Preview document (🔗 origineel)

---

2009Z12791

Vragen van het lid Jansen (SP) aan de minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over regels voor en toezicht op de
externe veiligheid van windmolens. (Ingezonden 30 juni 2009)

1

Waarom zijn de uitgangspunten voor de externe veiligheid van windmolens
niet verankerd in wetgeving, zoals wel het geval is bij wetgeving voor
bedrijven en transportactiviteiten? 1) 2)

2

Kunt u een nadere toelichting geven waarom u het toezicht op de externe
veiligheid van windmolens toevertrouwt aan de exploitant, met het
argument “overigens is ook het imago van windmolens niet gebaat bij
het falen van een windturbine”? 3) Is bij industriële inrichtingen
het imago van het bedrijf evenmin gebaat bij een calamiteit, terwijl
daar de controle op de naleving van de externe veiligheidseisen toch ook
niet (alleen) aan de exploitant wordt overgelaten?

3

Wat vindt u van de suggestie van de publicisten Pikaar en Meijlink om
een wettelijk kader te ontwikkelen gebaseerd op de systematiek van het
plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR), uitmondend in vaste
wettelijke veiligheidsafstanden gebaseerd op vermogen, bladhoogte en
mastlengte?

4

Indien u (nog) niet overtuigd bent door de argumentatie van genoemde
deskundigen: bent u bereid onderzoek te laten verrichten naar de
mogelijkheden om het wettelijk kader voor externe veiligheid van
windmolens te verbeteren?

1) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 3043

2) Cobouw, 23 juni 2009: “Risico van klap van de (wind)molen”

3) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 3043, antwoord op
vraag 1