor (gedeeltelijke)
bekostiging via het ‘vaste’ segment, zijn wat mij betreft
uitsluitend functies die nu (of voorheen) uit het ziekenhuisbudget
worden (respectievelijk werden) bekostigd en die uit oogpunt van de
publieke belangen ten minste op een of meer plekken in Nederland zouden
moeten worden aangeboden, maar die (in de structurele situatie) niet of
onvoldoende zouden blijven bestaan als deze (uitsluitend) via de
tarieven van declarabele prestaties zouden moeten worden bekostigd.

Ik denk hierbij in elk geval aan de beschikbaarheid van spoedeisende
hulp, de beschikbaarheid van traumazorg en daaraan gerelateerde
voorzieningen (zoals traumacentra, traumahelikopters, inclusief
nachtpiloot, en de mobiele medische teams) en de beschikbaarheid van
zogenaamde donoruitnameteams. Ik heb de NZa gevraagd om – mochten zij
nog meer functies zien die (gegeven mijn uitgangspunten) in aanmerking
zouden moeten kunnen komen voor eventuele (gedeeltelijke) bekostiging
via het ‘vaste’ segment – dit in hun uitvoeringstoets nader te
beargumenteren.

Overigens vind ik het ongewenst als aanbieders – alleen omdat zij een
van de genoemde betreffende functies aanbieden – automatisch
(gedeeltelijk) bekostigd zouden worden via het vaste segment. Alleen
voor zover hun aanbod noodzakelijk is om deze functie(s) voldoende
beschikbaar te houden zou dit aanbod in beginsel voor (gedeeltelijke)
bekostiging via het vaste segment in aanmerking moeten kunnen komen.
Uitgangspunt is daarbij voor mij dat (gedeeltelijke) bekostiging via het
vaste segment alleen plaats zou moeten vinden als (en voor zover) er
tegenover de kosten van de beschikbaarheid van het betreffende aanbod
onvoldoende inkomsten staan uit declarabele prestaties. De NZa zal in
hun uitvoeringstoets die uiterlijk in november zal verschijnen dit
onderwerp verder uitwerken. Ik zal de uitkomsten van dat advies mede
wegen in het licht van de visie op continuĂŻteit van zorg waarover ik u
voor het zomerreces een beleidsbrief zal sturen.

5. Overige onderwerpen

Dure en weesgeneesmiddelen

In navolging van mijn visie op de extramurale
geneesmiddelenvoorziening informeer ik u binnenkort over mijn visie op
de intramurale geneesmiddelenvoorziening. In deze brief zal ik u
informeren over de bekostiging van de dure en weesgeneesmiddelen binnen
het systeem van prestatiebekostiging en de zogenoemde
afbakeningsproblematiek intra- en extramurale farmaceutische zorg. 

DBC’s en innovatie

In de brief 'Innovaties en DBC's' van 24 maart 2009 heb ik uiteengezet
welke activiteiten door veldpartijen en VWS zijn ondernomen om de
snellere opname van innovaties in DBC's en andere betaalde
zorgprestaties te bevorderen. Hiervoor zijn twee mogelijkheden: opname
van innovaties in het DBC-systeem en de NZa-beleidsregel 'Innovatie ten
behoeve van nieuwe zorgprestaties'. Het eerste traject omvat een
aanmeldingstraject van 6 maanden waarin innovaties opgenomen worden in
bestaande DBC's, danwel nieuwe DBC's ontwikkeld worden. Dit traject,
waarbij DBC-Onderhoud, het CVZ en de NZa betrokken zijn, is recentelijk
aanzienlijk verkort. Door gebruik te maken van een Quick Scan is na 4
weken duidelijk of er een vervolgtraject in gang kan worden gezet. Tot
november 2008 zijn voor dit traject 24 nieuwe aanmeldingen
geregistreerd. De tweede mogelijkheid is het verkrijgen van een
tijdelijke betaaltitel onder de beleidsregel van de NZa. Hiermee kunnen
zorgverzekeraars na het gezamenlijk met een zorgaanbieder indienen van
een aanvraag, tot maximaal 3 jaar betalen voor een nieuwe zorgprestatie.
Op deze wijze kunnen innovatieve zorgprestaties sneller ter beschikking
komen van de patiënt. Tot november 2008 zijn 144 zogenaamde
'experimenten' gecontracteerd onder de beleidsregel. Daarnaast zullen
ZonMw, NZa en CVZ in het tweede kwartaal van 2009 een gezamenlijk
voorlichtingsloket rondom zorginnovaties openen, de ZorgInnovatieWijzer.
Dit loket beantwoordt vragen over onderzoek, zorginnovatie en
vernieuwing op bijvoorbeeld wettelijk gebied, om zorgvernieuwers zo de
weg naar bestaande regelingen te wijzen.

Volumeonderzoek

In het eerste kwartaal heb ik in samenspraak met de NVZ een onderzoek
laten uitvoeren naar de achterliggende oorzaken van volumeontwikkeling
bij ziekenhuizen. Dit onderzoek is onlangs afgerond. Uitkomst van het
onderzoek is dat het vooralsnog moeilijk blijkt iets te zeggen over de
oorzaken van volumegroei op macroniveau, maar dat met microanalyses wel
een beeld kan worden gevormd over de ontwikkelingen bij specifieke
aandoeningen, bijvoorbeeld door de regionale variatie te bekijken.

COPD

De zorgvraag zal de komende jaren gaan stijgen. Om daarop vroegtijdig te
anticiperen, is functionele bekostiging in de eerste lijn als
uitgangspunt genomen. Door deze nieuwe wijze van bekostiging wordt
substitutie van de tweede naar eerste lijn mogelijk gemaakt en de
zorgsector toekomstbestendig gemaakt. In mijn brief ‘De patiĂ«nt
centraal door omslag naar functionele bekostiging’ van 22 december
2008 ga ik verder in op mijn voornemen om functionele bekostiging per
2010 in te voeren voor COPD, diabetes, hartfalen en cardiovasculair
risicomanagement. Verzekeraars zijn ten aanzien van het B-segment
medisch specialistische zorg vanaf 2010 volledig risicodragend. Ten
aanzien van COPD is er nog sprake van ongelijkheid in de
risicodragendheid tussen de eerste en tweede lijn. Dit komt omdat deze
zorg nu nog in het A-segment zit. Eerder heb ik aangegeven de
mogelijkheid te verkennen om COPD naar het B-segment over te hevelen per
2010. Uit de verkenning blijkt dat het overhevelen van COPD per 2010
uitvoeringsproblemen met zich meebrengt. Een overheveling van zorg naar
het B-segment in combinatie met behoud van het FB impliceert een
schoning van het FB. De ervaringen in recente jaren tonen aan dat dit
uitvoeringstechnisch zeer lastig is en steeds lastiger wordt. Tevens is
er een nadelige invloed op de stabiliteit van de budgetten en de
voortgang van de contractonderhandelingen B-segment. Ik concludeer dat
de voordelen van het overhevelen van COPD per 2010 niet opwegen tegen de
uitvoeringsproblemen die dit met zich meebrengt. Ik ben daarom
voornemens om per 2011, tegelijkertijd met de invoering van
prestatiebekostiging en afschaffen van het FB, COPD naar het B-segment
over te hevelen. Ondertussen zal er wel doorgegaan worden met het
ontwikkelen van zorgstandaarden.

Categorale instellingen

Het invoeringstraject DBC’s voor de categorale instellingen is voor de
sectoren zelfstandige dialysecentra, radiotherapeutische instellingen,
audiologische centra, en algemene revalidatie-instellingen afgerond. De
invoering van prestatiebekostiging, met afschaffing van de budgetten,
voor categorale zorg is op dezelfde wijze als bij reguliere
ziekenhuiszorg mogelijk en wenselijk volgens de NZA. 

Voor epilepsiecentra en astmacentra/longrevalidatie-instellingen zijn de
trajecten nog niet afgerond. Het experiment voor de epilepsie DBC’s
loopt nog. Medio 2009 wordt dit experiment geëvalueerd waarna duidelijk
zal worden of prestatiebekostiging per 2011 mogelijk is. De longastma
DBC’s zijn nog in ontwikkeling en zijn in 2011 waarschijnlijk nog niet
gereed. Ondanks een moeilijke start lijkt dit traject nu veelbelovend te
zijn. De ontwikkeling van DBC’s kan rekenen op voldoende draagvlak bij
de sector. 

 Kamerstukken II 2007–2008, 29 689, nr. 216.

 NZa-circulaire Extra uitleg over de beleidsregel Overgangsregeling
kapitaallasten vergoeding ziekenhuizen nr. CI-1085 (www.nza.nl).

 Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 29 248, nr. 47.

 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 248, nr. 74.

 NZa, Advies prijsbeheersingsinstrument, Utrecht: 29 oktober 2008

 Kamerstuk 2008-2009, 29248, nr. 80,

 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 248, nr. 74.

 De basis voor de vaststelling van de bekostigingsbijdragen in het vaste
deel van het gereguleerde segment wordt in beginsel gelegd door vaste,
productie-onafhankelijke, objectieve (maximum) kostennormen.
Uiteindelijk kunnen de bekostigingsbijdragen in indirecte zin wel
afhankelijk gesteld worden van de omvang van de productie, bijvoorbeeld
door – ten behoeve van de vaststelling van die bijdragen – de
financiële opbrengst van geleverde zorgprestaties (deels) op de
betreffende kostennormen in mindering te brengen.

 Kamerstuk 2008-2009, 29248, nr. 77, Tweede Kamer

 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 247, nr. 84

 PAGE   9 

 PAGE   1