32014 NR Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007
Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007
Nader rapport
Nummer: 2009D37093, datum: 2009-07-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: W.J. Bos, minister van Financiƫn (Ooit PvdA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie ()
Onderdeel van zaak 2009Z14250:
- Indiener: W.J. Bos, minister van Financiƫn
- Medeindiener: E.M.H. Hirsch Ballin, minister van Justitie
- Volgcommissie: vaste commissie voor Veiligheid en Justitie (2010-2017)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiƫn
- 2009-09-01 15:05: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-09-09 15:30: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2009-10-15 14:00: Wijziging van de Wet giraal effectenverkeer (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiƫn
- 2010-03-04 14:00: Extra procedurevergadering Financiƫn (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2010-05-12 15:30: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2010-06-23 15:30: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2010-07-15 14:00: Nader verslag wetsvoorstel Wijziging van de Wet giraal effectenverkeer (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiƫn
- 2011-04-27 15:30: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2011-05-26 14:00: Tweede nader verslag Monitoring Commissie Corporate Governance Code (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Financiƫn
- 2011-10-12 15:30: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2011-10-13 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2011-11-09 15:40: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2012-04-18 20:30: Wijz. Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007 (32014) (eerste termijn kamer) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2012-05-16 15:30: Procedurevergadering Financiƫn (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2012-05-22 17:00: Extra procedurevergadering Financiƫn (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2012-05-30 15:30: Extra procedurevergadering Financiƫn (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiƫn
- 2012-07-05 09:00: Stemmingen over aangehouden onderwerpen bij de stemmingen van dinsdag 3 juli en over de onderwerpen op de agenda van woensdag t/m het debat over de Voorjaarsnota 2012 (Stemmingen), TK
Preview document (š origineel)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 juli 2008, nr. 08.002028, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde ontwerp rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 14 augustus 2008, nr. W06.08.0274/III, bied ik U hierbij aan. Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op. 1. Melding van bezwaren a. Noodzaak: overheidsverantwoordelijkheid De Raad vraagt zich af of het bewerkstelligen van de bekendheid van de bezwaren van aandeelhouders tegen de strategie van de vennootschap een verantwoordelijkheid voor de overheid is. De Raad vraagt zich voorts af of niet kan worden volstaan met de aanpassing van de Wft door toevoeging van de eerste drieprocent drempelwaarde voor melding van zeggenschap. De bestaande verplichting tot melding van een substantieel belang in uitgevende instellingen zorgt voor transparantie over de zeggenschap- en kapitaalbelangen in beursondernemingen. Deze melding maakt echter nog niet duidelijk of een aandeelhouder al dan niet bezwaar heeft tegen de strategie van de vennootschap. In de praktijk is gebleken dat het voor de uitvoering van bestuurstaken relevant kan zijn om te weten of een aandeelhouder met een substantieel belang bezwaar heeft tegen de strategie van de vennootschap. In zoverre kan niet worden volstaan met de aanpassing van de eerste drie procent drempelwaarde voor melding van zeggenschap, zoals voorgesteld in onderdeel B van het wetsvoorstel. De thans voorgestelde regeling voor de melding omtrent de strategie spitst zich toe op de vraag of de aandeelhouders in een beursvennootschap met een substantieel belang bezwaar hebben tegen de strategie van de vennootschap. De strategie van de vennootschap is een aangelegenheid van het bestuur. Bij het bepalen en uitvoeren van de strategie dient het bestuur rekening te houden met alle bij de vennootschap betrokken belangen. De raad van commissarissen ziet hierop toe. Aandeelhouders kunnen met gebruik van de hen toekomende bevoegdheden hun opvattingen ten aanzien van de strategie naar voren brengen. Verschillen van inzicht over de strategie vormden primair het onderwerp van de conflicten tussen besturen van beursvennootschappen en aandeelhouders die zich in de laatste jaren hebben voorgedaan. Voor aandeelhouders bestaat thans geen algemene verplichting om hun eventuele bezwaren tegen de strategie van de vennootschap te melden. Zowel de vennootschap als de andere aandeelhouders moeten daarom afwachten wat de houding van een aandeelhouder is ten aanzien van de strategie en of en op welke wijze de aandeelhouder genegen is eventuele bezwaren tegen die strategie kenbaar te maken. De ervaring heeft geleerd dat wanneer een aandeelhouder thans blijk geeft van het ontbreken van steun voor de strategie dit vaak op een zodanig moment wordt gedaan dat dit voor het bestuur, andere aandeelhouders en stakeholders als een verrassing kan komen en mede daardoor een onrustige situatie rondom de vennootschap kan ontstaan. Dit kan tot gevolg hebben dat de verhoudingen tussen de vennootschap, aandeelhouders en andere stakeholders onder druk komen te staan. Door de melding van bezwaren kan het bestuur een structureel algemeen beeld krijgen van de mate van steun voor de strategie onder aandeelhouders. Het bestuur kan hierop dan meer adequaat reageren. Vooral in het geval dat de aandeelhouder de beschikking heeft over een substantieel pakket aandelen in de vennootschap, is het van belang voor de vennootschap, haar bestuurders en aandeelhouders dat het eventueel ontbreken van steun voor de gekozen strategie tijdig bekend is. Dat stelt het bestuur bijvoorbeeld in de gelegenheid om een toelichting te vragen van de desbetreffende aandeelhouder en nadere uitleg te geven aan de strategie. Zo kunnen mogelijke conflicten worden voorkomen en goede onderlinge verhoudingen worden gewaarborgd. Dit is in het belang van de vennootschap en alle daarbij betrokkenen. Door de voorgestelde regeling wordt bewerkstelligd dat zowel het bestuur van de vennootschap als de medeaandeelhouders bekend zijn met de zienswijze van de aandeelhouders en kan ā indien gewenst ā met hen in contact worden getreden. Gezien het belang van een constructieve dialoog tussen de beursvennootschap en haar aandeelhouders en aandeelhouders onderling, de centrale positie die beursvennootschappen innemen in de economie, en het vooralsnog ontbreken van private initiatieven waardoor de bedoelde informatie tijdig beschikbaar wordt voor de vennootschap en medeaandeelhouders, kan deze kwestie niet worden overgelaten aan de markt en ligt er in zoverre een taak voor de wetgever. Op grond van de voorgestelde regeling moeten aandeelhouders die de beschikking verkrijgen over tenminste drie procent van het kapitaal of de stemmen in de vennootschap onverwijld aangeven bij de AFM of zij bezwaar hebben tegen de strategie van de uitgevende instelling. De AFM neemt deze melding vervolgens op in haar openbaar raadpleegbare registers. Daarnaast voorziet de voorgestelde regeling erin dat een aandeelhouder iedere wijziging van zijn standpunt onverwijld dient te melden. Zo wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat een aandeelhouder zijn standpunt ten aanzien van de strategie wijzigt. Ook indien een aandeelhouder zijn standpunt wijzigt als gevolg van een strategiewijziging door de vennootschap, dient hij bij de AFM een melding te doen. De termijn waarbinnen de melding moet plaatsvinden, wordt bepaald door het tijdstip waarop iemand weet dat de meldingsplicht is ontstaan of dat had behoren te weten. Doordat een aandeelhouder iedere wijziging van zijn standpunt onverwijld moet melden, blijven de in het register openbaar gemaakte meldingen actueel en accuraat. Een melding van een aandeelhouder tast de vennootschapsrechtelijke rechten van de aandeelhouder niet aan. Ook als een aandeelhouder meldt geen bezwaar te hebben tegen de strategie van een vennootschap behoudt hij het recht om de algemene vergadering bijeen te roepen (2:110 BW), agendapunten aan te dragen voor een algemene vergadering (2:114a BW), te stemmen of gebruik te maken van het recht van enquĆŖte (2:346 BW). Wel zou onder omstandigheden het gebruik van aandeelhoudersrechten een indicatie kunnen zijn dat de aandeelhouders niet geheel heeft voldaan aan zijn meldingsplicht ten aanzien van de strategie. Wanneer bijvoorbeeld een aandeelhouder die gemeld heeft geen bezwaar te hebben tegen de strategie van de onderneming het ontslag van het gehele bestuur zou agenderen, zou dat een indicatie kunnen zijn dat de aandeelhouder niet heeft voldaan aan zijn verplichting om zijn gewijzigde standpunt ten aanzien van de strategie van de vennootschap onverwijld te melden. Een overtreding van de plicht tot het melden van bezwaren kan een bestuursrechtelijke sanctie - bijvoorbeeld een bestuurlijke boete - opleveren. b. Effecten De voorgestelde regeling voorziet erin dat een aandeelhouder iedere wijziging van zijn standpunt onverwijld meldt aan de AFM. Daarbij is het niet van belang of hij al dan niet een drempelwaarde overschrijdt. Indien een aandeelhouder de beschikking verkrijgt over tenminste drie procent van het kapitaal of van de stemmen in de vennootschap, dient hij te melden of hij bezwaar heeft tegen de strategie. Daarna dient een aandeelhouder enkel zijn intentie te melden indien zijn standpunt ten aanzien van de strategie gewijzigd is. Zo wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat een aandeelhouder zijn standpunt wijzigt. De meldingsplicht bij wijziging van standpunt voorkomt bovendien dat de in het register openbaar gemaakte informatie achterhaald is. Er is afgezien van een systeem met een meer uitgebreide inhoudelijke melding omdat de ervaring in het buitenland leert dat een dergelijke verplichting in de praktijk zal kunnen uitmonden in vage nietszeggende meldingen. Een dergelijke meldingsplicht heeft weinig toegevoegde waarde en leidt tot onnodige kosten. De eenvoudige ja/nee melding biedt voldoende aanknopingspunten voor de vennootschap en aandeelhouders om desgewenst contact op te nemen met de desbetreffende aandeelhouder. Over de opmerkingen van de Raad met betrekking tot koersgevoelige informatie kan het volgende worden opgemerkt. Wanneer er sprake is van koersgevoelige informatie, gelden de op grond van de Wft vastgestelde regels ter voorkoming van marktmisbruik. Op grond van de Wft is marktmanipulatie verboden. Het is verboden informatie te verspreiden waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van de financiĆ«le instrumenten, terwijl de verspreider van die informatie weet of rederlijkerwijs moet vermoeden dat die informatie onjuist of misleidend is. c. Nationale kop De transparantierichtlijn staat niet in de weg aan een regeling die de aandeelhouders met een substantieel belang verplicht tot het melden van hun eventuele bezwaren tegen de strategie van de vennootschap. Ook andere Europese landen, zoals Duitsland en Frankrijk, kennen normen op grond waarvan een aandeelhouder met een aanzienlijk belang gehouden is zijn intenties te openbaren. 2. Identificatie van aandeelhouders Met de voorgestelde regeling wordt beoogd de investeerders in effecten met een aandelenkarakter in uitgevende instellingen die in Nederland worden verhandeld, te identificeren. De aanvankelijk voorgestelde regeling strekte zich uit tot identificatie van rechthebbenden. Bij nader inzien is gebleken dat het begrip ārechthebbendeā aanleiding gaf voor de nodige interpretatievragen. Er is daarom voor gekozen het begrip ārechthebbendeā te vervangen door het begrip āinvesteerderā. Het begrip āinvesteerderā is neutraal zodat buitenlandse rechtstelsels niet aan de toepassing van de voorgestelde regeling in de weg hoeven te staan. Immers indien er sprake is van een grensoverschrijdende bewaarketen van (buitenlandse) intermediairs zijn in de regel verschillende rechtstelsels van toepassing op de keten. Dit kan een complicerende factor vormen omdat die verschillende rechtstelsels uiteenlopende interpretaties kunnen opleveren over welke persoon of instantie in de keten als aandeelhouder dient te worden aangemerkt. Met de keuze voor identificatie van de investeerder kan komen vast te staan wie mag worden geacht (de wijze van de) uitoefening van het stemrecht te kunnen bepalen, onafhankelijk van zijn vennootschapsrechtelijke hoedanigheid in het toepasselijke rechtsstelsel. Indien wordt verwezen naar eerdere brieven of adviezen wordt gemakshalve nog gerefereerd aan āaandeelhouderā. a. Noodzaak: overheidsverantwoordelijkheid? De anonimiteit van veel aandeelhouders wordt door veel beursvennootschappen als obstakel gezien om een constructieve dialoog met haar aandeelhouders tot stand te brengen. Voor het creĆ«ren van goede onderlinge verhoudingen acht het kabinet het waardevol wanneer het bestuur van de vennootschap de mogelijkheid heeft om kennis te nemen van de identiteit van haar aandeelhouders ongeacht of deze een belang boven of onder de grens van 3% houden. Het kabinet deelt de mening van de commissie dat mede in het licht van de toegenomen transparantie van vennootschappen, ook de aandeelhouders niet ontkomen aan meer openheid, zeker als zij een actieve rol in de vennootschap willen vervullen. Het kabinet acht het waardevol wanneer het bestuur de mogelijkheid heeft omĀ voorafgaand aan de aandeelhoudersvergadering, waarin aandeelhouders het stemrecht kunnen uitoefenen,Ā kennis te nemen vanĀ in beginselĀ haar totaleĀ aandeelhoudersbestand.Ā Het gaat dan niet alleen omĀ aandeelhouders met een substantieel belang. De voorgestelde regeling bevordert een betere communicatie tussen de uitgevende instelling en haar investeerders en tussen investeerders onderling. Teneinde dat doel te bereiken wordt aan de uitgevende instellingen inzicht verschaft in hun aandeelhoudersbestand. De omvang van het aandelenbezit is daarbij niet van belang. In bepaalde situaties, bijvoorbeeld wanneer het twijfelachtig is of een openbaar bod zal slagen of wanneer het onzeker is of er tijdens een aandeelhoudersvergadering voldoende steun is voor een agendapunt, kanĀ identificatie vanĀ aandeelhouders met een aandelenbezit onder de drie procent van groot belangĀ zijn. In die situaties kan de stem van voornoemde groep aandeelhouders van beslissende invloed zijn op de besluitvorming en daarmee, bij ingrijpendeĀ beslissingen, de toekomst van de vennootschap. Gezien het toegenomen activisme van aandeelhouders en de versterking van rechten van aandeelhouders, is het van belang dat ondernemingen voorafgaand aan een aandeelhoudersvergadering een constructieve dialoog kunnen aangaan met hun aandeelhouders. Dit draagt er mogelijk aan bij dat vennootschappen minder kwetsbaar zullen zijn voor besluitvorming in de aandeelhoudersvergadering op basis van een toevallige meerderheid. Een constructieve dialoog tussen de vennootschap en haar aandeelhouder is bij kleine aandeelhouders niet minder belangrijk dan bij grote aandeelhouders, zeker niet bij een sterk verspreid aandelenbezit zoals bij veel Nederlandse beursvennootschappen voorkomt. Een constructieve dialoog kanĀ bijdragen aan goede onderlinge verhoudingen tussen de vennootschap en haar aandeelhouders. Goede verhoudingen kunnen bevorderen dat de vennootschap in staat is om een groep aandeelhouders voor langere termijn aan zich te binden. Dit kan stimuleren dat vennootschappenĀ eenĀ aandeelhoudersbestandĀ hebben met eenĀ evenwichtige balans tussen zowel lange termijn als korte termijn aandeelhouders. Een dergelijkeĀ balans kan bijdragen aan de realisatie van de strategie van de vennootschap. Ook van de zijde van beleggers met een gering belang wordt het belang van meer communicatie en transparantie tussen de uitgevende instelling en de investeerders alsmede tussen de investeerders onderling in beginsel onderkend, zoals in de consultatie is gebleken. In de consultatiereacties is onder meer gewezen op het belang van een gelijk speelveld tussen uitgevende instelling en investeerders, gelijkheid van investeerders en de privacy van beleggers. Naar aanleiding hiervan is de voorgestelde regeling op enkele plaatsen inhoudelijk aangepast om, voor zover mogelijk, aan deze bezwaren tegemoet te komen. Investeerders kunnen op grond van de voorgestelde regeling niet rechtstreeks met elkaar communiceren. Hiervoor is gekozen omdat rechtstreekse communicatie tussen investeerders noodzakelijkerwijs inhoudt dat zij toegang krijgen tot de identiteits- en adresgegevens van de (andere) investeerders. Dit kan een ongewenste aantasting van de privacy meebrengen. Zo zouden de identiteits- en adresgegevens kunnen worden gebruikt voor commerciĆ«le doeleinden, zoals bijvoorbeeld het verspreiden van reclame-uitingen. Indien alle investeerders toegang krijgen tot de identiteits- en adresgegevens van de andere (mede) investeerders is een vertrouwelijke behandeling van die gegevens niet op voorhand verzekerd. In de voorgestelde regeling zijn bepalingen opgenomen om de vertrouwelijkheid van gegevens van investeerders te waarborgen. Om de gelijkheid van investeerders zoveel mogelijk te waarborgen is de regeling in die zin aangepast dat de uitgevende instelling de verzonden informatie onverwijld na verzending op haar website dient te plaatsen. Op deze wijze kan worden gewaarborgd dat tot dusver geĆÆdentificeerde investeerders dezelfde informatie van de uitgevende instelling ontvangen en er tussen investeerders onderling een gelijk speelveld ontstaat. De reeds bestaande mogelijkheden voor communicatie met en informatieverstrekking aan investeerders blijken in de praktijk niet steeds effectief te zijn. Van belang is de beperkte afdwingbaarheid van private alternatieven. Slechts een klein aantal uitgevende instellingen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit in Nederland neemt deel aan dergelijke private alternatieven. Met de voorgestelde wettelijke regeling wordt voorzien in ƩƩn uniform systeem waarop het centraal instituut, aangesloten instellingen, intermediairs en instellingen in het buitenland hun systemen kunnen aanpassen. Een dergelijk resultaat is in de praktijk niet haalbaar met private alternatieven. Om bovengenoemde redenen is dit onderwerp van zodanige aard en zodanig gewicht dat de aanpak ervan niet kan worden overgelaten aan de markt. Er ligt in zoverre een taak voor de wetgever. Naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad over de effectiviteit van het voorgestelde systeem kan het volgende worden opgemerkt. Met het wetsvoorstel wordt beoogd dat zowel beursvennootschappen naar Nederlands recht als rechtspersonen opgericht naar het recht van een andere staat dan Nederland waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit waarvoor in Nederland een vergunning is verleend, hun investeerders kunnen identificeren. Onder investeerder wordt daarbij verstaan degene die voor eigen rekening een tegoed luidend in effecten met een aandelenkarakter aanhoudt bij een aangesloten instelling, intermediair of een instelling in het buitenland. Het begrip investeerder omvat zowel Nederlandse als buitenlandse investeerders. Met de keuze voor identificatie van de investeerder kan komen vast te staan wie mag worden geacht (de wijze van de) uitoefening van het stemrecht te kunnen bepalen, onafhankelijk van zijn vennootschapsrechtelijke hoedanigheid in het toepasselijke rechtsstelsel. Uitgangspunt is dat de laatste schakel in de (grensoverschrijdende) bewaarketen, die niet als aangesloten instelling, intermediair of instelling in het buitenland voor een ander een tegoed luidend in effecten met een aandelenkarakter aanhoudt of administreert, wordt aangemerkt als investeerder. De wettelijke regeling zal het mogelijk maken om in belangrijke mate, via de bewaarketen van intermediairs, de investeerders te identificeren. Ook andere Europese landen, zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, kennen reeds wetgeving die beoogt buitenlandse aandeelhouders te identificeren. De toelichting is op dit punt aangevuld. b. Persoonlijke levenssfeer Overwogen is om de identificatie van investeerders te laten plaatsvinden via de website van de uitgevende instelling, waarbij de investeerders zich bij de uitgevende instelling bekend zouden kunnen maken. Bij deze variant zouden alleen die investeerders bij de vennootschap bekend worden die zich voor deelname zouden aanmelden. Doordat deze variant berust op de vrijwilligheid van de investeerders van de uitgevende instelling zelf, is op voorhand niet verzekerd dat alle beleggers langs deze weg geĆÆdentificeerd zouden kunnen worden. Immers enkel de investeerders die belangstelling hebben voor de dialoog met de uitgevende instelling zullen zich vrijwillig bekend maken bij de vennootschap. Voorts is van belang dat vergelijkbare private initiatieven die uitgaan van vrijwilligheid van de investeerders in de praktijk niet steeds effectief blijken te zijn. Om de hierboven genoemde redenen kan het doel van identificatie niet in voldoende mate worden bereikt zonder dat daartoe tot op zekere hoogte inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. De rechtvaardiging voor een publiekrechtelijke regeling kan worden gevonden in de beperkte effectiviteit van de reeds bestaande private initiatieven. Een opt-out, voor bijvoorbeeld natuurlijke personen met een beperkt aandelenbezit, wordt niet voorgesteld omdat dit de voorgestelde regeling als het ware illusoir zou maken. Door het opnemen van een opt-out is op voorhand niet verzekerd dat alle beleggers langs deze weg geĆÆdentificeerd kunnen worden. Mogelijk is slechts een deel van de investeerders bereid om zich bekend te maken bij de vennootschap. De situatie zou zich kunnen voordoen dat bepaalde investeerders gebruik maken van de opt-out terwijl zij wel gebruik wensen te maken van de hen toekomende aandeelhoudersrechten. Zoals hierboven reeds is beschreven kunnen de stemmen vanĀ een tot danĀ toeĀ onbekendeĀ groepĀ van kleineĀ aandeelhouders van beslissende invloed zijn op de besluitvorming en daarmee, bij ingrijpendeĀ beslissingen, de toekomst van de vennootschap. In die gevallen is het van belang voor de vennootschap en de mede-investeerders om tot een dialoog te komen. Denkbaar is dat bepaalde partijen misbruik zullen maken van een dergelijke voorziening, waardoor de doelstellingen van de voorgestelde regeling ondermijnd kunnen worden. Daarnaast is het zeer de vraag welke natuurlijke personen wel en niet onder het bereik van een opt-out zouden moeten vallen. Het aanleggen van een grens is arbitrair. Ook in andere Europese landen, bijvoorbeeld Frankrijk, bestaan er geen mogelijkheden voor aandeelhouders om af te zien van identificatie. Mede naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad is de aanvankelijk voorgestelde bekendmaking van de geĆÆndividualiseerde omvang van het aandelenbezit aan ondernemingen wel vervangen door de bekendmaking van het totaal van het tegoed dat door het centraal instituut, aangesloten instelling, intermediair, instelling in het buitenland of bewaarder van een beleggingsinstelling wordt geadministreerd of aangehouden. Hierdoor is de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van kleine beleggers (waaronder ook natuurlijke personen) proportioneler aangezien er geen sprake is van de bekendmaking van financiĆ«le gegevens van de investeerders. 2.2 Handhaving a. Sanctieregeling Overeenkomstig het advies van de Raad is 49d, derde lid, onderdeel b, zoals dat aan de Raad was voorgelegd, vervangen door een nieuw artikel 49f, derde lid, onderdeel b. Hieronder wordt hierop verder ingegaan. b. Tweesporigheid Overeenkomstig het advies van de Raad is de keuze voor een tweevoudig handhavingtraject herzien en is het oorspronkelijk opgenomen artikel IV, tweede lid, vervallen. Handhaving van de identificatieregeling geschiedt enkel langs civielrechtelijke weg. 3. Commissie vennootschapsrecht De Raad beveelt aan het wetsvoorstel alsnog ter advisering voor te leggen aan de Commissie vennootschapsrecht. De Commissie vennootschapsrecht wordt met grote regelmaat gevraagd te adviseren over de wetgeving op het terrein van het vennootschapsrecht en het rechtspersonenrecht in het algemeen. Het voorliggende wetsvoorstel raakt in het bijzonder het effectenrecht. Vrijwel alle bepalingen van het wetsvoorstel betreffen de Wet op het financieel toezicht en de Wet op het giraal effectenverkeer. Vanwege het effectenrechtelijke zwaartepunt is het niet opportuun geacht om de Commissie vennootschapsrecht om advies te vragen. Wel is over een voorontwerp, zoals bij de wetgeving op het terrein van het effectenrecht gebruikelijk is, openbaar geconsulteerd. 4. De door de Raad gemaakte redactionele kanttekeningen zijn overgenomen. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om een aantal redactionele en inhoudelijke aanpassingen in het ontwerpbesluit aan te brengen. De inhoudelijke wijzigingen worden hierna toegelicht. Onderdeel B Ten einde een foutieve verwijzing te herstellen is onderdeel g vervangen door onderdeel f. Onderdeel E Het eerste en tweede lid van artikel 5:43a is aangepast om de inzichtelijkheid van die bepalingen te verhogen. Onderdelen G Het toezicht op de naleving van de meldingsplicht ten aanzien van de strategie van de vennootschap is op bestuursrechtelijke wijze vorm gegeven door de AFM. Onderdeel H Het oorspronkelijk opgenomen artikel 49d, vierde lid, is komen te vervallen. Bij nadere beschouwing is gebleken dat voor een tweesporige handhavingsroute geen noodzaak bestaat. De toelichting is op dit punt aangepast. Artikel 49a De definities die specifiek van toepassing zijn op het identificeren van investeerders zijn van artikel 1 Wge overgeheveld naar artikel 49a. Dit betreft de definities van effecten met een aandelenkarakter, instelling in het buitenland, investeerder en uitgevende instelling. Het aanvankelijk voorgestelde begrip rechthebbende is vervangen door het begrip investeerder, zoals hierboven is opgemerkt. In veel gevallen zal de investeerder degene zijn die kan bepalen op welke wijze de aan de effecten met een aandelenkarakter verbonden rechten worden uitgeoefend (veelal zal dit de economische gerechtigde op de effecten met een aandelenkarakter zijn). De toelichting is op dit punt aangepast. In een ander wetsvoorstel, dat reeds bij de Tweede Kamer aanhangig is, wordt een aantal andere wijzigingen van de Wge voorgesteld (het voorstel van wet tot wijziging van de Wet giraal effectenverkeer houdende uitbreiding van de goederenrechtelijke bescherming van cliĆ«nten van intermediairs inzake financiĆ«le instrumenten en het bewerkstelligen van een verdergaande vorm van dematerialisatie van effecten, Kamerstuk nr. 31830). Vanwege de verwachte latere inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, wordt in dit wetsvoorstel reeds aangesloten bij de door dat wetsvoorstel tot stand te brengen wijzigingen in de Wge. Artikel 49b Aan dit artikel is in het eerste lid, onderdeel a tot en met d, een zinsnede toegevoegd die regelt dat indien de uitgevende instelling een verzoek als bedoeld in artikel 49b, eerste lid doet, het centraal instituut, een aangesloten instelling, een intermediair, een instelling in het buitenland of een bewaarder van een beleggingsinstelling informatie verstrekt over het totaal tegoed luidend in effecten met een aandelenkarakter dat door hem wordt bewaard, naast de bekendmaking van de identiteits- en adresgegevens. De toelichting is op dit punt aangepast. Artikel 49c Aan dit artikel is een zevende lid toegevoegd dat regelt dat indien door de investeerder een overeenkomst is gesloten met een derde op grond waarvan een derde naar eigen goeddunken stemmen kan uitbrengen en de investeerder informatie van de uitgevende instelling ontvangt, door de investeerder de naam, het adres en het emailadres van de derde aan de uitgevende instelling dient te worden verstrekt. Tevens dient de investeerder de ontvangen informatie onverwijld door te sturen aan de derde. De toelichting is op dit punt aangepast. Aan dit artikel is voorts een achtste lid toegevoegd dat regelt dat indien door de investeerder toepassing is gegeven aan artikel 88, derde lid, onderscheidenlijk 89, derde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de investeerder informatie van de uitgevende instelling ontvangt, door de investeerder de naam, het adres en het emailadres van de vruchtgebruiker of pandhouder aan de uitgevende instelling verstrekt. Tevens dient de investeerder de informatie die hij van de uitgevende instelling heeft ontvangen onverwijld door te sturen aan de vruchtgebruiker of pandhouder. Artikel 49d In artikel 49d wordt kort gezegd de vertrouwelijkheid van verkregen gegevens van investeerders geregeld. Hiermee wordt beoogd de vertrouwelijke behandeling van de verkregen gegevens met betrekking tot investeerders te waarborgen. Het eerste en tweede lid van deze bepaling is zodanig gewijzigd dat er in grotere mate wordt aangesloten bij de desbetreffende bepalingen uit de Wet bescherming persoonsgegevens. Tevens is aan dit artikel een derde lid toegevoegd dat regelt dat de uitgevende instelling of een gevolmachtigde van een uitgevende instelling, die kennisneemt van de gegevens als bedoeld in artikel 49b, eerste lid, deze niet verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor deze gegevens zijn verkregen. Daarnaast is er een vierde lid toegevoegd dat regelt dat zowel de uitgevende instelling als een gevolmachtigde passende technische en organisatorische maatregelen dient te treffen om de verkregen gegevens te beveiligen tegen verlies of enige vorm van onrechtmatige verwerking. De toelichting is overeenkomstig aangepast. Artikel 49e In dit artikel is bepaald dat een uitgevende instelling een vergoeding dient te betalen voor het voldoen aan verzoeken als bedoeld in artikel 49b, eerste lid. De toevoeging (artikel 49e zoals dat aan de Raad was voorgelegd) dat deze vergoeding door Onze Minister wordt vastgesteld is herzien en daarmee vervallen. Bij nadere beschouwing is gebleken dat een dergelijke regeling praktisch lastig hanteerbaar en handhaafbaar lijkt. Het uitgangspunt is dat de schakels in de bewaarketen van intermediairs vrij zijn een marktconforme prijs overeen te komen met de uitgevende instelling voor de verstrekking van de identiteits- en adresgegevens. Artikel 49f In artikel 49f wordt kort gezegd geregeld dat indien verzoek(en) tot aanlevering van identificatiegegevens niet worden beantwoord op vordering van de uitgevende instelling of een derde aan wie de uitgevende instelling een volmacht heeft verleend bij de civiele rechter kan worden verzocht om een bevel tot nakoming van deze verplichting en/of schorsing van het stemrecht. Daarnaast wordt in dit artikel de rechter van de rechtbank binnen wiens arrondissement de vennootschap is gevestigd, aangewezen als bevoegde rechter. Na een nadere afweging is de schorsing van stemrecht als sanctie aan de lijst met maatregelen toegevoegd. Hierbij is tevens aandacht besteed aan de opmerkingen van de Raad in het kader van de eerder voorgestelde schorsing van dividendrecht. De Raad heeft in dat kader opgemerkt dat een sanctie op niet-naleving van een in een wettelijke regeling neergelegde verplichting naar zijn oordeel behoort neer te slaan op diegene die daadwerkelijk in gebreke is gebleven en niet op een derde. De toevoeging van de sanctie van een (gerechtelijk bevel tot) schorsing van stemrecht wordt wenselijk geacht, omdat kon worden betwijfeld of van een bevel tot nakoming van de verplichting uit artikel 49b, eerste lid, wel voldoende preventieve werking zou uitgaan. Ook andere Europese landen, zoals Frankrijk en Engeland, die wetgeving hebben met betrekking tot identificatie maken mogelijk dat het stemrecht geschorst kan worden. Op grond van de Wge dienen de aangesloten instellingen en intermediairs ervoor zorg te dragen dat de deelgenoten het aan de effecten met een aandelenkarakter verbonden stemrecht kunnen uitoefenen. Als een uitgevende instelling een aangesloten instelling of intermediair van wie de uitgevende instelling weet of redelijkerwijs mag aannemen dat deze een verzameldepot aanhoudt van door de uitgevende instelling of met haar medewerking uitgegeven effecten met een aandelenkarakter, schriftelijk heeft verzocht om de identiteits- en adresgegevens dan dient deze aangesloten instelling of intermediair deze gegevens te verstrekken op straffe van verlies van stemrecht van die buitenlandse bank. Verwacht wordt dat een investeerder zijn tussenpersoon, die heeft verzuimd om aan de verplichting tot beantwoording van een identificatieverzoek te voldoen, veelal zal verzoeken de naam en verdere gegevens van de investeerder door te geven aan de uitgevende instellingen omdat er anders niet gestemd kan worden. Voorts is het lid waarin wordt bepaald dat de rechtbank zonodig de gevolgen van de door haar getroffen maatregelen regelt (het oorspronkelijk opgenomen artikel 49d, vierde lid), komen te vervallen. Bij nadere beschouwing is van dit punt afgezien. Artikel V Het lid dat de inhoud van de melding regelt (het oorspronkelijk opgenomen artikel V, tweede lid) is vervangen door een verwijzing naar artikel 5 van het Besluit melding zeggenschap en kapitaalbelang in uitgevende instellingen Wft en overgeheveld naar artikel V, tweede lid. Voorts is het tweede lid aangepast om misverstanden te voorkomen. Administratieve lasten De berekening van de administratieve lasten is overeenkomstig bovengenoemde inhoudelijke wijzigingen aangepast. De berekening van de gevolgen voor het bedrijfsleven is op 4 juni 2009 door de Collegevergadering van het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) als hamerstuk behandeld. Ik moge U, mede namens de Minister van Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De minister van FinanciĆ«n, Wouter Bos Directie FinanciĆ«le Markten Ons kenmerk FM/ M Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 14 Directie FinanciĆ«le Markten Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag HYPERLINK "http://www.minfin.nl" www.minfin.nl Ons kenmerk FM 2009/ 1497 M Uw brief (kenmerk) Bijlagen > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Koningin Datum 3 juli 2009 Betreft Nader rapport inzake het voorstel van wet Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Wet giraal effectenverkeer en het Burgerlijk Wetboek naar aanleiding van het advies van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code van 30 mei 2007 Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 14