[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Jaarrapportage

Bijlage

Nummer: 2009D33546, datum: 2009-06-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Jaarrapportage Compensatiebeleid 2007 en 2008 (2009D33544)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 1 bij brief OI/O/9044032

JAARRAPPORTAGE COMPENSATIEBELEID 2007-2008: ALGEMEEN

1. Europese ontwikkelingen

a. Binnen de Europese Unie (EU)

Begin december 2007 presenteerde de Europese Commissie het
‘defensiepakket’ bestaande uit een overkoepelende mededeling met
daarin een strategie gericht op een sterke en concurrerende Europese
defensie industrie en daaruit voortvloeiend een tweetal
richtlijnvoorstellen.

 

Over de Mededeling: ‘A Strategy for a Stronger and More Competitive
European Defence Industry’ heeft de Raad voor Concurrentievermogen
eind mei 2007 een aantal conclusies aanvaard.

Aanbestedingsrichtlijn

Het eerste voorstel voor een specifieke aanbestedingsrichtlijn op het
vlak van defensie en veiligheid is zowel door de Raad als het Europees
Parlement vervolgens in de loop van 2008 voortvarend behandeld, hetgeen
leidde tot gezamenlijke inhoudelijke overeenstemming op 19 december
2008. Na formele goedkeuring door de Raad en de publicatie in het
Publicatieblad van de EU vermoedelijk in juni 2009 treedt de richtlijn
in werking en hebben de lidstaten 2 jaar de tijd om deze om te zetten in
nationale wet- en regelgeving. De richtlijn beoogt de tot dusverre
gesloten en gefragmenteerde nationale markten voor defensiematerieel via
transparante aanbestedingsprocedures tot een interne Europese markt te
transformeren en te openen waarbij tegelijkertijd ook rekening wordt
houden met de terechte veiligheidsbelangen van de lidstaten.

De richtlijn is van toepassing op opdrachten voor defensie- en
veiligheidsmaterieel en –diensten boven een drempelwaarde van €
412.000 voor leveringen en van € 5.150.000 voor werken. Omdat de
beoogde marktopening hoofdzakelijk merkbaar zal zijn op het niveau van
de grotere Europese leveranciers van defensiesystemen (gevestigd in de
EU-lidstaten met een grote defensie industrie) en niet per definitie
doorwerkt naar de onderliggende leveringsketens van Europese middelgrote
en kleine bedrijven, kan de richtlijn ingrijpende gevolgen hebben voor
de Nederlandse defensie industrie die hoofdzakelijk met toeleveren en in
marktniches actief is. Een belangrijk gevolg van de inwerkingtreding van
deze richtlijn zal immers zijn dat het beroep van de lidstaten op het
uitzonderingsartikel 296 van het Verdrag, waaronder compensatie kan
worden geëist, naar verwachting zal verminderen. In de richtlijn zijn
wel specifieke bepalingen opgenomen t.a.v. de toegang tot die
leveringsketens voor toeleverende bedrijven.

Richtlijn stroomlijning vergunningsprocedures

Ook het tweede voorstel uit het ‘defensiepakket’ voor een richtlijn
ter vereenvoudiging en stroomlijning van de vergunningsprocedures voor
de overdracht van defensiegoederen (onderdelen, componenten en
sub-systemen) binnen de EU, is in de loop van 2008 tot een succesvol
einde gebracht. Door middel van een vergunningstechnische
vereenvoudiging voor het EU intra-verkeer in onderlinge toeleveringen
van defensieproducten tussen lidstaten, vermindert deze richtlijn de
administratieve barrières en lasten voor de Europese bedrijven en
worden de Europese onderlinge toeleveringen op defensievlak bevorderd.
Hierin ligt de verbinding met de eerder genoemde specifieke
aanbestedingsrichtlijn voor defensie en veiligheid.

Op dit moment zijn de gevolgen van beide richtlijnen op het bereiken van
een gelijk speelveld op de Europese defensiemarkt nog moeilijk in te
schatten. Nadat deze in 2011 zijn omgezet in nationale wet- en
regelgeving in de afzonderlijke lidstaten, zal er nog geruime tijd
overheen gaan voordat de precieze uitwerking in Europa en binnen de
Nederlandse situatie kan worden beoordeeld.

b. Binnen het Europees Defensie Agentschap (EDA)

Als belangrijke vorderingen in het kader van het Europees Defensie
Agentschap (EDA) kunnen worden gemeld:

De EDA gedragscode voor defensieverwerving (sinds 1 juli 2006 van
kracht) begint geleidelijk aan zijn vruchten af te werpen. Deze
vrijwillige gedragscode heeft betrekking op het aanmelden bij het EDA
van de voornemens tot verwerving van defensiematerieel waarop artikel
296 van het EG Verdrag van toepassing is en heeft als doel een
geleidelijke realisatie van een transparante en open defensiemarkt. De
marktwaarde van de gepubliceerde contracten onder deze gedragscode nam
toe van € 2,2 miljard in 2007 naar € 5,4 miljard in 2008. De totale
waarde van de gegunde contracten onder mededinging nam toe van € 0,7
miljard in 2007 tot € 2,1 miljard in 2008. Nederland behoort met
Frankrijk en Polen tot de landen die de meeste contracten publiceren op
het ‘Electronic Bulletin Board’. De totale contractwaarde buiten
mededinging (vallend onder de uitzonderingen van de gedragscode) groeide
van € 1,5 miljard in 2007 naar € 3,3 miljard in 2008. 

Tevens is het aantal ‘cross border contract awards’ gegroeid van 20%
in 2007 naar 33% in 2008, waarvan het merendeel binnen Europa, maar ook
daarbuiten (meestal VS). Het effect op het Europese MKB is tevens
merkbaar, ongeveer de helft van de gegunde contracten ging naar het MKB,
waarvan 20% in ‘cross border contracts’. Dit is slechts een begin,
het EDA neemt verdere initiatieven om de bekendheid met en het gebruik
van het Electronic Bulletin Board door het Europese MKB te vergroten.

In mei 2007 stelden de ministers van Defensie de ‘European Defence
Technological and Industrial Base (EDTIB) Strategy’ vast, die de
richting aangeeft naar een sterkere, meer competente en competitieve
EDTIB via enerzijds introductie van meer marktwerking en anderzijds meer
gezamenlijke inspanningen op het vlak van onderzoek en technologie.

Het in juli 2008 vastgestelde ‘Capability Development Plan’ schetst
een globaal beeld van de toekomstige capaciteitsbehoefte in het licht
van het Europese Veiligheids- en Defensie Beleid, de trends daarin en de
tekortkomingen en geeft tevens de agenda aan voor daadwerkelijke
programma’s en concrete mogelijkheden tot samenwerking tussen de
lidstaten. De in oktober en in november 2008 vastgestelde ‘Armaments
Co-operation Strategy’ en de ‘Defence Research & Technology
Strategy’ completeren het raamwerk van de vier pijlers waarop het EDA
is gebaseerd. 

Tot slot is er in oktober 2008 door de Bestuursraad van het EDA de basis
gelegd voor de ‘Code of Conduct on Offsets’ die per 1 juli 2009 in
werking moet treden. Deze vrijwillige gedragscode is er op gericht om de
transparantie en het wederzijds vertrouwen tussen de deelnemende
lidstaten te vergroten door informatie over en ervaringen met het
gehanteerde compensatie instrument uit te wisselen. Langs deze weg zal
er tevens verder worden onderzocht hoe dit instrument in verschillende
vormen de ontwikkeling van de EDTIB (zie boven) zou kunnen stimuleren,
waarbij de mogelijke negatieve invloed op de concurrentie over de
grenzen heen kan worden beperkt. Het uiteindelijke doel op de langere
termijn is het bereiken van een gelijk speelveld op de Europese en
mondiale defensiemarkt.

2. Implementatie Defensie Industrie Strategie

EZ heeft samen met het ministerie van Defensie en in overleg met de
defensie gerelateerde industrie een Defensie Industrie Strategie (DIS)
opgesteld die een integrale strategische visie op de Nederlandse
defensie-industrie en de rol van de overheid daarbij presenteert. De DIS
is in maart 2008 door de Tweede Kamer goedgekeurd en wordt op dit moment
geïmplementeerd.

In het licht van een op termijn voorzichtige Europese ontwikkeling in de
richting van meer marktwerking en een gelijk speelveld worden de
beleidsinstrumenten van beide ministeries offensief en proactief ingezet
om de Nederlandse industrie internationaal beter te positioneren. Zo
werden in 2008 de R&D instrumenten van Defensie alsmede het
compensatiebeleid meer gericht op de prioritaire technologiegebieden, de
eerste projecten binnen de Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid
opgestart en het overleg tussen het ministerie van Defensie en het
bedrijfsleven geïntensiveerd door het organiseren van contactdagen over
mogelijkheden voor de Nederlandse industrie in relatie tot (toekomstige)
verwervingstrajecten. De Nederlandse defensiegerelateerde industrie
wordt op steeds intensievere wijze betrokken bij materieelprojecten,
onder andere via  beleidsinstrumenten als het ‘Launching
Customership’ en het ‘Small Business Innovation Research’ (SBIR)
waardoor ervaring is opgedaan met het specifiek inschakelen van het MKB.

3. Resultaten van het compensatiebeleid over 2007 en 2008

a. Invulling van de verplichtingen

Om compensatieverplichtingen tijdig in te vullen moet gemiddeld € 450
mln per jaar aan ingediende ‘compensatieclaims’ worden goedgekeurd.
Deze operationele doelstelling (bepaald door de openstaande
verplichtingen en de gemiddelde looptijd van de overeenkomsten) is
opgenomen als VBTB-prestatieindicator in de begroting van Economische
Zaken (voortschrijdend 5-jaarsgemiddelde). Deze indicator is met ingang
van 2007 opgehoogd van € 350 mln naar € 450 mln. 

De resultaten van compensatie, zoals weergegeven in tabel 1, zijn zowel
in 2007 als in 2008 uitstekend te noemen. De gerealiseerde compensatie
(waarde van de goedgekeurde claims) bedroeg in die jaren respectievelijk
€ 678 mln en € 557 mln en ligt ruim boven deze prestatie-indicator
en ook ruim boven het gemiddelde van wat de afgelopen 5 jaar is
gerealiseerd. 



Tabel 1: Gerealiseerde compensatie per jaar 2004 – 2008
(stroomgrootheden)

	2004	2005	2006	2007	2008	Gemiddeld

Aantal claims	775	910	760	910	463	764

Goedgekeurd	€ 322	€ 576	€ 466	€ 678	€ 557	€ 520 

Afgekeurd	€   78  	€ 153	€ 105	€ 180	€ 231	€ 149

Afgeronde bedragen in miljoenen € 

b. Defensiegerelateerde industrie

Van de gerealiseerde compensatie in 2008 is 66,3 % ingevuld met
defensiegerelateerde activiteiten, een lichte daling t.o.v. 2007: 69,4 %
 (in 2006 was dit percentage: 51,3 % en in 2005: 57,0 %). Hiermede komt
het gemiddelde over de afgelopen 5 jaar op 57,1 %, (vorig jaar was dit
gemiddelde 50,6 %). Er is dus sprake is van een stijgende trend. Omdat
bij deze invulling de inschakeling en versterking van de Nederlandse
defensiegerelateerde industrie voorop staat is het streven erop gericht
dit aandeel in de komende jaren te handhaven dan wel uit te bouwen.

c. Inschakeling van het MKB

Een van de doelstellingen van het compensatiebeleid is een evenwichtige
inschakeling van het Midden- en Klein Bedrijf (MKB). In dit verband is
MKB gedefinieerd als ondernemingen met een personeelsaantal tot 100
werkzame personen. In tabel 2 vindt u de totale gerealiseerde
compensatie naar bedrijfsgrootte in de periode 2004-2008.

Tabel 2: Gerealiseerde compensatie naar bedrijfsgrootte

 

Werkzame personen	2004	2005	2006	2007	2008	2004-2008

   Gem.

< 100	33,8 %	13,3 %	46,4 %	32,2 % 	32,3 %	 31,6 %

100 – 500	30,0 %	38,0 %	19,0 %	30,3 % 	23,2 %	 28,1 %

> 500	36,2 %										30,0 %	48,7 %	34,6 %	37,5 % 	44,5 %	 40,3 %



Na een daling in 2007 t.o.v. 2006 is er voor het MKB in 2008 sprake van
een stabilisatie.  Overigens vertoont dit percentage over de afgelopen
periode een nogal grillig verloop. Hierbij teken ik aan dat naar
schatting ca. 15 % van de opdrachten geplaatst bij bedrijven met meer
dan 500 personeelsleden, door deze bedrijven weer wordt uitbesteed aan
het Nederlandse MKB. Het reële percentage van de compensatie dat
terecht is gekomen bij het MKB wordt in 2007 dus geschat op 37,8 %  en
in 2008 op 39,0 %  (32,3 % + 15 % van 44,5 %). 



Tabel 3: Directe en indirecte compensatie naar bedrijfsgrootte in 2006,
2007 en 2008

	2006	2007	2008

Werkzame personen	direct	indirect	direct	indirect	direct 	indirect

< 100	29,1 %	53,3 %	 32,6%	 31,9 %	18,3 %	38,4 %

100 – 500	  3,4 %	25,2 %	 26,6%	 32,5 %	18,6 %	25,3 %

> 500	67,5 %	21,5 %	 40,8%	 35,6%	63,1 %	36,3 %



Tabel 3 geeft de verdeling tussen directe en indirecte compensatie in de
verschillende bedrijfsgrootteklassen weer. Directe compensatie bestaat
uit leveringen van onderdelen t.b.v. de (soort) systemen die Defensie
aanschaft. Indirecte compensatie heeft betrekking op andere
activiteiten. 

  

d. Categorieën activiteiten waarmee compensatie is ingevuld

In tabel 4 is aangegeven met welke categorieën activiteiten de
invulling van de compensatie in 2007 en 2008 is gerealiseerd.  

Tabel 4: Categorieën van activiteiten bij invulling compensatie

Categorie van activiteiten 

  	     %

   2007	   %

 2008

Uitbesteding, ‘build to print’: opdrachten voor bewerkingen vanaf
tekening	  45,3 %	  40,9 %

Inkoop van standaardproducten, civiel en ‘dual use’ 	  15,1 %	  21,3
%

Complexe uitbesteding, licentiebouw en coproductie: componenten en
subsystemen waarvoor NL bedrijf een deel ontwikkeling en/of veel
‘engineering’ doet	  10,5 %	  13,0 %

Engineering (incl. Software)	    7,6 %	   5,6 %

Investeringen (‘Venture capital’)	    6,7 %	   8,8 %

Marketingassistentie	    4,8 %	   2,5 %

Overdracht van kennis, licenties en technologie 	    3,7 %	   5,9 %

Uitruil tussen overheden van wederzijdse compensatieverplichtingen 	   
3,0 %	   2,0 %

Overig: o.a. onderhoud/reparatie en R&D 	    3,3 %	    -

Totaal 	100,0 %	100,0 %



Uit de tabel blijkt dat de uitbesteding van onderdelen en ‘build to
print’ (bewerkingen vanaf tekening) alsmede de inkoop van
standaardproducten in beide jaren het leeuwendeel van de gerealiseerde
compensatie uitmaken. De meer kennisintensieve activiteiten in de andere
categorieën bieden een wisselend beeld. 



e. Toepassing van ‘multipliers’

‘Multipliers’ worden de laatste jaren meer toegepast om te
stimuleren dat: 

een groter deel van de compensatie wordt ingevuld met militaire
activiteiten; 

het overblijvende civiele deel meer wordt ingevuld met kennisoverdracht
en investeringen omdat deze economisch interessanter zijn dan
additionele civiele opdrachten. 

In tabel 5 is weergegeven wat de effecten in 2007 en 2008 zijn van het
toepassen van ‘multipliers’. Het verlenen van de ‘multiplier’
van 1-5 handhaaft zich in beide jaren maar de toepassing van de
‘multiplier’ van 5-10 vermindert in 2007 en blijft in 2008 geheel
achterwege. Deze ontwikkeling kan in samenhang met de ingevulde
activiteiten zoals blijkt uit tabel 4 als minder gunstig worden
beschouwd. Ook in 2007 en 2008 komen nog investeringen in jonge en
innovatieve bedrijven voor met de daarbij horende hoge
‘multipliers’, voor een waarde van respectievelijk € 2,0 mln en
€ 3,5 mln. In 2007 is besloten om de maximale ‘multiplier’ die
wordt toegepast, te verlagen en vast te stellen op 10. De vóór dit
besluit aangegane verplichtingen met bedrijven waarbij een hogere
‘multiplier’ is toegepast zijn in dit overzicht verwerkt.

Tabel 5: Effecten van ‘multipliers’ in 2007 en 2008

Toegepaste ‘multiplier’	2007	2008	2007	2008

	Zonder ‘multiplier’	Met ‘multiplier’

1 (geen ‘multiplier’)	 € 521,6 	 € 400,9	 € 521,6	 € 400,9

van 1 tot 5	 €   53,4	 €   69,9	 € 107,9	 € 107,2

van 5 tot 10 	 €     0,3	       -	 €     2,8	      -

Totaal opdrachten	 € 575,3	 € 470,8	 € 632,3	 € 508,1

Investeringen: 

tussen 10 en 35	 €     2,0	 €     3,5	 €   45,4 	 €   49,3

Totaal	 € 577,3	 € 474,3	 € 677,7	 € 557,4

In miljoenen €

f. Stand van zaken lopende overeenkomsten

 

Tabel 6 geeft aan wat de wijzigingen in de totale voorraad lopende
overeenkomsten zijn ten opzichte van de vorige rapportages. Omdat
compensatieovereenkomsten in de regel een looptijd hebben van 5 tot 10
jaar, is er altijd een ‘voorraad’ overeenkomsten die maar ten dele
zijn ingevuld. Nam in het jaar 2007 het aantal overeenkomsten per saldo
af van 82 naar 76 stuks, in 2008 groeide het aantal per saldo weer naar
86 overeenkomsten. De nog openstaande verplichtingen aan het slot van
2007 van ruim € 1,8 miljard zijn in de loop van 2008 verder afgenomen
naar € 1,6 miljard  Deze zullen de komende jaren door
compensatieactiviteiten worden ingevuld. De in 2007 en 2008
gerealiseerde compensatie van respectievelijk € 678 mln en € 557 mln
(zie tabel 1). Een deel van deze gerealiseerde bedragen is verwerkt in
de afgedane overeenkomsten en het resterende bedrag in de overeenkomsten
die na 2008 nog doorlopen.



Tabel 6: Aansluiting huidige met vorige rapportage (voorraadgrootheden)

Aantal

ovk.	2007

	        82	Initiële compensatieverplichting lopende compensatie-
overeenkomsten per 31 december 2006	

3.697

11

17	Nieuwe overeenkomsten 2007

Wijzigingen op bestaande overeenkomsten

Afgedane (in 2007 volledig ingevulde) overeenkomsten 	 455

155

-/- 435

        76	Initiële compensatieverplichting lopende
compensatieovereenkomsten per 31 december 2007	

3.872

	Realisatie lopende overeenkomsten t/m 31 december 2007	-/- 2.002

	Nog in te vullen verplichtingen per 31 december 2007	1.870

  Afgeronde bedragen in miljoenen € 

aantal

ovk.	2008

	76        	Initiële compensatieverplichting lopende compensatie-
overeenkomsten per 31 december 2007	

3.872

18       

7

1	Nieuwe overeenkomsten 2008

Wijzigingen op bestaande overeenkomsten

Afgedane (in 2008 volledig ingevulde) overeenkomsten 

Ontbonden overeenkomst*	320 

46

-/-84

-/-  5 

86        	Initiële compensatieverplichting lopende
compensatieovereenkomsten per 31 december 2008	                   4.149



	Realisatie lopende overeenkomsten t/m 31 december 2008	-/-2.527 

	Nog in te vullen verplichtingen per 31 december 2008	1.622

  Afgeronde bedragen in miljoenen € 

*) Een door het ministerie van Defensie ontbonden overeenkomst met een
leverancier.

 PAGE   2 

  PAGE  \* LOWER  6