Antwoorden technische briefing Huis voor de Democratie en Rechtsstaat
Bijlage
Nummer: 2009D30745, datum: 2009-06-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Nadere informatie over het Huis voor democratie en rechtsstaat (2009D30739)
Preview document (🔗 origineel)
ANTWOORDEN TECHNISCHE BRIEFING HUIS VOOR DEMOCRATIE EN RECHTSSTAAT Hieronder worden de tijdens de technische briefing, op woensdag 3 juni 2009, gestelde vragen kort aangehaald, en wordt het antwoord daarop weergegeven. 1. De heer Schinkelshoek vroeg naar het proces van de fusie met de bestaande stichtingen. Zoals aangegeven in de voortgangsrapportage van 12 maart jl. zullen twee bestaande organisaties opgaan in het Huis. Dit levert, blijkens het in het kader van de voorbereiding van de projectbeschrijving uitgevoerde fusieonderzoek, significante voordelen op en dient om die reden ook zo spoedig mogelijk te worden gerealiseerd. Het SBB valt onder verantwoordelijkheid van de beide Kamers en is via de vertegenwoordiging in de projectgroep en de Stuurgroep betrokken. Het IPP heeft een onafhankelijke positie, maar wil in beginsel meewerken aan de fusie met het Huis. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) draagt, in afstemming met de fusiepartners, zorg voor de oprichting van een stichting die de exploitatie van het Huis voor democratie en rechtsstaat voor haar rekening zal gaan nemen. Het streven is erop gericht om gelijk met de oprichting van deze nieuwe stichting of kort daarna de fusiepartners IPP en SBB te laten opgaan in de nieuwe stichting. Het (uitgewerkte) voornemen tot oprichting van de stichting, inclusief de bijbehorende (ontwerp) statuten en de hoofdlijnen van de subsidievoorwaarden, wordt een dezer dagen, met een afzonderlijke brief, namens het kabinet aan de beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd overeenkomstig het bepaalde in de Comptabiliteitswet 2001. Ter voorbereiding van de oprichting van de nieuwe stichting worden, overeenkomstig de ontwerpstatuten, de voorzitter en de leden van de raad van toezicht geworven. Deze raad van toezicht (in oprichting) zal vervolgens de opdracht krijgen de directie te werven. Bij de formele oprichting van de stichting – naar verwachting begin 2010 - wordt er een raad van toezicht en directie benoemd en is er een subsidieregeling vastgesteld. Daarnaast wordt het fusieproces voorbereid - in overleg met het bestuur van het SBB en de raad van toezicht en directie van het IPP. Met deze stichtingen zal ook een fusievoorstel worden opgesteld, waarin de nodige, concrete, afspraken zijn vastgelegd over de ondernemingsrechtelijke, fiscale, financiële en andere (beheersmatige) aspecten, zoals de positie van het personeel. Verder is het voornemen om met het oog op de fusie een (intentie)overeenkomst op te stellen waarin afspraken worden vastgelegd over de communicatie in relatie tot de fusie en afspraken over het aangaan van verplichtingen in de periode tot aan de fusie, bijvoorbeeld het aanstellen van personeel in vaste dienst of het aangaan van verplichtingen boven een bepaald belang. Om dit proces te begeleiden is de Landsadvocaat gevraagd voor de procedurele kanten van de fusie een uitgewerkt fusiedraaiboek op te stellen. 2. De heer Schinkelshoek vroeg naar de situatie na de fusie in 2010. Na de oprichting van de stichting en de fusie is het aan de nieuwe directie van de stichting om de organisatorische fusie op te pakken. Hierbij horen zaken als het stroomlijnen van werkprocessen, het maken van een nieuw formatieplan, en een plan voor de opbouw en vernieuwing van de organisatie. De stichting heeft dan op grond van de subsidieregeling de middelen en de opdracht om het Huis verder op te bouwen volgens de gestelde voorwaarden. In de statuten en de subsidieregeling zijn opgenomen wat de voorwaarden en de beoogde doelen en resultaten zijn, en op welke manier sturing (door de minister) zal plaatsvinden en op welke wijze bijsturing zal plaatsvinden bij het niet-nakomen van de voorwaarden of het niet-behalen van de resultaten. De nieuwe stichting zal begin 2010, zo is het plan, een eerste raad van toezicht krijgen en een eerste directie, bestaande uit een of meer statutair directeuren. Die directie zal straks feitelijk leiding gaan geven aan het opbouwproces van de nieuwe organisatie en het programma. Vanzelfsprekend zal de directie een rol krijgen ten aanzien van de nieuwe huisvesting. Het plan van aanpak voorziet erin dat het projectteam, de projectgroep en de Stuurgroep daarna, medio 2010, kunnen ophouden te bestaan, omdat dan naar verwachting in voldoende mate de kaders van het project zijn bepaald. De stichting is binnen die kaders verantwoordelijk voor de verdere opbouw. De politiek-beleidsmatige aansturing van het project, op basis van de statuten en subsidievoorwaarden, wordt dan ingebed in de staande organisatie van het ministerie. Voor de huisvesting geldt dat een besluit over de locatie genomen wordt voordat de stichting is opgericht. Afhankelijk van de locatiekeuze zal een voorstel uitgewerkt worden voor het oppakken van het ontwikkeltraject door de stichting en de rol die de overheid heeft in het huisvestingstraject. 3. De heer Schinkelshoek vroeg of er (financiële) knelpunten zijn. Het beschikbare subsidiebudget is taakstellend. Dat wil zeggen dat het een maximumbedrag betreft. In de projectbeschrijving is een indicatieve, structurerende verdeling gemaakt van het budget over de uitgavencategorieën huisvesting, apparaatskosten en programma-uitgaven. In de voortgangsbrief van 12 maart 2009 is aangegeven dat de Stuurgroep aanleiding ziet om, in aanvulling op de financiële steun van het kabinet - de deur open te laten voor aanvullende structurele financiering uit andere bronnen om de betekenis van het Huis verder te vergroten. Eventuele extra middelen zullen dan vooral worden ingezet voor evenementen met een nationaal bereik, versterkte inzet op de programma’s, exposities en internettoepassingen e.d. In Bijlage F, onderdeel E, van die projectbeschrijving is een indicatie gegeven van de beoogde inzet van aanvullende middelen tot een bedrag van € 2,339 miljoen. Het is aan de Kamer om te besluiten of er vanuit de eigen Raming (structureel) middelen beschikbaar worden gesteld voor dit project, en zo ja, of daaraan specifieke voorwaarden worden gesteld. Gelet op de keuze voor een taakstellend budget – voor dit bedrag moet het worden gedaan – geldt als knelpunt vooral de mate waarin het Huis de verwachtingen en ambities kan realiseren. In de voortgangsbrief van 12 maart 2009 is ook aangegeven dat gewaakt moet worden tegen onrealistische verwachtingen over, bijvoorbeeld, de vorm en inrichting van de huisvesting. Een mogelijk knelpunt zou kunnen zijn hoge verwachtingen over de Haagse locatie (nabij het Binnenhof) in relatie tot het – thans – daarvoor gereserveerde deel van het budget. Op basis van de haalbaarheidstudies wordt ook een besluit genomen over de financiering. Daarbij zullen ook de hoogte van de mogelijke bijdrage van de gemeente Den Haag en de door het gemeentebestuur daarbij gestelde voorwaarden een rol spelen. 4. De heer Schinkelshoek vroeg naar de rol van de samenwerkingspartners in dit project. In bijlage A bij de projectbeschrijving die aan de Kamer is gezonden is een zeer divers geheel van organisaties genoemd die mogelijk zouden kunnen samenwerken met het Huis. N.a.v. de projectbeschrijving heeft de minister vele enthousiaste reacties ontvangen van deze in die bijlage genoemde organisaties. De kracht van het Huis is de verbinding met vele externe partijen. De opbouwperiode voor het Huis wordt nadrukkelijk benut om die samenwerking gestalte te geven. De afgelopen maanden zijn met tal van deze potentiële samenwerkingspartners gesprekken gevoerd om de verschillende mogelijkheden tot samenwerking met het Huis nader in kaart te brengen. Sommige gesprekken hadden vooral een oriënterend karakter, andere gesprekken leiden al tot een eerste daadwerkelijke vorm van samenwerking. Tot 2012 zal het Huis (met beperkte middelen) samenwerkingsvormen uittesten met derden door het opzetten van vernieuwende programma’s en werkvormen, zogenoemde “proeftuinen”. Voor 2009 staan onder andere de volgende samenwerkingsvormen op de rol: Een “week van het recht” georganiseerd in “co-productie” met het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Rechtspraak, de Nederlandse Orde voor Advocaten en het ministerie van Justitie. De provincie Zuid-Holland werkt mee aan een nieuwe module van het reeds bestaande programma “de Haagse Tribune”gericht op het werk van de provincie. Samen met het Platform democratie & burgerschap wordt gekeken naar de invulling van de debatfunctie voor het Huis (waarmee dit jaar in de week van de democratie mee getest kan worden). Het Haagse Grondwetpad zal in samenwerking met derden worden ontwikkeld. Er is samenwerking gestart met het Instituut voor Beeld en Geluid en de campus Den Haag. Voor 2010 staan ook een aantal andere samenwerkingsverbanden in de steigers voor het opzetten van nieuwe proeftuinen. Om het opzetten van de proeftuinen richting te geven zijn heldere en afgebakende kaders van belang. Hiervoor is een meerjarig beleidskader opgesteld dat de kaders schetst voor het opzetten, uitvoeren en evalueren van deze proeftuinen. Dat beleidskader maakt onderdeel uit van het voornemen tot oprichting van een Stichting Huis voor democratie en rechtsstaat, waarover de Kamer een dezer dagen met een aparte brief zal worden geïnformeerd. 5. De heer Schinkelshoek vroeg hoe vernieuwend het Huis zal worden. Is het Huis meer dan het IPP in opgepoetste vorm? De vernieuwing van het Huis is terug te vinden in de ambitie die is neergelegd in de projectbeschrijving. Het concept zoals dat is vastgelegd in de projectbeschrijving is als zodanig geen bestaand concept. Om die reden wordt de aanloopperiode tot 2012 nadrukkelijk benut voor het uittesten en, vervolgens, verbeteren van nieuwe werkvormen en middelen in de vorm van zogenoemde proeftuinen. Daar is op dit moment nog niet zoveel van te zien, maar de inzet op proeftuinen zal dit jaar starten en vanaf 2010 gestaag toenemen. Daarbij zal de nieuwe directie van het Huis een uitdagende vernieuwings- en ontwikkelopdracht krijgen met betrekking tot de organisatie. Het publiekscentrum in de binnenstad van Den Haag en het aanbieden in zo’n centrum van activiteiten en programma’s, ziet daarnaast op geheel nieuwe vormen om kennis van en participatie aan onze democratische rechtsstaat te bevorderen. In dat opzicht is er nauwelijks enige vergelijking met de huidige activiteiten van het IPP en het SBB mogelijk. Wel zullen de ervaringen van het IPP en het SBB met bepaalde doelgroepen en werkvormen nadrukkelijk worden benut bij het verder vormgeven van de activiteiten die het Huis zal ontplooien. Bij de start van het Huis heeft de organisatie enerzijds de beschikking over bestaande knowhow over een deel van de doelgroepen en de logistiek op en rond het Binnenhof, maar anderzijds ook een nieuw bestuur en een geheel nieuwe ambitie. 6. De heer Heijnen merkte op dat de Kamer op afstand staat van het Huis, wanneer het er is, maar dat de Kamer wel bij het proces ernaar toe, betrokken is. Op welke manier kunnen partijen, de Eerste Kamer, de Tweede Kamer en de gemeente Den Haag, hun opvattingen geven? En hoe loopt het proces van besluitvorming, zo vroeg de heer Heijnen zich af. De heer Van Beek merkte op de keuze van de locatie belangrijk te vinden en vroeg naar de betrokkenheid van de Tweede Kamer. Past die betrokkenheid in het proces, zo vroeg de heer Van Beek. Medio 2008 heeft de Minister van BZK een interbestuurlijke Stuurgroep ingesteld, waarin de Voorzitter van de Eerste Kamer, de Voorzitter van de Tweede Kamer, de Burgemeester van Den Haag en de minister zelf zitting hebben. Deze stuurgroep heeft als belangrijkste taak de besluitvorming voor te bereiden bij de vormgeving en opbouw van het Huis. Besluitvorming in deze Stuurgroep wordt ambtelijk voorbereid in een projectgroep. Het Huis realiseren via een gezamenlijke inspanning, is het beoogde doel. Uitgangspunt van de gekozen aanpak is dat er een (inter)bestuurlijke Stuurgroep is waarin de stappen in het proces worden afgestemd. Deze Stuurgroep doet echter op geen enkele wijze afbreuk aan de bevoegdheden van, politieke verantwoording aan en controle door de Staten-Generaal, de Haagse gemeenteraad of de andere leden van het kabinet. Ook blijven beleidsmatige kaders (van elk der betrokken partijen) van belang en gelden de toepasselijke wettelijke voorschriften onverkort. Dit is bij de start van het project ook expliciet in het plan van aanpak vastgelegd. Deze stuurgroep laat derhalve onverlet de formele verantwoordelijkheid van de deelnemers in de stuurgroep en de normale politieke (parlementaire) controle. In het hieronder, in punt 12, opgenomen planningsoverzicht zijn de verschillende stappen en mijlpalen geschetst. Daarbij is tevens aangegeven wanneer de Kamer wordt geïnformeerd en op welke wijze de Kamer betrokken is bij en invloed kan uitoefenen op het proces. 7. De heer Heijnen vroeg zich – verwijzend naar de 3 tijdens de briefing aanwezige personen van het projectteam – af of er nu ook 3 kwartiermakers zijn. Er is overeenkomstig een in 2008 in de Stuurgroep vastgesteld plan van aanpak, één projectteam geformeerd onder formele verantwoordelijkheid van de Minister van BZK. Dit projectteam is ondergebracht bij het directoraat-generaal Bestuur en Koninkrijksrelaties, en staat onder leiding van een projectmanager in dienst van het Ministerie van BZK en bestaat voorts uit gedetacheerde medewerkers: een ambtenaar van de gemeente Den Haag, en een ambtenaar van de Tweede Kamer. Dit projectteam bereidt onder ministeriële verantwoordelijkheid de besluitvorming voor, stemt deze af met externen, legt deze voor aan een interbestuurlijke (hoogambtelijke) projectgroep (AZ, Justitie, BZK, Eerste Kamer, Tweede Kamer, gemeente Den Haag) en via de minister aan de Stuurgroep. Dit projectteam draagt ook zorg voor een adequate uitvoering van besluiten. 8. De heer Heijnen vroeg naar de onderbouwing van de eigen baten – zo’n € 2 miljoen – in de exploitatieopzet voor het Huis. Is dat niet erg optimistisch, zo vroeg hij zich af. De exploitatie van het Huis is gebaseerd op het gegeven dat het Huis niet alleen uitgaven heeft en inkomsten uit de subsidie, maar ook eigen inkomsten verwerft. Dit principe lag ook ten grondslag aan het door de heer W. van de Weiden en mw. N. van Dijk opgestelde visiedocument voor het “Huis van de democratie” van 30 oktober 2007. In de projectbeschrijving zijn, naast de exploitatiesubsidie (van BZK) de volgende baten genoemd: 1. Entreegelden € 680.000,00 2. Zaalverhuur, horeca, verkoop producten € 270.000,00 3. Opbrengsten opdrachten projecten derden € 1.250.000,00 4. Donateurs en sponsoring € 50.000,00 5. Overige inkomsten € 50.000,00 totaal € 2.300.000,00 Ad. 1 Wat de entreegelden betreft, wordt uitgegaan van gratis toegang tot 25 jaar. Daarnaast wordt in de exploitatie gerekend met betalende bezoekers. In het visiedocument werd uitgegaan van “zeker 80.000 (algemeen publiek, buiten het onderwijs)” betalende bezoekers en een toegangsprijs van € 6. Inmiddels is het SBB (35.000- 40.000 bezoekers) aan het Huis toegevoegd. In de bovenstaande tabel is uitgegaan van de gemiddeld jaarinkomsten van het SBB (€ 200.000) verhoogd met de raming van de entreegelden volgens het visiedocument (€ 480.000), ofwel in totaal € 680.000. Ad. 2. Het bedrag van de geraamde inkomstenpost “Zaalverhuur, horeca, verkoop producten” is ontleend aan het visiedocument. Uitgegaan is van de ervaringsdeskundigheid van de opstellers van het document. Een van de opstellers, de heer Van der Weiden, heeft een zeer ruime ervaring in de museumbranche. Ad. 3. De post “Opbrengsten opdrachten projecten derden” bevat de inkomsten van activiteiten (projecten) die in opdracht of met subsidie van derden worden uitgevoerd. Het visiedocument ging uit van inkomsten van projectsubsidies en sponsoring ter grootte van een bedrag van € 350.000. Dat visiedocument betrof een op zichzelf staand Huis, dat vooral op educatie zou zijn gericht. Inmiddels zijn behalve educatie, ook participatie en debat in het concept van het Huis opgenomen en zijn de activiteiten en middelen van het IPP geheel aan het Huis toegevoegd. Op basis daarvan zijn de projectinkomsten geraamd, met als uitgangspunt het visiedocument èn de (gemiddelde) projectinkomsten die het IPP blijkens de exploitatieresultaten van de afgelopen jaren heeft behaald. Ad. 4. Dit bedrag is overgenomen uit het visiedocument. Ad. 5. Dit bedrag is overgenomen uit het visiedocument. Het IPP heeft inmiddels, in reactie op de projectbeschrijving aangegeven dat in de opzet van de jaarlijkse exploitatie het aandeel eigen inkomsten verhoudingsgewijs hoger ligt dan de mogelijkheden die het IPP weet te benutten. Het IPP schrijft in een – ook aan de Vaste Commissie voor BZK in afschrift gezonden brief: “Het IPP is er niet van overtuigd dat het Huis in staat zal zijn zó'n groot aandeel eigen middelen te verwerven. Als het al mogelijk is om een dergelijk aandeel eigen middelen te bereiken, dan zal er in elk geval geruime tijd nodig zijn om dat op te bouwen.” Erkend moet worden dat er tijd nodig is om de extra ambitie op te bouwen. Aan de andere kant is het Huis een eigensoortig en uniek nieuw instituut, met ruimere mogelijkheden, die ook bij het verwerven van inkomsten tot veel meer in staat zal zijn dan het huidige IPP. 9. De heer Heijnen vroeg hoe zorg wordt gedragen voor het complexe traject van realisatie van het gebouw? Er komt voor wat betreft de aansturing van het huisvestingsproject een overdracht van het huidige projectteam bij BZK aan de nieuwe stichting. Deze overdracht zal in elk geval niet eerder plaatsvinden dan nadat een locatiekeuze is gemaakt en afspraken zijn gemaakt met de partij die de huisvesting realiseert. Na het oprichten van de stichting is het mogelijk de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de huisvesting over te dragen aan de nieuwe stichting. Op welke wijze dit zal plaatsvinden en welke rol de Minister van BZK (en de stuurgroep) dan zullen hebben, kan nu nog niet worden gezegd. Dit zal afhangen van de locatiekeuze en de nadere uitwerking van de daarop betrekking hebbende afspraken, waaronder de (mate van) politieke sturing op de realisatie van het gebouw. 10. De heer Van Beek merkte op dat er veel tegelijk loopt. Hij merkte op interesse te hebben in de “hardware” van het project. Wordt het Huis een integraal onderdeel van het Kamergebouw, zo vroeg hij? De opmerking van de heer van Beek dat er veel tegelijk loopt, snijdt hout. Er wordt bij dit project volgens een ontwikkelmodel gewerkt, waarbij ook de via de Stuurgroep betrokken partijen invloed uitoefenen. Bij de opbouw van het project worden de verschillende aspecten, niet een voor een, maar gelijktijdig ontwikkeld; organisatie, programma en huisvesting worden gelijktijdig, stap-voor-stap uitgewerkt of voorbereid. De ambitie is om in 2013 een resultaat te bereiken dat ook meteen effectief en succesvol is. Dat betekent dat de aanloopperiode wordt benut voor de programma- en organisatieontwikkeling. Voor wat betreft de huisvesting moeten, gegeven de lange doorlooptijd van het ontwikkelen van een huisvestingsoplossing, nu zaken worden besloten om richting te geven aan dat onderdeel van het project. Voor wat betreft de vraag naar de integraliteit met het Kamergebouw, wordt opgemerkt dat de nabijheid van het Huis tot het Binnenhofcomplex een belangrijk selectiecriterium is voor de huisvestingslocatie. Dat blijkt ook uit de selectie die is gemaakt voor de drie nader te onderzoeken locaties: Spui/Kalvermarkt, Hofplaats en Plein 23. Uitgangspunt voor de aansluiting van het Huis op het Binnenhofcomplex is de wens om conform het 4-stromenbeleid van de Tweede Kamer één entree voor groepsbezoeken te realiseren aan de Hofplaatszijde. De verbinding ten behoeve van bezoekersstromen tussen het Huis en het Binnenhofcomplex wordt onderzocht voor alle drie de locaties. 11. De heer Heijnen vroeg een planning van het project aan de Kamer te zenden. Zoals mondeling door de projectmanager aangegeven, zijn er nog diverse specifieke variabelen in het project, die elk van invloed kunnen zijn op de planning. Deze variabelen zijn onder andere de voorwaarden die worden gesteld aan de aanvullende financiële bijdrage aan de exploitatie van het Huis, de locatie van de centrale huisvesting in Den Haag en het daarbij behorende ontwikkeltraject. Andere factoren die van invloed zijn in deze opbouwfase, zijn de mate waarin tussen de betrokken partijen overeenstemming kan worden bereikt over de verschillende onderdelen van het project. Overeenstemming over het project, met alle partijen, bevordert de voortgang; uiteenlopende opvattingen of veranderende eisen kunnen de voortgang ophouden. Onverminderd het vorenstaande, wordt gewerkt met een ambitieuze planning voor de verschillende onderdelen van het project. In onderstaand overzicht zijn de verschillende activiteiten weergegeven. Daarbij is tevens aangegeven wanneer en waarover de Tweede Kamer naar verwachting wordt geïnformeerd over de voortgang dan wel (tevens) de mogelijkheid heeft om bij te sturen. De verschillende stappen in het proces zijn overigens voor een deel van elkaar afhankelijk. 12. Planningsoverzicht a. Organisatieontwikkeling Uitgangspunt van de organisatieontwikkeling is dat de minister (namens het kabinet) verantwoordelijk is voor de oprichting van de nieuwe stichting, inclusief de bemensing. Na de formele oprichting van de stichting gelden de statuten en de subsidievoorwaarden. Juni – Sept. 2009 De Minister van BZK zal in overleg met de Stuurgroep een profielschets van de voorzitter en de overige leden van de raad van toezicht opstellen. Tevens zal een uitgewerkte rechtspositieregeling (vacatiegeld, vergoedingen, verzekering) voor raad van toezicht worden opgesteld. Sept – Dec. 2009 Na de werving van de voorzitter en leden, zal de raad van toezicht (in oprichting) in overleg met de minister een profielschets van de directie opstellen, een rechtspositieregeling bepalen en een wervingsprocedure voor de directeur(en) starten. Dec. 2009 De raad van toezicht (in oprichting) legt de rechtspositie en de profielschets voor de eerste directeur(en) ter goedkeuring voor aan de minister, die hierover de Stuurgroep raadpleegt. Dec. 2009- Feb 2010 De minister informeert de Kamer over de beoogde benoeming van de raad van toezicht en – al dan niet afzonderlijk - over de besluitvorming over de naamgeving van het huis. Feb. 2010 De raad van toezicht legt de keuze van de benoeming van de eerste directie voor aan de minister, die hierover de Stuurgroep raadpleegt. Maart – april 2010 Oprichting Nieuwe stichting en (vervolgens) fusie met SBB en IPP (afhankelijk van nog op te stellen fusiedraaiboek en fusievoorstel). Mei – juli 2010 Overdracht van de projectsturing aan de staande organisatie van het ministerie van BZK. April 2010 – 2012 Opbouw en ontwikkeling nieuwe organisatie. b. Activiteitenprogramma Juni- Dec. 2009 De Minister van BZK legt ter uitwerking van het beleidskader zoals opgenomen in de toelichtende brief over de oprichting van het Huis, de subsidievoorwaarden vast in een ministeriële regeling op grond van de Wet overige BZK-subsidies die de voorwaarden vastlegt van de per 1 januari 2011 te verlenen subsidies aan het Huis. Juni 2009 Start met uitwerking proeftuinen tweede helft 2009 en voorbereiding proeftuinen 2010. Nov. – Dec. 2009 Voor het kalenderjaar 2010 worden aan IPP (en SBB via de Kamer) subsidies toegekend voor het uitvoeren van de reguliere activiteiten in 2011. Voor proeftuinen voor het Huis worden voor 2009 en 2010 per project subsidieafspraken vastgelegd krachtens de Wet overige BZK-subsidies met concrete projectafspraken volgens het beleidskader voor de proeftuinen (zoals vastgelegd in de Kamerbrief). April – sept. 2010 In 2010 wordt met toepassing van de nieuwe subsidieregeling het activiteitenprogramma voor 2011 voorbereid door de nieuwe stichting. Voor wat betreft de activiteiten in het Binnenhofcomplex worden het activiteitenprogramma in concept ter goedkeuring voorgelegd aan de (vertegenwoordigers van) de Eerste Kamer en Tweede Kamer. Sep- okt. 2010 De nieuwe stichting legt het activiteitenprogramma 2011 ter goedkeuring voor aan de Minister van BZK, die daarover advies vraagt aan de interdepartementale commissie (AZ, Ju, BZK). Nov. – Dec. 2010 De Minister van BZK keurt het activiteitenprogramma 2011 goed nadat is gebleken dat het voldoet aan de subsidieregeling. Jan-Maart 2011 De nieuwe stichting stelt voor een jaarverslag op en legt verantwoording af aan de Minister van BZK. April – Mei 2011 De Minister van BZK stelt de subsidies 2010 definitief vast, na ontvangst van een advies ter zake van aan de interdepartementale commissie (AZ, Ju, BZK). De cyclus voor het activiteitenprogramma 2011 herhaalt zich vervolgens m.b.t. de daaropvolgende jaren. Huisvesting 2009-2012 Activiteiten van de bestaande organisaties vinden thans plaats in en vanuit de huidige, in beginsel als tijdelijk, te beschouwen locaties: de huidige Huisvesting van het IPP in Amsterdam, van het SBB op het Binnenhof en van de proeftuin De Haagse Tribune aan de Hofweg 1h in Den Haag. Ondertussen wordt gewerkt aan de voorbereiding van de definitieve vestiging van het Huis in Den Haag per 2013. De planning daarvan is hieronder weergegeven: Augustus 2009 Maken van locatiekeuze voor nieuwe huisvesting op basis van uitkomsten van de haalbaarheidsstudies. Afhankelijk van de locatiekeuze ook vaststellen van het vervolgtraject (nieuwbouw of verbouw). Vaststellen financieel kader en bijbehorende (rand)voorwaarden. September 2009 Start van ontwikkelingstraject, maken van een ontwerp voor het bouwplan in samenwerking met ontwikkelende partij en nieuwe gebruikers. Mogelijk het opstellen van een intentieverklaring met de ontwikkelende partij of start van een architectenselectie. Oktober 2009 Start verdere uitwerking huisvestingswensen, technische en comforteisen en een aanzet voor de inrichtingswensen. Januari 2010 Inventariseren gebruikersvoorzieningen, waaronder meubilair en installaties. 1e kwartaal 2010 Overdrachtsarrangement m.b.t. het opdrachtgeverschap m.b.t. de huisvesting; vaststellen rol van de nieuwe stichting. Mogelijk het opstellen van een realisatieovereenkomst, concept huur- of gebruiksovereenkomst. Hierna is het proces sterk afhankelijk van de locatie en hoeveel tijd nodig is voor het maken van het ontwerp, aanvullend onderzoek en de publiekrechtelijke procedures. Hieronder staat een indicatief stappenplan: 1e helft 2010 Start van de publiekrechtelijke procedures (bestemmingsplan, bouwvergunning etc.) 1e kwartaal 2012 Start met bouwwerkzaamheden 2013 Oplevering en vervolgens ingebruikname van de nieuwe Huisvesting in Den Haag. Kamerstukken II 2008/2009, 31 475 nr. 3. Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) en Stichting Bezoekerscentrum Binnenhof (SBB). Rapport fusieonderzoek (BMC), november 2008. Downloadbaar via www. minbzk.nl/huis Raming der voor de Tweede Kamer in 2010 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten, Kamerstukken 2008/2009, 31952) PAGE 8 PAGE 2