[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarverslag Buitenlandse Zaken 2008

Stenogram

Nummer: 2009D29308, datum: 2009-06-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken <1> heeft op 10 juni 2009
overleg gevoerd met minister Verhagen van Buitenlandse Zaken en minister
Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking over het Jaarverslag
Buitenlandse Zaken 2008.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Ormel

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Kolk-Timmermans

**

Voorzitter: Ormel

Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten:

Boekestijn, Ferrier, Gill'ard, Van Bommel en Ormel,

en de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer
Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

**

Aan de orde is de behandeling van:

	- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 20 mei 2009
inzake het Jaarverslag ministerie van Buitenlandse Zaken 2008 (31924-V,
nr. 3);

	- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2009
inzake de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag ministerie
van Buitenlandse Zaken 2008 (2009Z10618);

	- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 20 mei 2009
inzake de slotwet ministerie van Buitenlandse Zaken 2008 (31924-V);

	- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2009
inzake de lijst van vragen en antwoorden ten behoeve van het verslag
over de slotwet ministerie van Buitenlandse Zaken (2009Z10614);

	- de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 mei 2009
inzake het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag
ministerie van Buitenlandse Zaken 2008 (31924-V, nr. 4);

	- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2009
inzake de lijst van vragen en antwoorden van de regering over het
rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2008
(2009Z10615);

	- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 20 mei 2009
inzake het Jaarverslag 2008 van de Homogene Groep Internationale
Samenwerking (HGIS) (31203, nr. 5);

	- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 5 juni 2009
inzake de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2008 van
de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) (20082009Z10617);

	- de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 19 mei
2009 inzake het rapport Resultaten in Ontwikkeling 2007-2008 (31250, nr.
59);

	- de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 17
november 2008 inzake de Toelichting op het gebruik van nulmetingen in
het kader van ontwikkelingssamenwerking (31250, nr. 42);

	- de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16
februari 2009 inzake de antwoorden op de vragen van de commissie over
het gebruik van nulmetingen in het kader van ontwikkelingssamenwerking
(31250, nr. 53);

	- de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 9 april 2009
over de uitvoering van het Stabiliteitsfonds 2008 (31700-V, nr. 91);

	- de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 19 mei
2009 inzake Aanbieding afschrift brief van de voorzitter van het
ontwikkelingscomité van de OESO (OESO/DAC), Eckhard Deutscher, over DAC
Midterm review of the Netherlands (31250, nr. 60);

	- de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 25 mei
2009 inzake de lijst van vragen en antwoorden inzake commissievragen
Panel van Advies IOB (2009Z09655).

De voorzitter: In dit wetgevingsoverleg kunnen wij in een derde termijn
aangeven of wij decharge verlenen aan het jaarverslag van het ministerie
van Buitenlandse Zaken over 2008. Ik heet de minister van Buitenlandse
Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de aanwezige staf,
de belangstellenden op de tribune en degenen die via internet kijken van
harte welkom. Er zijn op dit moment twee leden aanwezig. Ik geef hen per
persoon maximaal acht minuten spreektijd. Ik meld tevens dat de fractie
van GroenLinks heeft aangegeven niet aanwezig te kunnen zijn wegens
andere dringende verplichtingen maar zo veel vertrouwen heeft in de
beantwoording dat zij op voorhand decharge verleent. Wij moeten nog maar
afwachten hoe dat bij de aanwezige leden ligt. Ik geef als eerste het
woord aan de heer Boekestijn van de VVD-fractie.

**

De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Ook dit jaar is dit
wetgevingsoverleg een betrekkelijk elitaire situatie. Er zijn maar twee
partijen afgevaardigd. Ik stel voor om ook namens de PvdA-fractie te
spreken. Dat geeft mijn woorden misschien wat meer gewicht.

De voorzitter: Als voorzitter moet ik u formeel vragen of u inderdaad
mede namens de fractie van de PvdA spreekt.

**

De heer Boekestijn (VVD): Nee, dat is een grapje.

	Voorzitter. Ik zal allereerst iets zeggen over de visie van de
VVD-fractie op ontwikkelingssamenwerking. Vervolgens ga ik in op de
resultaten in ontwikkeling, de meetbaarheid van doelstellingen,
nulmetingen, voorschottenbeheer, adviezen van het expertpanel en ten
slotte op het NIMD.

	Voorzitter. De VVD-fractie zou zo graag een ander
ontwikkelingssamenwerkingbeleid zien. Een beleid dat veel minder
versnipperd is, veel beter en onafhankelijk wordt geëvalueerd en
daardoor veel meer evidence-based is. Een beleid dat ervan doordrongen
is dat hulp helaas een onderdeel van het armoedeprobleem is en dat we
dus heel goed moeten nadenken over hoe we schade kunnen voorkomen. Hulp
heeft immers nare kanten; hulp houdt democratisering tegen -- door hulp
minder belastingheffing en dus geen democratisering -- en kan nare
regimes bestendigen en corruptie stimuleren. Laat de VVD de allerarmsten
daarmee in de steek? Driewerf neen. Wij willen doen wat de allerarmsten
werkelijk vooruit helpt en dat is allereerst het besef dat de discussie
niet gebaat is bij een kwantititeitsdiscussie over de heilige norm van
0,7% internationaal maar wel gebaat is bij een goed doordacht
kwaliteitsdebat. Cruciaal is dat wij ons bij alles wat wij doen
afvragen: welke prikkel gaat hiervan uit? Het probleem van het moral
hazard, het moreel risico, is hierbij essentieel. Als het Westen het
onderwijs, de gezondheidszorg en de veiligheid van Afrikaanse staten
bekostigt, wat blijft er dan over voor de Afrikaanse regeringen zelf?

	Om al deze redenen kiest de VVD-fractie voor de volgende
uitgangspunten. Ten eerste een onafhankelijke beleidsevaluatie; dat is
de enige manier om de kwaliteit te verhogen. Dat geldt ook voor de
ngo's. Ten tweede: geen begrotingssteun aan kwalijke regimes. Rwanda
gaat niet goed onder Kagame, Uganda gaat niet goed onder Museveni, in
Zambia gaat het niet goed, in Senegal is sprake van angstaanjagend hoge
begrotingstekorten en in Burundi gedragen vertegenwoordigers van
politieke partijen zich buitengewoon ondemocratisch. Ten derde:
terughoudendheid op het gebied van democratisering. Verkiezingen zonder
sterke instituties leiden niet tot democratie. Ik houd mijn hart vast
voor Zuid-Sudan en zeker ook voor Afghanistan. Ten vierde moet er veel
meer aandacht zijn voor bottom up processen. Microkredieten in de
private sector zijn echt heel belangrijk, ook voor democratisering op de
langere termijn. Ten vijfde zouden wij veel meer moeten werken met
evidence based policy making en dus ook met financiering; de ideeën van
Nancy Birdsall van het Centre for Global Development zijn in dat opzicht
interessant. We geven pas geld als bewezen is dat de vorige subsidie
effectief was. Ten zesde zouden wij veel meer moeten lenen in plaats van
schenken. De regering kiest helaas voor een andere lijn. Om die reden
hebben wij vorig jaar tegen de begroting van Buitenlandse Zaken gestemd
voorzover het de ontwikkelingssamenwerkingposten betrof. Dat blijven wij
doen als de regering de status quo handhaaft.

	Ik kom nu op mijn vragen en ik begin met de resultaten in ontwikkeling.
Al onze problemen met het huidige ontwikkelingssamenwerkingbeleid
culmineren in deze rapportage. Op de eerste plaats is een deel van de
input van deze rapportage aangeleverd door de ngo's. Wij weten echter
sinds het laatste lOB-rapport over MFS I dat deze gremia slechts 15% van
hun subsidie jaarlijks hebben onderworpen aan programma-evaluaties.
Sterker nog, dat was de afspraak. Een aantal MFO's hebben zelfs dat niet
gedaan. Daarmee is hun input voor de rapportage per definitie vooral
kwalitatief van aard, en dat is natuurlijk jammer.

	Op de tweede plaats hebben de reacties van de ngo's op MFS II mijn
fractie met afgrijzen vervuld. De manier waarop de minister daarbij
bejegend wordt, doet mij denken aan opmerkingen van de heer Theodore
Dalrymple over wat de verzorgingsstaat met mensen doet. De reacties van
de ngo's tegenover de minister zijn beneden alle peil. De minister had
er gelijk in dat wij hier te maken hebben met gevestigde belangen. Hoe
is het toch mogelijk dat zij kennelijk denken dat hun houding het
draagvlak voor OS niet zal ondermijnen?

	Op de derde plaats hebben de opmerkingen in het rapport op pagina 9 dat
de Nederlandse inzet vaak lastig en soms eenvoudig onmogelijk is om te
meten mij doen schrikken. Dat er meerdere spelers zijn, dat er
samengewerkt wordt met lokale overheden, dat ownership belangrijk is,
dat er soms sprake is van niet-geplande resultaten en dat er sprake is
van een time lag zijn geen overtuigende argumenten voor deze stelling.
Is de minister voor Ontwikkelingssamenwerking bereid om zich te
verdiepen in de belangwekkende studies van het Center for Global
Development over meetproblemen in ontwikkelingssamenwerking en de
noodzaak van onafhankelijke evaluaties? Is de minister bereid om deze
kennis toe te passen in de volgende Resultatenrapportage?

	Ik kom te spreken over de meetbaarheid van de doelstellingen. De
Algemene Rekenkamer stelt dat het ministerie van Buitenlandse Zaken zijn
doelstellingen te abstract of te algemeen formuleert. Dat hangt
natuurlijk samen met een cultuur waarin de problemen met meetbaarheid
steeds worden uitvergroot. Dat doen de ngo's ook steeds. Hierdoor worden
vaak geen effect- of prestatie-indicatoren aangegeven. Ook stelt de
Algemene Rekenkamer vast dat op basis van het jaarverslag geen exact
inzicht is te verkrijgen in de exacte uitgaven die in 2008 gedaan zijn
voor de realisatie van de afzonderlijke kabinetsdoelstellingen. Het
budgetrecht van de Kamer komt hierdoor in het luchtledige te hangen. Wat
doen de ministers om dit te verbeteren?

	In de brief aan de Kamer van 16 februari over nulmetingen stelt de
minister dat er in het kader van draagvlaksubsidies geen MFS-brede
afspraken zijn gemaakt over nulmetingen. Geldt dit ook voor de andere
subsidies in het kader van MFS II? Impliceert de 75%-regel in MFS II,
waarmee ik de minister heb gecomplimenteerd, automatisch nulmetingen?
Dat lijkt mij wel, maar ik vraag het voor de zekerheid nog maar
eventjes.

	De Algemene Rekenkamer vindt dat het voorschottenbeheer beter kan. De
minister belooft dat in 2009 beter te gaan doen. Waarom is dat echter
niet in 2008 gebeurd? De minister heeft dat in 2007 wel beloofd. Het is
namelijk een thema dat steeds weer terugkomt. De Algemene Rekenkamer
stelt voorts dat er duidelijk behoefte is aan meer deskundigheid op
financieel-economisch gebied waar het gaat om de OS-portefeuille
management en toezicht. Gaat de minister daarvoor nieuwe mensen werven?

	Het expertpanel adviseert over de bruikbaarheid en het gebruik van
evaluaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Het woordje
"bruikbaarheid" impliceert dat panelleden afstand kunnen nemen van de
noodzaak van evaluaties. Zij kunnen zelfs afstand nemen van de
bruikbaarheid van lOB-evaluaties. Alleen de programmering is stevig in
handen van de lOB-directeur, niet de bruikbaarheid van de evaluaties.
Verder zijn de adviezen niet bindend. De minister maakt zijn eigen
afweging. Als de lOB een andere opvatting koestert over de validiteit en
betrouwbaarheid van evaluatierapporten dan de leden van het expertpanel,
dan maakt de minister zijn eigen afweging. Ten slotte geldt dat als het
expertpanel constateert dat het ministerie in gebreke blijft bij de
uitvoering van de aanbevelingen, de minister zijn eigen
verantwoordelijkheid houdt. Mijn conclusie luidt dan ook dat wij
eenvoudigweg geen werkelijk onafhankelijke beleidsevaluatie hebben die
leidt tot evidence-based policy. Dat zou alleen het geval zijn als de
lOB volstrekt onafhankelijk van de minister kan opereren en de
evaluaties directe gevolgen zouden hebben voor het beleid. Het
vaststellen van het programma en de terms of reference, en
onafhankelijke publicatie, zijn niet voldoende. Het rapport moet direct
naar de Kamer worden gestuurd, zonder kritiek van de minister, en het
moet worden uitgevoerd.

	Het beheer door het NIMD kent in 2007 en 2008 structurele
tekortkomingen. Er is zelfs sprake van niet-geautoriseerde uitgaven
onder andere in de post managementkosten. De begroting 2007 en het
jaarplan 2008 voldoen niet aan de eisen. Een plan van aanpak kwam niet
op tijd; dat verscheen pas eind januari 2009. De review beoordeelde niet
de financiële administratie terwijl er daar juist problemen waren.
Welke maatregelen neemt de minister om orde op zaken te stellen?

De voorzitter: Dank u wel. Ik heet de leden Gill'ard en Van Bommel van
harte welkom. Wij hebben een spreektijd afgesproken van acht minuten,
maar ik ben mild vandaag en heb de heer Boekestijn de ruimte gegeven. Ik
zal ook in uw richting mild zijn. Het woord is aan mevrouw Ferrier voor
de CDA-fractie.

**

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Wij bespreken vandaag het
jaarverslag. Dat is voor de CDA-fractie een van de belangrijkste
debatten met de regering. Wij bekijken de behaalde resultaten. Zoals de
minister van Buitenlandse Zaken vorig jaar heel treffend in ditzelfde
debat zei: voor exacte resultaten op het gebied van Europese
internationale samenwerking zijn we niet alleen afhankelijk van de inzet
van Nederland, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen.
Relaties op dit terrein zijn niet causaal, maar wel plausibel. Wij zien
ook in dat resultaten op terrein van verbetering van de mensenrechten,
internationale rechtsorde of ontwikkelingssamenwerking niet een op een
terug zijn te leiden tot de Nederlandse inspanningen. In een hoorzitting
die wij hier ooit eens hielden, heeft prof. Gunning het treffend gezegd:
Je kunt niet precies bepalen, wat het Nederlandse graankorreltje in die
pannenkoek gedaan heeft. Ik herhaal dat nog maar eens want ik vond dat
een goede opmerking.

De heer Boekestijn (VVD): Hoe moet ik het beleefd formuleren? Dat heeft
prof. Gunning in zijn geheel niet gezegd. Het is een misverstand in de
OS-wereld dat als Nederland opereert met andere grote organisaties of
met lokale organisaties, het niet mogelijk is om het Nederlandse aandeel
daarin te meten. Dat is heel wel mogelijk, namelijk door naar het totale
geldbedrag te kijken en te bepalen voor hoeveel Nederland daaraan
bijdraagt.

De voorzitter: Wat is uw vraag?

**

De heer Boekestijn (VVD): Mijn vraag is: zou mevrouw Ferrier haar
opvatting daarover willen herzien?

Mevrouw Ferrier (CDA): Mijn opvatting hierover is gelijk aan wat prof.
Gunning gezegd heeft in die hoorzitting. Ik heb daar later nog met hem
over doorgesproken. Je moet je verwachtingen reëel instellen.
Uiteindelijk gaat het om een algemeen effect; via bepaalde
meettechnieken kun je de input en output van Nederland bepalen, maar
daarmee is niet precies duidelijk wat de Nederlandse bijdrage is aan
Europese internationale samenwerking of ontwikkelingssamenwerking. Hoe
meet je uiteindelijk of iemand minder kwetsbaar in het leven staat? Daar
gaat het uiteindelijk om. Hoe meet je of iemand zelfredzamer geworden is
of minder hulp nodig heeft? Maar goed, de discussie met de heer
Boekestijn hierover zal nog menigmaal worden gevoerd.

	Voorzitter. Het gaat om de gezamenlijke impact en het vraagt tijd om
resultaten te zien. Dit weekend vierden we de herdenking van D-day,
waarmee 65 jaar geleden een einde kwam aan de bezetting van Hitler.
Onlangs is ook het 60-jarig bestaan van de NAVO herdacht, waarbij je je
realiseert wat er bereikt is, ook door een instelling als de NAVO. Na 60
jaar kunnen wij zeggen dat de NAVO de steunpilaar geweest is die
vrijheid voor onze samenlevingen gebracht heeft. Dat is een groot goed.

	Dit brengt me op het 3D-beleid. Dit kabinet heeft ervoor gekozen
internationaal zijn verantwoordelijkheid te nemen, vanuit de gedachte
dat crisisbeheersing in het buitenland ook bijdraagt aan veiligheid in
Nederland. Er is in toenemende mate gewerkt vanuit een geïntegreerde
benadering; het 3D-beleid van veiligheid, ontwikkeling en diplomatie.
Met name in Afghanistan wordt de visie op dit beleid nader uitgewerkt.
Nederland wordt hiervoor internationaal erkend, wat een compliment waard
is. Die erkenning werd nog onderstreept door de Afghanistan-conferentie,
die in Nederland werd gehouden. In de verantwoording zou de CDA-fractie
echter graag meer inzicht hebben in de concrete meerwaarde van deze
geïntegreerde benadering. Die is meer dan de drie genoemde
beleidsterreinen. Wat is het effect van die samenhang en hoe is dat te
meten? Ik hoor daarop graag een reactie.

	Wij moeten ook de niet-behaalde doelen benoemen. Het ministerie van
Buitenlandse Zaken doet mee aan een experiment om het
verantwoordingsproces meer politieke focus te geven, waarbij er niet in
detail wordt ingegaan op alle resultaten en doelen. De CDA-fractie is
niet geheel ingenomen met de uitwerking hiervan. Verantwoording is
moeilijker te controleren omdat minder inzichtelijk wordt gemaakt waar
de middelen naartoe zijn gegaan. Nu wordt alleen melding gemaakt van
behaalde resultaten, maar mijn fractie zou ook graag inzicht hebben in
niet-behaalde resultaten. Wij moeten niet in paniek raken als er iets
fout gaat. Van fouten leer je, en het is nooit zo dat er niets fout
gaat.

	Uit het jaarverslag noch uit de beantwoording van vraag 63 wordt
duidelijk hoeveel een ambassade uitgeeft aan directe financiering van
maatschappelijke organisaties. Het gaat nu om een totaalbedrag van
ongeveer 115 mln. dat met ingang van het nieuwe MFS gaat oplopen. Is de
minister bereid, deze informatie alsnog aan de Kamer te verstrekken en
hierbij in te gaan op de wijze van evaluatie van directe financiering?

	Ik kom op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer betreffende het
voorschottenbeheer. Dit kabinet zet zich in voor een grotere
effectiviteit op het gebied van ontwikkelingssamenwerking met de
moderniseringsagenda. De CDA-fractie heeft deze inzet steeds van harte
ondersteund. Er is meerdere keren gehamerd op het beter op orde brengen
van het voorschottenbeheer. Hierop is vooruitgang geboekt en dat is
bevestigd in de briefing van de Algemene Rekenkamer. Achterstanden zijn
voortvarend weggewerkt, maar de Rekenkamer constateert wel dat het
beheer nog niet op orde is en effectief toezicht de komende tijd
noodzakelijk blijft. Het ministerie kan vooral de verantwoording van
voorschotten nog verbeteren. In antwoord op vragen blijkt dat het
ministerie daar in 2009 extra aandacht aan gaat besteden, samen met de
Algemene Rekenkamer. Ik hoor graag de bevestiging dat het
voorschottenbeheer een prioriteit blijft van het ministerie. Misschien
kan de minister ook wat meer inzicht bieden in waaruit de samenwerking
met de Algemene Rekenkamer gaat bestaan.

	De Rekenkamer constateert dat het ministerie in een aantal gevallen de
Europese regelgeving niet juist heeft nageleefd. Het is ook een erg
ingewikkelde regelgeving. Met name op de posten ontbreekt het aan
kennis; het gaat om complexe processen. De Rekenkamer adviseert een meer
centraliserend optreden door het ministerie en het geven van meer
begeleiding. Ik hoor graag hoe de bewindslieden dat aan gaan pakken.

	Voorzitter. Wij hebben weer een resultatenrapportage mogen ontvangen.
Het is goed dat de minister doorgaat met deze tweejaarlijkse
resultatenrapportage waarin inzicht wordt gegeven in de inspanningen.
Het is mijn fractie echter volstrekt onduidelijk waarom er voor zo'n
onhandelbare vorm is gekozen. Het is veel papier en erg glossy. Nu ben
ik niet zo Calvinistisch dat ik niet van glossy houd, maar ik vind het
vooral een onhandig formaat. Het is niet gemakkelijk in een tasje mee te
nemen in de trein. Wij hadden liever een wat praktischer overzicht gehad
van wat al dan niet gelukt is en welke lessen daaruit getrokken worden.

	Ik kom hiermee op het punt dat ik dit stuk nogal een jubelstuk vind van
wat er bereikt is. Ook hier wordt weinig inzicht geboden in wat er niet
bereikt is. Ik vind het juist belangrijk om in de
ontwikkelingssamenwerking niet bang te zijn voor het duiden van wat er
niet goed gegaan is. Ik hoor hierop graag een reactie.

	Het Stabiliteitsfonds voorziet in een toenemende behoefte. De minister
geeft terecht aan dat de scheidslijn tussen Securiy Sector Reform, SSR,
en Disarmament, Demobilisation and Reintegration, DDR, niet altijd aan
te geven is. Waarom wordt er niet één programma van gemaakt? Dat komt
de inzichtelijkheid van de resultaten ten goede. Waarom wordt het Multi
Country Demobilization and Reintegration Programme, MDRP, in de Grote
Meren-regio opgeheven en worden per land vervolgprogramma's gestart? Zit
er niet juist een meerwaarde in de regionale aanpak? Mijn fractie vindt
het werk van de Peace Building Commission heel belangrijk. Nederland
verricht in dit kader een belangrijke taak in Sierra Leone. We lezen in
het verslag dat we een bedrag van 20 mln. leveren via UNDP aan het UN
Peace Building Fund. Wordt hiermee ook het belangrijke werk van de Peace
Building Commission financieel ondersteund?

	Na de zomer komen wij te spreken over landen die uitfaseren. Mijn
fractie heeft grote zorgen over de landen die nog niet kwalificeren voor
het worden van partnerland omdat zij steeds terugvallen in conflict. Zit
er geen meerwaarde aan een regionale aanpak waarbij de problematiek van
deze landen, donor orphans, landen die buiten het gezichtsveld blijven,
wordt meegenomen?

	Door het Stabiliteitsfonds is een kleine bijdrage geleverd aan
Georgië. Ik hoor daar graag meer informatie over.

	Tijdens het vorige wetgevingsoverleg over de jaarverslagen hebben wij
onze zorg geuit over het niveau van kennis op het ministerie en de
overdracht daarvan. Die zorg werd onderkend door de bewindslieden. De
minister gaf toen aan dat door middel van opleidingen geïnvesteerd werd
in het kennisniveau. Het is daarom teleurstellend om te zien dat de
Rekenkamer opnieuw haar zorgen uit op dit punt. Zeker nu de minister
voor Ontwikkelingssamenwerking meer geld via de posten wil laten

lopen, moeten het kennisniveau en enige continuïteit gegarandeerd zijn.
Deelt de minister deze analyse? Kan de minister nog eens ingaan op de
maatregelen die genomen zijn om het kennisniveau te

verhogen? Hoe voorkomt hij dat we hem daar volgend jaar nogmaals op
moeten bevragen?

De heer Boekestijn (VVD): Mevrouw Ferrier zegt dat zij graag de effecten
van het bilaterale beleid wil meten. De achtergrond daarvan is
natuurlijk dat voor het CDA het maatschappelijk middenveld erg
belangrijk is; in de discussie over het MSF II heeft mevrouw Ferrier ook
haar treurnis uitgesproken over het feit dat er mogelijk minder geld
gaat naar de ngo's. Waarom is mevrouw Ferrier opeens wel op dit punt
gebeten op meten terwijl zij mij in de discussie over de onafhankelijke
meting nooit heeft gesteund? Zij laat ook geen gelegenheid voorbijgaan
om een relativerende opmerking over meten te maken. Het is van tweeën
een: zij vindt meten belangrijk of niet. Zij moet niet als er gevestigde
belangen in het geding komen het meetprobleem opeens positief
inschatten.

Mevrouw Ferrier (CDA): Laat ik allereerst zeggen dat ik op geen enkele
manier mijn treurnis heb uitgesproken over het feit dat er minder geld
zou zijn voor het particuliere kanaal. Ik heb gezegd dat het voor de
CDA-fractie van belang is dat er evenwicht is tussen de percentages
bestedingen die wij doen via de verschillende kanalen. Ik heb mijn grote
zorg uitgesproken over het feit dat de authenticiteit en de eigen
bijdrage van het maatschappelijk middenveld verstatelijkt zou worden. Ik
heb ook mijn zorg uitgesproken over het feit dat er een groter bedrag
voor het maatschappelijk middenveld via direct funding uitgegeven gaat
worden via de ambassades. Ik heb dat gedaan omdat ik weet hoeveel werk
eraan vastzit en ik mij afvraag of de ambassades dat aankunnen. Ik vraag
de minister om die reden om daar wat meer informatie over te geven en
daar wat meer inzicht in te bieden. Het is absoluut niet zo dat ik niet
geïnteresseerd ben in meten. De inzet van de CDA-fractie is erop
gericht om ontwikkelingssamenwerking zo effectief mogelijk te maken.
Daarvoor heb je natuurlijk metingen nodig. Wij zijn echter reëel en wij
kennen de realiteit, de argumenten en de feiten. Dan moet je reëel zijn
en je realiseren dat in ontwikkelingssamenwerking niet alles meetbaar
is, en dat het juist gaat om een geïntegreerde en gezamenlijke aanpak
waarbij alle spelers een eigenstandige, waardevolle bijdrage leveren en
met elkaar zorgen voor resultaat.

De heer Boekestijn (VVD): Alle problemen die met meten spelen, spelen
ook bij het bilaterale beleid. Ik vraag u dan ook om iets consistenter
te opereren.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik hoor graag van u op welk moment ik niet
consistent opereer.

De voorzitter: Dit is uitlokking en daar doen wij niet aan. Daarvoor is
wellicht ruimte in de tweede termijn. Ik geef nu het woord aan mevrouw
Gill'ard namens de PvdA-fractie.

**

Mevrouw Gill'ard (PvdA): Voorzitter. In 2008 stapelden de crises zich
op. Ik wil overigens allereerst zeggen dat ik er trots op ben dat deze
minister altijd pal voor de ontwikkelingslanden heeft gestaan, is
blijven staan achter het budget daarvoor en ook andere landen daartoe
heeft opgeroepen. Die inzet hebben wij juist nu nodig. Wij moeten geen
oogkleppen opdoen maar naar buiten kijken en over de grenzen heen
blijven kijken. Er komen nog een aantal crises aan; de energiecrisis en
de watercrisis zijn nog niet opgelost. Wij moeten scherpe keuzes blijven
maken. De minister heeft vorig jaar scherpe keuzes gemaakt en onder
andere ingezet op de financiële sector en op economische groei. Er is
een groot aantal notities van zijn hand verschenen. Wij hebben daar veel
vertrouwen in.

	Het rapport van de Algemene Rekenkamer spreekt boekdelen. Daarin staat
dat er geen fouten of onzekerheden staan in het jaarverslag die de
tolerantiegrenzen overschrijden. Van de 144 kritische processen zijn er
negen onvolkomenheden. Wij streven er natuurlijk naar om ook die negen
onvolkomenheden te verhelpen. Ik zal straks op een aantal daarvan
ingaan. Mijn collega's zijn al op een aantal van die kwesties ingegaan
dus ik verwacht daar ook reacties op. Laat ik beginnen met complimenten,
want die stralen toch wel sterk uit deze verantwoordingsrapportage en
uit de resultatenrapportage. Wij hebben gezien, zeker aan het aantal
beleidsnotities van de hand van minister Koenders, dat er voortvarend is
gewerkt. Het mensenrechtenbeleid staat goed op de rol. De
moderniseringsagenda is aangekondigd en doorgevoerd. Wij staan dus
positief tegenover het beleid, de verbeteringen en de resultaten. Een
ander positief punt is de zero tolerance op corruptie. Ik ga daar straks
verder op in.

	Het overkoepelende project in de ontwikkelingsssamenwerking is het
project De millenniumdoelen dichterbij. Wij ondersteunen dat van harte.
De millenniumdoelen zijn in 2000 geformuleerd. Het was goed dat wij met
zijn allen de focus op de sociale sector richtten en het is dan ook zaak
dat wij de doelen halen. Wij moeten daar wereldwijd aan bijdragen.
Nederland doet dat goed, maar ik benadruk dat het een zaak is waar
wereldwijd op moet worden ingesprongen. Een aantal zaken springt eruit
als ik kijk naar de geboekte resultaten. De doelen zullen niet overal
gehaald worden, maar het gaat er wel goed mee. Ik noem er een paar.
MDG6, HIV-infecties: het aantal nieuwe infecties daalt. De epidemie
lijkt zich te stabiliseren. MDG7, water: dat ziet er goed uit. Wij
moeten echter ook kijken waar het minder goed gaat en waar er eventueel
meer kan worden gedaan. Ik denk daarbij toch aan MDG7, maar dan aan het
stukje sanitatie dat achterblijft. Ik denk aan MDG6, aan tuberculose. En
ik denk aan MDG4 en 5, de pasgeborenen en veilig moederschap. Het is
noodzakelijk om daar extra inspanningen op te leveren.

	Ik vraag de minister om zich daar internationaal voor in te spannen.
Wij kunnen dat niet alleen. Zo zet Zweden, het land dat de nieuwe
voorzitter van de EU wordt, sterk in op millenniumdoel 5. Ik verzoek de
minister daarom om met Zweden contact op te nemen in het kader van het
nieuwe voorzitterschap om te kijken wat er in internationaal verband in
de EU kan worden gedaan aan dit millenniumdoel. Op die manier kunnen wij
meer partners en meer donorlanden aan boord krijgen. Ik spreek mijn
zorgen uit over sub-Sahara Afrika. Ik weet dat de minister zich ervan
bewust is, maar ik wil toch gezegd hebben dat wij daarop gefocust moeten
blijven. Dat gebied blijft op alle millenniumdoelen ver achter.

	Op een aantal terreinen is minder uitgegeven dan de bedoeling was, dan
de minister van plan was, bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs. Wij
begrijpen wel hoe dat komt. De Wereldbank heeft programma's niet
volledig kunnen uitvoeren. Op het terrein van hernieuwde energie wil ik
toch vragen om de vinger aan de pols te houden en de vertraging dit jaar
in te lopen. Dat is een belangrijk veld. Iedereen heeft recht op
energie. Dat is ook nodig om economisch te groeien.

	Ik sprak net al even over zero tolerance to corruption. Wij hebben al
eerder in de Kamer uitvoerig gesproken over wanneer je door moet gaan en
wanneer je moet stoppen met steun. Vorig jaar hebben wij kunnen
constateren dat in een aantal landen de steun tijdelijk is stopgezet of
niet is doorgegaan. Dat gold onder meer voor Uganda, Nicaragua en
Pakistan. De minister toont daarmee aan dat hij goed nagaat wat er
gebeurt met bilaterale steun. Hij geeft die niet zomaar weg zonder
verder te kijken wat ermee gebeurt, zoals sommigen in de Kamer
suggereren. Ik vind dat er wel degelijk goed gekeken wordt of het geld
goed terecht komt en of de regering voldoet aan de afspraken.

	Dit brengt mij bij het punt van die fragiele staten. Daar is het punt
natuurlijk het meest heikel. Bilaterale steun komt daarbij eigenlijk
niet voor. Het komt alleen voor bij Burundi. Ik herhaal wat wij eerder
met elkaar hebben besproken, namelijk dat opereren in fragiele staten
vraagt om lef en om risico's nemen. Wij hebben afgesproken om die
risico's samen aan te gaan en samen te bepalen hoe dat proces loopt.
Levert het resultaten op en moeten wij misschien de hulp stop zetten? Om
bij voorbaat te zeggen dat fragiele staten niet in aanmerking komen voor
bilaterale of andere vormen van steun zorgt er alleen maar voor dat
landen die uit conflict krabbelen terugvallen. Daarmee worden landen in
de steek gelaten. Het beleid blijft gericht op zero tolerance. Onlangs
was onduidelijk waar in Zambia het geld voor de gezondheidszorg naartoe
ging. Die hulp is toen gestopt. Ik heb er daardoor nog steeds vertrouwen
in dat dit beleid ook in het volgende jaar goed verder kan gaan en dat
het vorig jaar goed is uitgevoerd.

	Ik kom te spreken over de negen onvolkomenheden in de bedrijfsvoering
die geconstateerd zijn door de Algemene Rekenkamer. Ik wil daar toch nog
wat over zeggen. De Rekenkamer zegt dat het ligt aan de
organisatiecultuur. Ik vind dat een ernstige opmerking. Er wordt gesteld
dat het enerzijds te wijten is aan weinig affiniteit met beheer en
anderzijds aan onvoldoende kennis en ervaring. Ik hoor daarop graag een
reactie. Het departement moet natuurlijk wel goed uitgerust zijn om de
taken, ook al zijn het er maar negen, goed te kunnen doen. Ik hoor graag
hoe dat anders verder wordt opgepakt.

	Op het punt van het voorschottenbeheer steunen wij de nieuwe inzet. Wij
zijn ook benieuwd naar hoe de inzet van het nieuwe systeem, sinds 2009,
zal verlopen. Het vraagt nog wel de nodige aandacht. Het
voorschottenbeheer staan momenteel de gelden veel te lang uit. Wij
denken aan een maximumtermijn van drie jaar voor het uitstaan van het
geld. De training van medewerkers blijft essentieel. Die moet in goede
banen worden geleid.

	Waar het gaat om de niet-geautoriseerde uitgaven van het NIMD hebben
wij kunnen lezen dat de minister daar bovenop zit en dat het goed komt,
maar het moet nu toch ook wel echt goed komen. Het heeft veel te lang
geduurd, die uitgaven moeten gewoon geautoriseerd zijn, er moet daar
gewoon een goede financiële boekhouding zijn.

	De Algemene Rekenkamer constateert dat het met de Europese
aanbestedingen toch niet echt gemakkelijk gaat. Wij snappen dat wel,
want die regelgeving is lastig, maar er moet toch echt eens goed naar
gekeken worden. Wellicht kan een speciale ambtenaar worden belast met
controle van die procedures, met het in de gaten houden van de
termijnen, zodat die ook gehaald worden. Het moet nu echt op orde gaan
komen.

	Ik vraag mij af of de ministers zelf tevreden zijn met de bereikte
koppeling tussen beleidsdoelen en resultaten. Wij denken dat er
bijvoorbeeld veel meer uit te halen valt als ook deelresultaten worden
gemeten, wellicht zelfs tot op organisatieniveau. In de antwoorden lezen
wij dat de indicatoren op sommige terreinen heel lastig zijn vast te
stellen, zoals gender en G3, toch ook speerpunten van de minister.
Misschien dat wij er nog eens naar moeten kijken hoe wij dat toch wat
beter kunnen gaan meten. In de resultatenrapportage hebben wij gezien
dat de minister zijn best heeft gedaan om de motie-Peters/Gill'ard goed
uit te voeren, maar dat hij erkent dat als dat niet in de opzet wordt
meegenomen de resultaten heel moeilijk kunnen worden gemeten. De
resultatenrapportage krijgen we elke twee jaar, dus ik verwacht dat het
in de volgende rapportage wel wordt meegenomen. De motie stamt uit 2007,
wij zitten nu in 2009, dus in de volgende rapportage verwachten wij een
nog duidelijker inzicht in hoe gender in het beleid vorm wordt gegeven
en hoe wij de geboekte resultaten op dat terrein kunnen meten.
Uiteindelijk gaat het toch om vooruitgang, ook voor vrouwen.

De heer Boekestijn (VVD): Waarom erkent u in uw verhaal niet dat het met
een aantal MDG's eigenlijk heel slecht gaat en waarom probeert u er ook
geen verklaring voor te geven waarom er internationaal zo veel geld aan
wordt besteed en het toch niet goed gaat? Je zou dan toch denken dat er
dan toch een element van reflectie zou moeten komen?

	U bent zeer tevreden over die zero tolerance; deze minister is kordaat
en zodra ergens een dictator een sigaar opsteekt, gaan bij wijze van
spreken de sluizen dicht. Ik denk daar toch iets anders over. Ik zie
toch wel een aantal problemen. In Burundi zie ik bijvoorbeeld een
democratische politieke partij waarvan de jongerenorganisatie bij huizen
aanklopt en intimideert, zelfs met doodsbedreigingen, om mensen te laten
stemmen op de belangrijkste partij. Ik zie bij Kagame dat de
verkiezingen wel degelijk zijn gemanipuleerd en dat de politiek van
uitsluiting is vastgelopen. Wij hebben ook die afluisterellende gehad.
Dat is toch allemaal niet geweldig. De algemene begrotingssteun is
weliswaar ingetrokken, maar sectoraal gaan wij gewoon door.

De voorzitter: En uw vraag, mijnheer Boekestijn?

De heer Boekestijn (VVD): Vindt u dat nu een zero tolerance-beleid als
je maar doorgaat in Burundi, doorgaat in Rwanda, in Zambia alleen maar
de sectorale steun intrekt? Ik vind dat eigenlijk niet!

De voorzitter: Dit was eigenlijk een vraag met een uitroepteken!

**

Mevrouw Gill'ard (PvdA): Ik zou eigenlijk willen vragen om eens goed te
luisteren. Ik heb net een groot pleidooi gehouden voor een extra
inspanning voor de millenniumdoelen waar het slecht mee gaat en ook
breder. Ik kan wel verklaren waarom het met die millenniumdoelen slecht
gaat en u zou dat ook wel kunnen lezen in de antwoorden op de vragen of
zelfs in het jaarverslag zelf. Het is ook niet zo moeilijk te verklaren.
Kijk bijvoorbeeld maar naar tuberculose. Tientallen jaren geleden is dat
medicament uitgevonden en sindsdien is er geen medicijn bij gekomen om
tuberculose te bestrijden. Daar moet dan echt aandacht aan besteed
worden, wij zijn nu echt toe aan een nieuwe medicatie daarvoor.
Tuberculose loopt dan ook achter. Relatief gaat er veel meer naar hiv-
en aidspreventie en daar gaat het wel goed mee. Er zijn ook geen nieuwe
hiv-infecties meer.

	U weet dat ik mij zeer hard inzet voor millenniumdoel 5, maar dat het
er toch niet goed mee gaat. Daarom wijs ik daar ook op. Dat heeft onder
andere te maken met de vrouwenstrijd. Veilig moederschap gaat nu eenmaal
over vrouwen. Wij hebben het nog steeds niet voor elkaar dat dit op
nummer 1 wordt gezet, dat daar aandacht aan wordt besteed. Het heeft ook
te maken met de vrijheid van vrouwen en de plek van vrouwen in de
samenleving, reproductieve rechten, het recht op een veilige abortus.
Dat is nog steeds een strijd en daar valt nog steeds een wereld mee te
winnen. Ik kan het wel verklaren, maar u kunt ook de stukken lezen
waarin dit staat of mijn debatten volgen, want het is niet de eerste
keer dat ik dit zeg. Ik wil echter ook gezegd hebben dat het met heel
veel millenniumdoelen wel goed gaat. Ik wil beide dus gezegd hebben en
dat heb ik dan ook gedaan!

	De minister heeft aangekondigd dat zero tolerance tegen corruptie zijn
beleid zou zijn en wat mij betreft, heeft hij dat wel waargemaakt. U
kunt wel zeggen dat er in Burundi nog steeds mensenrechtenschendingen
plaatsvinden, maar daar strijden wij ook tegen, maar wij zeggen niet dat
waar mensenrechtenschendingen plaatsvinden wij de mensen wel in de steek
kunnen laten. Zo werkt het niet en als je dat zegt, heb je ook
oogkleppen voor. Dan is het juist goed om te proberen die politiesector
te hervormen, zodat in dit geval die jongeren in Burundi ook worden
opgepakt. Dat doet de minister nu dan ook.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. De SP heeft in het verleden kritiek
geuit op het voorschottenbeheer, de EU-aanbestedingen, de reis- en
huurkosten en het toezicht op het NIMD. Uit het Algemene
Rekenkamerrapport blijkt dat dit allemaal niet is verbeterd en op
sommige punten gewoon doorgaat. Laat ik maar beginnen met het
voorschottenbeheer.

	De medewerkers van het ministerie maakten in 2008 aanzienlijk meer
fouten dan in het jaar daarvoor, om precies te zijn voor 37 mln.
Ongelooflijk dat er na alle kritiek nu pas een rekenmodule is
ontwikkeld. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelt dat
medewerkers nu scholingen en toetsen krijgen, maar dat dit nu pas
gebeurt, roept bij de SP-fractie toch een gevoel op van een gebrek aan
urgentie. Graag een reactie van het kabinet.

	Dan het NIMD. Waarom is dit Nederlands Instituut voor
Meerpartijendemocratie in 2008 gewoon doorgegaan met ongeautoriseerde
uitgaven, onder andere in de post managementkosten? Waarom voldoen de
begroting en het jaarverslag niet aan de eisen? Het NIMD staat in delen
van de Derde Wereld wel bekend als het reisbureau van de Tweede Kamer.
Is het werkelijk nodig en zinvol dat Kamerleden op kosten van de
belastingbetaler de hele wereld rondreizen voor contacten met
zusterpartijen, werkbezoeken en wat dies meer zij, dit jaar onder andere
naar Ghana, Guatemala en deze week nog naar Nairobi? Wordt het niet eens
tijd voor een grondige evaluatie van de activiteiten van het NIMD zeker
nu de Algemene Rekenkamer ernstige tekortkomingen in het beheer
constateert? Overigens niet alleen de Algemene Rekenkamer, maar ook het
ministerie van Buitenlandse Zaken houdt intensief toezicht op het NIMD
en toch blijven de gebreken geconstateerd worden. De Algemene Rekenkamer
constateert zelfs dat het erop lijkt dat het NIMD de ernst van deze
problemen onvoldoende onderkent. Dan moet er toch iets meer gebeuren?

Kan de minister opheldering geven over een zeer kritisch rapport dat
eind vorig jaar is opgesteld over de activiteiten in Indonesië? Dat
rapport is wel geschreven -- ik weet ervan -- maar het was zo kritisch
dat het in een bureaulade is verdwenen. Kan de minister ervoor zorgen
dat dit rapport alsnog bij de Kamer komt?

De heer Boekestijn (VVD): Als ik het goed begrijp, participeert de SP
niet in het NIMD. Wat zou er in de structuur van het NIMD moeten
veranderen wat de SP zou kunnen doen besluiten om er wel aan deel te
nemen?

De heer Van Bommel (SP): Wij nemen inderdaad niet deel aan het NIMD
omdat wij de rol van politieke partijen in dat NIMD discutabel vinden.
Wij geloven niet het een goede zaak is dat Nederlandse politieke
partijen "het" in de Derde Wereld of in partnerlanden van het NIMD nog
eens gaan uitleggen. Het is zeker niet zo dat alle activiteiten van het
NIMD het steunen niet waard zijn. Bij ons werkbezoek in Indonesië
hebben wij een school voor democratie gezien die daar door het NIMD is
opgezet en die ik een waardevol project vind, maar ga maar eens praten
met al die ngo's in de Derde Wereld die al die Kamerleden uit Nederland
op bezoek zien komen, even invliegen, nog even uitleggen hoe het moet en
dan weer uitvliegen! Daar hebben wij geen waardering voor en dat zou als
het aan ons ligt in ieder geval moeten veranderen.

Minister Koenders: Voorzitter. Natuurlijk ga ik straks op de vragen over
het NIMD in, maar ik zou graag dat rapport over Indonesië willen hebben
waar de heer Van Bommel op doelde, want anders kan ik geen antwoord op
zijn vragen hierover geven. Als hij het ons geeft, kunnen mijn
ambtenaren het even bekijken.

De heer Van Bommel (SP): Maar ik beschik dus niet over dat rapport. Ik
weet alleen van het bestaan ervan. Wellicht kan de minister als
financierder van het NIMD daar het verzoek doen om dat rapport gewoon
openbaar te maken.

Minister Koenders: Daar kan ik niet op ingaan. Of u hebt het rapport,
geeft het mij en laat het door mijn ambtenaren beoordelen of u hebt
bewijsvoering dat dit rapport bestaat.

De voorzitter: Dit raakt wel de randen van de feitelijke vragen. Ik
verzoek de minister om er verder in zijn beantwoording op in te gaan en
de heer Van Bommel om door te gaan met zijn betoog.

**

De heer Van Bommel (SP): Ik denk dat wij nog wel op die zaak terug
zullen komen!

	Voorzitter. Blijkbaar heeft het ministerie niets geleerd van de
Schoklandaffaire. Er is nog steeds sprake van tekortkomingen als het
gaat om de EU-aanbestedingen van het ministerie. Voor een bedrag van
ruim 2 mln. heeft het gepantserde auto's gekocht en verhuis- en
bewakingsdiensten ingehuurd die niet voldoen aan de Europese
aanbestedingsrichtlijnen. Hoe kunnen er toch na de affaire-Herfkens in
2008 nog steeds 15 posten zijn die het huurbudget met maar liefst 20%
hebben overschreden? Van deze posten hebben bovendien negen posten geen
toelichting gekregen in het jaarverslag wat tegen de regels is. Vindt
het ministerie dit aanvaardbaar? Hoe kan het proces rond de vliegtickets
nog steeds onordelijk en oncontroleerbaar zijn? Ambtenaren zelf maken de
keuze voor een reisoptie en de bijkomende kosten en niet de
budgethouder. De Algemene Rekenkamer constateert ook dat in de
beleidsinformatie de beleidsconclusies concreter moeten worden gemaakt.
De toonzetting van het jaarverslag is volgens de Algemene Rekenkamer wel
erg positief maar soms te abstract om goed door de Kamer gebruikt te
kunnen worden. Ook de aansluiting tussen de doelstellingen en de
besteding van middelen moet duidelijker worden. De Algemene Rekenkamer
concludeert dan ook dat de formulering van beleidsconclusies verbeterd
moet worden. De kwaliteit van de beleidsconclusies verschilt nogal
tussen de doelstellingen. Graag een reactie van de minister of de Kamer
hier volgend jaar een verbetering op mag verwachten.

	Voorzitter. Ik kom op het jaarverslag van Buitenlandse Zaken. De
minister voor Ontwikkelingssamenwerking stelt in de antwoorden op de
feitelijke vragen dat het Schoklandfonds is opgezet als onderdeel van
die vernieuwingsagenda met als doel om een beperkte financiële
stimulans te geven aan innovatieve activiteiten. Een belangrijk
criterium voor het toekennen van financiering uit het Schoklandfonds is
dat het project voor het betrekken van nieuwe, niet-traditionele
partners een directe bijdrage moet leveren aan het behalen van de
millennium ontwikkelingsdoelen. De SP heeft de lijst eens goed bekeken,
maar het valt op dat veel van de organisaties die subsidie hebben
ontvangen juist ontwikkelingsorganisaties zijn: Edukans, Oikocredit,
ICCO, Plan Nederland, et cetera. Bij het Schoklandakkoord over betere
toegang tot basisonderwijs in postconflictlanden zijn zes
ontwikkelingsorganisaties betrokken. Deze organisaties -- ICCO, Woord en
Daad, Save the Children, Dark & Light Blind Care, Oxfam Novib en
Warchild Holland -- zijn achter alle al betrokken bij het onderwerp.
Volgens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking ligt de meerwaarde
van het akkoord echter in de effectievere samenwerking en onderlinge
afstemming, ofte wel de minister geeft zijn extra subsidie om hun werk
naar behoren uit te voeren. Dat zou toch niet de bedoeling van
dergelijke subsidies moeten zijn?

Een multinational die gespekt wordt door het ministerie is Philips. De
minister voor Ontwikkelingssamenwerking subsidieert in het kader van het
Schoklandakkoord het Groen Licht-project voor 3 mln. Philips investeert
ook 3 mln. in productontwikkeling en heeft met dat geld een zonnelamp
voor Ghana ontwikkeld die $75 per stuk kost. Volgens een artikel in
dagblad de Pers van 1 oktober vorig jaar is het kwalitatief een heel
goed product, maar veel te duur voor de Afrikaanse markt. Bovendien
gebruiken ze een oude spaarlamp in plaats van led-verlichting. Ze
brengen hiermee feitelijk dus ook nog chemisch afval naar Ghana. Andere
bedrijven brengen volgens dat artikel een veel goedkopere lamp op de
markt en wel van $17,50 tot $20 en doen dat ook nog eens zonder
overheidssubsidie. Deze drie bedrijven strijden allemaal om een grote
markt. 500 miljoen Afrikanen hebben geen elektriciteit. Frank Altena,
coördinator Duurzaamheid van Philips Lighting, zei dan ook niet voor
niets in de Internationale Samenwerking van mei 2008: "Wij zijn geen
Brabantse liefdadigheidsinstelling. We helpen vanuit
bedrijfsperspectief. Aanvankelijk worden wij er niet rijk van, maar op
de lange termijn is de Afrikaanse afzetmarkt voor ons wel interessant."
Het hoofd van de afdeling milieu-infrastructuur en hernieuwbare energie
van het ministerie zegt in diezelfde IS: vergeet niet, zonder onze
bemoeienis was Philips nooit naar Afrika gegaan!" Wie probeert het
kabinet hiermee nu voor de gek te houden? Graag een reactie van de
minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Hij noemt het allemaal zo mooi
"moderne ontwikkelingssamenwerking" maar wat is er nu zo modern aan?

Mevrouw Gill'ard (PvdA): Ik snap wel dat de SP dit niet begrijpt, want
ik vond het betoog van de heer Van Bommel ook wel erg behoudend. Hij
begon met zijn opmerkingen van vorig jaar. Blijkbaar houdt hij daar nog
steeds aan vast. Twee punten wil ik er toch wel even uitpakken. Het NIMD
is al genoemd. Het verbaast hem dat parlementariërs naar andere
parlementen gaan om te praten over hun ervaringen en om te bezien hoe
wij elkaar kunnen helpen. Wat wil hij dan? Wil hij terug naar de oude
manier toen deskundigen van parlementen gingen vertellen hoe het zou
moeten? Volgens mij is dat echt verleden tijd en gaat het erom dat wij
de lijnen zo kort mogelijk houden en direct met elkaar in dialoog gaan
om te bezien hoe wij samen verder kunnen.

	Van die Schoklandakkoorden heeft de heer Van Bommel blijkbaar werkelijk
helemaal niets begrepen. Het zijn misschien wel de oude organisaties die
als hoofdaanvrager een subsidie ontvangen, maar ze werken wel samen in
een consortium. Als er nu iets vernieuwend is, dan is het wel die
samenwerking met andere actoren, of dat nu Philips, Plan of Warchild
Nederland is. Het gaat erom dat wordt samengewerkt in consortia, zodat
men meer terreinen kan beslaan en niet alleen als ene organisatie met
beperkte capaciteiten opereert. Het beleid is dus gemoderniseerd en uw
betoog is wel erg behoudend!

De voorzitter: Ik constateer dat dit meer een constatering dan een vraag
is, maar ik geef de heer Van Bommel de ruimte om erop te reageren.

**

De heer Van Bommel (SP): Ik heb er wel een vraag in ontdekt. Mevrouw
Gill'ard vond mijn toon gelijk aan die van verleden jaar. Als wij moeten
constateren dat de rekenmeesters van de Algemene Rekenkamer en overigens
ook het ministerie zelf zeggen dat enkele problemen die eerder zijn
geconstateerd niet zijn opgelost -- zoals het NIMD -- dan is het toch
logisch dat wij nu weer de discussie voeren over diezelfde punten.
Volgens mij kunnen wij niet anders, volgens mij mogen wij niet anders en
volgens mij moeten wij ook niet anders. Daarom is mijn inzet op
diezelfde punten geconcentreerd.

	Ik ben blij met haar opmerkingen over het NIMD, want dat betekent dat
er met haar een discussie te voeren is over dat NIMD en ook over de rol
van politieke partijen en parlementariërs daarin. Ik vind dat wij
daarbij moeten betrekken de geluiden die wij horen uit de landen die
bezocht worden, ook door Nederlandse parlementariërs. Gaat u eens
praten met die organisaties over de ontvangst en de rol van Kamerleden.
Die bezoeken worden in ieder geval door de ngo's die daar goed werk
verrichten met argusogen gevolgd. Ik ben in ieder geval blij dat mevrouw
Gill'ard dit deel van de discussie over het NIMD niet uit de weg gaat.
Ik stel dan ook voor dat wij het NIMD eens een keer apart agenderen,
zodat wij het over de financiering, over de rol van de Kamer en
politieke partijen en dus ook van onszelf kunnen hebben, want wat
volgens mij bij mevrouw Gill'ard ontbreekt, is enige vorm van
zelfreflectie op dit punt. Wat mij betreft kunnen wij daar later wat
uitgebreider bij stilstaan.

	Als het gaat om Schokland bevestigt zij in ieder geval het beeld dat ik
schets; dezelfde actoren, hetzelfde werk, maar meer subsidie. Dat is ook
mijn verhaal in de richting van de minister en ik hoor daar graag zijn
reactie op.

	Voorzitter. Mijn laatste punt betreft het antwoord op vraag 37 dat gaat
over de ondersteuning door bondgenoten in Uruzgan. De uitbreiding van de
ondersteuning door bondgenoten in Uruzgan blijkt minder dan beloofd en
gehoopt. Dat was een belangrijk punt in de verlengingsdiscussie van de
missie in Uruzgan, Zuid-Afghanistan in 2007, en zeker in het licht van
een aangekondigd nieuw weegmoment voor de periode na 2010 is het nodig
om vast te stellen dat andere Europese landen niet alle hebben geleverd
wat was gehoopt en nog belangrijker wat was beloofd. Hoe ziet de
regering hierop terug en welke conclusies trekt zij hieruit? Graag een
reactie.

De voorzitter: Wij zijn hiermee gekomen aan het eind van de eerste
termijn van de Kamer. Ik wijs de leden er nogmaals op dat dit een
wetgevingsoverleg is en dat u in tweede termijn desgewenst moties kunt
indienen. In een derde termijn zal u in dit geval worden gevraagd om de
ministers al dan niet decharge te verlenen.

**

De vergadering wordt van 10.30 uur tot 10.40 uur geschorst.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun vragen en
opmerkingen. Wij zullen mede namens de staatssecretaris voor Europese
Zaken graag dit debat met u aangaan en proberen uw vragen te
beantwoorden, opdat wij dit wetgevingsoverleg op een goede wijze kunnen
afsluiten in die derde termijn.

	Ik wil nog eens benadrukken dat buitenlandbeleid als zodanig geen doel
op zich is. Het doel ervan is niet om de ministers van Buitenlandse
Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking een beetje rond te laten lopen
in het buitenland, het doel is dat wij de belangen van Nederland en van
Nederlanders in het buitenland behartigen. Wij staan dus volledig in
dienst van burgers en bedrijven in Nederland en daarbij horen ook zaken
als verantwoording en de doelstellingen die wij verwoord hebben in onze
eigen

Grondwet, zoals bevordering van de internationale rechtsorde. Dat zijn
dus opdrachten voor ons. Tegelijkertijd heeft de Kamer in lijn met het
vergroten van het draagvlak voor dat buitenlandbeleid in de Nederlandse
samenleving gevraagd om dat beleid inzichtelijker te maken en om de
activiteiten ook zichtbaarder te maken. De afgelopen jaren hebben wij
een aantal activiteiten op dit punt ontplooid, bijvoorbeeld het Dutch
Citizens Programme, Rent an Ambassador, BZ voor de klas,
jongerendelegaties die geregeld met collega Koenders en mij meereizen.
Zo proberen wij ook het belang van het buitenland voor Nederland te
laten zien. Als je het hebt over het inzichtelijk maken, dan horen daar
ook publicaties bij. Als de CDA-fractie eerst vraagt om een programma
waardoor het voor de gewone burger wat inzichtelijker wordt en zich dan
gaat beklagen over het glossy magazine, dan vind ik dat toch een beetje
met elkaar in tegenspraak. Het is geen luxe, maar juist noodzaak in een
tijd waarin nationaal georiënteerde partijen opkomen die ons
voorspiegelen dat Nederland het allemaal wel alleen kan en dat wij ons
wel kunnen afsluiten voor het buitenland. Collega Koenders en ik willen
laten zien dat juist het omgekeerde het geval is: alleen als Nederland
internationaal actief is en met andere landen samenwerkt, kunnen wij het
hoofd bieden aan de uitdagingen van globalisering, zoals economische
concurrentie, zoals terrorisme, zoals criminaliteit, zoals energie,
zoals milieu en migratie. Ik heb al vaker gezegd dat ik het -- zacht
uitgedrukt -- ronduit naïef vind als men denkt dat Nederland met al
deze uitdagingen zich achter de dijken van verschuilen en daarom voeren
wij een actief buitenlandbeleid in het belang van de Nederlanders en in
het belang van Nederland.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Ik ben heel blij met dat
tweejaarlijkse Resultaten in Ontwikkeling en heb dat ook gezegd. Het is
heel goed om daar inzicht in te geven, maar doe het vooral niet te
positief en zeg ook gewoon wat er fout gaat. Er gaan nu eenmaal dingen
fout en daar kunnen wij alleen maar van leren. Niet een hype van "alles
moet goed gaan". Ik heb alleen gezegd dat ik het boekwerk ontzettend
onhandig vind en ook ontzettend veel papier. Wij proberen allemaal
zuinig met papier te zijn en milieubewust met papier om te gaan. Ik vind
het bovendien erg gekleurd en vraag mij af of het allemaal wel zo mooi
moet. Mij gaat het erom dat die informatie er is en nu die er is, prijs
ik de minister daarvoor, maar dan wel graag in een iets handiger
formaat. Ik kan dit bijvoorbeeld niet zo gemakkelijk meenemen als ik op
een van mijn reisjes ga waar de heer Van Bommel zo geringschattend over
praat. Het moet gemakkelijk toegankelijke informatie zijn in een
gemakkelijk formaat.

Minister Verhagen: Ik zal collega Koenders eens vragen of hij het de
volgende keer ook nog eens in het formaat van een creditcard kan
uitbrengen. Ik prijs mij in ieder geval gelukkig dat een deel van de
discussie over het jaarverslag en het Algemene Rekenkamerrapport over
het formaat van deze publicatie gaat.

	Vorig jaar sprake wij over het jaarverslag 2007 en naar aanleiding van
dat verslag had ook de Algemene Rekenkamer de nodige aanbevelingen,
onder andere op het gebied van voorschottenbeheer, subsidieverlening,
aanbestedingen en personeelsbeheer. Bij die gelegenheid heb ik benadrukt
dat ik die bevindingen van de Algemene Rekenkamer bijzonder serieus nam.
Collega Koenders denkt daar net zo over. Waar nodig hebben wij het
afgelopen jaar ook maatregelen genomen en onvolkomenheden bij de
personeelsuitgaven, subsidiebeheer, materieelbeheer opgelost. In het
algemeen ben ik blij dat juist onze inspanningen tot resultaat hebben
geleid en dat dit ook wordt geconstateerd door de Algemene Rekenkamer.
Er is vooruitgang geboekt en dat gaat zelfs bij zaken die steeds ter
discussie staan, bijvoorbeeld het voorschottenbeheer. Dat wordt zelfs
door de Algemene Rekenkamer onderschreven, hoewel zij eraan toevoegt dat
dit nog verder moet worden ingebed in de organisatie en er nog meer
verbeteringen mogelijk zijn, maar zij constateert in ieder geval wel dat
er verbeteringen zijn opgetreden ten opzichte van vorig jaar. Dat is een
terechte constatering waar collega Koenders straks nog wel nader op zal
ingaan.

	Andere onderwerpen waar de Algemene Rekenkamer constateert dat er
verbeteringen hebben plaatsgevonden, zijn nu juist de naleving van
Europese aanbestedingsregels, de informatiebeveiliging die nu ook naar
de mening van de Rekenkamer aan de vereisten voldoet. De aanbeveling om
enkele maatregelen te nemen op het niveau van de budgethouders heb ik
overgenomen.

	Voorts heeft de Rekenkamer haar waardering uitgesproken voor de
maatregelen die ik vorig jaar heb genomen waar het gaat om het beheer
van de huisvestingsprojecten. Ik verwacht dat de effecten daarvan dit
jaar zichtbaar worden.

Als ik kijk naar het rapport van de Algemene Rekenkamer lijkt mij het
belangrijkste winstpunt dat zij een genuanceerd beeld schetst van de
bedrijfscultuur binnen het ministerie. De opmerkingen daarover in het
verslag van het vorige jaar irriteerden mij natuurlijk ook bovenmatig,
maar nu constateert de Rekenkamer gelukkig dat ook die bedrijfscultuur
verbeterd is. Waar zij juist vorig jaar nog sprak over het ontbreken van
structurele aandacht voor het beheer bij het ministerie, veronachtzaming
van de in- en externe regelgeving, wordt juist in dit rapport aangegeven
dat slechts sommige medewerkers zich onvoldoende bewust zijn van het
belang van goede bedrijfsvoering. Natuurlijk kan het nog verbeteren,
maar als er eerst een structureel tekort is, een structureel gebrek aan
aandacht en nu wordt geconstateerd dat slechts sommige medewerkers zich
daar onvoldoende bewust van zijn, dan is op dat punt in ieder geval toch
een slag gemaakt. Het moet nog beter, absoluut, maar ik ben het wel met
die observatie eens. Een deel van de oplossingen -- ik kom daar straks
nog op terug -- zit inderdaad in het bevorderen van kennis door middel
van op maat gesneden trainingen. Collega Koenders en ik maar ook de
ambtelijke leiding spreken medewerkers daar actief op aan en prikkelen
hen ook om zich op het gebied van dat beheer te onderscheiden. Er is in
ieder geval sprake van vooruitgang. Zoals mevrouw Gill'ard al
constateerde, blijven wij op alle punten binnen de tolerantiegrenzen. Ik
benadruk ook dat het ministerie over 2008 wederom een goedkeurende
accountantsverklaring heeft gekregen. Maar het kan uiteraard altijd nog
beter!

De Rekenkamer heeft een aantal aanbevelingen voor verbetering gedaan,
onder andere op het gebied van vertrouwensfuncties en beheer van
zakenreizen. Ook die nemen wij serieus en daarmee gaan wij ook aan de
slag. Collega Koenders en ik blijven ook toezicht houden op de juiste
toepassing van regelgeving.

Er zijn enkele vragen gesteld over dat Stabiliteitsfonds. Hiermee kan
Nederland echt een enorme voortrekkersrol spelen, echt een voorbeeld
zijn omdat wij als een van de weinige landen hiermee een flexibel fonds
hebben dat zowel ODA-middelen, officiële
ontwikkelingssamenwerkingsmiddelen, als non-ODA-middelen bevat. Die
combinatie van financiering kan garanderen dat je juist in het kader van
programma's op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling
activiteiten kunt ontplooien. Als iets een voorbeeld is van een
geïntegreerde besteding van gelden juist op dat grensgebied, dan is dat
wel dat Stabiliteitsfonds. Er zijn slechts enkele landen die een
vergelijkbaar instrument hebben, namelijk het Verenigd Koninkrijk en
Canada. Ook de Europese Commissie beschikt over een dergelijk
instrument. Het Stabiliteitsfonds weerspiegelt op die manier de
3D-aanpak.

	Welke activiteiten zijn het afgelopen jaar uit dit fonds ondersteund?
Een voorbeeld is het uitzenden van waarnemers naar Georgië. Mevrouw
Ferrier vraagt wat daarvoor is uitgegeven. In de brief aan de Kamer naar
aanleiding van het debat over de mogelijkheid van het uitzenden van een
OVSE-missie naar Georgië, die het na de inval in Georgië gesloten
zespuntenakkoord moet waarnemen, staat al dat wij daar €200.000 aan
hebben bijgedragen. Wij hebben ook bijgedragen aan het versterken van
het Libanese leger ter ondersteuning van het wettelijk gezag van de
regering, aan wereldwijde ontmijningsprogramma's van UNMAS en de
Monuc-vredesmacht in oostelijk Kongo. Verder hebben wij Kofi Anan
ondersteund bij zijn bemiddelingswerk in Kenia. Ook in Afghanistan,
Burundi, Tsjaad, Soedan en op de Balkan heeft Nederland projecten
ondersteund uit dit fonds. Het zijn zeer uiteenlopende projecten
verspreid over een groot aantal landen. Tegelijkertijd hebben deze
projecten een en hetzelfde doel: bijdragen leveren aan stabiliteit en
veiligheid in de wereld.

Het Stabiliteitsfonds is een uniek instrument. Niet op de begroting
staat, vanwege het feit dat niet van tevoren is te voorspellen dat de
Russen Georgië binnenvallen, dat wij een bijdrage van €200.000 geven
aan een waarnemingsmissie in Georgië. Dat heeft niets te maken met het
budgetrecht, zoals de heer Boekestijn meent, maar is een kwestie van
inspelen op onveiligheid in instabiliteit in de wereld. In het
Stabiliteitsfonds zit het nodige geld, want in de begroting hebben wij
daar geld voor vrijgemaakt. Wel zijn er extra gelden uitgegeven, vanwege
een aantal extra crises. Wij vonden het van belang dat Kofi Anan
ondersteund werd om zijn werk in Kenia te doen. Laten wij dus
buitengewoon blij zijn dat wij dit hebben kunnen doen. Als je het over
meetbaarheid hebt, dan is het wel het resultaat van de inspanningen van
Kofi Anan in Kenia! Dan kun je wel achteraf gaan zeuren dat er 24 mln.
meer is uitgegeven uit het Stabiliteitsfonds dan in de begroting stond,
maar met alle respect: dat heeft echt niets met budgetrecht te maken.

De heer Boekestijn (VVD): Mijn opmerking over het budgetrecht ging niet
over het punt dat de minister nu aanhaalt. Het ging erom dat, als je
niet exact weet wat de relatie is tussen middelen en doelstellingen, het
budgetrecht in het luchtledige komt te hangen. Nu wij toch over het
onderwerp spreken, heb ik er nog een vraag over. Binnen het
Stabiliteitsfonds hebben wij ODA-gelden en non-ODA-gelden. Zou het niet
veel mooier zijn als bijvoorbeeld het versterken van het Libanese leger
of de ontmijningsprogramma's ook met ODA-gelden betaald zouden worden?

Minister Verhagen: De discussie daarover hebben wij al meerdere malen
gevoerd en die wil ik op zichzelf best weer voeren, maar het lijkt mij
vrij zinloos. Het aardige van ODA- en non-ODA-gelden is dat niet wij
bepalen wat officiële ontwikkelingshulp is, maar dat de OESO in Parijs
dat doet. Ik vind het zinvoller om, zoals de VVD dat wil, te
discussiëren over hoeveel wij aan ontwikkelingssamenwerking uitgeven,
dus niet 0,8%, maar bijvoorbeeld 0,7 of 0,3%, of over helemaal
afschaffen, zoals de PVV dat wil. Maar de discussie of iets wel of niet
onder officiële ontwikkelingshulp valt, ga ik niet aan, omdat wij dat
niet bepalen. De discussie over de vraag om het Libanese leger vanuit
ontwikkelingssamenwerkinggelden te ondersteunen, is een volkomen zinloze
discussie, want die vraag wordt beantwoord in Parijs.

De heer Boekestijn (VVD): Dus Parijs is heel machtig en als wij ons niet
aan het oordeel van Parijs houden, komt er een leger naar Den Haag. Dat
suggereert de minister nu. Er wordt door ontwikkelingsorganisaties ook
gesuggereerd dat er 0,7% aan ontwikkelingssamenwerking moet worden
besteed. De meeste landen hebben zich daar nooit aan gehouden. De
minister creëert nu een juridisch beeld…

Minister Verhagen: Nee, wat ik zeg is dat de Kamer de mogelijkheid en
het recht heeft om te zeggen dat Nederland 0,7, 0,3% of helemaal niets
aan ontwikkelingssamenwerking zou moeten uitgeven. Maar de Kamer kan
niet bepalen wat uit de ODA-middelen moet worden betaald. Als men in
Parijs zegt dat het geen ODA is, houdt het voor mij op. Je kunt het ook
anders doen, zoals dat in het verleden ook al gebeurd is. De Kamer heeft
daar al eens met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over
gesproken. Gesteld is toen dat bepaalde activiteiten, bijvoorbeeld in
Afghanistan, als ODA gekwalificeerd kunnen worden. De voorganger van
minister Koenders heeft geprobeerd dat in Parijs voor elkaar te krijgen
en minister Koenders zelf heeft het ook geprobeerd. Daar is op een
gegeven moment een conclusie uit getrokken waarover met de Kamer een
debat is gevoerd. Als de heer Boekestijn dat wil, mag hij opnieuw een
motie indienen waarin wordt uitgesproken dat wederom geprobeerd moet
worden om alles wat buiten Nederland wordt besteed, als ODA te
kwalificeren.

De voorzitter: Ik verzoek de minister zijn betoog voort te zetten.

**

Minister Verhagen: Gevraagd is om precies aan te geven aan welke
beleidsdoelen hoeveel geld is uitgegeven, bijvoorbeeld aan het Europees
Energie- en klimaatpakket. Door tal van ministers is intensief gewerkt
aan dit Europees Energie- en klimaatpakket. Dat heeft in december 2008
geresulteerd in een ambitieus akkoord, waarbij Europa het voortouw neemt
in een wereldwijde klimaatdiscussie. Kan ik dan direct zeggen dat wij
daarin iets bereikt hebben doordat collega Koenders, collega Cramer, de
minister-president en ikzelf zes keer met de trein naar Brussel zijn
geweest à raison van €35? Met alle respect, maar zo werkt dat niet.
Het is dus wel wat gemakkelijk om te vragen hoeveel geld het heeft
gekost wanneer een bepaald beleidsdoel is bereikt.

	Er zijn heel veel zaken waarmee je bepaalde beleidsdoelen kunt
bereiken. Dat geldt dus ook voor iets als de ratificatie van het Verdrag
van Lissabon. Het is echter buitengewoon moeilijk om aan te geven voor
welke activiteiten precies geld is uitgegeven. In onze begroting nemen
wij verschillende fondsen op. Binnen deze fondsen, zoals het
Stabiliteitsfonds en het Mensenrechtenfonds, worden de projecten
aangegeven. Het totaal leidt tot een bijdrage aan de
beleidsdoelstellingen die wij hebben geformuleerd. Het is in
werkelijkheid echter niet zo gemakkelijk om iedere voor de beleidsdoelen
gereserveerde euro te verantwoorden.

	De heer Van Bommel vindt het allemaal te abstract. Natuurlijk kan het
altijd concreter. Wij zullen, mede op basis van een aanbeveling van de
Algemene Rekenkamer, eraan werken de aansluiting van doelen en middelen
weer te geven en proberen inzichtelijker te maken hoeveel geld er ten
behoeve van de beleidsdoelen wordt uitgegeven. Ik heb zo-even al
aangegeven hoe complex en onderling verweven de zaken zijn. Er zijn in
die zin grenzen aan de mogelijkheden.

	Mevrouw Ferrier en mevrouw Gill'ard hebben vragen gesteld over de
aanbestedingen en de noodzaak tot het centraliseren van begeleiding van
de inkoop dan wel om een speciale ambtenaar aan te stellen voor de
EU-aanbestedingen.

	Allereerst iets over de centralisering. Concentratie van de
inkoopcapaciteit om de kwaliteit te vergroten wordt absoluut ook door
ons gewenst. In dat kader vindt een onderzoek plaats naar de
wenselijkheid van een centraal contractregister. Op dit moment wordt de
aanbesteding begeleid door de centrale inkoopafdeling. Wij hebben een
aparte ambtenaar voor de inkoop, de centrale directeur inkoop, en wij
bekijken hoe wij verdere stappen kunnen zetten om te komen tot een
centraal register. De centraal coördinerend directeur inkoop is de
speciale ambtenaar waar mevrouw Gill'ard naar vraagt.

	De heer Van Bommel refereert eraan dat bij Europese aanbestedingen in
vier gevallen onrechtmatigheden zijn geconstateerd. Verwezen wordt naar
de aanbesteding van enkele auto's. Dat zijn gepantserde auto's. Als
geconstateerd wordt dat dit een onrechtmatigheid is, zal in de toekomst
hetzelfde gebeuren. Het besluit over deze gepantserde auto's betrof
namelijk de veiligheid van onze mensen in Afghanistan. Er moesten ter
plekke andere gepantserde auto's worden gekocht. In dat geval ga je dat
niet door middel van een aanbesteding doen. Er waren gepantserde auto's
uit een eerdere aanbesteding aanwezig. Die waren wit en derhalve zeer
zichtbaar. Iedereen in Afghanistan wist: als het een witte auto is, dan
kun je een Nederlander pakken. Dat vonden wij niet echt verantwoord. Dat
is de reden geweest waarom wij ter plekke hebben besloten om andere
auto's te kopen en op die manier de veiligheidsrisico's te beperken.

De heer Van Bommel (SP): Ik heb begrip voor dit standpunt van de
regering. Als het gaat om de veiligheid van onze mensen, moeten wij
daarvoor garant staan. Maar wij moeten tegelijkertijd, wanneer wij
constateren dat het alleen maar kan door onrechtmatige handelingen te
verrichten, het probleem daar neerleggen waar het thuishoort. De regels
zijn kennelijk te knellend om maatwerk te leveren op het moment dat dit
omwille van de veiligheid nodig is. Daarmee laadt de minister de
verplichting op zich om dat probleem aan te kaarten waar het kan worden
opgelost.

Minister Verhagen: Dat ben ik met de heer Van Bommel eens. Het kan niet
zo zijn dat je op een gegeven moment de veiligheid niet kunt garanderen
omdat je door regelgeving wordt gedwongen dingen te doen die daar niet
aan meewerken. Daar proberen wij aan te werken.

	Jaarlijks vinden op het ministerie van Buitenlandse Zaken zo'n 120
complexe aanbestedingen plaats. Daarnaast vindt een veelvoud van
eenvoudige inkopen plaats. In deze 120 gevallen zijn vier
onrechtmatigheden geconstateerd. Dat laat zien dat wij ons wel degelijk
aan de regels willen houden. De Algemene Rekenkamer heeft vastgesteld
dat de naleving van de regeltjes is toegenomen. Dat deze in de toekomst
moet worden voortgezet en nog moet worden verbeterd, moge evident zijn.

	De heer Van Bommel stelt dat er sprake is van 20% overschrijding van
het huurbudget. Ik moet vraag mij af waarop hij dit baseert. Ik heb
juist het budget voor huren op alle posten met 20% naar beneden
bijgesteld. Met andere woorden: er is een besparing van 20%. Er wordt
minder geld beschikbaar gesteld voor het huren van dienstwoningen en op
die manier wordt er bespaard. Vanaf 2011 zal dat jaarlijks ongeveer 5
mln. structureel opbrengen. Op 94 van de 137 bestaande posten is het
afgelopen jaar een besparing op de huren gerealiseerd. Volgens mij stelt
de Algemene Rekenkamer vast dat het ministerie van Buitenlandse Zaken
daarmee zijn inzet voor 2008 heeft behaald. Er is dus geen sprake van
een overschrijding maar juist van een bezuiniging.

	De heer Van Bommel stelt verder vast dat er sprake is van een slechte
organisatie rond de vliegtickets. Dat was inderdaad zo. Het proces van
aankoop van vliegtickets is op dit moment goed georganiseerd. Wij hadden
na controle door onze eigen auditdienst geconstateerd dat de
beschrijving van dat proces duidelijker kon en dat er verbetering moest
plaatsvinden. De controleerbaarheid voor derden zou beter moeten worden.
In oktober heeft onze eigen controledienst dit geconstateerd en op basis
daarvan hebben wij veranderingen doorgevoerd. In december heeft de
Algemene Rekenkamer de constatering van onze controledienst op dit punt
overgenomen. Het is dus niet zo dat de Algemene Rekenkamer ons
confronteerde met deze kwestie; wij hebben deze kwestie zelf al
aangetoond en deze is als een van de onvolkomenheden of punten van
verbetering in het rekenkamerrapport opgenomen. Binnenkort zal een
aanbesteding plaatsvinden waarbij niet alleen de verbeteringen worden
doorgevoerd, maar ook de procesbeschrijving zal worden verduidelijkt. Ik
verwacht dat wij deze kwestie volgend jaar hebben opgelost.

De heer Van Bommel (SP): Zegt de minister nu dat de zaak al is opgelost?

Minister Verhagen: Wij hebben maatregelen genomen om het probleem op te
lossen. Er is nu een aanbestedingsdossier voor een nieuwe reisagent
gemaakt. Daarin zijn maatregelen getroffen om de onvolkomenheden op te
lossen. Dat moet nog worden gevolgd door de gunning op basis van de
aanbesteding.

De heer Van Bommel (SP): Kortom: er zijn nieuwe regels voor de praktijk,
maar die moeten nog worden geïmplementeerd.

Minister Verhagen: Ja. Er is een intern controleplan opgesteld om een
volledige en juiste naleving door de reisagent van het contract vast te
stellen. Dat moet geïmplementeerd worden. De aanbevelingen zijn
overgenomen en er zijn maatregelen getroffen. Als op basis van de
aanbestedingsprocedure de zaak geregeld is, mogen wij verwachten dat de
onvolkomenheid volgend jaar is verdwenen.

	Mevrouw Ferrier spreekt over de noodzaak om niet alleen over de
behaalde maar ook over de niet-behaalde resultaten een en ander in het
jaarverslag op te nemen. Het jaarverslag is een rapportage op
hoofdlijnen over de belangrijkste resultaten in 2008. Dit betekent dat
niet alle bereikte resultaten en doelen in dit verslag staan vermeld.
Ook niet-behaalde doelen staan niet vermeld. Alleen de heel erg grote
afwijkingen worden vermeld. Uit de beleidsconclusies trekken wij onze
lessen. Het jaarverslag zal ook leesbaar moeten zijn en daarom kiezen
wij toch voor de grote lijnen. De Algemene Rekenkamer is het met ons
eens dat wij geen zaken hebben weggelaten die in het jaarverslag hadden
moeten staan. Wij baseren ons jaarverslag ook op de eisen die de
Algemene Rekenkamer ten aanzien van de verslaglegging stelt.

	Terecht vraagt mevrouw Ferrier om kennis en ervaring te behouden binnen
de organisatie van Buitenlandse Zaken. Het plaatsingsbeleid wordt op dit
moment herzien, mede op basis van de geconstateerde noodzaak tot
verandering. In het nieuwe beleid is het organisatiebelang
nadrukkelijker leidend en is het persoonlijke belang dat niet meer
zozeer. Als iemand graag naar een bepaald land wilde, werd daar tot nu
toe meer rekening mee gehouden dan wij in het nieuwe plaatsingsbeleid
willen doen, want daarin stellen wij het organisatiebelang voorop. Er
wordt bij de plaatsing van de medewerkers heel nadrukkelijk gekeken naar
de behoefte van de post en de behoefte van het departementsonderdeel.
Die zijn leidend. Uiteraard wordt daarbij zo mogelijk rekening gehouden
met persoonlijke wensen, waar vroeger deze wensen eerder de doorslag
gaven dan bij het nieuwe beleid het geval zal zijn.

Wij zullen bij het nieuwe plaatsingsbeleid ook moeten kijken in hoeverre
er voldoende kennis is om het werk naar behoren te kunnen doen. Zo nodig
krijgen medewerkers ondersteuning in de vorm van cursussen of
stageplaatsen. Zij worden in principe op basis van hun kwaliteit en
bewezen kracht en kennis ingezet, zodat kennis en ervaring optimaal
worden benut.

In de nabije toekomst worden regionale support offices opgericht. Deze
verlenen ondersteuning aan kleine posten waar diverse processen minder
vaak voorkomen, waardoor accurate kennis daarvan niet altijd aanwezig
is. Op die manier wordt daarin naderhand verbetering doorgevoerd.

Mevrouw Ferrier (CDA): In de eerste plaats wil ik terugkomen op het punt
dat niet alles benoemd is. Dat is in het kader van het experiment en dat
weet ik. Ik heb gezegd dat wij daar als CDA-fractie niet onverdeeld
gelukkig mee zijn. Wat ik zo-even vooral bedoelde te benadrukken is dat
wij zeker in een resultatenrapportage niet alleen positieve dingen
moeten noemen en dat ook de dingen die fout gaan een plek moeten
krijgen. Ik ben bang voor een sfeer van: er mag niets fout gaan in
ontwikkelingssamenwerking, terwijl wij daar juist van kunnen leren.

	Dan nog iets over de kennis op de posten. Misschien kan de minister wat
meer vertellen over de rol van een regionaal support office, zodat ik
mij dat wat beter kan voorstellen. Daar zullen toch ook mensen werken
die na drie, vier jaar weer weggaan. Is daarmee toch meer continuïteit
gewaarborgd? En als het organisatiebelang leidend wordt, vreest de
minister dan niet dat dit grote consequenties heeft voor het
personeelsbeleid? Wordt het niet opeens een stuk minder aantrekkelijk om
bij Buitenlandse Zaken in dienst te gaan?

Minister Verhagen: Wij proberen door middel van de regionale support
offices de ontbrekende kennis aan te vullen op vooral kleine posten, die
niet alle vaardigheden vertegenwoordigd kunnen hebben. Wij willen geen
uitbreiding van het personeelsbestand nastreven, aangezien de Kamer ons
gevraagd heeft om 10% reductie door te voeren. Dat zal betekenen dat in
de toekomst wordt gesneden in het aantal mensen dat op de posten werkt.
Daarom moeten wij ervoor zorgen dat wij meer continuïteit, meer routine
en meer bulk krijgen door support offices op te zetten. Op die manier
kan de noodzakelijke accurate kennis ter plekke aanwezig zijn en worden
er minder fouten gemaakt.

	Op de vraag of in dienst gaan bij Buitenlandse Zaken minder
aantrekkelijk wordt, heb ik toch een vrij hard antwoord: Buitenlandse
Zaken is geen reisbureau. Wij willen kwaliteit hebben. Iedereen kan het
wel hartstikke leuk vinden om naar Vietnam te gaan, maar als, gelet op
de veranderingen die daar plaatsvinden, meer kennis op het gebied van
economische zaken of ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven
nodig is en iemand heeft die kennis, dan mag die persoon die misschien
liever naar Washington was gegaan hoog of laag springen, maar gaat hij
of zij toch naar Vietnam. Zo simpel is het. Als men dat niet wil, houdt
het op. Als Kamerlid krijgt u misschien wel eens de opdracht om in
Lutjebroek te spreken voor een zaaltje met drie man. Als u dat niet wil,
dan zegt u: Tabé! Is het Kamerlidmaatschap daardoor minder
aantrekkelijk? Misschien.

De heer Van Bommel (SP): Ja!

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik ging niet uit van de gedachte dat Buitenlandse
Zaken vooral een leuk reisbureau is, om in de termen van de heer Van
Bommel te spreken. Ik neem daar dan ook afstand van. Wel realiseer ik
mij, mede door contacten met mensen op de posten, dat de wereld
verandert. Mensen hebben een partner die ook een eigen baan wil hebben.
Het wordt allemaal steeds moeilijker. Ik steun de minister volledig in
zijn beleid: het gaat mij om kwaliteit en kwaliteit gaat voor alles.

Minister Verhagen: Inderdaad, de omstandigheden veranderen en de mensen
hebben partners die ook graag willen werken. Wij proberen wel rekening
te houden met wensen, maar leidend is wat nodig is op een post om de
belangen van Nederland en de Nederlanders het beste te kunnen
behartigen.

	Mevrouw Ferrier stelt de vraag of wij naast het UN Peacebuilding Fund
ook de UN Peacebuilding Commission ondersteunen. Nee, de commissie moet
meer als het politieke deel worden gezien, terwijl uit het fund
programma's worden gefinancierd. Wij dragen bij aan het bureau voor
Crisis Prevention en Recovery, maar dat staat los van het UN
Peacebuilding Fund.

Mevrouw Gill'ard (PvdA): Er staat nog een vraag open van mevrouw Ferrier
betreffende het zichtbaar maken van de conclusies en de resultaten. Daar
sluit ik mij graag bij aan. De minister zegt dat er geen zaken zijn
weggelaten. Dat nemen wij aan, maar ik constateer dat er in de
aanvullende vragen verhelderende antwoorden komen als wij naar bepaalde
resultaten vragen. Misschien kan daar iets aan worden gedaan in die zin
dat de informatie al in eerste instantie komt.

	De minister begon zijn betoog met te vertellen dat een kerntaak van het
departement is het zichtbaar maken van het buitenlands beleid. Dan denk
ik dat dat ook meetbaar is, meetbaar in de zin dat je eens een enquête
zou kunnen doen onder de bevolking in hoeverre de mensen daar iets van
merken. Je kunt bijvoorbeeld ook onderzoeken in hoeverre het draagvlak
voor de EU is toegenomen. Op die manier kun je met meer resultaten
komen.

Minister Verhagen: Dank voor deze opmerking. Overigens doen wij dit
soort dingen al. Wil je draagvlak blijven houden voor ambassades in
andere landen of voor het voeren van ontwikkelingssamenwerking met een
behoorlijk bedrag, dan moet je in toenemende mate aantonen welk voordeel
de Nederlandse burger daarvan heeft. Draagvlak hangt samen met de
afweging wat iets oplevert, wat iemand eraan heeft voor bijvoorbeeld de
eigen veiligheid, de eigen werkgelegenheid, het milieu of het klimaat.
Dat betekent dat wij meer dan voorheen aandacht schenken aan het
zichtbaar maken van wat wij aan buitenlands beleid doen. Dan moet je de
effecten kennen. Wij doen dus nulmetingen en wij doen regelmatig
onderzoek. Daarmee proberen wij voor onszelf een idee te krijgen van de
effecten om te voorkomen dat mensen vinden dat al het geld in eigen land
moet worden besteed, omdat wij daar meer aan zouden hebben.

Om die reden proberen wij ook het communicatiebeleid aan te passen. Dat
is een lopend proces waar de Kamer zelf om heeft gevraagd. Bij een van
de eerste begrotingen hebben wij daarover gesproken. Wij zijn daarmee
bezig.

De voorzitter: Ik wijs erop dat de minister, op verzoek van de
commissie, een brief aan de Kamer heeft gestuurd inzake
draagvlakversterking buitenlands beleid. Deze brief staat op de agenda
van morgen van de procedurevergadering van de commissie.

**

De heer Van Bommel (SP): Ik heb nog een vraag gesteld met betrekking tot
Afghanistan. Ik had gehoopt dat de minister naar aanleiding van vraag 37
daar op zou antwoorden. Maar wellicht kan dat in tweede termijn
gebeuren.

De voorzitter: Dit antwoord komt in tweede termijn. Ik geef nu het woord
aan de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.

**

Minister Koenders: Mijnheer de voorzitter. Dit debat gaat over
verantwoording afleggen en meten. Het gaat ook over verantwoording
afleggen en leren. Vooral dat laatste is erg belangrijk. De Kamer heeft
alle recht, dat heeft te maken met budgetrecht en verantwoording
afleggen, te weten waarmee wij bezig zijn en op welke manieren wij
proberen dat meetbaar te maken. In die zin leggen wij ook verantwoording
af. Wij hebben dat natuurlijk ook voor onszelf nodig, om te zien waar
resultaten goed of slecht zijn.

In de afgelopen periode is vanuit de positie van minister voor
Ontwikkelingssamenwerking een vrij groot bouwwerk opgericht om dat voor
elkaar te krijgen. Een zekere maatvoering is daarbij van belang. Je kunt
nu eenmaal niet alles meten, maar je moet ook niet alles willen meten.
Bij meetbaarheid moet je ook altijd uitkijken of je de juiste dingen
meet. Dat is ook wel bekend uit evaluaties van activiteiten van de
Nederlandse rijksoverheid.

In de afgelopen periode hebben wij de manieren van verantwoording
afleggen, meten en leren nogal veranderd en ook versterkt. Er staat een
bouwwerk waarbij ten eerste het jaarverslag aan de orde komt. Daar
spreken wij vandaag over en ik zal op de specifieke vragen ingaan. Bij
het opstellen van het jaarverslag is vooral gekeken naar datgene waar de
Kamer vorig jaar om gevraagd heeft: de politieke resultaten van het
beleid, met ook aanbevelingen bij verschillende onderdelen van het
jaarverslag.

Ten tweede moeten de resultaten worden gemeten op een manier die
specifiek is voor ontwikkelingssamenwerking. Dat hebben wij eraan
toegevoegd, maar dit komt niet in plaats van het jaarverslag. Het is een
extra activiteit omdat ik vind dat wij de Nederlandse bevolking, en ook
de Kamer, goed moeten uitleggen niet alleen wat wij met
ontwikkelingssamenwerking bereiken, maar ook wat wij niet bereiken. Ik
zal ook ingaan op de vragen van mevrouw Ferrier, want als er iets niet
is gebeurd in de resultatenrapportage, is dat het niet-melden van wat
niet goed gaat. Ik ben heel erg benieuwd waar zij vandaan haalt dat wij
alleen het goede nieuws melden. Ik zal later een paar voorbeelden geven
die laten zien dat wij juist zeer kritisch zijn over onszelf.

Een derde punt betreft het feit dat wij uiteraard een eigen
evaluatieprogrammering hebben die onafhankelijk door de directeur van de
IOB wordt vastgesteld. Daarnaast hebben wij nulmetingen in bijna alle
programma's waar dat mogelijk is. Wij worden, terecht, gecheckt door de
Algemene Rekenkamer en wij hebben een jaarrapportage en een examen bij
de OECD. Daar zijn wij, zoals men heeft kunnen zien, dit jaar zeer goed
uitgekomen. Daarnaast hebben wij ook een ranking bij het bekende
instituut waar de heer Boekestijn naar vroeg. Ik kan hem nu al zeggen
dat men daar de stukken heeft gelezen en gebruikt voor de
resultaatmeting, waardoor wij op dat terrein internationaal ver
vooroplopen. Er is op het ogenblik geen land dat zo ver gaat bij het
naar voren brengen van het meten van resultaten van
ontwikkelingssamenwerking.

Daarmee kom ik tot de conclusie dat ontwikkelingssamenwerking van de
rijksbegroting de best geëvalueerde en gecontroleerde
begrotingsparagraaf is. Dat vind ik ook belangrijk, omdat wij juist in
deze tijd van modernisering van ontwikkelingssamenwerking moeten laten
zien waar onze effectiviteit ligt. Daar zeg ik direct bij dat, als onze
ontwikkelingssamenwerking 100% zou slagen, wij niet goed bezig zouden
zijn, omdat wij dan eigenlijk niet nodig zouden zijn. Het is investeren
in de meest risicovolle omstandigheden in buitengewoon ingewikkelde
situaties. Dat betekent dat je eigenlijk nooit 100% kunt slagen. Het
betekent niet dat er geen eisen worden gesteld aan de manier waarop wij
betalingen doen of optreden bij corruptie. Wij kunnen er ook van leren
als iets niet de richting op gaat die je zelf had gewild.

Toen ik minister werd, hebben wij duidelijk prioriteiten gesteld, want
je kunt niet alles doen. De millenniumontwikkelingsdoelstellingen staan
voor ons voorop. Met instemming van de Kamer hebben wij gemeten waar de
grootste achterstanden lagen en vervolgens hebben wij vier prioriteiten
gesteld. Daarmee is het ministerie van Buitenlandse Zaken op pad gegaan.
Andere dingen doen wij niet. Soms is dat jammer, want je wilt graag veel
doen.

Ik wil graag iets zeggen over de manier waarop wij dat doen en over de
resultatenrapportage.

De minister is voldoende ingegaan op het jaarverslag. Het is politiek
van karakter en er staan specifieke beleidsconclusies bij elke
doelstelling. Ik heb vooral gepoogd nog meer onze eigen prioriteiten en
de moderniseringsagenda in het jaarverslag te krijgen. Dat is te zien in
de tabel op pagina 17. Ik wil daar nog verder mee gaan en heb daar
gesprekken over met de Rekenkamer, bijvoorbeeld over de transparantie
van ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben samengewerkt omdat de
Rekenkamer, die zeer positief is over ons beleid, met ons ziet hoe
ingewikkeld het is om de effecten van ontwikkelingssamenwerking precies
vast te stellen. Dat is heel iets anders dan dat ze niet vast te stellen
zouden zijn of dat er geen effecten zouden zijn, conclusies die vaak ten
onrechte worden getrokken.

Belangrijke punt daarbij is dat Nederland een van de spelers is. Dat
betekent dat het echt niet zo simpel is als de heer Boekestijn zegt, dat
je gewoon het geld verdeelt en dan ziet wat de resultaten zijn. Was het
maar zo, dan zouden wij het veel makkelijker kunnen doen en hebben wij
al die resultaatmetingen niet nodig.

	Ten tweede hebben we, gelukkig, in de ontwikkelingssamenwerking geleerd
dat we met lokale overheden moeten werken en dat resultaten zonder
vraagsturing niet beklijven. Het gaat niet alleen om het meten van de
hoeveelheid gebouwde scholen, maar ook om het verhogen van de kwaliteit
van die scholen en ervoor zorgen dat ze financierbaar zijn op de
middellange termijn, dus dat er een impact is op onderwijs en
armoedebestrijding. Die zaken willen we kunnen meten en die metingen
zijn van volstrekt verschillende aard: het is immers veel makkelijker om
het aantal leerlingen te meten dan de kwaliteit van leraren. Het gaat
hierbij om de bekende methodologische problemen.

	Ten derde werken we op basis van de Parijsverklaring, met haar
duidelijke criteria, ook voor de wijze van verantwoording: niet alleen
hier, maar vooral ook daar. Daarin is veel geïnvesteerd. Verder wijs ik
erop dat een aantal zaken van kwalitatieve aard zijn. Ik noem als
voorbeeld de relatie tussen ontwikkeling en geweld jegens vrouwen. Die
is gewoon moeilijk te meten, maar dat betekent niet dat wij hierin geen
successen boeken. De plausibiliteit van verschillende aspecten van het
beleid en van de input en output moeten hiervoor worden aangetoond. Ook
moet het bekritiseerbaar kunnen zijn; dat heeft te maken met
interventielogica. Maar iedereen zal begrijpen dat er geen eenvoudige
meetcriteria voor dit soort zaken bestaan. Ook moet je kijken naar de
tijdspanne waarin wordt gemeten: meet je na een jaar, een halfjaar of
iets anders? Ik hoorde al een oproep om zelfs deelresultaten te gaan
meten. Met alle respect: als we dat willen, moeten we daarvoor nog meer
ambtenaren inzetten. Je moet altijd een redelijke balans weten te vinden
tot datgene wat zinnig is voor de verantwoording, om ervan te leren en
de hoeveelheid daarvoor in te zetten mensen. Bij de noodzakelijke
verantwoording moet van een zekere mate van redelijkheid sprake zijn.

	De statistieken zijn zeker ook niet onbelangrijk. Het is heel
belangrijk dat we opdragen dat zaken worden gemeten, maar in de
Democratische Republiek Congo of in Burundi bestaan geen statistieken.
Samen met andere donoren doen wij veel aan het opzetten van actuele en
betrouwbare statistieken. Nederland is ook een van de grootste donoren
van base line data. Verder is de optelbaarheid van en de vergelijking
tussen effecten lang niet altijd vanzelfsprekend: 1000 meisjes extra
naar school in Afghanistan en 1000 extra in Indonesië zijn, vanwege de
verschillende uitgangssituaties, kwalitatief volstrekt verschillende
resultaten. Ik zou herover nog veel meer kunnen vertellen, maar vanwege
dit alles zijn wij in Nederland bereid om goed te laten zien hoe wij het
doen. Het jaarverslag laat zien welk geld wordt uitgegeven, hoe dat is
gerelateerd aan beleidsdoelen -- en die zijn in onze begroting steeds
meer zichtbaar als prioriteiten -- en ook willen we steeds beter en
specifieker laten zien hoe met de resultaatmetingen wordt omgegaan.

Met name van de CDA-fractie kwam de forse kritiek dat het allemaal zo
positief zou zijn geformuleerd. Ik kan zeggen: als we iets niet hebben
gedaan, dan is het dat wel. Zo hebben wij in landencases en tekstboxen
laten zien waar zaken moeizaam verlopen. In Jemen hebben we bijvoorbeeld
samen met de vrouwenbeweging lang ingezet op vrouwenparticipatie via een
quotum in de kieslijst, maar dat is uiteindelijk in het parlement
afgestemd, dus het resultaat is nihil. In Bolivia is door Nederland
ingezet op landrechten en productie van de private sector, maar dat
heeft slechts op kleine schaal succes gehad: het inkomen van 15.000
huishoudens is verbeterd, maar ondanks dergelijke programma's is het
grote wantrouwen tussen private sector en overheid aldaar vergroot. Wij
gaan de samenwerking tussen de private sector en de overheid nu opnieuw
en op een andere manier bevorderen. Hierover heb ik gesproken met de
nieuwe Boliviaanse regering, maar het specifieke resultaat van de
investeringen is voor mij teleurstellend. De minister van Buitenlandse
Zaken heeft een aantal succesvolle projecten in Kenia genoemd die
moeilijk meetbaar zijn. Wij hebben meegeholpen met het bezweren van de
crisis aldaar, maar betekent dit dat de situatie in Kenia nu goed is?
Nee, maar mogelijk hebben we wel verdere massaslachtingen voorkomen.

Al met al wijs ik erop dat wij hebben geprobeerd om eerlijk te schetsen
wat wij doen. Ik vind dat Ontwikkelingssamenwerking dit behoort te doen.
Dat maakt mij kwetsbaar jegens alle rovers op dit moment, die alleen het
slechte nieuws van ontwikkelingssamenwerking willen laten zien en
suggereren dat we alleen aan corrupte en bureaucratische regimes geld
geven, die dat vervolgens in de eigen zak steken. Ik maak mijzelf
daarmee kwetsbaar, maar dat maakt mij niet uit. Het gaat erom dat wij
eerlijk verantwoording afleggen over wat wij doen.

	Mevrouw Gill'ard sprak over het genderperspectief en verwees naar haar
motie. De kern is dat in de planning en uitvoering van het beleid
preciezer wordt bezien of de resultaten voor vrouwen en meisjes ook
daadwerkelijk worden behaald. Dat geldt voor de specifieke
vrouwenprojecten, maar ook bij de andere hoofdstukken. Ik heb in mijn
brief gesteld dat ik, toen ik minister werd, op dat gebied weinig heb
gezien aan evaluaties en controles. Dat betekent dat ik nu niet in staat
ben om datgene te meten wat daarvoor bestond. Het beleid op dat terrein
wordt nu geëvalueerd door de IOB. De motie was aanleiding voor mij om
te besluiten dat op dit terrein overal waar dit mogelijk is, een
inhaalslag moet worden gemaakt, hetzij via nulmetingen, hetzij via
baselinemetingen, hetzij via kwalitatieve appreciaties. In een volgende
resultatenrapportage zal hierover dus nog gedetailleerder worden
gerapporteerd.

De heer Boekestijn refereerde aan de stukken van het Center for Global
Development over meetproblemen. Ik ken die stukken, ik heb ze juist
gebruikt voor deze resultatenrapportage. Het Center for Global
Development is dan ook zeer geïnteresseerd in wat wij ermee hebben
gedaan.

De heer Boekestijn (VVD): Ik heb op dit moment duizend vragen, maar laat
ik me tot één vraag beperken. Iedereen zal erkennen dat geweld jegens
vrouwen ongelooflijk moeilijk is te meten. Ik begrijp dat daarover een
IOB-rapport verschijnt. Dat is zeer belangrijk, maar stel -- en dat is
heel goed voorstelbaar -- dat daaruit komt dat ons beleid op dat gebied
helemaal niet heeft gewerkt; wat gaan we dan doen?

Minister Koenders: Stel dat uw theoretische geval juist zou zijn en we
er helemaal naast zouden zitten, dan zijn er twee mogelijkheden: of we
stoppen die programma's, want ze zijn niet effectief; of we leren van de
evaluatie. Dat laatste is waarschijnlijker, want gelukkig zijn er
eigenlijk geen programma's met een nulresultaat. Maar hoe zinvol de
projecten tot nu toe zijn geweest, hoe meer leermomenten ze hebben
geleverd en hoe beter je het probleem kunt aanpakken. Hetzelfde geldt
voor de onderwijssector in Nederland: als je het onderwijs voor kinderen
in Nederland wilt verbeteren en meetbaarheid moeilijk is vanwege sociale
problemen, wordt met behulp van een enquête bezien wat er wel en niet
goed wordt gedaan en worden er verbetervoorstellen gedaan; je gaat dan
niet het onderwijs afschaffen.

Mevrouw Gill'ard (PvdA): Enerzijds gaat het natuurlijk over het bereiken
van resultaten, anderzijds ook over de meetbaarheid daarvan. De minister
merkte op dat het meten van deelresultaten veel extra ambtenaren zou
vergen. Mij gaat het er natuurlijk niet om, ambtenaren bezig te houden,
maar wel om informatie. De minister gaf zelf toe dat resultaten soms
moeilijk zijn te meten. Ik heb daarom een suggestie gedaan om
onophoudelijk te kunnen blijven zoeken naar betere mogelijkheden. Het
gaat mij dus niet om meer, maar wel om beter.

Minister Koenders: Daar ben ik het wel mee eens en misschien heb ik u
misverstaan. Wij doen dit nu tweejaarlijks. Ik ben trots op de mensen
die dit voor elkaar hebben gekregen, wat het is echt een ongelooflijk
karwei geweest, mede dankzij de vragen van de Kamer. Uiteraard kun je
zoiets ook jaarlijks doen, maar dat lijkt me niet verstandig; niet omdat
wij dat niet willen, maar omdat de balans tussen datgene wat je wilt
bereiken en wilt leren en de investeringen daarvoor, daarmee verdwijnt.
Uiteraard zijn onze mensen wel constant bezig met die programma's: zij
kijken of het goed gaat, ze controleren op ijkmomenten. Uiteraard is
daarmee sprake van een continu proces. Daarbij horen constante metingen,
maar liefst wel zo zinnig mogelijk. Ik herinner me in dit verband de
discussie over het MFS-stelsel. Ik was het er toen mee eens dat wij aan
bepaalde niet-gouvernementele organisaties te veel informatie vroegen,
om maar te kunnen laten zien dat het geld goed werd besteed. Daarna is
er een zinnige balans gevonden tussen informatie en feitenverzameling,
en meer evaluatie. Aan het adres van de heer Boekestijn, die daarover
volgens mij een vraag stelde, zeg ik dat de informatie in de
resultatenrapportage over particuliere kanalen afkomstig is van
evaluatiestudies van het eigen monitoringsysteem, dat in het vorige MFS
is opgezet. In die rapportage worden vele gegevens opgevoerd, zoals die
over Simavi dat in Bangladesh drinkwater en sanitatie heeft geleverd aan
4300 Bengali's.

Als de heer Boekestijn beweert dat deze organisaties tot nu toe
"slechts" een 15%-evaluatiedoelstelling hebben, klopt dat. Wij hebben om
dezelfde redenen dat percentage verhoogd. De discussie gaat nu over hoe
snel dat moet en op welke manier. In de volgende resultatenrapportage
zal de Kamer veel meer duidelijk worden over de resultaten van de
samenwerking tussen overheid en het maatschappelijk middenveld. Aan het
adres van mevrouw Ferrier zeg ik dat de samenwerking met Partos volledig
is geschied op basis van autonomie. Je kunt dit op allerlei manieren
doen, wat hierbij ook is gebeurd.

	Over nulmetingen heb ik voldoende gezegd. Ik was het eens met de vragen
van de heer Boekestijn hierover. Ik wijs erop dat bij al onze
interventies in principe sprake is van kwantitatieve of kwalitatieve
nulmetingen of base lines, maar ook dat dit niet bij elk programma even
gemakkelijk of zinnig is. Deze zijn immers noodzakelijk om de resultaten
te kunnen meten en beoordelen.

	Ik wil kort ingaan op de vraag over de IOB, omdat we daar regelmatig
over spreken. Ik denk dat wij een belangrijk besluit hebben genomen. De
heer Boekestijn vindt het niet ver genoeg gaan, maar ik vind dat we er
goed aan hebben gedaan om de programmering van de IOB onafhankelijk te
laten vullen door de directeur van de IOB. Ik vind dat echt een heel
goede zaak. De invloed van de IOB wordt natuurlijk altijd bepaald door
de kwaliteit van de uitgevoerde evaluaties; de bruikbaarheid ervan is
daarom essentieel. De verantwoordelijkheid voor het gebruik van
evaluaties ligt inderdaad niet bij de IOB; daarin ben ik het dus
fundamenteel met hem oneens. Precies hetzelfde probleem zou anders
namelijk weer kunnen ontstaan. De heer Boekestijn wil ze graag helemaal
onafhankelijk hebben en vindt daarom dat we nog verder moeten gaan,
ikzelf vind dat de organisatie al erg onafhankelijk is. Van belang is
ook dat we nog moeten leren in hoeverre het zinnig is te werken volgens
haar programmering, met een raad van advies die mij erover adviseert.
Maar stel dat de IOB dit zelf dwingend zou moeten doen, dan ontstaat
precies hetzelfde probleem: de IOB gaat dan weer zo'n rol vervullen en
adviezen en beleid door elkaar gooien, waarmee meteen de
onafhankelijkheid verdwijnt. Dit lijkt mij niet consistent met de wens
van de heer Boekestijn. Ik denk dat we goed bezig zijn door er een
volstrekt onafhankelijk panel van advies, dat mij kan adviseren,
daartussen te zetten. Inderdaad kan de minister uiteindelijk beslissen,
maar daarvoor is hij ingehuurd. Hij kan er desgewenst ook over worden
aangevallen, of weggestuurd. Maar we kunnen geen onafhankelijke of bijna
onafhankelijke IOB laten zeggen hoe het beleid moet worden uitgevoerd;
dat zou echt een omkering van alle logica zijn.

	Ik kom bij het voorschottenbeheer. Natuurlijk kan het altijd beter,
maar ik wil hierbij ook wijzen op het rapport van de Rekenkamer. Die
vindt dat het ministerie van Buitenlandse Zaken het beheer van
voorschotten voor ontwikkelingssamenwerking heeft verbeterd, vooral door
het strikte toezicht van de concern controller. Zij constateert ook dat
het ministerie nagenoeg alle oude voorschriften van de periode tot en
met 2002 heeft afgewikkeld en dat het ministerie op dit punt een grote
prestatie heeft geleverd. Vele mensen zijn met die controle bezig. Voor
mij is de kernconclusie dat de problematiek van de oude voorschotten is
opgelost; dat heb ik vorig jaar ook hier naar voren gebracht. Een aantal
malen is opgemerkt dat die rapportages nog te afhankelijk zijn van de
concern controller, misschien wel door onze instructies. Inmiddels is
afgesproken dat elke directie prestatieafspraken maakt over het
activiteitenbeheer, wat betekent dat elke directeur per kwartaal verslag
uitbrengt aan de DGIS-leiding over de stand van zaken. De concern
controller blijft dus nog wel zijn rol houden, maar minder direct dan
nu. Tevens is aan leidinggevenden gevraagd om te stimuleren dat
medewerkers actiever werken aan kennisontwikkeling. In de
ontwikkelingssamenwerking spelen evenwel een aantal complicerende
factoren, waaronder de samenwerking met meer donoren. Een en ander maakt
kennisontwikkeling zeer belangrijk. Kritiek kan worden geleverd op de
onzorgvuldigheid, die maakte dat het aantal fouten nog te groot is. Deze
zijn echter alle tijdig gecorrigeerd, waardoor in de kern geen groot
probleem is overgebleven. Maar wij zullen hierop letten. De oude
voorschotten zijn opgelost en in het plan van aanpak ter verbetering van
het voorschottenbeheer is vastgelegd dat in ieder geval 90% van alle
openstaande rapportages van alle budgethouders binnen twee weken na
vervaldatum moet zijn gerappelleerd. Ik vraag de Kamer hierbij wel om
enige redelijkheid. Dit gaat over belangrijke dingen, maar er is ruimte
voor een beetje relativering. De Rekenkamer schetst een positief beeld.
Maar wat gebeurt er in een ambassade in Kaboel, of Islamabad, als
medewerkers vanwege een veiligheidsprobleem twee weken hun werk niet
hebben kunnen doen? In zo'n rapportage wordt dit dan als fout bestempeld
en met een paar daarvan zitten we meteen in de gevarenzone. Ik zeg niet
dat het goed is, maar laten we bij deze zaken de nodige redelijkheid
betrachten. In algemene zin ben ik blij met de positieve evaluatie van
de Rekenkamer en wij werken hier verder aan.

	De vragen van mevrouw Ferrier over de kennis en ervaring binnen de
BZ-organisatie zijn reeds beantwoord door de minister van Buitenlandse
Zaken. Een en ander geldt ook voor de directe financiering door de
ambassades. Dit debat hebben wij al gevoerd. Ik wijs erop dat wij
ambassades niet vragen om het werk over te doen van de MFS-organisaties;
die hebben de expertise om organisaties te begeleiden en wij gaan daar
niet tussen zitten. Ik wijs erop dat veel zuidelijke organisaties het
liefst direct met ons werken, en dat betekent dat daarvoor ruimte moet
worden gecreëerd. Ik herhaal mijn toezegging dat ambassades daarvoor
voldoende zijn uitgerust of zullen worden. Wij kiezen in dezen dus voor
een beperkte rol, bijvoorbeeld een groep ngo's die over accountability
gaan, en helpen via donor trust funds of gezamenlijk werk met andere
donoren. Een en ander brengt geen zware beheerslast mee.

	Mevrouw Ferrier stelde nog een vraag over SSR en DDR. Ik ben voor een
regionale politieke benadering. De discussie over het
ontwapeningsprogramma heeft verschillende ontwikkelingen opgeleverd in
Rwanda, Burundi, Oeganda en de Democratische Republiek Congo. Om het
proces op snelheid te houden, is het belangrijk dat de ontwapening
plaatsvindt binnen een lokale context; daar kan het best worden bepaald
en geregistreerd om hoeveel mensen het gaat en wat hun alternatieven
zijn in termen van andere banen en training. Het is dus gewoon zinniger
om dit per land te doen.

	Mevrouw Gill'ard vroeg mij of voldoende wordt geïnvesteerd voor de
realisatie van de 50 miljoendoelstelling, omdat de resultatenrapportage
duidelijk maakt dat er programma's lopen die 26 en 31 miljoen mensen aan
veilig drinkwater en betere sanitatie helpen. Juist vanwege dit soort
rapportages zal dit jaar 40 mln. worden geïnvesteerd in nieuwe
programma's, welke direct bijdragen aan de 50 miljoendoelstelling.
Daarbij komen nog de programma's die zullen worden gefinancierd uit het
ORIO, waarbij water en sanitatie in vrij veel partnerlanden als sector
gelden. Die partnerlanden hebben overigens in het algemeen een
vierjarige horizon, dus het is niet zo gemakkelijk en realistisch om
programma's voor een langere tijd, dus tot 2015, aan te gaan. Met de
huidige geleidelijke aanpak kan worden gezien wat het effectiefst en
efficiëntst is. Die is dus flexibel, maar wel gericht op dezelfde
doelstelling. Hetzelfde geldt voor de hernieuwbare energie. Het pakket
voor 500 mln. aan hernieuwbare energie is in de Kamer uitgebreid aan de
orde geweest. Er zijn verschillende redenen voor de vertraging. De
aandacht hiervoor bij de partners en bij de ministeries voor energie en
milieu in de desbetreffende landen loopt enigszins achter. Het betreft
ook nieuwe programma's, waarmee vrij veel geld is gemoeid. Ze vereisen
constante zorgvuldigheid, multilateraal en bilateraal, dus we moeten er
niet te snel mee gaan. Ik denk dat het dit jaar op stoom komt. Vanwege
de bezuinigingen en de verschuiving tussen 2010 en 2011 is er meer
ruimte om dit uit te voeren.

	Ik ben zeer bereid om contact op te nemen met Zweden en zal dit ook
doen. Inmiddels heb ik erover gesproken met de Zweedse minister, maar
ook Denemarken is zeer actief. Het is zeer interessant dat het MDG
3-fonds internationaal wordt gezien als hét voorbeeld dat men graag wil
internationaliseren. Wij zullen bezien of dit mogelijk is.

	Ik kijk heel anders aan tegen de Schoklandakkoorden dan de heer Van
Bommel. Ik denk dat dit een van de meest succesvolle manieren van
moderne ontwikkelingssamenwerking is. De twee rondes hebben geleid tot
de toekenning van 28 voorstellen, voor een totaalbedrag van bijna 48
mln. Van partnerorganisaties is een minimale bijdrage vereist van 60%.
De toegekende 48 mln. uit het Schoklandfonds mobiliseert veel meer, en
die hefboom is ook de bedoeling: op zijn minst 72 mln. staat in mijn
stukken, maar volgens mij in werkelijkheid fors meer. De additionele
hefboom zorgt ervoor dat in beginsel nog eens 40 mln. aan private
middelen wordt gemobiliseerd voor ontwikkelingsdoelstellingen. Dit alles
is gedaan in verband met de millenniumontwikkelingsdoelen; vandaar ook
dat de meting en de prioriteitstelling zo belangrijk is. Hoe kunnen we
niet-traditionele partners én traditionele partners hiervoor in een
nieuwe samenwerkingsvorm brengen? Samenwerking op zich is ook een doel
in het nieuwe MFS-stelsel. Het Schoklandakkoord is van veel eerder en
heeft betrekking op heel andere typen voorstellen. Ik denk aan de
particuliere kanalen bij democratisering, mensenrechten, maar ook bij
service delivery en dergelijke. Inderdaad betreft het vloeiende schalen
die op termijn best in elkaar zouden kunnen overgaan, maar op dit moment
is dat niet het geval.

Ook deel ik de mening niet dat wij het bedrijfsleven, bijvoorbeeld
Philips, spekken om een markt in Afrika te vinden. Ten eerste heb ik er
geen problemen mee; ik denk dat het eerder een probleem is dat veel
bedrijven niet in Afrika zitten dan wel, omdat men daar gewoon
maatschappelijk verantwoorde investeringen en werkgelegenheid nodig
heeft. Ten tweede betrof hetgeen die opmerking over de lamp van Philips
waarover de heer Van Bommel las, een opmerking mijnerzijds. De kritiek
kwam dus juist van mij: ik vond destijds die lamp veel te duur.
Inmiddels is er het een en ander veranderd. Natuurlijk gaat het om
relatief kleine bedragen, maar het werkt als volgt. Wij geven niet
direct aan Philips geld en Philips ook niet aan ons, maar wij
financieren parallel, met een aantal vrij grote spin-offeffecten. Dat
betekent niet dat Philips, bijvoorbeeld, straks die markt moet
overnemen. Wij werken samen met ngo's die verantwoordelijk zijn voor de
distributiekanalen. In een land als Ghana zitten dorpen in het donker;
mensen kunnen 's avonds niets aan activiteiten doen of televisie of
radio volgen omdat er vaak geen verlichting of zelfs elektriciteit is.
De particuliere sector alleen kan het niet tot stand brengen, omdat de
koopkrachtige vraag onvoldoende is en tegelijk de distributie
buitengewoon ingewikkeld is: je moet de lokale markt kennen, de
afstanden zijn zeer groot. Via ngo's hebben wij geïnvesteerd in de
distributie van de lampen. Ik heb daarbij overigens aangetekend dat die
distributiekanalen niet alleen voor Philips mogen zijn en daar hoort
uiteraard een concurrentiebeding bij. Je ziet dus nu een opschaling van
de -- letterlijk en figuurlijk -- verlichting in Afrika, via het
opzetten in ontwikkelingslanden van een bepaald product,
distributiekanalen die veel werkgelegenheid creëren en overige
effecten. En natuurlijk kijken we heel goed naar de sociale kosten en de
private opbrengsten: we laten niet de sociaal problematische zaken door
de overheid betalen, terwijl de winsten naar het bedrijfsleven gaan.
Overigens kan ik verzekeren dat er op dit ogenblik geen winst voor
Philips in zit. Het gaat erom dat er een katalyserende manier van werken
wordt gevonden, die ervoor zorgt dat dit kernprobleem wordt opgelost. In
Nederland en Europa is dat overigens net zo goed door de private sector
opgelost en wordt de verlichting ook door private partijen verzorgd. Ik
spreek bedrijven aan op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. De
discussie daarover vind ik wel interessant, maar niet voldoende. Ik vind
dat het voor een aantal bedrijven de core business moet zijn om in
Afrika te werken; anders is het een hype voor de hoogconjunctuur.

De heer Van Bommel (SP): Ik stel vast dat de minister met zijn
antwoorden in ieder geval de rationaliteit wel ziet van mijn kritiek op
de positie van een particuliere ondernemer die, natuurlijk vanwege het
eigen economische belang, rekening moet houden met marktaspecten. Nu
hebben we het echter over de inzet van de regering, in haar poging om
een rol te spelen in de bestrijding van het ontbreken van elektriciteit
en elektrisch licht, wat van groot belang is voor tal van
millenniumdoelstellingen. Tegen die achtergrond heb ik uw inzet bevraagd
en bekritiseerd. In de media stond niet dat die opmerking over de hoogte
van de prijs uit de mond van de minister kwam. Het kan best zijn dat hij
het daarmee eens is, vandaar mijn concrete vraag: wat betekent het als
wordt geconstateerd dat zo'n product kan worden geleverd voor 17 tot 20
USD en Philips iets levert wat uiteindelijk 70 USD kost?

Minister Koenders: Dit was in het begin van het project aan de orde.
Philips was destijds ook niet blij met mijn opmerkingen hierover. Zo zie
je maar weer dat het niet een pot nat is.

De heer Van Bommel (SP): Het wordt u niet aangerekend, hoor.

Minister Koenders: De prijs is inmiddels aanmerkelijk verlaagd. Ik wijs
er hierbij op dat de vormgeving van het project niet betekent dat er
maar één product in de markt wordt gezet. Lokale mensen verzorgen de
distributie: zij rijden gewoon met een vrachtwagentje de dorpen langs,
doen aan onderhoud van de lampen en moeten hun geld verdienen. Wij zijn
zeer beducht voor de problemen die u signaleerde. Ik vraag hiervoor ook
de steun van de SP-fractie. Het gaat om een relatief klein bedrag in het
kader van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. In de huidige
mondiale crisis zorgen wij nog voor een van de zeer weinige
kapitaalstromen aan landen die nu worden getroffen door een crisis waar
zij part noch deel aan hebben; dat is de diepe onrechtvaardigheid van
het huidige stelsel. Hoe dan ook, de publieke sector zal dit niet alleen
kunnen, dus wij hebben hierbij andere spelers nodig.

De heer Van Bommel (SP): Dat was niet mijn kritiek; mijn kritiek betrof
deze concrete casus. Ik herhaal mijn concrete vraag: waar is het met dat
product op uitgekomen? Zo kan ook de Kamer een beeld krijgen van wat dit
betekent voor de praktijk in Afrika.

Minister Koenders: Uiteraard wordt dit ook geëvalueerd, dus de Kamer
ontvangt hier nog informatie over. Houdt u mij niet aan een paar euro,
maar ik geloof dat het €17 was, dus aanmerkelijk minder.

	Ik kom bij de vragen over het NIMD. Ik vond dit meteen een ernstige
zaak. Het was ook het enige waarin ik het niet eens was met de kritiek
van de Rekenkamer: als er een regering was die daar direct heeft
ingegrepen, was het namelijk de onze. Hier speelt om een groot probleem.
Het NIMD is een organisatie die werkt met politieke partijen. Ik vind
die zeer belangrijk voor het beleid, bijvoorbeeld in verband met
democratisering en goedbestuurprojecten. Ik zeg dit ook aan de heer
Boekestijn, die kennelijk vóór het NIMD is maar tegen
goedbestuurprojecten. De essentie is democratisering en
goedbestuurprojecten, dus ik vraag om enige consistentie in dezen. Naar
aanleiding van onrechtmatige uitgaven in de periode 2003-2006 heb ik
inderdaad voor mijn aantreden de subsidie verlaagd met een bedrag van
€781.000. Daarvan was €378.000 subsidiabel in 2007-2010. Dat moet nu
worden bezuinigd op de goedgekeurde begroting, op dezelfde budgetlijnen
in de lopende subsidie, dus de institutionele kosten van het NIMD zelf.
Een groot bedrag van €402.000 resteert en dat moet worden
terugbetaald, tenzij het NIMD voldoet aan strikte voorwaarden voor
kwijtschelding. Deze juridische formulering betekent dat het afgelopen
is met het NIMD als het nu moet terugbetalen; dan is het gewoon
failliet. Om dat te voorkomen, moet er daar heel wat veranderen. De
Rekenkamer ziet dat er fors is ingegrepen en ziet dat als positief. In
de lopende subsidieperiode wordt het NIMD gehouden aan geoormerkte
jaarlijkse begrotingen en sancties in de bevoorschotting; op het
ogenblijk zijn er alleen maar bevoorschottingen voor hooguit twee
maanden. Het NIMD is verder verplicht om te bezuinigen in verband met de
door te schuiven uitgaven uit 2006. Wij volgen het door ons opgestelde
plan van aanpak op de voet, dat betrekking heeft op een groot aantal
zaken zoals de positie van de directeur van het NIMD, die geen
verantwoordelijkheid meer mag dragen voor financiële beslissingen, en
op vele andere elementen. Er zal ook geen sprake zijn van
kwijtscheldingen voordat een extern en onafhankelijk onderzoek is
afgerond. Pas daarna zullen de mogelijkheden van kwijtschelding worden
bezien. Gezien de omstandigheden had de regering geen alternatief dan
fors in te grijpen. Ik betreur dat, want het NIMD is een strategische
partnerorganisatie bij de ondersteuning van democratiseringsprocessen
wereldwijd. Ik begrijp dat dit in de Kamer niet gemakkelijk kan vallen,
maar als beheersregels niet worden gevolgd, grijp ik in. Dat is hierbij
ook gebeurd.

De voorzitter: Er staat nog een vraag open van de heer Van Bommel aan de
minister van Buitenlandse Zaken.

**

Minister Verhagen: Voorzitter. Mijn excuses dat ik die vraag niet in
eerste termijn heb beantwoord. Ik ben blij dat u mij de gelegenheid
geeft alsnog in te gaan op de vraag, dit in aanvulling op het antwoord
dat wij hebben gegeven op de schriftelijke vraag 37.

	Wij hadden in eerste instantie de gedachte dat er van een aantal landen
meer troepen naar Uruzgan zouden komen. Dat betrof met name Georgië. Om
u welbekende redenen hebben wij daarvan afgezien. Wij hebben dat met de
Kamer besproken in de discussies die wij nadien over de
kwartaalrapportages van Afghanistan hebben gevoerd. Daartegenover staat
dat een land als Slowakije aanmerkelijk meer troepen heeft geleverd dan
in eerste instantie was voorzien. In eerste instantie had Slowakije
voorzien de Nederlandse troepen in Uruzgan met 85 man te versterken. Op
basis van het gezamenlijke bezoek dat ik met mijn Slowaakse collega heb
gebracht aan Tarin Kowt en Kamp Holland, heeft Slowakije besloten er 350
mensen heen te sturen. Dat is aanmerkelijk meer. Het totale aantal
mensen van andere landen in Uruzgan is dus fors toegenomen en gaat boven
de aanname uit die wij in de discussie rond de verlenging van onze
aanwezigheid in Uruzgan hebben gedaan, gezien de aantallen die
Slowakije, Frankrijk en vooral Australië hebben geleverd. Ook zijn er
extra Nederlandse troepen naar Uruzgan gegaan. Daarover is recent een
discussie met de minister van Defensie gevoerd.

De heer Van Bommel (SP): Ik stelde mijn vraag niet gericht op
verantwoording over het verleden, maar op de toekomst en het nieuwe
weegmoment. Internationaal blijft men achter bij wat er gehoopt is en
zeker bij wat er voor de toekomst wordt gevraagd.

Minister Verhagen: Ik denk dat het bij een wetgevingsoverleg over het
jaarverslag 2008 niet gepast is om een discussie te voeren over
weegmomenten. Ik begrijp dat de heer Van Bommel eager is om wederom over
de toekomst te spreken, maar wij zullen dat doen op het moment waarop
het moment daar is.

De voorzitter: Dat antwoord is duidelijk. Wij gaan nu over naar de
tweede termijn van de Kamer. Ik ga u inperken qua tijd en geef u twee
minuten per fractie.

De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. Ik dank de ministers voor hun
antwoorden. Ik zal proberen zo puntig mogelijk te zijn. De minister voor
Ontwikkelingssamenwerking stelt dat het Center for Global Development
ons al heel hoog rankt. Dat is waar, maar er zijn drie tegenargumenten.
Datzelfde Center for Global Development is heel duidelijk op het punt
van onafhankelijke beleidsevaluatie. Easterly schrijft daarover, evenals
Nancy Birdsall en Todd Moss. Het woord “bruikbaarheid” dat nu via
het expertpanel naar binnen komt, betreur ik zeer. Het kan heel goed
zijn dat door middel van de vermeende geringe bruikbaarheid van
evaluatieadviezen een advies niet wordt opgevolgd. Dat is in strijd met
wat de denkers van het Center for Global Development zeggen.

	Er wordt heel vaak gezegd dat ontwikkelingssamenwerking de meest
geëvalueerde sector is. Hoe komt het dan dat de Algemene Rekenkamer
keihard zegt dat de transparantie van het ministerie te wensen overlaat
en het ministerie veel sterkte toewenst om dat te gaan verbeteren? Ik
vond overigens de Algemene Rekenkamer zeer mild. Ditzelfde gold
overigens ook voor Defensie. Daar is een parallel proces te zien. De
Algemene Rekenkamer adviseert om de deskundigheid te verhogen en om
nieuwe mensen te werven. Ik heb van beide ministers niet gehoord dat
zulks gaat gebeuren en dat betreur ik.

	Er is nog een laatste argument waarom ik denk dat de evaluaties veel
beter zouden kunnen. De input van de resultatenrapportage was van de
ngo’s. Wij hebben van ons vorige debat geleerd dat de input bij de
evaluaties van de ngo’s buitengewoon gebrekkig is verlopen. De input
van de ngo’s was voornamelijk kwalitatief van aard en niet
kwantitatief. Die kan gemakkelijk worden verhoogd. Op dat punt wil ik de
minister overigens wel prijzen. Ik heb dat al eerder gedaan. Het feit
dat hij kiest voor 75% vind ik zeer moedig, maar de reacties van de
ngo’s op die eis vond ik teleurstellend en buitengewoon onverstandig
voor het draagvlak.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de
uitvoerige beantwoording. Ik wil nadere informatie over enkele punten.
Zijn de samenhang en de effectiviteit van het beleid van
ontwikkelingssamenwerking vergroot door de 3D-benadering? Je wilt
natuurlijk dat het 3D-beleid meer is dan de som der delen. Kunnen wij
daar grip op krijgen? Ik hoor het graag.

	Ik begrijp van de minister dat er bij de aanbesteding al centralisering
is. Er is een coördinerend directeur, maar hoe lang is die er al en
waarom heeft dat nog geen effect gehad? Ik heb de minister horen zeggen
dat de Europese regelgeving uitermate complex is. Begrijp ik goed dat de
minister eventueel bereid zou zijn om bij de EU aan te kaarten of de
regelgeving wat gemakkelijker kan?

	De regionale support offices zijn voor mij nieuw. Krijgen wij daarover
meer informatie? Ik kan mij er nu niet echt een beeld bij vormen. De
Peacebuilding Commission is voor de CDA-fractie een belangrijke
commissie. De specifieke Nederlandse betrokkenheid bij Sierra Leone
vinden wij heel belangrijk. Wij vinden dat er voor de landen die donor
orphans zijn, die zich nog niet kwalificeren voor partnerland en steeds
terugvallen in conflicten, specifieke inzet nodig is. Kan ik daarover
meer informatie krijgen, want ik vond die zeer summier?

	Een vraag van mij die niet is beantwoord en waarop ik echt antwoord
wil, is hoe veel ambassades uitgeven aan de directe financiering van
maatschappelijke organisaties. De vraag wordt zogenaamd beantwoord bij
vraag 63, maar ik vraag de minister daarin inzicht te geven, want dat
heb ik nu absoluut niet.

	Laat het ten aanzien van de resultatenrapportage duidelijk zijn dat ik
er geen moment aan heb getwijfeld dat er eerlijke informatie in zou
staan. De minister zei dat vandaag de dag alleen het slechte nieuws
ertoe lijkt te doen in het ontwikkelingsdebat. Wij moeten niet
doorschieten naar de andere kant en alleen de goede dingen belichten.
Daarvoor kunnen wij te veel leren, zoals de minister zelf al heeft
gezegd.

	Tot slot mijn complimenten voor iedereen die aan dit prachtige boekwerk
heeft gewerkt. Ik had het fijn gevonden als het een iets handzamer
formaat had gekregen, zodat ik het gemakkelijk in een envelop naar mijn
vrienden en kennissen had kunnen sturen om te laten zien hoe goed het
resultaat is.

De voorzitter: Wellicht is rekening gehouden met het achteruitgaande
optische vermogen van de Kamerleden.

Mevrouw Gill'ard (PvdA): De laatste boodschap was luid en duidelijk te
horen. Je kunt het rapport op deze wijze in ieder geval niet vergeten.
Ik vind het heel toegankelijk, niet alleen voor Kamerleden, maar ook
voor een breed publiek. Complimenten en dank daarvoor!

	Ik heb een vraag over de negen onvolkomenheden. De ministers hebben mij
overtuigd van het feit dat er een goede inzet is om die onvolkomenheden
te verminderen. Hoeveel van de negen minnetjes zien wij volgend jaar
veranderd in een plusje?

	Complimenten ook voor het samenwerken met de Algemene Rekenkamer op het
terrein van transparantie in het beleid van Ontwikkelingssamenwerking.
Dat is een heel goede stap voorwaarts. Beide organisaties hebben
gescheiden rollen, maar ik vind het toe te juichen dat er wordt
samengewerkt om de transparantie te verhogen.

	Er is wat ons betreft geen discussie over nut en noodzaak van het NIMD.
Toen ik hoorde dat het in Jemen niet gelukt was, dacht ik: hadden wij
daar maar veel meer inzet vanuit het NIMD gehad om de politici daar te
overtuigen om voor zo’n wet te stemmen. Het NIMD heeft wel degelijk
zijn nut. Ik neem aan dat er reguliere evaluaties van het NIMD zijn,
zodat wij door verbeteringen de resultaten wel halen.

	Ik vraag de minister voor Ontwikkelingssamenwerking of hij iets meer
informatie kan geven over tuberculose. Juist deze ziekte is een
bedreiging, ook in Europa. Het is niet alleen zijn verantwoordelijkheid;
maar ook die van de minister van Volksgezondheid. Wij zijn een grote
donor van het Global Fund, waaronder TBC ook valt. Er moet
internationaal meer aan worden gedaan.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Het debat is bedoeld om te kijken
of middelen en doelen goed op elkaar aansluiten. Dat moet je meten. Bij
meten zijn er twee aspecten van groot belang: validiteit en
betrouwbaarheid. Wanneer de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zegt
dat dit de best geëvalueerde sector van de overheidsbegroting is, vind
ik dat een beetje te gemakkelijk.

Minister Koenders: Ik heb gesproken over de meest geëvalueerde sector.

De heer Van Bommel (SP): Aha! “Best” zegt iets over de kwaliteit en
die kan nog wel eens worden gehinderd door niet-valide instrumenten. Als
je immers met een weegschaal iemands lengte probeert te meten, kan de
weegschaal heel betrouwbaar zijn, maar de uitkomst van de meting zal dat
per definitie niet zijn.

	De minister voor Ontwikkelingssamenwerking is tevreden over het
voorschottenbeheer. De Algemene Rekenkamer constateert echter dat er
ondanks inspanningen geen werkelijke verbeteringen in de resultaten zijn
met betrekking tot de verantwoording daarvan.

Bij de huisvestingskwestie heb ik verwezen naar het rapport van de
Algemene Rekenkamer, waarin wordt gesproken over vijftien posten die het
huurbudget met meer dan 20% hebben overschreden. De minister spreekt
over de situatie per saldo: 5% korting en 5 mln. minder uitgegeven. Dat
is prachtig, maar wij moeten ook over de onvolkomenheden spreken. Een
van die onvolkomenheden is dat van de vijftien posten die het budget
hebben overschreden, er negen geen toelichting op die overschrijding
hebben gegeven. Daarop vraag ik een reactie.

Dan de kwestie met de vliegtickets. Volgend jaar wordt aangetoond of een
en ander goed is geïmplementeerd.

Zoals ik in eerste termijn heb gezegd, heb ik met betrekking tot de
onrechtmatige verplichtingen Europese aanbestedingen alle begrip voor
zaken die moeten gebeuren voor de veiligheid van onze mensen. De
minister heeft met mij gezegd dat de regels moeten worden aangepast. Dat
kunnen wij niet in Nederland, dat moet de minister in Brussel gaan
bepleiten. Andere landen zullen op dezelfde wijze tegen die Europese
aanbestedingsregels aanlopen. Zij hebben dezelfde problemen. Dat kan
niet anders. Kan de minister toezeggen dat hij dit in Brussel gaat
bepleiten?

Ik ben blij met de opmerking van de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking dat het NIMD feitelijk al aan de ketting ligt.
Er komt een extern onderzoek naar de gerealiseerde verbeteringen, zo
staat in het rapport in reactie op de Algemene Rekenkamer. Toch vind ik
dat er meer moet gebeuren, niet om een faillissement van het NIMD te
bespoedigen, maar om kritisch te kijken naar het functioneren van het
instituut als zodanig. De SP-fractie vindt dat er een onafhankelijke en
volledige evaluatie van het gehele beheer moet komen en niet alleen van
de gerealiseerde verbeteringen. Vandaar de volgende motie.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Algemene Rekenkamer ondanks intensief toezicht van
het ministerie van Buitenlandse Zaken ernstige tekortkomingen in het
beheer van het NIMD constateert;

constaterende dat het NIMD deze tekortkomingen afdoet als
"administratieve omissie" en dat de resultaten van het toezicht
vooralsnog niet zichtbaar zijn in 2008;

verzoekt de regering, een onafhankelijke en volledige evaluatie van het
beheer van het NIMD uit te laten voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 5 (31924-V).

**

De heer Van Bommel (SP): Ik stel vast dat hetgeen in de motie wordt
gevraagd, in het verlengde van het beleid van de regering ligt en
verwacht een positief advies op de motie.

	De andere kwestie betreft de rol van politieke partijen. De SP-fractie
vindt dat die rol moet worden geëvalueerd en dient hiertoe de volgende
motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Kamerleden met enige regelmaat werkbezoeken afleggen
in ontwikkelingslanden in het kader van de activiteiten van het NIMD;

van mening dat nut en noodzaak van dergelijke werkbezoeken discutabel
is;

verzoekt de regering, een onafhankelijke en volledige evaluatie uit te
laten voeren naar de rol van politieke partijen in het NIMD,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 6 (31924-V).

**

De heer Van Bommel (SP): Ik sluit af met dank voor de nadere
prijskaartjes die door de minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn
geleverd met betrekking tot lampen in Afrika.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de opmerkingen in
tweede termijn. Ik hoop dat de heer Van Bommel, als hij ons langs de
meetlat legt, ons op een goede wijze weegt en ook onze activiteiten op
een goede wijze weegt. Ik geef meteen een reactie op de opmerking van
mevrouw Gill’ard op het aantal plusjes en minnetjes. Ik vraag bij het
wegen niet alleen te kijken naar aantal, maar ook naar ernst. Op dat
punt verwijs ik naar het feit dat het aantal tolerantieoverschrijdingen
nul is. Dat zegt iets over de ernst. Het laat onverlet dat je moet
werken aan een verbetering. Het streven is om volgend jaar een lager
aantal onvolkomenheden te hebben.

	De heer Van Bommel vraagt naar de huurcontracten en overschrijdingen
van een vijftiental posten, waarvan er bij negen geen toelichting is
gegeven. Ik dank hem voor de toelichting dat het hem specifiek gaat om
de vijftien posten waarop een overschrijding heeft plaatsgevonden. Dat
is inderdaad waar. Een deel van die overschrijdingen zal blijven
plaatsvinden. In het verleden zijn huurcontracten afgesloten die niet
conform de regels waren. Wij kunnen lopende huurcontracten niet
eenzijdig beëindigen. Lopende huurcontracten worden dus gerespecteerd.
Bij alle vertrekkende medewerkers worden andere woningen gehuurd die wel
voldoen aan de regels. Op dat punt zijn wij vrij strikt.

	Bij een negental posten is de overschrijding niet expliciet toegelicht.
Daarop is actie ondernomen door thematische controles en aanvullende
vragen. Wij vinden dat zulks hoort te geschieden. Ik heb dat duidelijk
gemaakt op de mij welbekende wijze.

	Mevrouw Ferrier vraagt naar de centrale directeur inkoop. Het feit dat
wij een centrale directeur inkoop hebben, heeft wel degelijk effect
gehad. Die centrale directeur heeft een structuur neergezet op basis
waarvan nagenoeg alle bestedingen volgens de regels plaatsvinden. Ik heb
al geschetst dat een 120-tal wel goed was en een viertal niet. Ik zeg
toe dat ik de minister van Economische Zaken zal vragen om te kijken of
op het punt van veiligheid de regels kunnen worden aangescherpt, zodat
daarmee rekening kan worden gehouden.

	Een tweede element is voor ons zelf van toepassing en is ook door de
Algemene Rekenkamer geconstateerd. De Algemene Rekenkamer vraagt vooral
aandacht voor het tijdig aanmelden van een verzoek om gebruik te maken
van een uitzondering. In dit geval had men dat kunnen doen. Als er
vanwege veiligheidseisen een uitzondering moet worden gemaakt, had men
dat tijdig moeten melden. Dat kan inderdaad beter. De centrale directeur
inkoop was in het verleden meer adviserend, maar wordt nu meer sturend
en krijgt daardoor meer grip op het werkelijke proces. Daardoor zal een
en ander moeten kunnen verbeteren.

	Over die twee elementen doe ik een toezegging. Ten eerste zal ik actie
nemen richting de minister van Economische Zaken. Ten tweede kan er door
meer sturende bevoegdheden van de centrale directeur inkoop op een
tijdig moment gebruik worden gemaakt van de uitzondering, zodat men niet
met een onvolkomenheid wordt geconfronteerd.

	Mevrouw Ferrier vraagt naar de UN Peacebuilding Commission. Nederland
vindt de UN Peacebuilding Commission heel belangrijk. Het feit dat onze
permanente vertegenwoordiger bij de VN in New York zich hiervoor stevig
inzet, geeft dat aan. Wij hopen de rol van de commissie te versterken in
alle landen waarin die actief is. Sierra Leone is een van de grootste
ontvangers van het Peacebuilding Fund. Er komt 35 mln. uit, een fors
bedrag. Wij dragen, gelet op het feit dat wij het voorzitterschap
hadden, eenmalig rechtstreeks bij. De minister-president en ik hebben
dat vorig jaar toegezegd en er ligt nu een concreet plan voor ongeveer 1
mln.. De activiteiten moeten een financiering krijgen via het fund.

Overigens is Sierra Leone een land waar het gaat om het tegengaan van
straffeloosheid. De verzoening tegelijk met het tegengaan van
straffeloosheid is een voorbeeld dat in andere landen in Afrika
navolging kan vinden. Ik heb met betrekking tot het tegengaan van
straffeloosheid en het feit dat niemand boven de wet staat in relatie
tot de discussie van het Internationaal Strafhof, niet alleen samen met
El Salvador maar ook met mijn collega van Sierra Leone, parallel aan de
laatste AVVN een speciale sessie gehad over het tegengaan van
straffeloosheid en de noodzaak om het Internationaal Strafhof op dit
punt fors te ondersteunen.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik heb een expliciete vraag gesteld
aan de minister van Buitenlandse Zaken over de EU-aanbestedingsregels.
Gaat hij dat punt aan de orde stellen in Brussel? Die vraag heeft de
minister niet beantwoord.

Minister Verhagen: Ik ga daar niet over. Ik heb gezegd dat ik de
minister van Economische Zaken zal verzoeken om dit aan de orde te
stellen. U kunt niet zeggen dat ik geen antwoord heb gegeven. U hebt dat
antwoord gemist.

Minister Koenders: Voorzitter. Ik dacht de vraag van de heer Boekestijn
met betrekking tot het Center for Global Development te hebben
beantwoord. Wij zijn goed bekend met het CGD. Wij hebben een
samenwerkingsovereenkomst met deze organisatie, die bij ons hoog
aangeschreven staat. Als onderdeel daarvan wisselen wij onderling
stafleden uit. Het onderzoek van het CGD naar de meetdata en de
attributieproblemen bij de studie van hulpeffectiviteit is bekend en
verwerkt in onze resultatenrapportage.

	Over onafhankelijkheid van evaluaties hebben wij al veel gesproken. Ik
weet niet of wij het echt eens worden. Wat mij betreft is
onafhankelijkheid cruciaal en ik meen dat wij die in het geval van de
IOB goed hebben geborgd. Ik wijs op het feit dat de Afrika-evaluatie
door de Kamer is omarmd vanwege het feit dat die zo kritisch was over
mij. Daaruit blijkt maar weer eens hoe onafhankelijk de IOB kan
opereren.

	Daarnaast voert de IOB impactevaluaties uit, waarin de methoden van
onderzoek die door het CGD zijn bepleit, worden toegepast. Er zit een
zekere mate van inconsistentie in de manier waarop de formuleringen naar
voren worden gebracht. De directeur van de IOB is totaal onafhankelijk
in het bepalen van de agenda en in de uitvoering van de evaluatie. Er
zijn bijvoorbeeld ook verzoeken uit de Tweede Kamer. Dan ben je dus ook
al niet onafhankelijk, want dan zou je moeten zeggen dat je niets te
maken hebt met die Tweede Kamer. Daaruit blijkt wel dat het heel
belangrijk is dat de organen die over ontwikkelingssamenwerking gaan,
wel iets met de programmering te maken mogen hebben.

	Er bestaat volgens mij geen organisatie in de wereld waar een
evaluatiedienst vervolgens het beleid gaat bepalen. Een evaluatiedienst
evalueert en doet vervolgens aanbevelingen aan degene die
verantwoordelijk is. Als dat niet zo is, neemt een evaluatiedienst de
positie van een minister of een leidinggevende over. Dan heb je geen
onafhankelijke evaluatiedienst, maar een dienst die eigen belangen
krijgt bij de uitvoering van het beleid. Ook daar zie ik de consistentie
van het betoog van de heer Boekestijn niet.

	Met betrekking tot de directe financiering inzake ngo’s is er
onderzoek gedaan door het Centre for International Development Issues
Nijmegen (CIDIN). Dat gebeurt in 29 partnerlanden, waarvan in 7
marginaal. Het onderzoek van het CIDIN is gedaan in 29 van de 36
partnerlanden. In 7 van de partnerlanden is de financiering kleiner dan
€10.000.

Mevrouw Ferrier (CDA): Ik weet niet of de minister mijn vraag goed heeft
begrepen. Hoe veel wordt er per ambassade aan directe financiering
uitgegeven? Heeft het CIDIN dat onderzocht?

Minister Koenders: Wij hebben in onze begroting een totaal staan van 125
mln. Ik geef u net een overzicht van waar dat geld terechtkomt.

	Ik dank mevrouw Ferrier voor de complimenten inzake de
resultatenrapportage. Wij zullen nog eens naar het formaat kijken.

	Mevrouw Gill’ard vraagt naar de TBC. Ik ben bang dat de MDG op MDG6
niet wordt gehaald. Toename van resistentie is een groot probleem en
leidt tot hogere behandelkosten. Dat is het grootste probleem dat wij
zien bij TBC. Zoals bekend, is TBC de voornaamste oorzaak van sterfte
onder hiv-patiënten. Daarom ligt er zo’n relatie tussen die twee
zaken. Via de algemene gezondheidszorg, maar ook via multilaterale
fondsen en maatschappelijke organisaties zetten wij daarop in. Door de
relatie die TBC heeft met hiv/aids zal preventie van hiv ook hier
uiteindelijk effect sorteren. Ook dat loopt via de basisgezondheidszorg
en speciale multilaterale programma’s, waaronder UNAIDS en het Global
Fund.

	De heer Van Bommel heeft twee moties ingediend. Beide betreffen het
NIMD. Aangezien beide moties zeer betrokken zijn op de rol van politieke
partijen, wil ik het oordeel aan de Kamer overlaten. Het betreft in de
kern een project dat destijds mede op verzoek van de Kamer is opgezet.
Ik hecht aan het belang van het NIMD voor mijn ontwikkelingsstrategie.
Ik betreur het dat ik fors heb moeten ingrijpen. Ik zou de moties niet
willen lezen als kritiek op mijn beleid. Ik vind dat wij fors hebben
ingegrepen.

Wij doen in feite wat de eerste motie vraagt. Het is dus aan de Kamer om
te bepalen of die nodig is. Wij hebben de tekortkomingen geconstateerd
en gezegd dat het anders moet. Dat is een fors plan van aanpak. Ik heb
gezegd wat het betekent voor de positie van de directeur en voor het
interne beheer. Op dat punt zal een onafhankelijke en volledige
evaluatie plaatsvinden. In die zin zou men kunnen zeggen dat de motie
overbodig is, behalve als de heer Van Bommel daarbij andere beelden
heeft dan die welke ik nu beschrijf.

Uiteraard zal bij het aflopen van de termijn van dit subsidiekader met
de Kamer een evaluatie worden gehouden. Dat is een eigen evaluatie die
de directeur van de IOB zelf heeft bedacht. Ook dan wordt het NIMD
onderzocht. Voorts is ook de Algemene Rekenkamer hiermee bezig. Ik
verzoek de heer Van Bommel te kijken of er nog iets extra’s nodig is.

De tweede motie vind ik lastig. Het gaat over werkbezoeken van
Kamerleden. Het is lastig als de regering daarnaar een onderzoek moet
doen.

De heer Van Bommel (SP): Het dictum spreekt over de rol van politieke
partijen in het instituut als zodanig.

Minister Koenders: De constatering is dat Kamerleden met enige regelmaat
werkbezoeken afleggen in ontwikkelingslanden in het kader van de
activiteiten van het NIMD. Er staat dat nut en noodzaak van dergelijke
werkbezoeken discutabel zijn. Daarover zou ik geen oordeel willen
vellen. In dat kader wordt een evaluatie voorgesteld. Ik geef de heer
Van Bommel in overweging om die evaluatie in zijn eigen Kamer te willen.

De heer Van Bommel (SP): Over de eerste motie zegt de minister dat er al
wordt gedaan wat daarin wordt gevraagd. In het rapport van de Algemene
Rekenkamer wordt op pagina 11 alleen gesproken over een extern onderzoek
naar gerealiseerde verbeteringen als toezegging van de minister. De
minister zegt nu dat hij meer gaat doen, een volledig onderzoek zoals de
motie vraagt. Dan wil ik dat vastgesteld hebben bij deze motie. Dan kan
de motie gewoon worden aangenomen.

	De tweede opmerking van de minister respecteer ik. Omdat het een
instituut is dat min of meer voortkomt uit activiteiten van politieke
partijen, ligt het oordeel inderdaad meer bij de Kamer dan bij het
kabinet.

Minister Koenders: Ik zeg toe dat wij de invulling van onze evaluatie
doen op de manier zoals de heer Van Bommel zegt: onafhankelijk en
volledig als het om beheer gaat. Het is aan de heer Van Bommel of hij de
motie wil intrekken of niet.

	De tweede motie beschouw ik als ingetrokken in deze vorm.

De heer Van Bommel (SP): Dat is niet de intentie van mijn woorden.

Minister Koenders: Dan heb ik het niet goed begrepen.

De voorzitter: De heer Van Bommel trekt de motie niet in. De minister
heeft een oordeel over beide moties gegeven. De moties worden komende
dinsdag ter stemming aangeboden. Het is aan de Kamer om te beoordelen of
de moties worden aangenomen. Hiermee zijn wij aan het einde van de
tweede termijn gekomen.

	Wij komen nu aan de derde termijn, waarin de aanwezige woordvoerders
namens hun fracties kunnen aangeven of zij al dan niet decharge kunnen
verlenen voor het jaarverslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken
over 2008. De fractie van GroenLinks heeft aangegeven deze decharge te
kunnen verlenen.

De heer Boekestijn (VVD): De VVD-fractie zal geen decharge verlenen voor
wat de OS-posten betreft om redenen die ik heb genoemd. Als een fractie
dat doet, is zij echter ook verplicht om met een stevig rapport te komen
over de wijze waarop zij wel wil omgaan met ontwikkelingssamenwerking.
Ik wil dat graag begin november aan de minister aanbieden.

Mevrouw Ferrier (CDA): De CDA-fractie verleent decharge.

Mevrouw Gill'ard (PvdA): De PvdA-fractie verleent decharge.

De heer Van Bommel (SP): Het verlenen van decharge over uitgaven die
door de regering zijn gedaan, is een zware verantwoordelijkheid. Als er
een rapport ligt dat kritiek geeft op een aantal fundamentele kwesties,
wordt die verantwoordelijkheid alleen maar zwaarder. Wij zijn van mening
dat de geconstateerde tekortkomingen, de beloofde verbeteringen en de
geboekte vooruitgang toch voldoende zijn om decharge te kunnen verlenen.

De voorzitter: Ik constateer dat de fracties van CDA, PvdA, SP en
GroenLinks decharge verlenen voor het jaarverslag van het ministerie van
Buitenlandse Zaken over 2008. Daarmee hebt u een ruime meerderheid. Ik
feliciteer de beide bewindslieden. Ik sluit het wetgevingsoverleg onder
dankzegging aan de ministers, de nog aanwezige staf, het publiek en de
deelnemers.

Sluiting 12.40 uur.