[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2009D42473, datum: 2009-09-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Overeenkomst betreffende douanekosten inningskostenverdeling (2009D42472)

Preview document (🔗 origineel)


Overeenkomst inzake gecentraliseerde vrijmaking, betreffende de
toewijzing van nationale inningskosten die worden ingehouden wanneer de
traditionele eigen middelen ter beschikking van de EU-begroting worden
gesteld; Brussel, 10 maart 2009 (Trb. 2009, 74)

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Op 23 april 2008 hebben het Europees Parlement en de Raad een wijziging
vastgesteld van het communautair douanewetboek, genoemd het
‘gemoderniseerd douanewetboek’, door vaststelling van Verordening
450/2008 van 23 april 2008 (PbEU L 145, blz. 1-64). De belangrijkste
bepalingen van de Verordening zullen uiterlijk op 24 juni 2013 van
toepassing worden. 

In het gemoderniseerde douanewetboek is een vereenvoudiging opgenomen
van de huidige systematiek voor het doen van douaneaangiften, de
zogeheten ‘gecentraliseerde vrijmaking’ (centralised clearance).
Gecentraliseerde vrijmaking houdt in dat bedrijven die aan bepaalde
criteria voldoen, hun douaneaangiften op Ă©Ă©n centrale plek in de EU
zullen kunnen indienen. In dat geval worden de goederen voor de douane
in het vrije verkeer gebracht op de plaats waar de aangever is
gevestigd, terwijl de goederen zich fysiek in een andere EU-lidstaat
kunnen bevinden. De gecentraliseerde vrijmaking is een substantiële
vereenvoudiging voor het Europese bedrijfsleven. 

Van de douanerechten die een lidstaat heft, mag 25% door de lidstaat
worden ingehouden ter vergoeding van de inningskosten die in
douaneverband door de lidstaat gemaakt worden. De rest van de
douanerechten moet aan Brussel worden afgedragen. Om de gevolgen van de
invoering van gecentraliseerde vrijmaking voor de schatkisten van de
verschillende EU-lidstaten te beperken, is besloten een mechanisme te
ontwikkelen voor de toewijzing van de inningskosten aan de lidstaten.
Dit heeft thans geresulteerd in de onderhavige, op 10 maart 2009 te
Brussel tot stand gekomen Overeenkomst inzake gecentraliseerde
vrijmaking, betreffende de toewijzing van nationale inningskosten die
worden ingehouden wanneer de traditionele eigen middelen ter beschikking
van de EU-begroting worden gesteld (hierna te noemen ‘de
Overeenkomst’). Voor een wijziging van het Eigen Middelenbesluit
(laatstelijk Trb. 2008, 9) is spoedshalve niet gekozen. 

De Overeenkomst bepaalt dat van de inningskosten die door de lidstaat
worden ingehouden, omdat in deze lidstaat goederen in het vrije verkeer
worden gebracht door middel van gecentraliseerde vrijmaking, de helft
moet worden afgedragen aan de lidstaat waar de goederen bij binnenkomst
in het douanegebied van de EG zijn aangebracht. 

Het is moeilijk in te schatten welke de gevolgen van gecentraliseerde
vrijmaking zijn voor de inningskosten die Nederland en de andere
lidstaten mogen inhouden. Het is namelijk onduidelijk in welke mate
importeurs zullen kiezen voor gecentraliseerde vrijmaking in de lidstaat
waar zij zijn gevestigd. Voor sommige lidstaten, met name lidstaten waar
zich veel hoofdboekhoudingen van bedrijven bevinden, zal
gecentraliseerde vrijmaking een toename betekenen van de geĂŻnde
douanerechten, voor andere een vermindering. Het totale bedrag aan
douanerechten dat door de lidstaten van de EU wordt geheven, vermindert
door gecentraliseerde vrijmaking dus niet. Wel zal er een verschuiving
plaatsvinden tussen de lidstaten.

De Overeenkomstsluitende partijen zijn de lidstaten van de Europese
Unie. De Overeenkomst behoeft daarom hier te lande parlementaire
goedkeuring.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 bevat een omschrijving van het toepassingsgebied van de
Overeenkomst. Het tweede lid is op uitdrukkelijk verzoek van Nederland
in de tekst opgenomen. Hierdoor is de Overeenkomst ook van toepassing
wanneer de gecentraliseerde vrijmaking wordt gecombineerd met
douanevereenvoudigingen die in het gemoderniseerde douanewetboek zijn
opgenomen, zoals het voor Nederland belangrijke Self Assessment (het
door een bedrijf zelf vervullen van douaneformaliteiten, zoals het zelf
berekenen van de douaneschuld, waarbij de douane uitgaat van de
bedrijfsadministratie van het betreffende bedrijf; zie hiervoor het
BNC-fiche van het gemoderniseerd douanewetboek (Kamerstukken II 2005/06,
22 112, nr. 445, fiche 2)). Door het derde lid is de Overeenkomst ook
van toepassing op grensoverschrijdende vergunningen voor het in het
vrije verkeer brengen op grond van de daar genoemde Verordening (EG) nr.
2454/93 (PbEG 1993 L 253). De verdeling van inningskosten bij
grensoverschrijdende vergunningen wordt momenteel geregeld door een
administratieve afspraak die door de Overeenkomst kan vervallen.

Artikel 3 bepaalt dat de relevante gegevens betreffende het bedrag van
de inningskosten die moeten worden herverdeeld, door de betrokken
lidstaten moeten worden uitgewisseld en welke deze relevante gegevens
zijn.

In artikel 4 wordt bepaald dat van de inningskosten die door de lidstaat
worden ingehouden, omdat in deze lidstaat goederen in het vrije verkeer
worden gebracht door middel van gecentraliseerde vrijmaking, de helft
moet worden afgedragen aan de lidstaat waar de goederen bij binnenkomst
in het douanegebied van de EG zijn aangebracht.

Artikel 5 bepaalt het moment van betaling van de herverdeelde
inningskosten en de rente die hierover wordt berekend.

In artikel 7 zijn enkele bepalingen over de inwerkingtreding van de
Overeenkomst opgenomen. Het derde lid bepaalt dat de Overeenkomst in
werking treedt negentig dagen nadat de laatste ondertekenende lidstaat
heeft verklaard alle daarvoor geldende interne procedures te hebben
voltooid. Tot de inwerkingtreding kan elke lidstaat die deze procedures
heeft voltooid echter verklaren dat hij, ten aanzien van de lidstaten
die dezelfde verklaring hebben afgelegd, de Overeenkomst zal toepassen
met betrekking tot de onder de Overeenkomst vallende bepalingen.
Nederland streeft ernaar bij het van toepassing worden van de bepalingen
van de gecentraliseerde vrijmaking op grond van Verordening 450/2008
(naar verwachting is dat medio 2013) met zoveel mogelijk lidstaten
afgesproken te hebben om de Overeenkomst toe te passen. Op korte termijn
hoopt Nederland afspraken te maken over het toepassen van de
Overeenkomst met die lidstaten waarmee het op dit moment al een
bilaterale afspraak heeft voor de verdeling van inningskosten bij
grensoverschrijdende vergunningen op grond van de in artikel 1 genoemde
Verordening (EG) nr. 2454/93.

Artikel 8 bepaalt dat elke partij bij de Overeenkomst, met name indien
zij door de toepassing van de Overeenkomst grote budgettaire verliezen
lijdt, wijzigingen van de Overeenkomst kan voor-

stellen. Voor de inwerkingtreding van een dergelijke wijziging geldt
weer de procedure van artikel 7. Hier te lande zullen dergelijke
wijzigingen parlementaire goedkeuring behoeven.

3. Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de Overeenkomst alleen
voor Nederland gelden.

De Minister van Financiën,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid, jo vierde lid,
onder b, van de Wet op de Raad van State).

  PAGE  1 

  PAGE  3