[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32014 NR Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007

Nader rapport

Nummer: 2009D37093, datum: 2009-07-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z14250:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 juli 2008,
nr. 08.002028, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde ontwerp rechtstreeks aan mij te doen toekomen. 

Dit advies, gedateerd 14 augustus 2008, nr. W06.08.0274/III, bied ik U
hierbij aan. 

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Melding van bezwaren

a. Noodzaak: overheidsverantwoordelijkheid

De Raad vraagt zich af of het bewerkstelligen van de bekendheid van de
bezwaren van aandeelhouders tegen de strategie van de vennootschap een
verantwoordelijkheid voor de overheid is. De Raad vraagt zich voorts af
of niet kan worden volstaan met de aanpassing van de Wft door toevoeging
van de eerste drieprocent drempelwaarde voor melding van zeggenschap. 

De bestaande verplichting tot melding van een substantieel belang in
uitgevende instellingen zorgt voor transparantie over de zeggenschap- en
kapitaalbelangen in beursondernemingen. Deze melding maakt echter nog
niet duidelijk of een aandeelhouder al dan niet bezwaar heeft tegen de
strategie van de vennootschap. In de praktijk is gebleken dat het voor
de uitvoering van bestuurstaken relevant kan zijn om te weten of een
aandeelhouder met een substantieel belang bezwaar heeft tegen de
strategie van de vennootschap. In zoverre kan niet worden volstaan met
de aanpassing van de eerste drie procent drempelwaarde voor melding van
zeggenschap, zoals voorgesteld in onderdeel B van het wetsvoorstel. 

De thans voorgestelde regeling voor de melding omtrent de strategie
spitst zich toe op de vraag of de aandeelhouders in een
beursvennootschap met een substantieel belang bezwaar hebben tegen de
strategie van de vennootschap. De strategie van de vennootschap is een
aangelegenheid van het bestuur. Bij het bepalen en uitvoeren van de
strategie dient het bestuur rekening te houden met alle bij de
vennootschap betrokken belangen. De raad van commissarissen ziet hierop
toe. Aandeelhouders kunnen met gebruik van de hen toekomende
bevoegdheden hun opvattingen ten aanzien van de strategie naar voren
brengen. Verschillen van inzicht over de strategie vormden primair het
onderwerp van de conflicten tussen besturen van beursvennootschappen en
aandeelhouders die zich in de laatste jaren hebben voorgedaan. 

Voor aandeelhouders bestaat thans geen algemene verplichting om hun
eventuele bezwaren tegen de strategie van de vennootschap te melden.
Zowel de vennootschap als de andere aandeelhouders moeten daarom
afwachten wat de houding van een aandeelhouder is ten aanzien van de
strategie en of en op welke wijze de aandeelhouder genegen is eventuele
bezwaren tegen die strategie kenbaar te maken. De ervaring heeft geleerd
dat wanneer een aandeelhouder thans blijk geeft van het ontbreken van
steun voor de strategie dit vaak op een zodanig moment wordt gedaan dat
dit voor het bestuur, andere aandeelhouders en stakeholders als een
verrassing kan komen en mede daardoor een onrustige situatie rondom de
vennootschap kan ontstaan. Dit kan tot gevolg hebben dat de verhoudingen
tussen de vennootschap, aandeelhouders en andere stakeholders onder druk
komen te staan. Door de melding van bezwaren kan het bestuur een
structureel algemeen beeld krijgen van de mate van steun voor de
strategie onder aandeelhouders. Het bestuur kan hierop dan meer adequaat
reageren. Vooral in het geval dat de aandeelhouder de beschikking heeft
over een substantieel pakket aandelen in de vennootschap, is het van
belang voor de vennootschap, haar bestuurders en aandeelhouders dat het
eventueel ontbreken van steun voor de gekozen strategie tijdig bekend
is. Dat stelt het bestuur bijvoorbeeld in de gelegenheid om een
toelichting te vragen van de desbetreffende aandeelhouder en nadere
uitleg te geven aan de strategie. Zo kunnen mogelijke conflicten worden
voorkomen en goede onderlinge verhoudingen worden gewaarborgd. Dit is in
het belang van de vennootschap en alle daarbij betrokkenen. Door de
voorgestelde regeling wordt bewerkstelligd dat zowel het bestuur van de
vennootschap als de medeaandeelhouders bekend zijn met de zienswijze van
de aandeelhouders en kan – indien gewenst – met hen in contact
worden getreden. Gezien het belang van een constructieve dialoog tussen
de beursvennootschap en haar aandeelhouders en aandeelhouders onderling,
de centrale positie die beursvennootschappen innemen in de economie, en
het vooralsnog ontbreken van private initiatieven waardoor de bedoelde
informatie tijdig beschikbaar wordt voor de vennootschap en
medeaandeelhouders, kan deze kwestie niet worden overgelaten aan de
markt en ligt er in zoverre een taak voor de wetgever.

Op grond van de voorgestelde regeling moeten aandeelhouders die de
beschikking verkrijgen over tenminste drie procent van het kapitaal of
de stemmen in de vennootschap onverwijld aangeven bij de AFM of zij
bezwaar hebben tegen de strategie van de uitgevende instelling. De AFM
neemt deze melding vervolgens op in haar openbaar raadpleegbare
registers.

Daarnaast voorziet de voorgestelde regeling erin dat een aandeelhouder
iedere wijziging van zijn standpunt onverwijld dient te melden. Zo wordt
rekening gehouden met de mogelijkheid dat een aandeelhouder zijn
standpunt ten aanzien van de strategie wijzigt. Ook indien een
aandeelhouder zijn standpunt wijzigt als gevolg van een
strategiewijziging door de vennootschap, dient hij bij de AFM een
melding te doen. De termijn waarbinnen de melding moet plaatsvinden,
wordt bepaald door het tijdstip waarop iemand weet dat de meldingsplicht
is ontstaan of dat had behoren te weten. Doordat een aandeelhouder
iedere wijziging van zijn standpunt onverwijld moet melden, blijven de
in het register openbaar gemaakte meldingen actueel en accuraat.

Een melding van een aandeelhouder tast de vennootschapsrechtelijke
rechten van de aandeelhouder niet aan. Ook als een aandeelhouder meldt
geen bezwaar te hebben tegen de strategie van een vennootschap behoudt
hij het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen (2:110 BW),
agendapunten aan te dragen voor een algemene vergadering (2:114a BW), te
stemmen of gebruik te maken van het recht van enquĆŖte (2:346 BW). Wel
zou onder omstandigheden het gebruik van aandeelhoudersrechten een
indicatie kunnen zijn dat de aandeelhouders niet geheel heeft voldaan
aan zijn meldingsplicht ten aanzien van de strategie. Wanneer
bijvoorbeeld een aandeelhouder die gemeld heeft geen bezwaar te hebben
tegen de strategie van de onderneming het ontslag van het gehele bestuur
zou agenderen, zou dat een indicatie kunnen zijn dat de aandeelhouder
niet heeft voldaan aan zijn verplichting om zijn gewijzigde standpunt
ten aanzien van de strategie van de vennootschap onverwijld te melden.
Een overtreding van de plicht tot het melden van bezwaren kan een
bestuursrechtelijke sanctie - bijvoorbeeld een bestuurlijke boete -
opleveren.

b. Effecten

De voorgestelde regeling voorziet erin dat een aandeelhouder iedere
wijziging van zijn standpunt onverwijld meldt aan de AFM. Daarbij is het
niet van belang of hij al dan niet een drempelwaarde overschrijdt.
Indien een aandeelhouder de beschikking verkrijgt over tenminste drie
procent van het kapitaal of van de stemmen in de vennootschap, dient hij
te melden of hij bezwaar heeft tegen de strategie. Daarna dient een
aandeelhouder enkel zijn intentie te melden indien zijn standpunt ten
aanzien van de strategie gewijzigd is. Zo wordt rekening gehouden met de
mogelijkheid dat een aandeelhouder zijn standpunt wijzigt. De
meldingsplicht bij wijziging van standpunt voorkomt bovendien dat de in
het register openbaar gemaakte informatie achterhaald is. 

Er is afgezien van een systeem met een meer uitgebreide inhoudelijke
melding omdat de ervaring in het buitenland leert dat een dergelijke
verplichting in de praktijk zal kunnen uitmonden in vage nietszeggende
meldingen. Een dergelijke meldingsplicht heeft weinig toegevoegde waarde
en leidt tot onnodige kosten. De eenvoudige ja/nee melding biedt
voldoende aanknopingspunten voor de vennootschap en aandeelhouders om
desgewenst contact op te nemen met de desbetreffende aandeelhouder.

Over de opmerkingen van de Raad met betrekking tot koersgevoelige
informatie kan het volgende worden opgemerkt. Wanneer er sprake is van
koersgevoelige informatie, gelden de op grond van de Wft vastgestelde
regels ter voorkoming van marktmisbruik. Op grond van de Wft is
marktmanipulatie verboden. Het is verboden informatie te verspreiden
waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met
betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van de
financiƫle instrumenten, terwijl de verspreider van die informatie weet
of rederlijkerwijs moet vermoeden dat die informatie onjuist of
misleidend is. 

c. Nationale kop 

De transparantierichtlijn staat niet in de weg aan een regeling die de
aandeelhouders met een substantieel belang verplicht tot het melden van
hun eventuele bezwaren tegen de strategie van de vennootschap. Ook
andere Europese landen, zoals Duitsland en Frankrijk, kennen normen op
grond waarvan een aandeelhouder met een aanzienlijk belang gehouden is
zijn intenties te openbaren. 

2. Identificatie van aandeelhouders

Met de voorgestelde regeling wordt beoogd de investeerders in effecten
met een aandelenkarakter in uitgevende instellingen die in Nederland
worden verhandeld, te identificeren. De aanvankelijk voorgestelde
regeling strekte zich uit tot identificatie van rechthebbenden. Bij
nader inzien is gebleken dat het begrip ā€œrechthebbendeā€ aanleiding
gaf voor de nodige interpretatievragen. Er is daarom voor gekozen het
begrip ā€œrechthebbendeā€ te vervangen door het begrip
ā€œinvesteerderā€. Het begrip ā€œinvesteerderā€ is neutraal zodat
buitenlandse rechtstelsels niet aan de toepassing van de voorgestelde
regeling in de weg hoeven te staan. Immers indien er sprake is van een
grensoverschrijdende bewaarketen van (buitenlandse) intermediairs zijn
in de regel verschillende rechtstelsels van toepassing op de keten. Dit
kan een complicerende factor vormen omdat die verschillende
rechtstelsels uiteenlopende interpretaties kunnen opleveren over welke
persoon of instantie in de keten als aandeelhouder dient te worden
aangemerkt. Met de keuze voor identificatie van de investeerder kan
komen vast te staan wie mag worden geacht (de wijze van de) uitoefening
van het stemrecht te kunnen bepalen, onafhankelijk van zijn
vennootschapsrechtelijke hoedanigheid in het toepasselijke
rechtsstelsel. Indien wordt verwezen naar eerdere brieven of adviezen
wordt gemakshalve nog gerefereerd aan ā€˜aandeelhouder’. 

a. Noodzaak: overheidsverantwoordelijkheid?

De anonimiteit van veel aandeelhouders wordt door veel
beursvennootschappen als obstakel gezien om een constructieve dialoog
met haar aandeelhouders tot stand te brengen. Voor het creƫren van
goede onderlinge verhoudingen acht het kabinet het waardevol wanneer het
bestuur van de vennootschap de mogelijkheid heeft om kennis te nemen van
de identiteit van haar aandeelhouders ongeacht of deze een belang boven
of onder de grens van 3% houden. Het kabinet deelt de mening van de
commissie dat mede in het licht van de toegenomen transparantie van
vennootschappen, ook de aandeelhouders niet ontkomen aan meer openheid,
zeker als zij een actieve rol in de vennootschap willen vervullen. Het
kabinet acht het waardevol wanneer het bestuur de mogelijkheid heeft
omĀ voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering, waarin aandeelhouders
het stemrecht kunnen uitoefenen,Ā kennis te nemen vanĀ in beginselĀ haar
totaleĀ aandeelhoudersbestand.Ā Het gaat dan niet alleen
omĀ aandeelhouders met een substantieel belang. De voorgestelde regeling
bevordert een betere communicatie tussen de uitgevende instelling en
haar investeerders en tussen investeerders onderling. Teneinde dat doel
te bereiken wordt aan de uitgevende instellingen inzicht verschaft in
hun aandeelhoudersbestand. De omvang van het aandelenbezit is daarbij
niet van belang. 

In bepaalde situaties, bijvoorbeeld wanneer het twijfelachtig is of een
openbaar bod zal slagen of wanneer het onzeker is of er tijdens een
aandeelhoudersvergadering voldoende steun is voor een agendapunt,
kanĀ identificatie vanĀ aandeelhouders met een aandelenbezit onder de
drie procent van groot belangĀ zijn. In die situaties kan de stem van
voornoemde groep aandeelhouders van beslissende invloed zijn op de
besluitvorming en daarmee, bij ingrijpendeĀ beslissingen, de toekomst
van de vennootschap. Gezien het toegenomen activisme van aandeelhouders
en de versterking van rechten van aandeelhouders, is het van belang dat
ondernemingen voorafgaand aan een aandeelhoudersvergadering een
constructieve dialoog kunnen aangaan met hun aandeelhouders. Dit draagt
er mogelijk aan bij dat vennootschappen minder kwetsbaar zullen zijn
voor besluitvorming in de aandeelhoudersvergadering op basis van een
toevallige meerderheid. 

Een constructieve dialoog tussen de vennootschap en haar aandeelhouder
is bij kleine aandeelhouders niet minder belangrijk dan bij grote
aandeelhouders, zeker niet bij een sterk verspreid aandelenbezit zoals
bij veel Nederlandse beursvennootschappen voorkomt. Een constructieve
dialoog kanĀ bijdragen aan goede onderlinge verhoudingen tussen de
vennootschap en haar aandeelhouders. Goede verhoudingen kunnen
bevorderen dat de vennootschap in staat is om een groep aandeelhouders
voor langere termijn aan zich te binden. Dit kan stimuleren dat
vennootschappenĀ eenĀ aandeelhoudersbestandĀ hebben met
eenĀ evenwichtige balans tussen zowel lange termijn als korte termijn
aandeelhouders. Een dergelijkeĀ balans kan bijdragen aan de realisatie
van de strategie van de vennootschap.

Ook van de zijde van beleggers met een gering belang wordt het belang
van meer communicatie en transparantie tussen de uitgevende instelling
en de investeerders alsmede tussen de investeerders onderling in
beginsel onderkend, zoals in de consultatie is gebleken. In de
consultatiereacties is onder meer gewezen op het belang van een gelijk
speelveld tussen uitgevende instelling en investeerders, gelijkheid van
investeerders en de privacy van beleggers. Naar aanleiding hiervan is de
voorgestelde regeling op enkele plaatsen inhoudelijk aangepast om, voor
zover mogelijk, aan deze bezwaren tegemoet te komen. Investeerders
kunnen op grond van de voorgestelde regeling niet rechtstreeks met
elkaar communiceren. Hiervoor is gekozen omdat rechtstreekse
communicatie tussen investeerders noodzakelijkerwijs inhoudt dat zij
toegang krijgen tot de identiteits- en adresgegevens van de (andere)
investeerders. Dit kan een ongewenste aantasting van de privacy
meebrengen. Zo zouden de identiteits- en adresgegevens kunnen worden
gebruikt voor commerciƫle doeleinden, zoals bijvoorbeeld het
verspreiden van reclame-uitingen. Indien alle investeerders toegang
krijgen tot de identiteits- en adresgegevens van de andere (mede)
investeerders is een vertrouwelijke behandeling van die gegevens niet op
voorhand verzekerd. In de voorgestelde regeling zijn bepalingen
opgenomen om de vertrouwelijkheid van gegevens van investeerders te
waarborgen.

Om de gelijkheid van investeerders zoveel mogelijk te waarborgen is de
regeling in die zin aangepast dat de uitgevende instelling de verzonden
informatie onverwijld na verzending op haar website dient te plaatsen.
Op deze wijze kan worden gewaarborgd dat tot dusver geĆÆdentificeerde
investeerders dezelfde informatie van de uitgevende instelling ontvangen
en er tussen investeerders onderling een gelijk speelveld ontstaat. 

De reeds bestaande mogelijkheden voor communicatie met en
informatieverstrekking aan investeerders blijken in de praktijk niet
steeds effectief te zijn. Van belang is de beperkte afdwingbaarheid van
private alternatieven. Slechts een klein aantal uitgevende instellingen
waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een
gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit in Nederland
neemt deel aan dergelijke private alternatieven. Met de voorgestelde
wettelijke regeling wordt voorzien in ƩƩn uniform systeem waarop het
centraal instituut, aangesloten instellingen, intermediairs en
instellingen in het buitenland hun systemen kunnen aanpassen. Een
dergelijk resultaat is in de praktijk niet haalbaar met private
alternatieven. Om bovengenoemde redenen is dit onderwerp van zodanige
aard en zodanig gewicht dat de aanpak ervan niet kan worden overgelaten
aan de markt. Er ligt in zoverre een taak voor de wetgever. 

Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad over de effectiviteit van
het voorgestelde systeem kan het volgende worden opgemerkt. Met het
wetsvoorstel wordt beoogd dat zowel beursvennootschappen naar Nederlands
recht als rechtspersonen opgericht naar het recht van een andere staat
dan Nederland waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een
gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor
in Nederland een vergunning is verleend, hun investeerders kunnen
identificeren. Onder investeerder wordt daarbij verstaan degene die voor
eigen rekening een tegoed luidend in effecten met een aandelenkarakter
aanhoudt bij een aangesloten instelling, intermediair of een instelling
in het buitenland. Het begrip investeerder omvat zowel Nederlandse als
buitenlandse investeerders. Met de keuze voor identificatie van de
investeerder kan komen vast te staan wie mag worden geacht (de wijze van
de) uitoefening van het stemrecht te kunnen bepalen, onafhankelijk van
zijn vennootschapsrechtelijke hoedanigheid in het toepasselijke
rechtsstelsel. Uitgangspunt is dat de laatste schakel in de
(grensoverschrijdende) bewaarketen, die niet als aangesloten instelling,
intermediair of instelling in het buitenland voor een ander een tegoed
luidend in effecten met een aandelenkarakter aanhoudt of administreert,
wordt aangemerkt als investeerder. De wettelijke regeling zal het
mogelijk maken om in belangrijke mate, via de bewaarketen van
intermediairs, de investeerders te identificeren. Ook andere Europese
landen, zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, kennen reeds
wetgeving die beoogt buitenlandse aandeelhouders te identificeren. De
toelichting is op dit punt aangevuld. 

b. Persoonlijke levenssfeer

Overwogen is om de identificatie van investeerders te laten plaatsvinden
via de website van de uitgevende instelling, waarbij de investeerders
zich bij de uitgevende instelling bekend zouden kunnen maken. Bij deze
variant zouden alleen die investeerders bij de vennootschap bekend
worden die zich voor deelname zouden aanmelden. Doordat deze variant
berust op de vrijwilligheid van de investeerders van de uitgevende
instelling zelf, is op voorhand niet verzekerd dat alle beleggers langs
deze weg geĆÆdentificeerd zouden kunnen worden. Immers enkel de
investeerders die belangstelling hebben voor de dialoog met de
uitgevende instelling zullen zich vrijwillig bekend maken bij de
vennootschap. Voorts is van belang dat vergelijkbare private
initiatieven die uitgaan van vrijwilligheid van de investeerders in de
praktijk niet steeds effectief blijken te zijn. Om de hierboven genoemde
redenen kan het doel van identificatie niet in voldoende mate worden
bereikt zonder dat daartoe tot op zekere hoogte inbreuk wordt gemaakt op
de persoonlijke levenssfeer. De rechtvaardiging voor een
publiekrechtelijke regeling kan worden gevonden in de beperkte
effectiviteit van de reeds bestaande private initiatieven. 

Een opt-out, voor bijvoorbeeld natuurlijke personen met een beperkt
aandelenbezit, wordt niet voorgesteld omdat dit de voorgestelde regeling
als het ware illusoir zou maken. Door het opnemen van een opt-out is op
voorhand niet verzekerd dat alle beleggers langs deze weg
geĆÆdentificeerd kunnen worden. Mogelijk is slechts een deel van de
investeerders bereid om zich bekend te maken bij de vennootschap. De
situatie zou zich kunnen voordoen dat bepaalde investeerders gebruik
maken van de opt-out terwijl zij wel gebruik wensen te maken van de hen
toekomende aandeelhoudersrechten. Zoals hierboven reeds is beschreven
kunnen de stemmen vanĀ een tot danĀ toeĀ onbekendeĀ groepĀ van
kleineĀ aandeelhouders van beslissende invloed zijn op de besluitvorming
en daarmee, bij ingrijpendeĀ beslissingen, de toekomst van de
vennootschap. In die gevallen is het van belang voor de vennootschap en
de mede-investeerders om tot een dialoog te komen. Denkbaar is dat
bepaalde partijen misbruik zullen maken van een dergelijke voorziening,
waardoor de doelstellingen van de voorgestelde regeling ondermijnd
kunnen worden. Daarnaast is het zeer de vraag welke natuurlijke personen
wel en niet onder het bereik van een opt-out zouden moeten vallen. Het
aanleggen van een grens is arbitrair.  

Ook in andere Europese landen, bijvoorbeeld Frankrijk, bestaan er geen
mogelijkheden voor aandeelhouders om af te zien van identificatie. Mede
naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad is de aanvankelijk
voorgestelde bekendmaking van de geĆÆndividualiseerde omvang van het
aandelenbezit aan ondernemingen wel vervangen door de bekendmaking van
het totaal van het tegoed dat door het centraal instituut, aangesloten
instelling, intermediair, instelling in het buitenland of bewaarder van
een beleggingsinstelling wordt geadministreerd of aangehouden. Hierdoor
is de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van kleine beleggers
(waaronder ook natuurlijke personen) proportioneler aangezien er geen
sprake is van de bekendmaking van financiƫle gegevens van de
investeerders. 

2.2 Handhaving

a. Sanctieregeling

Overeenkomstig het advies van de Raad is 49d, derde lid, onderdeel b,
zoals dat aan de Raad was voorgelegd, vervangen door een nieuw artikel
49f, derde lid, onderdeel b. Hieronder wordt hierop verder ingegaan. 

b. Tweesporigheid

Overeenkomstig het advies van de Raad is de keuze voor een tweevoudig
handhavingtraject herzien en is het oorspronkelijk opgenomen artikel IV,
tweede lid, vervallen. Handhaving van de identificatieregeling geschiedt
enkel langs civielrechtelijke weg. 

3. Commissie vennootschapsrecht 

De Raad beveelt aan het wetsvoorstel alsnog ter advisering voor te
leggen aan de Commissie vennootschapsrecht. De Commissie
vennootschapsrecht wordt met grote regelmaat gevraagd te adviseren over
de wetgeving op het terrein van het vennootschapsrecht en het
rechtspersonenrecht in het algemeen. Het voorliggende wetsvoorstel raakt
in het bijzonder het effectenrecht. Vrijwel alle bepalingen van het
wetsvoorstel betreffen de Wet op het financieel toezicht en de Wet op
het giraal effectenverkeer. Vanwege het effectenrechtelijke zwaartepunt
is het niet opportuun geacht om de Commissie vennootschapsrecht om
advies te vragen. Wel is over een voorontwerp, zoals bij de wetgeving op
het terrein van het effectenrecht gebruikelijk is, openbaar
geconsulteerd. 

4. De door de Raad gemaakte redactionele kanttekeningen zijn
overgenomen. 

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal redactionele en
inhoudelijke aanpassingen in het ontwerpbesluit aan te brengen. De
inhoudelijke wijzigingen worden hierna toegelicht. 

Onderdeel B

Ten einde een foutieve verwijzing te herstellen is onderdeel g vervangen
door onderdeel f.

Onderdeel E

Het eerste en tweede lid van artikel 5:43a is aangepast om de
inzichtelijkheid van die bepalingen te verhogen.

Onderdelen G 

Het toezicht op de naleving van de meldingsplicht ten aanzien van de
strategie van de vennootschap is op bestuursrechtelijke wijze vorm
gegeven door de AFM. 

Onderdeel H

Het oorspronkelijk opgenomen artikel 49d, vierde lid, is komen te
vervallen. Bij nadere beschouwing is gebleken dat voor een tweesporige
handhavingsroute geen noodzaak bestaat. De toelichting is op dit punt
aangepast.

Artikel 49a

De definities die specifiek van toepassing zijn op het identificeren van
investeerders zijn van artikel 1 Wge overgeheveld naar artikel 49a. Dit
betreft de definities van effecten met een aandelenkarakter, instelling
in het buitenland, investeerder en uitgevende instelling.

Het aanvankelijk voorgestelde begrip rechthebbende is vervangen door het
begrip investeerder, zoals hierboven is opgemerkt. In veel gevallen zal
de investeerder degene zijn die kan bepalen op welke wijze de aan de
effecten met een aandelenkarakter verbonden rechten worden uitgeoefend
(veelal zal dit de economische gerechtigde op de effecten met een
aandelenkarakter zijn). De toelichting is op dit punt aangepast.

In een ander wetsvoorstel, dat reeds bij de Tweede Kamer aanhangig is,
wordt een aantal andere wijzigingen van de Wge voorgesteld (het voorstel
van wet tot wijziging van de Wet giraal effectenverkeer houdende
uitbreiding van de goederenrechtelijke bescherming van cliƫnten van
intermediairs inzake financiƫle instrumenten en het bewerkstelligen van
een verdergaande vorm van dematerialisatie van effecten, Kamerstuk nr.
31830). Vanwege de verwachte latere inwerkingtreding van dit
wetsvoorstel, wordt in dit wetsvoorstel reeds aangesloten bij de door
dat wetsvoorstel tot stand te brengen wijzigingen in de Wge.  

Artikel 49b

Aan dit artikel is in het eerste lid, onderdeel a tot en met d, een
zinsnede toegevoegd die regelt dat indien de uitgevende instelling een
verzoek als bedoeld in artikel 49b, eerste lid doet, het centraal
instituut, een aangesloten instelling, een intermediair, een instelling
in het buitenland of een bewaarder van een beleggingsinstelling
informatie verstrekt over het totaal tegoed luidend in effecten met een
aandelenkarakter dat door hem wordt bewaard, naast de bekendmaking van
de identiteits- en adresgegevens. De toelichting is op dit punt
aangepast.

Artikel 49c

Aan dit artikel is een zevende lid toegevoegd dat regelt dat indien door
de investeerder een overeenkomst is gesloten met een derde op grond
waarvan een derde naar eigen goeddunken stemmen kan uitbrengen en de
investeerder informatie van de uitgevende instelling ontvangt, door de
investeerder de naam, het adres en het emailadres van de derde aan de
uitgevende instelling dient te worden verstrekt. Tevens dient de
investeerder de ontvangen informatie onverwijld door te sturen aan de
derde. De toelichting is op dit punt aangepast. 

Aan dit artikel is voorts een achtste lid toegevoegd dat regelt dat
indien door de investeerder toepassing is gegeven aan artikel 88, derde
lid, onderscheidenlijk 89, derde lid, van boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek en de investeerder informatie van de uitgevende instelling
ontvangt, door de investeerder de naam, het adres en het emailadres van
de vruchtgebruiker of pandhouder aan de uitgevende instelling verstrekt.
Tevens dient de investeerder de informatie die hij van de uitgevende
instelling heeft ontvangen onverwijld door te sturen aan de
vruchtgebruiker of pandhouder. 

Artikel 49d

In artikel 49d wordt kort gezegd de vertrouwelijkheid van verkregen
gegevens van investeerders geregeld. Hiermee wordt beoogd de
vertrouwelijke behandeling van de verkregen gegevens met betrekking tot
investeerders te waarborgen. Het eerste en tweede lid van deze bepaling
is zodanig gewijzigd dat er in grotere mate wordt aangesloten bij de
desbetreffende bepalingen uit de Wet bescherming persoonsgegevens.
Tevens is aan dit artikel een derde lid toegevoegd dat regelt dat de
uitgevende instelling of een gevolmachtigde van een uitgevende
instelling, die kennisneemt van de gegevens als bedoeld in artikel 49b,
eerste lid, deze niet verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de
doeleinden waarvoor deze gegevens zijn verkregen. Daarnaast is er een
vierde lid toegevoegd dat regelt dat zowel de uitgevende instelling als
een gevolmachtigde passende technische en organisatorische maatregelen
dient te treffen om de verkregen gegevens te beveiligen tegen verlies of
enige vorm van onrechtmatige verwerking. De toelichting is
overeenkomstig aangepast. 

Artikel 49e

In dit artikel is bepaald dat een uitgevende instelling een vergoeding
dient te betalen voor het voldoen aan verzoeken als bedoeld in artikel
49b, eerste lid. De toevoeging (artikel 49e zoals dat aan de Raad was
voorgelegd) dat deze vergoeding door Onze Minister wordt vastgesteld is
herzien en daarmee vervallen. Bij nadere beschouwing is gebleken dat een
dergelijke regeling praktisch lastig hanteerbaar en handhaafbaar lijkt.
Het uitgangspunt is dat de schakels in de bewaarketen van intermediairs
vrij zijn een marktconforme prijs overeen te komen met de uitgevende
instelling voor de verstrekking van de identiteits- en adresgegevens. 

Artikel 49f

In artikel 49f wordt kort gezegd geregeld dat indien verzoek(en) tot
aanlevering van identificatiegegevens niet worden beantwoord op
vordering van de uitgevende instelling of een derde aan wie de
uitgevende instelling een volmacht heeft verleend bij de civiele rechter
kan worden verzocht om een bevel tot nakoming van deze verplichting
en/of schorsing van het stemrecht. Daarnaast wordt in dit artikel de
rechter van de rechtbank binnen wiens arrondissement de vennootschap is
gevestigd, aangewezen als bevoegde rechter. 

Na een nadere afweging is de schorsing van stemrecht als sanctie aan de
lijst met maatregelen toegevoegd. Hierbij is tevens aandacht besteed aan
de opmerkingen van de Raad in het kader van de eerder voorgestelde
schorsing van dividendrecht. De Raad heeft in dat kader opgemerkt dat
een sanctie op niet-naleving van een in een wettelijke regeling
neergelegde verplichting naar zijn oordeel behoort neer te slaan op
diegene die daadwerkelijk in gebreke is gebleven en niet op een derde. 

De toevoeging van de sanctie van een (gerechtelijk bevel tot) schorsing
van stemrecht wordt wenselijk geacht, omdat kon worden betwijfeld of van
een bevel tot nakoming van de verplichting uit artikel 49b, eerste lid,
wel voldoende preventieve werking zou uitgaan. Ook andere Europese
landen, zoals Frankrijk en Engeland, die wetgeving hebben met betrekking
tot identificatie maken mogelijk dat het stemrecht geschorst kan worden.


Op grond van de Wge dienen de aangesloten instellingen en intermediairs
ervoor zorg te dragen dat de deelgenoten het aan de effecten met een
aandelenkarakter verbonden stemrecht kunnen uitoefenen. Als een
uitgevende instelling een aangesloten instelling of intermediair

van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat
deze een verzameldepot aanhoudt van door de uitgevende instelling of met
haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter,
schriftelijk heeft verzocht om de identiteits- en adresgegevens dan
dient deze aangesloten instelling of intermediair deze gegevens te
verstrekken op straffe van verlies van stemrecht van die buitenlandse
bank. Verwacht wordt dat een investeerder zijn tussenpersoon, die heeft
verzuimd om aan de verplichting tot beantwoording van een
identificatieverzoek te voldoen, veelal zal verzoeken de naam en verdere
gegevens van de investeerder door te geven aan de uitgevende
instellingen omdat er anders niet gestemd kan worden. 

Voorts is het lid waarin wordt bepaald dat de rechtbank zonodig de
gevolgen van de door haar getroffen maatregelen regelt (het
oorspronkelijk opgenomen artikel 49d, vierde lid), komen te vervallen.
Bij nadere beschouwing is van dit punt afgezien.  

Artikel V

Het lid dat de inhoud van de melding regelt (het oorspronkelijk
opgenomen artikel V, tweede lid) is vervangen door een verwijzing naar
artikel 5 van het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in
uitgevende instellingen Wft en overgeheveld naar artikel V, tweede lid.
Voorts is het tweede lid aangepast om misverstanden te voorkomen. 

Administratieve lasten

De berekening van de administratieve lasten is overeenkomstig
bovengenoemde inhoudelijke wijzigingen aangepast. De berekening van de
gevolgen voor het bedrijfsleven is op 4 juni 2009 door de
Collegevergadering van het Adviescollege toetsing administratieve lasten
(Actal) als hamerstuk behandeld.

Ik moge U, mede namens de Minister van Justitie, verzoeken het hierbij
gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van
toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Financiƫn,

Wouter Bos

Directie Financiƫle Markten



Ons kenmerk

FM/ M







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  14 



Directie Financiƫle Markten 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 



Ons kenmerk

FM 2009/ 1497 M

Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

Aan de Koningin



Datum	3 juli 2009



Betreft	Nader rapport inzake het voorstel van wet Wijziging van de Wet
op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het
Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring
Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007 





	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  14