[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Evaluatie deeltijd WW

Bijlage

Nummer: 2009D34015, datum: 2009-07-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Evaluatie deeltijd WW (2009D34014)

Preview document (šŸ”— origineel)


Evaluatie deeltijd WW

1.	Inleiding

Sinds oktober vorig jaar worden bedrijfsleven en werkgelegenheid ernstig
geraakt door de economische gevolgen van de financiƫle crisis. In de
afgelopen maanden heeft het kabinet in iedere fase van de crisis
maatregelen getroffen die in het licht van de omstandigheden nodig waren
om het bedrijfsleven in staat te stellen de gevolgen zo goed mogelijk op
te vangen. Eind vorig jaar werd een landelijk dekkend netwerk van
mobiliteitscentra ingericht teneinde werknemers die met ontslag worden
bedreigd zo mogelijk tijdig naar ander werk te geleiden. Ook werd de
wtv-regeling ingevoerd die erop gericht was om bedrijven die door een
zeer ernstige teruggang in omzet getroffen werden een adempauze te
bieden waarin zij op overwogen wijze over de aanpassing van de
productiecapaciteit zouden kunnen beslissen. In maart van dit jaar is
deze regeling opgevolgd door de regeling voor deeltijd WW. Deze vormt
onderdeel van een aantal maatregelen die bedrijven in staat moeten
stellen om in de komende tijd, waarin omvang en einde van de crisis nog
niet te overzien zijn, hun herstelvermogen in stand te houden zodat
eventuele nieuwe orders snel kunnen worden uitgevoerd. 

De regeling voor deeltijd WW werd in maart met de sociale partners
besproken. In het pakket stimuleringsmaatregelen werd 300 mln
uitgetrokken voor de extra kosten welke deze regeling met zich mee zou
brengen, naast het reguliere beslag op WW middelen. Ten tijde van de
totstandkoming van de regeling werd overwogen dat het hier een nieuw
soort maatregelen betrof, waarmee nog geen ervaring was opgedaan. Om die
reden werd de eerste periode waarin deeltijd WW aan bedrijven wordt
toegestaan beperkt tot drie maanden. Deze drie maanden zouden mede
gebruikt worden om de toepassing en het gebruik van de regeling te
volgen en te evalueren, waarna de regeling in het licht van de gebleken
praktijk zou kunnen worden bijgesteld. Nadrukkelijk werd in de
toelichting gewaarschuwd dat bij de verlenging van de deeltijd WW na de
eerste periode van drie maanden, de regeling eventueel in gewijzigde
vorm zou worden toegepast. Ook werd gewaarschuwd dat de regeling zou
worden gesloten indien het budgettaire plafond dreigde overschreden te
worden. 

In de afgelopen maanden zijn omvang en aard van het gebruik van de
regeling gevolgd. Voor de ommekomst van de eerste periode van drie
maanden dreigde het ingestelde budgettaire plafond door het intensieve
gebruik van de regeling te worden overschreden. Om die reden heb ik
besloten de regeling tijdelijk op te schorten voor nieuwe instroom. De
tijd sinds het opschorten van de regeling is gebruikt om de regeling te
evalueren en de verdere inzet van de beschikbare middelen af te wegen.
Op basis van de evaluatie, en in het licht van het pakket aan
maatregelen dat het kabinet heeft getroffen en de nieuwste prognoses
over de economie, heb ik besloten de regeling te verfijnen teneinde deze
meer aan te doen sluit bij het beoogde doel; het behouden van werknemers
die essentieel zijn voor het bij een aantrekkende vraag weer snel kunnen
opschalen van de bedrijfsactiviteiten. 

2.	Situatie op de arbeidsmarkt

De recente prognoses van het CPB wijzen op een voortgaande achteruitgang
van de economie met alle gevolgen van dien. Economische krimp van bijna
5% in 2009, een werkloosheid die oploopt tot bijna 10% van de
beroepsbevolking in 2010, en een snel stijgende staatsschuld. De cijfers
zijn een bevestiging van signalen in de afgelopen maanden uit de
samenleving. Bedrijven geven aan voor de moeilijke keuze te staan of en
welke werknemers ze moeten ontslaan om de voortgang van hun bedrijf te
garanderen. Brancheorganisaties verwachten dat de bedrijvigheid in hun
sector sterk zal afnemen. De werkloosheid is in de afgelopen maanden
geleidelijk opgelopen. Het CBS meldt dat het aantal WW-uitkeringen voor
de zesde achtereenvolgende maand is gestegen. Het aantal WW-uitkeringen
ligt nu ongeveer 45.000 hoger dan in oktober vorig jaar toen het aantal
WW-uitkeringen het laagste punt sinds 2001 bereikte. De inzet van de
wtv-regeling en het afstoten van flexibele arbeidskrachten hebben het
moment van massale ontslagaanvragen in sommige gevallen weten uit te
stellen. De economische neergang is echter van een dergelijke omvang dat
veel sectoren en bedrijven genoodzaakt zijn te herstructureren en
werknemers te ontslaan. Bedrijven met uitzicht op herstel kunnen de
deeltijd WW gebruiken om het vermogen om te herstellen te waarborgen.
Werknemers die essentieel zijn voor het herstelvermogen (vakkrachten)
kunnen zo worden behouden. 

Een krimpende economie en oploop van werkloosheid werden verwacht. Al
snel na het overslaan van de crisis in de financiƫle sector naar de
reƫle economie werd duidelijk dat we in economisch zwaar weer terecht
zijn gekomen. Half januari gaf het kabinet aan dat ā€œde economische
teruggang leidt tot het verdwijnen van werk en banen, en dus tot
werkloosheidā€. Het kabinet heeft toen uiteengezet dat het beleid erop
gericht moet zijn om werk om te zetten in werkgelegenheid en
werkgelegenheid snel te koppelen aan beschikbare arbeid. Na overleg met
sociale partners en andere betrokken partijen heeft het kabinet eind
maart aangegeven welke middelen en instrumenten worden ingezet. In
totaal is dat 700 miljoen extra voor arbeidsmarktmaatregelen en nog eens
250 miljoen voor het aanpakken van de problematiek van
jeugdwerkloosheid. In de afgelopen periode hebben alle partijen zich
ingezet om voorgenomen beleid om te zetten in regelingen en in de
uitvoeringspraktijk. 

3.	Hoofdlijnen aanpak crisis op arbeidsmarkt

De economische gevolgen van de crisis verschillen tussen sectoren,
bedrijven en werknemers. Een uniforme aanpak is derhalve mogelijk noch
wenselijk. De maatregelen die het kabinet tot dusver getroffen heeft
bieden dan ook een waaier aan mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij is dat
we niet uit deze crisis komen door vast te houden aan het bestaande,
maar door ruimte te bieden aan vernieuwing en verandering. Op basis
daarvan heeft het beleid drie invalshoeken, te weten: investeren in de
toekomst, versterking van arbeidsmobiliteit, en behoud van herstel
vermogen. 

Investeren in de toekomst 

Vanaf het begin is bij de aanpak van de gevolgen van de crisis voor de
bedrijvigheid en de werkgelegenheid uitgegaan van het beginsel dat niet
werkgelegenheid behouden moet worden waar werk verdwenen is, maar nieuw
werk gestimuleerd moet worden en ruimte geboden teneinde dit zoveel
mogelijk in werkgelegenheid om te zetten. Dit om de werkgelegenheid en
de beschikbare arbeid zo snel en effectief mogelijk bij elkaar te
brengen. 

Nieuwe bedrijvigheid is een essentiƫle voorwaarde om als economie weer
snel te herstellen. Met het oog daarop heeft het kabinet verschillende
maatregelen getroffen om de economie een impuls te geven; vervroegen van
investeringen, fiscale facilitering innovatie, bevordering van
energie-investeringen in woningen, enz. Daarnaast wordt de ontwikkeling
van kennis en innovatie gestimuleerd via een tijdelijke regeling voor
kenniswerkers, verlenging van innovatieprogrammaā€™s en de versterking
van vakscholen en werkscholen. Dit voorkomt dat unieke kennis en
werkgelegenheid verloren gaat, stimuleert de ontwikkeling van nieuwe
technologie en zorgt ervoor dat kenniswerkers voor Nederland behouden
blijven. Hierdoor zal Nederland versterkt de crisis uitkomen. Ook heeft
het kabinet extra geld vrijgemaakt voor de ontwikkeling naar een
duurzame economie. De bouwsector profiteert van de ambitie en middelen
om scholen en instellingen op te knappen of te bouwen. 

In het kader van de arbeidsmaatregelen die in de afgelopen maanden zijn
getroffen is voorts steeds als voorwaarde gesteld dat de vrijgekomen
tijd wordt besteed voor opleiding, scholing en training. Op die wijze
wordt de vrijgevallen tijd benut om de kwaliteit en inzetbaarheid van
werknemers te verbeteren met het oog op de toekomst. Voor werkzoekenden
zonder startkwalificatie kan het behalen van een EVC of een
ervaringsprofiel de weg vrij maken naar een nieuwe werkgever. De
overheid draagt financieel bij in de kosten van het behalen van het
opmaken van het profiel en behalen van een certificaat. 

Van werk naar werk begeleiding

Werkgelegenheid behouden waar geen werk meer is, is in de huidige
situatie onhaalbaar en onwenselijk. Juist nu moeten we voorkomen dat
werk oningevuld blijft liggen. Nog steeds zijn er baanwisselingen en
vacatures. Vanuit die gedachte heeft het kabinet een uitgebreid pakket
aan maatregelen en middelen gepresenteerd om de arbeidsmobiliteit te
bevorderen en werknemers die dreigen hun baan te verliezen zo mogelijk
al voor hun ontslag elders weer aan werk te helpen. De regionale
mobiliteitscentra bieden daarbij het kader waarin alle betrokken
pertijen binnen een regio kunnen samenwerken. Bedrijven zelf kunnen
bovendien een intensievere rol spelen bij het bemiddelen van werknemers
die ontslagen dreigen te worden. Werkgevers en sectoren hebben goed
zicht op waar werk ontstaat en waar werk verloren gaat. Van werk naar
werk krijgt zo handen en voeten binnen bedrijven en sectoren. Daarbij
kan gebruikt gemaakt worden van de ondersteuning vanuit de
mobiliteitscentra. Dit heeft succes gehad. In de afgelopen maanden
vonden ongeveer 5000 werknemers nieuw werk voor zij hun baan verloren en
ongeveer 40.000 binnen drie maanden daarna. Het kabinet heeft extra
middelen uitgetrokken voor bemiddeling en re-integratie. In sommige
gevallen is daar alleen kennis over beschikbare vacatures voor nodig.
Die kennis is geoptimaliseerd en wordt breed gebruikt. 

Scholing kan nodig zijn als competenties niet goed aansluiten. De
overheid stimuleert dit op verschillende manieren. Scholing vanuit de WW
is mogelijk. Daarbovenop komt een regeling waarbij bedrijven gebruik
kunnen maken van een omscholingsbonus. 

Herstelvermogen bedrijven en economie versterken

Niet behoud van het bestaande, maar vernieuwing en verandering bieden de
beste weg uit de crisis. Dit is echter anders indien ook gezonde
bedrijven zo zwaar getroffen worden door de huidige teruggang in de
economie dat zij zo ernstig in hun productievermogen moeten snijden,
onder meer door het ontslaan van essentiƫle vakkrachten. Dan gaat ook
het vermogen om te vernieuwen en te veranderen verloren. Behoud van het
elementaire herstelvermogen van gezonde bedrijven is derhalve een
noodzakelijke voorwaarde voor het behoud van het herstelvermogen van de
economie als geheel. 

Het belangrijkste onderdeel van het beleid om het herstelvermogen van de
economie te versterken is het besluit van het kabinet in het kader van
het aanvullend beleidsakkoord de automatische stabilisatoren hun volle
werk te laten doen en zo een abrupte vraaguitval te voorkomen. De
oplopende uitgaven aan uitkeringen en de dalende inkomsten worden niet
vertaald in hogere lasten voor burgers en bedrijven of lagere uitgaven
door de overheid. Dit ondersteunt de vraag naar producten en daarmee de
werkgelegenheid. Volledig herstel wordt daarmee makkelijker bereikt.
Aanvullend heeft het kabinet extra middelen vrijgemaakt voor gerichte
investeringen in nieuwe bedrijvigheid. 

Daarnaast is deeltijd WW geĆÆntroduceerd om die bedrijven te helpen waar
de verwachting is dat na de tijdelijke teruggang van de economie, de
bedrijvigheid zal aantrekken. Deeltijd WW helpt, zoals ook onderzoek in
opdracht van de Stichting van de Arbeid laat zien, deze bedrijven een
brug te vormen naar deze volgende fase van de economische crisis.
Bedrijven krijgen zo de mogelijkheid werknemers die voor het herstellend
vermogen van het bedrijf elementair zijn bij het aantrekken van de
economie in te blijven zetten. Voorkomen moet worden dat essentiƫle
kennis en vaardigheden verloren gaan als ze kort daarna weer nodig zijn.
Het biedt bedrijven zo de mogelijkheid om snel om te schakelen als de
economie weer aantrekt. 

Uitgangspunt daarbij is dat behoud van werkgelegenheid waar geen werk
is, geen perspectief biedt. Herstructurering van de economie en
transities tussen bedrijven mogen niet door de regeling worden
belemmerd. Dit zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen indien bedrijven
door gebruik te maken van deeltijd WW structurele herschikking
uitstellen. Ook hier geldt dat zachte heelmeesters stinkende wonden
maken. Werknemers die te lang blijven zitten op onrendabele plekken
kunnen niet elders productief ingezet worden. Nieuwe bedrijvigheid wordt
dan tegengegaan, economische herstel afgeremd en talent niet goed
gebruikt. 

Aan het gebruik van deeltijd WW is een aantal voorwaarden verbonden om
de doelen te bereiken. Zo kan het aantal te werken uren ten hoogste met
50% worden verminderd. De werkgever is een vergoeding verschuldigd ter
hoogte van de helft van de verstrekte WW-uitkering als een werknemer
voortijdig wordt ontslagen. Een vertegenwoordiging van werknemers moet
instemmen met de vermindering van het aantal arbeidsuren en er moeten
met de werkgever afspraken worden gemaakt over scholing en detachering.
Verder zijn de reguliere WW-regels van toepassing wat betekent dat bij
een beroep op de regeling WW-rechten worden verbruikt. Het samenstel van
deze regels beoogt te bevorderen dat alleen die werknemers aan de
regeling deelnemen die essentiƫle vaardigheden bezitten waardoor bij
uitzicht op herstel bedrijven genoeg herstelvermogen hebben om snel weer
de productie te kunnen vergroten. 

4.	Ervaringen deeltijd WW

Het Besluit deeltijd WW tot behoud van vakkrachten is eind maart
geĆÆntroduceerd. In samenspraak tussen UWV, sociale partners en SZW is
de regeling vervolgens geĆÆmplementeerd en is ervoor gezorgd dat
bedrijven en werknemers zonder problemen gebruik kunnen maken van de
regeling. Bij de inwerkingtreding van het besluit deeltijd WW werd
aangekondigd dat de regeling binnen 3 maanden zou worden geƫvalueerd.
Onderhavige notitie bevat die evaluatie en de afwegingen op basis
daarvan. In bijlage 1 bij deze brief is een cijfermatig overzicht naar
aanleiding van deze evaluatie toegevoegd. De uitkomsten van de evaluatie
sluiten aan bij de resultaten van het onderzoek dat Research voor Beleid
in opdracht van de Stichting voor de Arbeid heeft verricht. Op basis van
deze gegevens kunnen we een aantal conclusies trekken. 

Vooruitlopend op de evaluatie is de regeling eerder echter reeds op twee
punten gewijzigd. In de eerste plaats ontstond er aanvankelijk
onduidelijkheid over de vraag in hoeverre de instemming van
vertegenwoordigers van de werknemers met de toepassing in een concreet
geval van willekeurig welke voorwaarde afhankelijk gemaakt zou kunnen
worden. Met het oog daarop hebben sociale partners in het kader van de
Stichting van de Arbeid een aanbeveling vastgesteld, waarin duidelijk
gemaakt werd dat de instemming slechts om redenen die samenhangen met
het doel van de regeling, geweigerd zouden kunnen worden. In aansluiting
daarop is de regeling eind april gewijzigd teneinde de procedure en
besluitvorming ingeval van geschil vast te stellen. Meningsverschillen
kunnen worden gemeld bij het op 29 april ingestelde Meldpunt deeltijd
WW. Sinds de instelling van dit meldpunt zijn 3 meldingen van werkgevers
aan sociale partners in de Stichting van de Arbeid voorgelegd. De
sociale partners op centraal niveau hebben daarbij geconstateerd dat er
nog voldoende ruimte was om op decentraal niveau tot een bevredigende
oplossing te komen. Dit heb ik in reactie aan betrokken werkgevers en
werknemersvertegenwoordigingen gemeld.

Daarnaast is naar aanleiding van gebleken knelpunten in de
vervoerssector bepaald dat langdurig en structureel overwerk wordt
betrokken bij deeltijd WW. 

Intensief gebruik van de regeling

Het gebruik van de mogelijkheid tot deeltijd WW is boven verwachting
gebleken. Sinds de start per april zijn in nog geen drie maanden tijd 40
duizend werknemers bij het UWV aangemeld voor deeltijd WW. Het
intensieve gebruik van de regeling wordt vooral ook veroorzaakt doordat
veel bedrijven voor een substantieel deel van hun personeelsbestand
deeltijd WW toepassen. In een aantal gevallen wordt voor alle werknemers
een aanvraag ingediend voor verkorting van de gewerkte uren. 64% van de
bedrijven die gebruik maken van de regeling vragen voor meer dan de
helft van de werknemers deeltijd WW aan (het betreft in totaal  85% van
het totale aantal werknemers in de deeltijd WW). Bij 17% van de
bedrijven die gebruik maken van deeltijd WW is het gebruik voor 100% van
het personeel (zie ook tabel 1 in de bijlage). Deze cijfers cumuleren
tot een gemiddelde inzet per bedrijf van bijna 70 procent van het
personeelsbestand. Voor bijna driekwart van de werknemers in de deeltijd
WW is de maximale vermindering van het aantal uren 50% aangevraagd (zie
tabel 2 in de bijlage). 

In onderstaande grafiek wordt inzichtelijk gemaakt hoe de verdeling is
tussen bedrijven waar 0-30% van het personeelbestand in de deeltijd WW
zit, bedrijven waar dit percentage tussen 30 en 60% ligt, en bedrijven
die 60 tot 100 procent van het personeelsbestand in de deeltijd WW
stoppen. De rechteras geeft aan hoeveel werknemers in de deeltijd WW
zitten bij de drie verschillende groepen bedrijven. 

nb. Figuur is gebaseerd op 20.000 toekenningen

Het intensieve gebruik zorgt er uiteraard voor dat het beschikbare
budgettaire plafond sneller werd bereikt dan in eerste instantie werd
verwacht. Dit is ook de aanleiding om de regeling op te schorten.
Belangrijker is dat het gebruik een indicatie is dat de regeling niet in
alle gevallen met gepaste terughoudendheid is ingezet. Ook het feit dat
afspraken over loonaanvulling tot stand komen, roept vragen op over de
door de werkgevers en werknemersvertegenwoordigingen gemaakte afwegingen
over inzet van deeltijd WW. Bedrijven moeten een keuze maken welke
mensen ze volledig in dienst willen houden, welke medewerkers minder
gaan werken, en voor welke medewerkers ontslag aan de orde is. Het
ongericht aanvragen voor het gehele werknemersbestand heeft als risico
dat dergelijke strategische keuzes vooruit worden geschoven en de
regeling daarmee haar doel voorbij schiet. Bovendien zorgt het
intensieve gebruik ervoor dat er geen middelen overblijven om andere
bedrijven en werknemers in de komende periode deze mogelijkheid te
bieden. Dit terwijl ook in de komende periode bedrijven geconfronteerd
worden met de gevolgen van de economische crisis.

Verdeling naar sectoren en werknemers

De deeltijd WW wordt vooral gebruikt door bedrijven in de metaal en
zakelijke dienstverlening (zie ook tabel 4a in bijlage). Gecorrigeerd
voor de omvang van de sector springen een aantal industriesectoren eruit
(tabel 4b) . Deze liggen ook voor de hand op grond van de economische
ontwikkelingen. Dit beeld komt ook naar voren uit de enquĆŖte die de
Stichting van de Arbeid onlangs liet doen. Ook signalen uit werkbezoeken
en berichtgeving in de media geven aan dat de economische neergang
vooral effect zal hebben op de bedrijvigheid in deze sectoren.
Werknemers die gebruik maken van de deeltijd WW verschillen qua leeftijd
niet veel van het gemiddelde van de beroepsbevolking, zij het dat er
relatief weinig jongeren onder 25 jaar deelnemen (tabel 3). De meeste
aanvragen betreffen aanvragen tot 5 werknemers (figuur 1 en 2). 

Effect op instroom WW

Ontslaan van werknemers kan een pijnlijke maar noodzakelijke beslissing
zijn om zowel op korte als op de lange termijn de toekomst van het
bedrijf te waarborgen. Bij zicht op herstel, kan het ontslaan van grote
groepen werknemers nadelig zijn. Juist voor werknemers met specifieke
kennis en kunde is het dan beter om wel in dienst te blijven maar minder
uren te werken. De regeling deeltijd WW biedt bedrijven deze
mogelijkheid. Werknemers worden dan via de WW gecompenseerd voor het
inkomensverlies. Instroom in de deeltijd WW verlaagt voor een deel de
instroom in de reguliere WW. In het kader van de evaluatie heb ik het
CPB verzocht om een inschatting te maken van de besparingen op de
reguliere WW als gevolg van de deeltijd WW. Hierbij is gebleken dat de
deeltijd WW naar verwachting een groter positief effect heeft op de
instroom in de reguliere WW dan eerder gedacht (zie bijlage 2). De
besparing op de reguliere WW is hierdoor hoger. Het CPB stelt dat,
afhankelijk van de duur van de recessie, bij een netto budget van 300
miljoen een bruto budget past van 550 miljoen (bij een lange recessie)
of van 625 miljoen (bij een korte recessie). Inschattingen over de duur
van de recessie zijn op dit moment, ook voor het CPB, niet mogelijk.
Vanuit het oogpunt van behoedzaamheid heb ik in samenspraak met het
kabinet besloten om de relatie tussen netto- en brutokosten zodanig bij
te stellen dat bij het netto-budget van 300 miljoen een bruto budget van
550 miljoen past in plaats van de eerdere 375 miljoen. Hiermee wordt de
budgettaire ruimte met 175 miljoen groter en kan een groter aantal
werknemers en werkgevers van het Besluit gebruik maken. 

Scholing binnen de deeltijd WW

Een werkgever dient concreet aan te geven welke scholing gevolgd zal
worden door werknemers die gebruik gaan maken van deeltijd WW. De
vormgeving van de scholing is onderdeel van de afspraken die werkgever
en werknemersvertegenwoordiging maken over inzet van deeltijd WW. Niet
kan worden volstaan met, zoals in eerste instantie bij de bijzondere WTV
regeling wel het geval was, een afspraak met vertegenwoordigers van
werknemers dat door middel van scholing de inzetbaarheid van de
betreffende werknemers zal worden bevorderd. Bij de verlengingsaanvraag
wordt getoetst of de scholingsafspraken zijn nagekomen. Voornemens of
een handtekening bij scholingsplannen zijn, in tegenstelling tot
berichten in sommige media, niet genoeg. De werkgever dient bij de
verlengingsaanvraag een schriftelijk verslag te overleggen. Hoe deze
specifieke scholing heeft bijgedragen aan de inzetbaarheid van de
individuele werknemer zal verschillen per werknemer en werkgever. Indien
UWV constateert dat de eerder gemaakte scholingsafspraak niet is
nagekomen, impliceert dit dat verlenging van deeltijd WW niet mogelijk
is. Naast het UWV heeft ook de werknemersvertegenwoordiging een
controlerende taak in deze. Zij dient immers akkoord te gaan met de
verlengingsaanvraag van de werkgever. Bij het maken van deze nieuwe
afspraak ligt het voor de hand dat gekeken wordt hoe de afspraken uit
het verleden zijn ingevuld. Het UWV verifieert middels een steekproef of
wat in de verklaring wordt gesteld ook overeenstemt met de
werkelijkheid. Op basis van een steekproef onder 25 grote bedrijven en
ruim 200 werknemers bij bedrijven die deelnemen aan de regeling is reeds
onderzocht welke scholing de betrokken werknemers gaan volgen. De nadruk
ligt op korte vakinhoudelijke cursussen, maar ook oriƫntatiecursussen
op bijvoorbeeld zelfstandig ondernemerschap komen voor. 

5.	Heroverweging deeltijd WW

Het binnen drie maanden bereiken van het budgettaire plafond maakt het
noodzakelijk om een weloverwogen beslissing te nemen over de
voortzetting van de regeling en de wijze waarop.

Bij ondernemers bestaat over het algemeen het gevoelen dat de deeltijd
WW op dit moment de meest zinvolle maatregel is om hen in staat te
stellen om in onzekere tijd onomkeerbare stappen met betrekking tot
beperking van de productiecapaciteit te voorkomen. De Stichting van de
Arbeid heeft gepleit voor voortzetting van deeltijd WW en de OESO heeft
in een overzicht van de getroffen maatregelen, aanbevolen om een
dergelijke maatregel te handhaven. De maatregel dient niet alleen het
herstelvermogen van bedrijven, maar ook individuele werknemers die niet,
zoals bij volledige werkloosheid thuis komen te zitten, doch betrokken
blijven bij het bedrijf en hun collegaā€™s. Op grond van de regeling
deeltijd WW worden zij voorts geschoold of ontvangen onderwijs met het
oog op hun inzetbaarheid elders. 

Deze positieve waardering van de regeling ten spijt, zijn er ook
signalen dat de regeling te ongericht wordt ingezet en zonder
onderscheid voor het hele personeel deeltijd WW wordt aangevraagd. Van
verschillende zijden wordt gewezen op het belang om terug te gaan naar
het doel van de regeling. De regeling biedt in potentie gezonde
bedrijven het perspectief om de overgang naar de volgende fase te maken.
Als de vraag naar arbeid weer toeneemt, moeten bedrijven snel weer
kunnen opschalen. Door in staat te zijn werknemers met veel
bedrijfsspecifieke kennis nu te kunnen vasthouden zijn werkgevers in
staat het proces van herstel soepeler te laten verlopen. Wanneer de
regeling echter te ruim gebruikt wordt, belast dit daarentegen het
herstelvermogen en dreigt het werknemers voor wie in werkelijkheid geen
perspectief meer is bij het betrokken bedrijf, onnodig vast te zetten.
Ervaring uit eerdere crises wijst erop dat hoe eerder bedrijven overgaan
tot herstructurering des te groter zijn hun overlevingskansen op langere
termijn. Voor de betrokken werknemers geldt evenzeer dat de kansen op
herstel van hun arbeidsmarktpositie verbeteren door vroegtijdig naar een
nieuwe baan om te kijken. 

Daarnaast heb ik signalen opgevangen dat in sommige gevallen werknemers
die in deeltijd WW zijn geplaatst, toch fulltime aan het werk zijn bij
hun werkgever. Ik heb aan het UWV gevraagd nog scherper toe te zien op
deze mogelijke gevallen van fraude. Op concrete gevallen wordt direct
actie ondernomen.

In alle gevallen moet worden vastgesteld dat met het huidige budgettaire
plafond en het intensieve gebruik van de regeling, het niet mogelijk zal
zijn om de regeling ongewijzigd voort te zetten tot het eind van het
jaar. De realisatie tot dusver zou impliceren dat mogelijkerwijs dan nog
ca. 100.000 werknemers extra zullen instromen ten opzicht van de huidige
situatie. Samen met het beslag tot dusver zouden de totale kosten van de
regeling dan op ruim ā‚¬ 1,3 miljard kunnen komen. Gegeven de relatie
tussen netto- en brutokosten betekent dit dat ruim ā‚¬0,4 miljard aan
extra middelen gevonden moet worden, hetgeen bij de gegeven budgettaire
middelen en het sterk oplopende begrotingstekort minder voor de hand
ligt. 

Naast de eerder genoemde verruiming van de budgettaire ruimte met ā‚¬175
miljoen naar ā‚¬550 miljoen is een versmalling en verfijning van de
regeling nodig om te verzekeren dat deze voor werkgevers en werknemers
beschikbaar blijft. Door middel van nadere voorwaarden en beperkingen
kan ook beter aansluiting gevonden worden tussen het doel van de
regeling en de praktijk. Daarmee wordt bevorderd dat bedrijven een
weloverwogen keuze maken in welke gevallen wel en niet gebruik gemaakt
moet worden van de regeling. De regeling is niet bedoeld om
herstructurering uit te stellen. 

Het gaat er om de beschikbare middelen op een eerlijke en effectieve
manier in te zetten. Bij een gegeven hoeveelheid middelen moet, in
klassiek Nederlands gezegd, de ruimte uit de lengte of de breedte komen,
dat wil zeggen dat de ofwel de duur van de deeltijd WW moet worden
bekort, of de toepassing moet worden versmald. In de afgelopen periode
zijn verschillende suggesties tot aanpassing van de regeling geopperd.
Vanuit de vakbeweging zijn er door CNV en MHP concrete suggesties
gedaan. Deze suggesties betreffen de introductie van een
bedrijfseconomische toets of aanscherping van de voorwaarden om zo af te
dwingen dat alleen vakkrachten onder de regeling worden gebracht. Ook is
de mogelijkheid naar voren gebracht van maximering van het aantal
werknemers dat per bedrijf in deeltijd WW mag worden geplaatst. 

Bij het beoordelen van mogelijke aanpassingen van de regeling is van
belang dat een aanpassing past bij het doel van de regeling, bijdraagt
aan een meer gerichte inzet van de beschikbare middelen, waardoor ook
meer werkgevers en werknemers gebruik kunnen maken, en dat de aanpassing
uitvoerbaar is. Wijzigingen moeten binnen dit kader passen.

6.	Conclusie: herziening regeling

Helder is dat de deeltijd WW in een sterke behoefte voorziet bij zowel
werkgevers als werknemers. Het is in het belang van alle partijen om de
instroom in de regeling op korte termijn weer mogelijk te maken.
Evenzeer is echter duidelijk dat het ongewijzigd voortzetten van de
regeling aanzienlijke meerkosten met zich mee brengt waarvoor geen
middelen beschikbaar zijn. Derhalve is een aanpassing van de regeling
onvermijdelijk. Deze aanpassing zal liggen tussen de twee uitersten van
een drastische bekorting van de regeling voor iedereen of een drastische
beperking van het aantal werknemers waarvoor per bedrijf een beroep
gedaan kan worden op de deeltijd WW. Bij een keuze voor een drastische
beperking van de duur van de deeltijd WW zouden alle bedrijven de lasten
ondervinden van het feit dat een aantal bedrijven voor hun gehele
personeel deeltijd WW hebben aangevraagd. Een keuze voor drastische
beperking van het aantal personeelsleden waarvoor deeltijd WW mag worden
aangevraagd, zou echter betekenen dat bedrijven die al deeltijd WW
hebben ingevoerd voor een eerste periode van drie maanden, opnieuw
zouden moeten onderhandelen over de voorwaarden waaronder deze kan
worden toegepast. Bovendien zou in beide gevallen gekozen worden voor
een uniforme regeling waar vaak geheel verschillende bedrijfssituaties
in moeten passen. Bedrijven zelf hebben doorgaans het beste overzicht
voor welke werknemers en voor welke duur het instrument deeltijd WW
geƫigend is. 

Tegen deze achtergrond kom ik tot de conclusie dat de regeling deeltijd
WW in die zin moet worden aangepast dat bedrijven zelf moeten kiezen
tussen een langdurige inzet van deeltijd WW voor een beperkt deel van
hun personeel of toepassing op een groter deel van hun personeelsbestand
voor een kortere tijd. Dit dwingt werkgevers tot een scherpe afweging
over de inzet van dit instrument in het licht van hun
toekomstperspectief. Bedrijven die een kortdurende sterke daling van de
vraag verwachten kunnen ervoor kiezen om een groter deel van het
werknemersbestand minder te laten werken. Bedrijven die een langere
periode van terugval verwachten kunnen een kleiner deel van hun
werknemers minder laten werken. Een dergelijke regeling waarborgt een
geƫigend gebruik van de regeling en maakt middelen vrij waardoor meer
bedrijven ook in de komende periode daarvan gebruik kunnen maken. Wel is
het zo dat bedrijven die geen van deze perspectieven hebben mogelijk
eerder over moeten gaan tot herstructurering. Voor de getroffen
werknemers staat dan het geĆÆntroduceerde instrumentarium
ā€˜van-werk-naar-werkā€™ beschikbaar. 

Concreet betekent deze aanpassing dat bij 60 ā€“ 100% van de werknemers
in de regeling de duur 9 maanden wordt. Bij 30 ā€“ 60% van de werknemers
in de regeling wordt de duur 1 jaar en bij minder dan 30% van de
werknemers in de regeling de duur wordt gehandhaafd op 1 jaar en 3
maanden. Bij invoering van deze variant zullen deze wijzigingen vanaf
het begin gelden voor nieuwe instroom. Voor lopende gevallen zullen deze
wijzigingen in kunnen gaan vanaf de eerste verlenging. Door de
beschreven systematiek krijgen al ingestroomde bedrijven de ruimte het
percentage werknemers te handhaven. In dat geval hoeft er niet opnieuw
onderhandelingen plaats te vinden tussen bedrijf en vertegenwoordiging
van de werknemers. Dit kan er wel toe leiden dat de maximale duur wordt
bekort dat de betrokken werknemers gebruik kunnen maken. Al ingestroomde
bedrijven die wel besluiten om het percentage aan te passen zullen een
nieuwe afweging maken tussen vaste dienst, deeltijd WW en ontslagen.

Met de hier beschreven aanpassing kunnen de beschikbare middelen op een
meer gerichte manier worden ingezet. De ophoging van het budgettaire
plafond tot 550 miljoen (extra inzet van 175 mln) zorgt er in combinatie
met de aanpassing van de regeling voor dat ook in de komende periode
bedrijven gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot deeltijd WW. Ook
bij deze aanpassing en de grotere beschikbare ruimte kan, gezien de
instroom in de afgelopen maanden, geen garantie worden gegeven dat
instroom tot eind van dit jaar mogelijk zal blijven. Vanaf het begin is
duidelijk aangegeven dat bij het bereiken van het plafond de regeling
zou eindigen. Zou de instroom tot eind van het jaar worden toegelaten en
het plafond doorbroken worden, dan vergt dit dat de regeling nog verder
aangescherpt moet worden of dat extra budgettaire ruimte gevonden moet
worden. Dit laatste impliceert noodzakelijkerwijs dat elders uitgaven
beperkt moeten worden. In de afgelopen dagen sinds het opschorten van de
regeling is de aandacht vooral gericht op de evaluatie van de regeling
en de afwegingen rond de herziening daarvan. Een eventuele wijziging van
de budgettaire ruimte vergt meer tijd en vergt bovenal een keuze van de
uitgaven waarop bezuinigd kan worden binnen de begroting van SZW.
Uiteraard ben ik steeds beschikbaar voor overleg daarover met onder meer
sociale partners als ook voor overleg over een betere alternatieve
vormgeving van de keuze tussen lengte en breedte van de regeling dan die
welke hier beschreven werd. Bijlage 1: gegevens met betrekking tot
gebruik deeltijd WW

Voor de onderstaande gegevens is gebruik gemaakt van opgaven van het
UWV. Onderstaande tabellen zijn - tenzij anders vermeld - opgesteld op
basis van een stand van circa 15.000 toekenningen. 

Gebruik deeltijd WW naar omvang en achtergrond

Tabel 1: Percentage personeelsbestand in deeltijd WW (bij een stand van
ca. 20.000 toekenningen)

Percentage deeltijd WW op personeelsbestand	Aantal bedrijven	Aantal
werknemers in deeltijd WW

  0-10 %	90	251

10-20 %	84	622

20-30 %	89	603

30-40 %	106	893

40-50 %	74	1023

50-60 %	151	1696

60-70 %	157	4206

70-80 %	136	4852

80-90 %	122	2909

90-100%	37	2343

100%	215	925

Totalen	1270	20323



Veel bedrijven maken gebruik van de regeling deeltijd WW voor een groot
deel van hun personeelsbestand. 64% van de bedrijven die gebruik maken
van de regeling vragen voor meer dan de helft van de werknemers deeltijd
WW aan (het betreft in totaal 85% van het totale aantal werknemers in de
deeltijd WW). Gemiddeld bedraagt het aandeel werknemers circa 70% van
het personeelsbestand. Tabel 2 laat zien dat voor de meeste werknemers
het maximale percentage van 50% vermindering van het aantal gewerkte
uren is aangevraagd. 

Tabel 2: percentage deeltijd WW

Omvang	Aandeel

0% t/m 5%	0,6%

5% t/m 10%	0,0%

10% t/m 15%	1,4%

15% t/m 20%	8,5%

20% t/m 25%	2,6%

25% t/m 30%	4,0%

30% t/m 35%	1,6%

35% t/m 40%	7,0%

40% t/m 45%	0,9%

45% tot 50%	0,7%

50%	72,8%

Totaal	100,0%



Tabel 3: Verdeling deeltijd WW en reguliere WW naar leeftijd

Leeftijdsgroepen	Als percentage van deeltijd WWā€™ers	Als percentage
werkzame personen

15 tot 25 jaar	4,6%	16,4%

25 tot 35 jaar	20,4%	20,9%

35 tot 45 jaar	33,7%	26,4%

45 tot 55 jaar	28,8%	23,6%

55 tot 65 jaar	12,6%	12,7%



Tabel 3 laat zien dat de leeftijdsverdeling van de werknemers in de
deeltijd WW niet sterk afwijkt van de leeftijdsverdeling van de werkzame
beroepsbevolking. Alleen het percentage jongeren in de deeltijd WW ligt
lager dan in de werkzame beroepsbevolking.

Omvang aanvragen 

Figuur 1: Verdeling bedrijven naar omvang aanvraag

Figuur 2: Verdeling aanvragen deeltijd WW naar omvang 

Bovenstaande diagrammen tonen dat de meeste aanvragen kleine aanvragen
betreffen: Ruim 60% is voor maximaal 5 personen. Van het aantal personen
in deeltijd WW werken de meeste mensen bij bedrijven die voor meer dan
100 personen deeltijd WW aanvragen. 

Gebruik naar sector

Tabel 4a en 4b geven aan welke sectoren in absolute aantallen en
relatief ten opzichte van de omvang van de sector veel gebruik maken van
de deeltijd WW. Onderstaand wordt een omschrijving gegeven van sectoren
zakelijke dienstverlening en groothandel.

Tabel 4a: Gebruik deeltijd WW, absolute aantallen (>200)

Sector	Aantallen werknemers	Percentage van totale gebruik	Aantallen
werkgevers

Metaalindustrie	3424	22,7%	54

Metaal- en technische bedrijfstakken	3017	20,0%	287

Zakelijke dienstverlening II	1839	12,2%	233

Detailhandel en ambachten	829	5,5%	126

Groothandel I	714	4,7%	82

Havenbedrijven	502	3,3%	29

Groothandel II	436	2,9%	79

Zakelijke dienstverlening III	407	2,7%	106

Algemene industrie	405	2,7%	21

Meubel- en orgelbouwindustrie	374	2,5%	33

Grafische industrie	367	2,4%	31

Overige takken van bedrijf en beroep	264	1,7%	34

Chemische industrie	247	1,6%	13

Bouwbedrijf	217	1,4%	31



Tabel 4b: Relatief gebruik deeltijd WW per sector (>=0,5%)

Sector	Aantal werknemers in deeltijd ww	 Percentage van de verzekerde
populatie per sector	Aantallen werkgevers

Metaalindustrie	3424	2,6%	54

Binnenscheepvaart	190	2,5%	10

Textielindustrie	171	2,4%	5

Meubel- en orgelbouwindustrie	374	2,1%	33

Houten emballage-ind., houtwaren- en borstelind.	128	1,7%	10

Timmerindustrie	152	1,3%	15

Grafische industrie	367	1,0%	31

Baggerbedrijf	46	0,9%	6

Steenhouwersbedrijf	4	0,8%	1

Metaal- en technische bedrijfstakken	3017	0,8%	287

Havenbedrijven	502	0,8%	29

Steen-, cement-, glas- en keramische industrie	177	0,7%	8

Algemene industrie	405	0,7%	21

Overige takken van bedrijf en beroep	264	0,6%	34

Dakdekkersbedrijf	24	0,5%	2

Zakelijke dienstverlening II	1839	0,5%	233

Sector 041 Groothandel I

srpg 41

25-050	Groothandel in bouwmaterialen

25-055	Groothandel in technische producten, huishoudelijke artikelen en
metalen

25-057	Bandengroothandel

25-068	Autogroothandel

Sector 042 Groothandel II

srpg 51

25-021	Tussenpersonen ten behoeve van de handel (zijnde makelaars,
commissionairs en agenten)

25-049	Aan- en verkoopverenigingen

25-051	Groothandel in aardappelen, groenten en fruit, tuinbouwveilingen

25-052	Groothandel in levensmiddelen en zoetwaren

25-053	Papiergroothandel

25-054	Groothandel in textielgoederen

25-056	Groothandel in vlakglas

25-058	Drankengroothandel

25-059	Meubelgroothandel

25-060	Visgroothandel

25-061	Tabaksgroothandel

25-062	Groothandel in bloemen en planten

25-063	Groothandel in zuivelprodukten

25-064	Groothandel in oude materialen en afvalstoffen

25-065	Groothandel in medische, chemische en pharmaceutische produkten

25-066	Groothandel in diverse delfstoffen

25-067	Vee en veevoerder groothandel

25-069	Overige groothandelsbedrijven (excl. vlees en hout)

Sector 043 Zakelijke dienstverlening I

srpg 71

25-025	Kantoren van advocaten en procureurs

25-026	Notariskantoren

25-027	Deurwaarders en bureaus voor rechtskundige bijstand

25-033	Kantoren van accountants en belastingconsulenten

25-078	Octrooibureaus

Sector 044 Zakelijke dienstverlening II

srpg 81

25-037	Reclame-adviesbureaus

25-073	Ingenieursbureaus

25-074	Architectenbureaus

25-075	Sotwarehouses

25-076	Economische organisatie- en adviesbureaus

25-077	Marketing en public relationbureaus

25-079	Expertisebureaus

Sector 045 Zakelijke dienstverlening III

srpg 91

25-008	Effectenhandelaars, geen handelsbank zijnde

25-009	Administratieve en trustkantoren

25-010	Effectendepots

25-014	Makelaars o/g

25-020	Tussenpersonen ten behoeve van bank- en verzekeringswezen

25-024	Ziekenhuis-verplegingsverenigingen

25-030	Journalistiek en nieuws- en persbureaus

25-031	Verenigingskantoren en concernadministraties

25-032	Tolken en translateurs

25-034	Recherchebureaus

25-040	Beleggingsmaatschappijen (waaronder effectenhandelaars en
trustkantoren)

25-041	Woningbouwcorporaties

25-042	Kantoren van administratieve dienstverlening

25-043	Belangenbehartigingsorganisaties (waaronder bijv.
stamboekverenigingen, verenigingskantoren)

25-044	Beheersmaatschappijen

25-045	Exploitatie onroerend goed

25-046	Incassobureaus

25-047	Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties

25-048	Overige bedrijven

 PAGE   14 

 PAGE   10 

 PAGE   14 

 PAGE   10