[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda

Bijlage

Nummer: 2009D40800, datum: 2009-09-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda Jaarvergadering IMF en Wereldbank (2009D40798)

Preview document (šŸ”— origineel)


Geannoteerde agenda voor het algemeen overleg in de Tweede Kamer over de
opstelling van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen
van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en het
Development Committee (DC) van het IMF respectievelijk de Wereldbank op
4 en 5 oktober 2009, alsmede voor de jaarvergadering van de Raad van
Gouverneurs van het IMF en de Wereldbank op 6 en 7 oktober 2009.

Tijdens de vergaderingen komen naar verwachting de volgende onderwerpen
aan de orde:

  TOC \o "1-3" \u  1. Internationale financieel-economische situatie	 
PAGEREF _Toc237343579 \h  2 

2. Uitbreiding IMF-leencapaciteit	5

3. Surveillance	6

4. IMF governance	7

5. IMF in lage-inkomenslanden	8 

6. Financiƫle capaciteit Wereldbank	9

7. Voice & representation Wereldbank	11

 1. Internationale financieel-economische situatie

Algemeen

De wereldeconomie bevindt zich in de diepste recessie sinds de Tweede
Wereldoorlog, maar in de laatste maanden doen zich in sommige delen van
de wereld voorzichtige tekenen van stabilisatie voor. De meest positieve
signalen komen van voorlopende indicatoren. Aandelenkoersen zijn sinds
maart met ongeveer 50% gestegen, en het vertrouwen van producenten en
consumenten verbetert al enkele maanden. De realisatiecijfers voor het
tweede kwartaal van dit jaar geven echter gemengde signalen en wijzen
eerder op een afnemende krimp dan al op een terugkeer van positieve
groeicijfers. In de maanden februari tot en met mei 2009 kromp de
wereldhandel cumulatief met 2,4%, tegen een krimp van maar liefst 17,5%
voor de periode van oktober tot en met januari. De hoop is dat het derde
kwartaal van 2009 weer voorzichtige groeicijfers zal laten zien. Het IMF
voorspelt in haar laatste Interim Forecast (van juli 2009) voor 2009 nog
steeds een ongekende krimp van 1,4% voor de wereldeconomie. Voor volgend
jaar heeft het IMF haar voorspelling echter met 0,6 procentpunt opwaarts
bijgesteld ten opzichte van de voorjaarsvoorspelling, tot 2,5%. Naar
verwachting zal het herstel van de wereldeconomie echter zeer traag
verlopen en de risicoā€™s zijn nog steeds neerwaarts gericht. In de
bancaire sector moeten vooral verliezen gerelateerd aan de economische
neergang nog worden gerealiseerd. In verschillende landen zullen
consumenten bovendien meer sparen dan voorheen, om hun persoonlijke
financiƫn te verbeteren. Tot slot zullen veel autoriteiten de
uitzonderlijke monetaire en budgettaire stimuleringsmaatregelen de
komende jaren moeten beƫindigen en maatregelen nemen om de houdbaarheid
van de overheidsfinanciƫn op termijn te garanderen. De crisis heeft tot
nu toe een fors neerwaarts effect op de inflatie, waarbij de gedaalde
olieprijs zelfs tot negatieve inflatiecijfers heeft geleid voor het
eurogebied (-0,2% in augustus), de Verenigde Staten (-2,1% in juli) en
Japan (-2,2% in juli). De inflatie exclusief voedsel en energie blijft
nog duidelijk positief in het eurogebied (1,3% in juli) en de VS (1,7%
in juni). Op de middellange termijn zijn de inflatierisicoā€™s opwaarts,
vanwege de mogelijk inflatoire effecten van het onconventionele
monetaire beleid in veel landen. 

Verenigde Staten 

De economische activiteit in de VS ā€“ het epicentrum van de financiĆ«le
crisis ā€“ lijkt de bodem te naderen, al zijn de fundamenten voor
duurzaam herstel zwak. In het tweede kwartaal van 2009 kromp de
Amerikaanse economie nog maar met 1,0% (kwartaal-op-kwartaal,
geannualiseerd), aanzienlijk minder dan de krimp van 6,4%
(kwartaal-op-kwartaal, geannualiseerd) in het eerste kwartaal. Minder
positief is dat de groei voor een belangrijk deel werd gedragen door
sterk gestegen overheidsbestedingen, terwijl de krimp van de
particuliere consumptie juist versnelde. Ook is het opvallend dat de
Amerikaanse importen al enige tijd sneller krimpen dan de exporten,
waardoor het uitvoersaldo een belangrijke positieve bijdrage levert aan
de bbp-groei. Het IMF heeft haar groeiramingen voor de VS behoorlijk
opwaarts bijgesteld tot -2,6% voor 2009 (+0,2 procentpunt) en 0,8% voor
2010 (+0,8 procentpunt). Toch zijn de risicoā€™s nog steeds neerwaarts
en zal het herstel in de VS naar verwachting zwak zijn. Zo is onzeker in
hoeverre de Amerikaanse huizenmarkt al echt herstel laat zien. In mei
stegen de huizenprijzen volgens de FHFA-index voor het eerst sinds 2006,
maar de gedwongen verkopen nemen nog toe en de voorraad te koop staande
woningen blijft relatief groot. Ook de verkopen van bestaande woningen
nemen toe, maar deze data zijn geflatteerd door de gedwongen verkopen.
Daarnaast is ook nog geen sprake van een duidelijk herstel op de
arbeidsmarkt. Tot slot zal de particuliere consumptie naar verwachting
zwak blijven nu huishoudens hun besparingen verhogen. Huishoudens hebben
veel vermogen verloren door dalende huizen- en aandelenprijzen, terwijl
de huishoudschuld met 130% van het beschikbare inkomen hoog blijft. Op
lange termijn is een verhoging van de besparing echter een belangrijke
verbetering ten opzichte van jaren van hoge, met krediet gefinancierde,
bestedingen. Al met al is onduidelijk hoe snel de Amerikaanse economie
de komende jaren zal groeien, helemaal als de monetaire en budgettaire
stimuleringsmaatregelen zijn uitgewerkt of worden teruggedraaid. 

Eurogebied

Ook het eurogebied bevindt zich in de diepste recessie sinds de Tweede
Wereldoorlog. Zo kromp de economie van het eurogebied in het tweede
kwartaal van 2009 met 4,6% (ten opzichte van 2008-Q2). Het IMF voorspelt
in haar Interim Forecast dat het herstel in het eurogebied langzamer dan
elders zal verlopen, met in ieder geval in 2010 ook nog een beperkte
negatieve bbp-groei van 0,3% (volgend op een krimp van 4,8% in 2009).
Een dergelijk moeizaam herstel voor het eurogebied is aannemelijk. In de
eerste plaats zitten veel van de aanpassingen op de arbeidsmarkt in het
eurogebied nog in de pijplijn, naar verwachting loopt de werkloosheid in
het eurogebied op naar 11,5% in 2010. Daar komt nog bij dat de
gemiddelde daling van de reƫle huizenprijs tot nu toe zeer beperkt is
geweest, zeker in vergelijking met voorgaande financiƫle crises (Japan,
1992; Spanje, 1977; Zweden, 1991; Finland, 1991; en Noorwegen, 1987).
Het risico op een verdere daling van de huizenprijzen, met de daarbij
behorende negatieve vermogenseffecten, valt daarom niet uit te sluiten.
Ook een exportgedreven herstel voor het eurogebied is lastig, gegeven
het wereldwijde karakter van de huidige crisis. Een vierde factor die
het herstel in het eurogebied kan bemoeilijken is het risico van nieuwe
afschrijvingen van Europese banken, zeker gecombineerd met de sterke
afhankelijkheid van het eurogebied van de bankensector. Tot slot
stimuleert het expansieve macro-economisch beleid op dit moment
weliswaar de economie, maar zal het terugdraaien van de huidige
stimuleringsmaatregelen ā€“ onder andere met het oog op de sterk
oplopende staatsschuld ā€“ een drukkend effect hebben op de
investeringen en de consumptie. 

Japan

Na een zeer slecht eerste kwartaal waarin de economie met 8,4% kromp
(ten opzichte van 2008-Q1), zijn in Japan enkele tekenen van
stabilisatie zichtbaar. In het tweede kwartaal groeide de Japanse
economie met 0,9% (k-o-k) en de industriƫle productie en export zijn de
afgelopen maanden weer enigszins gestegen. Verwacht wordt dat de Japanse
groei in de komende kwartalen verder aantrekt, mede dankzij het
verbeterde consumentenvertrouwen, het expansieve begrotingsbeleid en de
sterke prestaties door andere Aziatische economieƫn. Hierdoor is het
beeld voor Japan in de Interim Forecast opwaarts bijgesteld ten opzichte
van de voorjaarsramingen. Het IMF gaat nu uit van een bbp-krimp van 6,0%
in 2009, terwijl de Japanse economie in 2010 alweer groeit met 1,7%.
Overigens neemt dit niet weg dat Japan in een aantal opzichten erg
kwetsbaar is. In de eerste plaats is de financiering van de zeer hoge
Japanse staatsschuld een kwetsbare factor. Hoewel die tot nu toe
relatief probleemloos is verlopen, zal dit moeilijker worden als de
staatsschuld richting 200% van het bbp gaat, zoals de OESO voorspelt.
Ook is het risico dat Japan opnieuw in een deflatoire spiraal belandt
aanzienlijk, zeker gegeven de appreciatie van de yen, de trage
exportgroei en de lagere grondstofprijzen. Een derde factor betreft het
Japanse consumentenvertrouwen, dat weliswaar recent ietwat verbeterd is,
maar door de politieke onzekerheid en door de relatief zwakke sociale
vangnetten van de Japanse arbeidsmarkt ook snel weer kan verslechteren. 

Opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden

Opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden worden hard getroffen door
de crisis. De daling in exportprijzen en volumes hebben een grote impact
op deze groep landen. De Wereldbank verwacht dat private kapitaalstromen
naar opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden zullen afnemen van
ongeveer USD 1000 miljard in 2007 naar de helft van dat niveau in
2009.Ā Bovendien is de verwachting dat geldstromen van diaspora met meer
dan 7% dalen. Als gevolg van het ongunstige externe
financieringsklimaat, zal het voor deze groep land moeilijk zijn aan hun
externe financieringsbehoefte ā€“ die op USD 1000 miljard wordt geschat
ā€“ te voldoen. De Wereldbank schat dat er een financieringsgat
overblijft van minimaal USD 352 miljard (Global Development Finance
2009). Na jaren van sterke groei is de meest recente verwachting dat het
bbp van opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden slechts met
gemiddeld 1,2% stijgt in 2009. Wanneer transitielanden niet worden
meegenomen, is dit cijfer iets hoger: 1,8%. China en India leveren een
sterk positieve bijdrage aan het groeicijfer: zonder deze twee landen
krimpen de economieƫn van de groep naar verwachting met 1,6% in 2009.
Gegeven de positieve bevolkingsgroei in ontwikkelingslanden, zijn de
negatieve effecten per hoofd van de bevolking nog groter (Global
Development Finance 2009). 

Voor de opkomende economieƫn wordt grosso modo verwacht dat het herstel
in de tweede helft van 2009 zal inzetten, al zijn er wel grote regionale
verschillen in de kracht en het moment van economisch herstel. Dit komt
door de verschillende manieren waarop de financiƫle crisis de opkomende
economieƫn treft. Een aantal landen voelt de financiƫle crisis vooral
door de hogere financieringskosten, met name als gevolg van de
toegenomen risicoaversie en opdrogende buitenlandse private
kapitaalstromen. Dit is vooral problematisch voor landen met een
relatief hoge buitenlandse schuld en een groot tekort op de lopende
rekening, zoals een aantal landen in Centraal- en Oost-Europa. Voor deze
landen zijn de Interim groeiramingen in 2009 neerwaarts bijgesteld. Veel
opkomende economieƫn hebben daarnaast te maken met dalende exporten,
samenhangend met de sterke daling van de wereldhandelsgroei en de lagere
grondstoffenprijzen. Vooral opkomende landen in Aziƫ, Latijns-Amerika
en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) voelen op deze manier
de gevolgen van de financiƫle crisis. Door de verwachte stijging in de
grondstoffenprijzen in 2010, zijn voor de opkomende economieƫn die
grondstoffen exporteren de Interim groeivooruitzichten opwaarts
bijgesteld. Ook voor China en India zijn de Interim groeiramingen van
het IMF opwaarts bijgesteld, dankzij het expansieve macro-economische
beleid en een sneller dan verwachte ommekeer in kapitaalstromen. Volgens
de Wereldbank (Global Development Finance 2009) zullen China en India in
2009 en 2010 als enige grote economieƫn robuust blijven groeien, zij
het in een trager tempo dan de afgelopen jaren, met 6,5% en 5,1%
respectievelijk. Overigens veerde de Chinese economie in het tweede
kwartaal van 2009 sterk op door een sterke groei van de investeringen,
mede als gevolg van het omvangrijke stimuleringspakket van de overheid
dat in het najaar van 2008 werd gelanceerd. De vraag is echter hoe het
groeipotentieel wordt beĆÆnvloed wanneer dit pakket in 2010 is voltooid
en de economie het op eigen kracht moet doen. Een ander risico voor de
Chinese economie is de uitbundige groei van de kredietverlening. In juni
steeg de kredietgroei met 34% (jaar op jaar) en de geldgroei met 28%.

Hoewel lage-inkomenslanden part noch deel hebben aan de oorzaak van de
crisis, is de impact van de crisis op deze landen groot. De meeste
lage-inkomenslanden hebben slechts zeer beperkte ruimte om anticyclisch
beleid te kunnen voeren en kunnen nauwelijks bogen op automatische
stabilisatoren om het effect van de crisis te verzachten. De vooruitgang
op het gebied van armoedebestrijding en het behalen van de Millenium
Ontwikkelingsdoelstellingen zal door de crisis in ieder geval
gedeeltelijk worden teruggedraaid: de Wereldbank schat dat als gevolg
van de crisis 50 tot 90 miljoen mensen in extreme armoede zullen raken,
waarbij met name kinderen, vrouwen en ouderen geraakt zullen worden. Het
IMF voorspelt voor 35 lage-inkomenslanden een afname in reserves als
gevolg van betalingsbalansschokken. Voor 22 lage-inkomenslanden zal deze
afname het voldoen aan korte-termijnverplichtingen (minder dan 3 maanden
aan import) in gevaar kunnen brengen. Het IMF schat de totale extra
financieringsbehoefte van deze 22 landen op USD 25 tot 138 miljard,
afhankelijk van de grootte van de schok. Op basis van de huidige trends
in financieringsverzoeken lijken de Internationale Financiƫle
Instellingen (inclusief de regionale ontwikkelingsbanken) met de
momenteel beschikbare middelen aan de ergste noden van de komende twee
jaar te kunnen voldoen. Het is daarbij van groot belang dat ook binnen
deze landen systematisch aandacht besteed wordt aan de positie van de
meest kwetsbare groepen.Ā 

2. Uitbreiding IMF-leencapaciteit

In het licht van de crisis wordt thans hard gewerkt aan de uitbreiding
van de leencapaciteit van het IMF, in lijn met de oproep van de G20 en
het IMFC van afgelopen voorjaar. Hiertoe wordt op de korte termijn
gewerkt met bilaterale leningen. In de Europese Raad is dit voorjaar
overeengekomen dat de lidstaten van de EU in dit verband EUR 75 miljard
bilateraal beschikbaar stellen. Het Koninkrijk draagt naar rato van haar
stemaandeel een bedrag van EUR 5,31 miljard bij. Een spoedige afronding
van de bilaterale leningen is nodig om te zorgen dat het Fonds
onverwacht grote schokken kan opvangen. 

De EU-lidstaten hebben de bedoeling om de bilaterale commitments over te
hevelen naar de New Arrangements to Borrow (NAB), de reeds bestaande,
multilaterale ā€œback-stopā€ kredietfaciliteit van het Fonds. Het IMFC
heeft dit voorjaar opgeroepen tot een flinke uitbreiding van het huidige
totale bedrag onder de NAB, met maximaal USD 500 miljard. Hoe hoog de
NAB zal worden hangt mede af van de bereidheid van opkomende economieƫn
om bij te dragen. Overigens heeft het Fonds op verzoek van een aantal
landen besloten om zogeheten Medium Term Notes uit te brengen. Een
aantal opkomende economieƫn is met de aankoop van dit papier bereid een
financieringsbijdrage te leveren. In EU-verband speelt momenteel de
discussie of de bijdrage van EU-lidstaten hoger moet uitkomen dan de
reeds gecommitteerde EUR 75 miljard aan bilaterale leningen. Het
Koninkrijk onderschrijft het belang van een fair burden sharing en is
van mening dat de EU lidstaten in deze context een bijdrage dienen te
leveren die proportioneel is aan hun rol en gewicht in het IMF. Voorts
zou de NAB-uitbreiding deels meegenomen moeten worden in de volgende
quota-verhoging, bijvoorbeeld door in januari 2011 herziening mogelijk
te maken of de looptijd van de opgehoogde NAB dan te laten aflopen.

Naast een verhoging van de totale kredietlijn onder de NAB wordt gewerkt
aan een zogenoemde flexibilisering van de NAB. Het Koninkrijk is van
mening dat de NAB het karakter moet houden van een noodfonds dat, als
voorheen, alleen beschikbaar zou moeten zijn voor de financiering van
uitzonderlijke situaties, als aanvulling op de reguliere middelen. In de
aanstaande quotaherziening zal de discussie over de gewenste omvang van
de reguliere middelen van het Fonds en van de NAB moeten worden gevoerd.

De Raad van Gouverneurs heeft ingestemd met een algemene SDR-allocatie
van USD 250 miljard, die op 28 augustus effectief is geworden. Het
Koninkrijk ondersteunt deze allocatie, die voor ongeveer USD 100 miljard
ten behoeve van opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden komt.

3. Surveillance

De crisis heeft aangetoond dat verbetering van surveillance op mondiaal
niveau cruciaal is. Hierin is een duidelijke rol weggelegd voor het IMF.
Het IMF dient hierbij niet alleen de grootste economieƫn te monitoren,
maar ook aandacht te hebben voor de gevolgen van crises en eventuele
schokeffecten voor verschillende groepen van landen, waaronder met name
ook de kwetsbare lage-inkomenslanden. Het IMF heeft gevolg gegeven aan
de behoefte voor verbetering van surveillance door onder andere samen
met de Financial Stability Board een Early Warning Exercise (EWE) in te
stellen. Een pilot is gepresenteerd tijdens de voorjaarsvergadering en
het Koninkrijk steunt een halfjaarlijkse EWE. Het Koninkrijk pleit voor
betere benutting van het surveillance-instrumentarium, door middel van
specifieke beleidsaanbevelingen door het IMF, goede follow-up, en een
monitoring- en peer pressure-systeem om deze follow-up te verzekeren. 

Naast surveillance op mondiaal niveau, is een belangrijke taak van het
IMF surveillance van landen. De huidige crisis bevestigt het belang van
goede aansluiting tussen macro-economische en financiƫle sector analyse
op het niveau van landen en internationaal. Het Koninkrijk was al in een
vroeg stadium pleitbezorger van gedegen financiƫle sector surveillance
en integratie in artikel IV. De toezeggingen van de G20-landen om een
FSAP te ondergaan is in dit licht een positieve ontwikkeling. Het
Koninkrijk pleit er bovendien voor dat alle systeemrelevante landen en
landen met een in verhouding tot hun BNP omvangrijke financiƫle sector
periodiek verplicht een FSAP-update zouden moeten ondergaan. Ook zouden
de jaarlijkse Artikel IV-consultaties meer gebruik moeten maken van de
in de FSAPs opgedane kennis en FSAP-aanbevelingen. 

Ten slotte is het van belang dat het IMF zijn surveillance systematiek
periodiek blijft herzien en aanpassen aan de dynamiek van de
wereldeconomie. 

4. IMF governance

De afgelopen tijd is de discussie over de governance van het IMF
geĆÆntensiveerd. De verwachting is dat een versterkte governance van het
IMF, onder meer tot uiting komend in de vertegenwoordiging en
verantwoording, het draagvlak voor en de effectiviteit van het IMF
vergroot. Vanuit de G20 en andere internationale fora is de druk
verhoogd deze onderwerpen versneld op te pakken. Het Koninkrijk pleit
voor een pakketbenadering van de verschillende lopende
governance-kwesties. Ook de quota-discussie moet hierin worden
meegenomen. 

Om de legitimiteit van het IMF te waarborgen, moeten de stemverhoudingen
en de bestuursstructuur van het IMF een weergave blijven van de
economische realiteit van de 21e eeuw, met voldoende ruimte voor kleine
landen, waaronder ontwikkelingslanden. Het Koninkrijk steunt het
vervroegen van de quota-herziening van 2013 naar 2011, wat zal leiden
tot een groter aandeel ā€“ en dus een grotere stem ā€“ voor opkomende
economieƫn in het IMF. Deze quota-herziening moet gebeuren op basis van
de in 2008 overeengekomen formule. Ook dienen de bestuursorganen de
economische verhoudingen te reflecteren. De omvang en de samenstelling
van de Raad van Bewindvoerders staat internationaal ter discussie. Het
Koninkrijk is van mening dat alle lidstaten in hun vertegenwoordiging
gelijk behandeld moeten worden, ongeacht geografische ligging. Bovendien
dient de samenstelling van de Raad van Bewindvoerders recht te doen aan
de bereidheid en de capaciteit van landen om structureel bij te dragen
aan het Fonds. In dit verband is de vaakgenoemde consolidatie van
Europese stoelen niet vanzelfsprekend. Alhoewel het Koninkrijk voordelen
kan zien van Ć©Ć©n Europese stoel op de lange termijn, is dit een
interne EU aangelegenheid die afhangt van de mate van Europese
integratie en dus ook binnen de EU moet worden besloten. 

Er zijn ook voorstellen de Board te verkleinen van 24 stoelen naar 20
stoelen. Het Koninkrijk is van mening dat een dergelijke verkleining van
de Board niet wezenlijk zal leiden tot meer effectiviteit, en dat een
dergelijke stap zelfs negatief kan zijn om te komen tot betere
representatie van het lidmaatschap, waaronder die van de opkomende
economieƫn en de ontwikkelingslanden.

Het Koninkrijk steunt het voorstel voor vergroting van de politieke
betrokkenheid bij strategische onderwerpen. In dit kader staat het
Koninkrijk open voor het oprichten van een Ministeriƫle Raad. Echter,
de voordelen van een Raad zijn ook te verwezenlijken in een versterkt
IMFC. Gezien het krachtenveld heeft deze optie de voorkeur. Het
Koninkrijk steunt een meer strategische en een minder operationele rol
voor de Raad van Bewindvoerders.

Ter versterking van de governance en de effectiviteit van het IMF worden
tevens aanpassingen in stemprocedures voorgesteld. Het Koninkrijk ziet
voordelen in het terugbrengen van de gekwalificeerde meerderheid voor
strategische beslissingen van 85% naar 70-75%, in combinatie met het
invoeren van een vereiste van een dubbele meerderheid voor een aantal
onderwerpen, waaronder de selectie van het Senior Management.

Het Koninkrijk is een groot voorstander van een open, transparante en op
competenties gerichte selectie van het Senior Management. Hierbij is de
toevoeging dat dit gebeurt ongeacht nationaliteit van groot belang. Het
Koninkrijk zal er voor pleiten dat het IMFC hierover een duidelijk
statement afgeeft.

Aan governance gerelateerde onderwerpen zijn het mandaat en de
financiƫle omvang van het Fonds. Het Koninkrijk steunt een sterke
verankering van financiƫle stabiliteit in het mandaat van het Fonds.
Daarbij verdient uitbreiding van het mandaat naar de kapitaalrekening
overweging. Ook steunt het Koninkrijk een discussie over de juiste
omvang voor het Fonds voor de toekomst, en over de verhouding tussen
(vaste) quota-middelen en tijdelijke aanvullende middelen. 

5. IMF in lage-inkomenslanden

De G20 heeft tijdens de Londen Summit in april 2009 opgeroepen
additioneel USD 6 miljard vrij te maken voor concessionele leningen aan
de armste ontwikkelingslanden. Om tegemoet te komen aan de grote
financieringsbehoefte van lage-inkomenslanden, heeft het IMF voorgesteld
verder te gaan dan dat; in de komende 2 jaar moet er USD 8 miljard
beschikbaar komen en USD 17 miljard tot 2014. De speciale faciliteiten
voor ontwikkelingslanden worden niet uit de reguliere middelen
gefinancierd maar o.a. uit de Poverty Reduction and Growth Trust. Het
Koninkrijk erkent de grote behoefte van lage-inkomenslanden en steunt
daarom deze beschikbaarheidstelling. De financiering gebeurt onder
andere door een gedeelte van de inkomsten uit de goudverkoop door het
IMF te reserveren voor het genereren van middelen ten behoeve van
lage-inkomenslanden. Het Koninkrijk constateert dat lage-inkomenslanden
door de crisis acuut voor grote uitdagingen staan. Daarom benadrukt het
Koninkrijk de noodzaak deze additionele (concessionele) middelen voor
lage-inkomenslanden tijdig beschikbaar te stellen,Ā onder de voorwaarde
datĀ de kapitaalpositie van hetĀ IMF enĀ de stabiliteit van het
inkomensmodelĀ voldoende zijn gewaarborgd.

Het Koninkrijk steunt een verdere verbetering van de faciliteiten voor
lage-inkomenslanden en stroomlijning van conditionaliteiten. Deze dienen
gericht te zijn op verantwoord macro-economisch beleid ten behoeve van
het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. Om deze
reden verwelkomt het Koninkrijk het pakket maatregelen dat het IMF heeft
gepresenteerd voor lage-inkomenslanden om hen in de huidige crisis meer
ruimte te geven. Dit pakket omvat, naast de verhoogde toegangslimieten,
drie nieuwe faciliteiten met een verlaagd rentetarief en een
rentemoratorium tot december 2011. 

Hoewel het Koninkrijk de voorkeur geeft aan het ter beschikking stellen
van giften en concessionele middelen voor lage-inkomenslanden, dient de
ruimte verkend te worden om lage-inkomenslanden met robuuste fundamenten
en goed schuldbeleid toegang te verschaffen tot minder-concessionele
financiering. Het Koninkrijk steunt derhalve flexibilisering binnen het
Debt Sustainability Framework en verwelkomt de op handen zijnde
discussie binnen de Wereldbank en het IMF om deze flexibilisering
concrete invulling te geven.

6. Financiƫle capaciteit Wereldbank

Tijdens de Voorjaarsvergadering 2009 heeft het DC haar steun
uitgesproken voor een optimaal gebruik van de balans van de Wereldbank
Groep (WBG), om ontwikkelingslanden en opkomende economieƫn te helpen
de gevolgen van de crisis te verzachten. Tijdens de Jaarvergadering zal
een mogelijke aanvulling van de middelen van de WBG op de agenda staan,
gebaseerd op een review van de financiƫle capaciteit van de Bank,
inclusief de toereikendheid van haar kapitaal. 

Het Koninkrijk steunt de inspanningen die IBRD, IFC, IDA en MIGA tot
dusverre hebben gedaan om de gevolgen van de crisis in
ontwikkelingslanden en opkomende economieƫn te beperken, en alsnog de
Millenium Development Goals te bereiken. In reactie op het wegvallen van
private kapitaalstromen heeft IBRD haar leningvolume uitgebreid en is
IFC in staat geweest via diverse crisis-gerelateerde initiatieven haar
leningvolume constant te houden. Middels het naar voren halen van een
deel van de IDA-middelen zijn lage-inkomenslanden ondersteund. MIGA
heeft ondanks haar relatief restrictieve mandaat kunnen bijspringen door
diverse kapitaalinjecties in Centraal- en Oost-Europese banken te
verzekeren. Het Koninkrijk is van mening dat de WBG over voldoende
risicokapitaal en concessionele middelen dient te beschikken om haar
anticyclische rol tijdens deze crisis adequaat te kunnen vervullen en om
haar lange termijnstrategie naar behoren uit te kunnen voeren. Het
Koninkrijk staat dan ook open voor een mogelijke aanvulling van het
kapitaal van IBRD en IFC.

Een eventuele kapitaalverhoging kan echter niet los worden gezien van de
strategische richting van de Bank, waarmee een eventuele lange termijn
uitbreiding van het leningvolume voldoende onderbouwd moet zijn. Verder
moet de groeistrategie binnen het mandaat van de Bank passen en moet
gewaarborgd worden dat de Bank kwaliteit kan blijven leveren.

 

Aanvulling kapitaal IBRD

Door haar balans optimaal te gebruiken, is IBRD in staat tot halverwege
2011 tijdelijk haar leningvolume te vergroten tot ten minste USD 100
miljard. De mogelijkheid bestaand kapitaal nog efficiƫnter in te zetten
is echter beperkt. Ten behoeve van het in stand houden van de
financiƫle soliditeit van de Bank hebben de lenende landen reeds
ingestemd met een prijsverhoging. Om ook na 2011 in staat te zijn haar
leningvolume op ten minste hetzelfde peil te houden als voor de crisis
en tegelijkertijd haar financiƫle soliditeit te waarborgen, zou
daarnaast het kapitaal van IBRD moeten worden aangevuld.

Tijdens de Jaarvergadering zullen verschillende opties voor een
aanvulling van het kapitaal van IBRD worden besproken. Hierbij is een
directe vorm van aanvulling van kapitaal middels een kapitaalverhoging
een mogelijkheid. Verder zal onderzocht worden in hoeverre de USD 2
miljard aan reeds ingelegd kapitaal in lokale valuta bruikbaar gemaakt
kan worden. In de komende periode zullen de verschillende opties verder
worden uitgewerkt. Hierbij zullen de financiƫle soliditeit en de
AAA-rating van de Bank voorop staan. Management van de Bank zal waar
mogelijk wel rekening houden met de moeilijke positie van aandeelhouders
als gevolg van de crisis. Afhankelijk van de uiteindelijke uitkomst, zal
het Koninkrijk deelname aan een aanvulling van het kapitaal van IBRD
overwegen. 

Aanvulling kapitaal IFC

IFC is de afgelopen jaren hard gegroeid en heeft haar aanwezigheid in
lage-inkomenslanden en fragiele staten sterk uitgebreid. Hoewel de vraag
naar leningen vanuit de private sector naar verwachting alleen maar
toeneemt, kan IFC niet aan de groeiende vraag voldoen vanwege een gebrek
aan kapitaal. IFC zou de komende jaren een rol kunnen spelen bij de
overbrugging van het financieringsgat in midden- en lage-inkomenslanden,
ook als katalysator van private financiƫle middelen. Het Koninkrijk is
daarnaast van mening dat IFC structureel een belangrijke rol kan en zou
moeten spelen bij de ondersteuning van de private sector, met name in
lage-inkomenslanden, en in samenwerking met de WBG. IFC moet over
voldoende middelen beschikken om deze rol te kunnen vervullen. 

In de komende periode zullen verschillende opties voor de aanvulling van
het kapitaal van IFC verder worden uitgewerkt. Afhankelijk van de
uiteindelijke uitkomst, zal het Koninkrijk deelname aan een
middelenaanvulling voor IFC overwegen. 

     

IDA

IDA, het zogenaamde ā€˜zachte loketā€™ van de WBG, heeft ook een
belangrijke anticyclische rol gespeeld. Veel IDA-landen hebben gebruik
gemaakt van de mogelijkheid om, via de zogenaamde Fast-Track Facility,
de landspecifieke IDA-allocatie ten volle te benutten en uitbetalingen
naar voren te halen. Dit betekent wel dat de huidige IDA-envelop
(IDA-15) mogelijk ontoereikend is om aan de potentiƫle vraag te
voldoen. Tijdens de aanstaande Mid-Term Review van IDA-15 in oktober zal
hierover meer duidelijkheid moeten komen. In ieder geval is het van
belang dat IDA-donoren op tijd en ten volle aan hun verplichtingen
voldoen. Het Koninkrijk zal zich daarvoor tijdens de Jaarvergadering
inzetten. Tevens acht het Koninkrijk het verstandig om het proces van de
volgende middelenaanvulling (IDA-16) te versnellen en de agenda van deze
middelenaanvulling zoveel mogelijk toe te spitsen op de noodzaak om de
effecten van de huidige economische crisis op de IDA-landen te
verzachten.

7. Voice & representation Wereldbank

Tijdens de Voorjaarsvergadering is afgesproken dat de tweede fase van de
voice & representation (V&R) hervormingen in het voorjaar van 2010
afgerond dient te worden, wat betekent dat er tijdens de Jaarvergadering
in oktober 2009 concrete hervormingsvoorstellen op tafel moeten liggen.
Tijdens de Voorjaarsvergadering is op Nederlands initiatief besloten de
aandeelhouders nauwer te betrekken bij het opstellen van deze
voorstellen, ondermeer middels twee bijeenkomsten van de DC Deputies. De
komende maanden zal het management van de Bank, in consultatie met
aandeelhouders, een aantal voorstellen en opties voorbereiden. Tijdens
een DC Deputies in september zullen deze voorstellen besproken worden.

Recente ontwikkelingen 

Op een aantal punten bestaat in grote lijnen overeenstemming tussen
aandeelhouders. Zo zal de hervorming in lijn moeten zijn met de
doelstelling van versterking van de lange termijn effectiviteit en
financiƫle capaciteit van de Bank. Dit houdt in dat het nieuwe systeem
prikkels moet bevatten om bij te dragen aan de WBG. Verder is er onder
aandeelhouders steun voor economisch gewicht en bijdragen aan het
mandaat van de Bank, als basis voor stemaandeel in IBRD. Ook is
duidelijk dat een herschikking van aandeelverhoudingen plaats moet
hebben middels een kapitaalverhoging. 

Op een belangrijk punt liggen de standpunten echter nog uiteen en zal de
komende periode vooruitgang moeten worden geboekt. Hoewel de hervorming
er op gericht is stemgewicht over te hevelen, waarbij de opkomende
economieƫn en ontwikkelingslanden er op vooruit dienen te gaan, bestaat
er een verschil van mening wat betreft de wijze waarop ā€˜moving towards
equitable voting powerā€™ (besloten tijdens het DC in oktober 2008) vorm
moet krijgen. Terwijl een aantal grote ontwikkelingslanden voorstander
is van formele vastlegging van pariteit als uitgangspunt bij de
aanpassing van stemgewichten, zijn de ontwikkelde landen, zonder
uitzondering, tegen formele vastlegging en voorstander van toepassing
van een dynamische formule voor vaststelling van stemgewichten. 

Een aantal mogelijke elementen van een hervorming behoeft de komende
tijd nog aandacht, zoals een toename van het aantal basisstemmen, en
opname van bijdragen aan ODA en trust funds. Ook is er nog geen
overeenstemming over meeweging van gebruik van IDA-gelden en
IBRD-leningen door leden bij het bepalen van het stemgewicht. 

Inzet van het Koninkrijk

Zoals weergegeven in de geannoteerde agenda voor het AO van de
Voorjaarsvergadering 2009 is het Koninkrijk sterk voorstander van het
versterken van de zeggenschap en vertegenwoordiging van opkomende
economieƫn en ontwikkelingslanden, in het bijzonder de
lage-inkomenslanden. Een goede vertegenwoordiging van zowel gebruikers
als donoren vergroot de legitimiteit, en zou bovendien bij kunnen dragen
aan een verbetering van de effectiviteit van de Wereldbank. Het
Koninkrijk is voorstander van een dynamisch proces met betrekking tot
stem- en aandeelverhoudingen, waarbij het stemaandeel in lijn gebracht
wordt met de huidige economische verhoudingen en financiƫle bijdragen
aan en gebruik (in termen van leningen of grants) van de Bank meegewogen
worden. De voorgestelde ā€˜moving towards equitable voting powerā€™,
dient in de visie van het Koninkrijk dus te geschieden middels een
dynamische formule en niet door pariteit als uitgangspunt te nemen.
Verder is het Koninkrijk van mening dat verwatering van het stemaandeel
van enkele opkomende economieƫn die na het toepassen van een nieuwe
formule mogelijk oververtegenwoordigd zijn, niet gecompenseerd hoeft te
worden.

Het Koninkrijk staat een verdere versterking van de positie van de
armste landen voor. Erkend wordt dat de extra Board-stoel voor Afrika en
de verdubbeling van de basisstemmen tijdens de eerste fase van de V&R
hervormingen hier aan bijgedragen hebben. Toch is er meer nodig om hun
stem voldoende te laten horen, zowel binnen de IBRD als in IDA en in
IFC, en het Koninkrijk zal zich daar ook op richten. Het Koninkrijk is
dan ook voorstander van verdere verhoging van de basisstemmen in IBRD en
IFC, wat deze landen ten goede komt. Tevens zou de invloed van de
lage-inkomenslanden in de IDA-middelenaanvullingen versterkt moeten
worden. IDA is sterk gebaseerd op aansluiting bij nationale
beleidsplannen en lokaal ownership, en het bereiken van resultaten in de
minst ontwikkelde landen. Het is daarom van belang de invloed van
IDA-landen in de besluitvorming over de middelenaanvulling en de
aanscherping van het allocatiemechanisme te vergroten.

Het Koninkrijk is van mening dat het stemgewicht van aandeelhouders mede
bepaald moet worden door de mate van betrokkenheid bij de WBG. In de
visie van het Koninkrijk betekent dit dat gebruik van en bijdrage aan de
WBG mee moet wegen bij de bepaling van het stemgewicht. Door de
bijdragen aan en het gebruik van de WBG te waarderen krijgen landen die
intensief betrokken zijn een groter stemgewicht, waarmee niet alleen de
legitimiteit, maar ook de relevantie van de besluitvorming vergroot
kunnen worden. Het Koninkrijk is een grote contribuant aan de WBG en
deze bijdrage zou mee moeten tellen in de bepaling van haar aandeel. Het
Koninkrijk zal zich dan ook inzetten, samen met enkele andere grote
donoren, om bijdragen aan IDA en aan trust funds mee te laten wegen bij
het bepalen van de aandeelverhoudingen. Dit betekent ook dat om
zeggenschap te behouden, het Koninkrijk bereid zal moeten zijn om uit
HGIS/ODA substantieel te blijven bijdragen aan IDA en eventuele
kapitaalverhogingen. 

Tijdens de jaarvergadering 2008 heeft het Koninkrijk al aangegeven dat
het selectieproces voor de President van de Wereldbank open en
transparant moet zijn en gebaseerd moet zijn op merites, ongeacht
nationaliteit.

Zedillo-commissie

De Zedillo-commissie (waar oud-bewindvoerder Herman Wijffels deel van
uitmaakt) zal voorafgaand aan de Jaarvergadering 2009 eveneens
voorstellen doen om de effectiviteit van de Wereldbankgroep te
verbeteren. Naar verwachting zullen enkele van de voorstellen van deze
commissie zich met name toespitsen op hervorming van de interne
governance en zeggenschapstructuur van de Wereldbank. Hervorming van de
interne governance moet de Bank meer flexibel en klantgericht maken, en
moet het afleggen van rekenschap door het management verbeteren. De Raad
van Bewindvoerders zou zich volgens het Koninkrijk moeten richten op
strategie, begroting en effectief toezicht, terwijl management zich
bezig moet houden met het dagelijkse operationele management.
Aandeelhouders dienen een veel grotere rol te krijgen in het bepalen van
de strategische richting van de Wereldbank. Management moet vervolgens
verantwoording afleggen aan de Raad op basis van meerjarige,
resultaatgerichte strategieƫn (die worden voorgelegd aan het DC).
Voorts dient het proces van decentralisatie en delegatie te worden
voortgezet. 

 Dit is een voorlopig cijfer (2 september 2009)

 PAGE    

 PAGE   13