[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Notitie

Bijlage

Nummer: 2009D44098, datum: 2009-09-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Notitie Herziening Wet arbeid vreemdelingen (2009D44097)

Preview document (🔗 origineel)


Herziening Wet arbeid vreemdelingen 

Aanleiding en opzet notitie

Bij het debat over de Blauwdruk Modern Migratiebeleid in de Tweede
Kamer, najaar 2008, heb ik u toegezegd de Kamer ‘zo spoedig mogelijk
in 2009’ een beleidsnotitie toe te zenden over mogelijkheden tot
herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). 

Deze notitie bevat een aantal voorstellen tot herziening van de Wav,
waaronder de Kennismigrantenregeling. Concrete aanleiding voor deze
notitie zijn de kabinetsvoorstellen in het kader van Modern
Migratiebeleid, die ook gevolgen hebben voor de Wav. Twee andere zaken
zijn een belangrijke reden tot herziening van de Wav. Allereerst maken
ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in bedrijven herziening mogelijk en
gewenst. Ten tweede leveren de uitvoering van de Wav door UWV en de
handhaving door de Arbeidsinspectie leerpunten op om de regelgeving
beter uitvoerbaar en handhaafbaar te maken. 

De paragrafen 2 en 3 van deze notitie schetsen een aantal hoofdpunten
uit het arbeidsmigratiedebat van de afgelopen jaren en de beleidsdoelen
en –instrumenten. Vervolgens geeft het kabinet in paragraaf 4 de
uitgangspunten en hoofdlijnen aan van de herziening van de Wav en de 
Kennismigrantenregeling. Tenslotte worden in paragraaf 5 de concrete
voorstellen voor die herziening samengevat. Die voorstellen zijn van
uiteenlopend karakter en reikwijdte en worden hier in onderlinge
samenhang gepresenteerd. Zij zijn het resultaat van een brede
inventarisatie van mogelijke herzieningspunten, die is besproken met
betrokken instanties waaronder centrale en sectorale organisaties van
werkgevers en werknemers. Na bespreking met uw Kamer zullen de
voorstellen verder worden uitgewerkt.   

In mei 2009 heeft de Europese Raad twee richtlijnen op het terrein van
arbeidsmigratie vastgesteld: de Richtlijn Kennismigratie (‘Blue
card’) en de Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen inzake
sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende
derdelanders.  Beide richtlijnen hebben gevolgen voor de
Wav-regelgeving. Die gevolgen worden niet meegenomen in deze notitie,
maar in de implementatieplannen die momenteel (onder regie van Justitie)
worden voorbereid en die najaar 2009 naar de Tweede Kamer worden
gestuurd.

  

Het arbeidsmigratiedebat van de afgelopen jaren

Het debat over de sociaal-economische effecten van arbeidsmigratie heeft
zich toegespitst op een aantal punten. Belangrijke vraag blijft welke
rol arbeidsmigratie vanuit de optiek van onze arbeidsmarkt zou moeten
spelen, en hoe daarbij de nationale arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen
kunnen worden beschermd.   

Daarbij is de politiek-maatschappelijke aandacht voor een effectieve
uitvoering en vooral handhaving van de Wav de afgelopen jaren sterk
toegenomen. Vooral de bestrijding door de Arbeidsinspectie en SIOD van
ontduikingsconstructies van werkgevers en de aanpak van malafide
uitzendbureaus kunnen hierbij genoemd worden. Een vraag die in het debat
hierover herhaaldelijk opduikt is of de bestaande regelgeving daartoe
voldoende effectieve instrumenten biedt.

Immers, de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in bedrijven staan niet
stil en zijn een belangrijk thema in het arbeidsmigratiedebat. Daarbij
gaat het om: 

Een toename van het zakelijke personenverkeer (vaak voor meerdere korte
perioden binnen een kort tijdsbestek) met bedrijven uit snel opkomende
landen buiten de EU, zoals India, China; het gaat daarbij vaak om
langlopende uitbestedings- en toeleveringsrelaties tussen bedrijven in
die landen en in Nederland. In het kader daarvan brengen de betreffende
producten en diensten ook noodzakelijke training en scholing met zich
mee.

Een groeiend aantal specialisten (die niet altijd aan de inkomensgrenzen
van de kennismigrantenregeling voldoen) stelt zich beschikbaar op de
internationale arbeidsmarkt om kortdurende bedrijfsklussen in diverse
landen te doen.

Kenmerkend voor dit type zakelijke contacten is dat de meeste
vreemdelingen specifiek voor enkele activiteiten binnen Ă©Ă©n of enkele
bedrijven cq. vestigingen naar ons land komen, van ‘het langdurig
betreden van de Nederlandse arbeidsmarkt’ is geen sprake. Vaak vinden
bedrijven het laten verrichten van de betreffende activiteiten door
prioritair arbeidsaanbod geen werkbare optie, omdat de zakelijke relatie
tussen twee bedrijven of tussen twee onderdelen van hetzelfde
internationale concern doorslaggevend is voor de vraag wie de
betreffende klus kan, moet en/of mag doen.

Uit overleg met sectorale organisaties vanuit o.a. cultuur, sport en
religie blijkt dat verbetering van de regelgeving mogelijk is. Rode lijn
door de verzoeken is dat men, gezien de internationalisering in een
aantal sectoren, de twv-plicht met de volledige toetsing van
vergunningaanvragen in bepaalde gevallen een onevenredige
bureaucratische belasting vindt.

Een andere ontwikkeling van de afgelopen jaren is dat –sinds de
introductie van de Kennismigrantenregeling per 1 oktober 2004- het
pleidooi van werkgevers voor een eenvoudiger en sneller  toelating van
kennismigranten is gehonoreerd. 

Bij toelating van kennismigranten en hun gezinsleden geldt een verkorte
procedure waarbij de IND in het merendeel van de gevallen in twee weken
(de normtijd) voor zowel de kennismigrant als diens gezinsleden een
verblijfsvergunning afgeeft. Daarbij geldt geen toets op prioritair
arbeidsaanbod, de werkgever van de kennismigrant heeft geen aparte
tewerkstellingsvergunning nodig. 

Tenslotte is door (organisaties van) werkgevers de afgelopen twee jaar
aandacht gevraagd voor het beperken van administratieve lasten voor
werkgevers.

In de Wav-uitvoeringspraktijk zijn sinds najaar 2008 reeds twee
belangrijke stappen gezet in het klantvriendelijker vormgeven van de
aanvraagprocedure van een twv voor een werkgever samen met die van een
verblijfsvergunning voor een arbeidsmigrant. 

Allereerst hebben  IND en (toen nog) CWI op 1 oktober 2008 Ă©Ă©n
gezamenlijk digitaal loket voor arbeidsmigratie geopend. Daarnaast heeft
UWV per 1 januari 2009 de IND gemandateerd om te beslissen op
twv-aanvragen in die gevallen waar a) samenloop is van twv en eerste
aanvraag voor een verblijfsvergunning en b) de twv-aanvraag niet op
prioritair aanbod hoeft te worden getoetst. 

Beleidsdoelen en -instrumenten

Het arbeidsmigratiebeleid in ons land heeft de volgende doelen:

Het toelaten van personen van wie verwacht mag worden dat zij door hun
arbeidsactiviteiten een bijdrage leveren aan de welvaart(sgroei), en/of
van wie is vastgesteld dat zij een functie zullen gaan vervullen
waarvoor geen prioritair arbeidsaanbod beschikbaar is.

Het beschermen van de binnenlandse arbeidsmarkt.

Het beschermen van de nationale arbeidsverhoudingen en het tegengaan van
oneerlijke concurrentie door te bewaken dat arbeidsmigranten
marktconform worden beloond en tenminste het wettelijk minimumloon
ontvangen.

Het voorkomen en bestrijden van illegale tewerkstelling.

Het zo goed mogelijk waarborgen van het tijdelijk verblijf van
niet-kennismigranten van buiten de EU.

Het voorkomen dat arbeidsmigranten een beroep op de sociale zekerheid
doen.

Het waarborgen van minimale administratieve lasten voor werkgevers (de
klanten).

Deze beleidsdoelen leiden tot een vraaggestuurd toelatingsbeleid tot de
arbeidsmarkt: het hebben van een baan op het moment van
vergunningaanvraag) is voorwaarde voor toelating waarbij sprake is van
een selectieve toelating van niet-kennismigranten  en het stimuleren van
de komst/toelating van kennismigranten.

Wettelijk kader is de (onder deze titel sinds 1995 bestaande) Wav. De
uitvoering ervan is gedelegeerd aan UWV, terwijl de handhaving door de
Arbeidsinspectie (SZW) geschiedt.

Het belangrijkste instrument is de tewerkstellingsvergunning (twv) die
wordt aangevraagd door en verleend aan een werkgever. Een werkgever
heeft een twv nodig als hij een arbeidsmigrant wil tewerkstellen uit een
land waarvoor geen vrij werknemersverkeer geldt en die niet in de
regelgeving is vrijgesteld van de twv-plicht. De Wav kent een breed
werkgeversbegrip, waaronder alle ‘schakels’ in een
opdrachtgever-opdrachtnemerketen vallen, evenals een natuurlijk persoon
die een vreemdeling huishoudelijke of andere arbeid binnen een
huishouden laat verrichten.  

Een belangrijk ander instrument is de bestuurlijke boete die de
Arbeidsinspectie kan opleggen aan een werkgever die Ă©Ă©n of meer
vreemdelingen illegaal tewerkstelt.

Wezenlijke randvoorwaarden bij de beleidsdoelen zijn de uitvoerbaarheid
en handhaafbaarheid van de regelgeving. 

Bijlage 1 bevat meer informatie over de Wav-regelgeving en over de
toetsing van twv-aanvragen door UWV. Bijlage 2 bevat een samenvatting
van ontwikkelingen in de twv-cijfers uit de afgelopen jaren.

Uitgangspunten en hoofdlijnen herziening Wav en Kennismigrantenregeling

Naar het oordeel van het kabinet kan arbeidsmigratie (zijnde
niet-kennismigratie) een bijdrage blijven leveren aan onze economie door
tijdelijke knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt op te vangen. Voorwaarde daarbij is echter wel dat
onverkort wordt vastgehouden aan de beleidsdoelen van de afgelopen
jaren, zoals verwoord in 

paragraaf 3. 

Vanuit het arbeidsmarktbelang bezien vindt het kabinet het beschermen
van onze nationale arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen, en het voorkomen
en bestrijden van illegale tewerkstelling ook in de komende jaren van
groot belang. Concreet betekent dit het vasthouden aan een vraaggestuurd
toelatingsbeleid voor niet-kennismigranten, aan effectieve toetsing van
twv-aanvragen aan beschikbaarheid van prioritair arbeidsaanbod en aan
betaling van marktconform (en tenminste wettelijk minimum)loon. 

Vanuit de samenleving bezien vindt het kabinet het belangrijk te
waarborgen dat arbeidsmigratie positieve maatschappelijke effecten
heeft, op kortere maar ook op langere termijn. Concreet betekent dit dat
twv-aanvragen ook op het aspect ‘adequate huisvesting’ worden
getoetst en dat werkgevers(organisaties), UWV en gemeenten op dat punt
goed samenwerken. Ook is het nodig dat onbedoeld en ongewenst beslag
door arbeidsmigranten op de sociale zekerheid wordt voorkomen.
Belangrijke voorwaarde daarvoor is het waarborgen van de tijdelijkheid
van verblijf en arbeid van niet-kennismigranten van buiten de EU, en het
bestrijden van illegale tewerkstelling en illegaal verblijf van
arbeidsmigranten.

Als instrument om deze doelen te (blijven) realiseren zal een effectieve
inzet van de Wav-instrumenten ‘tewerkstellingsvergunning’ en
‘bestuurlijke boete’ naar het oordeel van het kabinet ook de komende
jaren nodig zijn. Het instrument ‘tewerkstellingsvergunning’ dient
ertoe om in het toelatingsbeleid mede vanuit de actuele
arbeidsmarktsituatie te kunnen sturen. Daartoe is nodig dat de
regelgeving ten aanzien van zowel de twv-plicht als de toetsing van
twv-aanvragen door UWV (wel of geen arbeidsmarkttoets) tijdig wordt
aangepast aan structurele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in
bedrijven, zoals die hiervoor in paragraaf 2 genoemd worden. Het actueel
houden van de regelgeving is ook noodzakelijk om de uitvoerbaarheid en
handhaafbaarheid ervan optimaal te houden.

In paragraaf 5 treft u de voorstellen aan ter wijziging van de
Wav-regelgeving en van de Kennismigrantenregeling die het kabinet anno
2009 op basis van de hierboven geschetste uitgangspunten wenselijk acht.

Daarbij is ervoor gekozen om de regelgevingsstructuur (zie bijlage 1)
van de Wav intact te laten. Die structuur -door critici wel als een
‘lappendeken van uitzonderingen’ betiteld- biedt immers juist goede
mogelijkheden om maatwerk voor specifieke arbeidsmarktsectoren en voor
specifieke categorieën (veelal tijdelijke) arbeidsmigranten te leveren.
Dit bevordert bovendien de naleving van de regelgeving door werkgevers.
Ook biedt die structuur de mogelijkheid om actualiseringen in de
maatwerkvoorzieningen relatief snel te kunnen doorvoeren. 

Uitgangspunt bij de voorstellen is een mix van ‘soepeler waar
mogelijk’ en ‘strenger waar nodig’. Dit sluit ook aan bij de
uitgangspunten van Modern Migratiebeleid. Versoepeling is mogelijk daar
waar in het kader van Modern Migratiebeleid daartoe toezeggingen zijn
gedaan, en/of waar recht wordt gedaan aan ontwikkelingen op arbeidsmarkt
en in bedrijven zonder dat de beleidsdoelen, uitvoerbaarheid en
handhaafbaarheid gevaar lopen. Aanscherping is nodig daar waar -met het
oog op de beleidsdoelen- de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid kan
worden verbeterd. Versoepeling en aanscherping gaan, zo meent het
kabinet, hand in hand: als uitvoerder en handhaver beschikken over
effectiever bevoegdheden om de beleidsdoelen te waarborgen, kan meer
ruimte worden gegeven aan arbeidsmigranten wier komst met die doelen
niet op gespannen voet staat.  

De voorstellen zijn gegroepeerd in de volgende categorieën:

Voorstellen in samenhang met Modern Migratiebeleid. 

Deze voorstellen zijn door het kabinet al aangekondigd in het kader van
de Blauwdruk Modern Migratiebeleid (Kamerstukken II 2007/08, 30473, nr.
10). Kenmerkend is dat zij deels een codificatie van bestaande
uitvoeringspraktijk (religieuzen, au pairs) zijn, en deels een
vereenvoudiging van het toelatingsbeleid (gezinsleden militairen) die
bijdraagt aan administratieve lastenverlichting voor
werkgevers/referenten, terwijl tegelijkertijd in de uitwerking van de
voorstellen de nationale arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen worden
beschermd.

Voorstellen naar aanleiding van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in
bedrijven. Kenmerkend voor deze categorie voorstellen is dat zij een
-door de genoemde ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in bedrijven
gerechtvaardigde- versoepeling zijn van het toelatingsbeleid van een
aantal specifieke categorieën arbeidsmigranten. 

De versoepeling bestaat uit het laten vervallen van de twv-plicht voor
arbeidsmigranten die slechts een bepaalde klus of project voor een korte
periode bij Ă©Ă©n of enkele werkgever(s) komen doen, zonder dat sprake
is van het betreden van de Nederlandse arbeidsmarkt. Of uit het
niet-toepassen van de arbeidsmarkttoets voor de hogere functies van een
bepaalde beroepsgroep, waarbij op het moment van twv-aanvraag
verondersteld mag worden dat passend binnenlands aanbod niet beschikbaar
is. Het kabinet acht het gewenst de Wav-regelgeving langs deze lijn te
actualiseren. De voorstellen dragen bij aan een betere naleving van de
regels door en aan aan minder administratieve lasten voor werkgevers,
terwijl in de uitwerking van de voorstellen de nationale arbeidsmarkt en
arbeidsverhoudingen worden beschermd.

Voorstellen die de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid versterken.

Kenmerkend voor deze categorie voorstellen is dat zij de tijdelijkheid
van arbeidsmigratie (zijnde niet-kennismigratie) sterker benadrukken.
Bovendien reiken zij uitvoerder UWV en handhaver Arbeidsinspectie meer
instrumenten aan om te kunnen reageren op (snelle) ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt en om maatwerk aan werkgevers te kunnen leveren
(uitvoerbaarheid) en om misbruik en oneigenlijk gebruik van de
Wav-regelgeving door werkgevers te voorkomen en bestrijden
(handhaafbaarheid). Gezien het belang van optimale uitvoerbaarheid en
handhaafbaarheid met het oog op de beleidsdoelen (met name aan het
voorkomen en bestrijden van illegale tewerkstelling) acht het kabinet de
hieronder vermelde aanscherpingen gewenst. In de uitwerking zal worden
bewaakt dat de administratieve lasten voor werkgevers zo laag mogelijk
blijven.  

De voorstellen

5.1	Voorstellen in samenhang met Modern Migratiebeleid 

Het gaat hier om wijzigingsvoorstellen voor drie categorieën:
religieuzen, au pairs en gezinsleden van NAVO-personeel.

Een eerste categorie betreft  de religieuzen. Hierbij speelt momenteel
een debat over twee onderwerpen. 

Het eerste is de toetsing door UWV van twv-aanvragen op betaling van
tenminste het wettelijk minimumloon. Religieuze organisaties hebben
gesignaleerd dat zij, gezien kenmerken van de organisaties en van de
betreffende functies, niet altijd kunnen voldoen aan betaling conform de
Wet minimumloon. Daarom stelt het kabinet voor in de
Wav-uitvoeringsregels op te nemen dat voor religieuze organisaties die
als referent optreden bij de IND (en voldoen aan de voorwaarden die
gelden voor religieuze of levensbeschouwelijke organisaties die
als referent willen optreden) in bijzondere nog nader uit te werken
gevallen kan worden afgezien van de WML-toets. Voorwaarde is dat er geen
sprake is van dienstbetrekking en dat bijvoorbeeld de armoedegelofte een
onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de beginselen van de organisatie.
Wel moet de religieuze organisatie dan een verklaring overleggen
waarin nader te bepalen onderwerpen worden opgenomen, bijvoorbeeld dat
de vreemdeling geen beroep doet op de openbare kas, dat de organisatie
zorg draagt voor verzekeringen, en voor kost en inwoning. In totaal
moeten de vergoedingen minimaal de hoogte van het WML bereiken.  

Voor dezelfde organisaties kan (voor andere functies dan ‘geestelijk
voorganger’, daarvoor geldt nu al geen arbeidsmarkttoets) ook worden
afgezien van de verplichte vacaturemelding en de arbeidsmarkttoets,
onder de voorwaarde dat het werkzaamheden van bijkomende aard betreft en
dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn om de doelstelling van de
religieuze organisatie te verwezenlijken.  

Overigens wordt aan de voorwaarden voor religieuze referenten nog nadere
invulling gegeven in de (in de Blauwdruk Modern Migratiebeleid
aangekondigde)  ‘proeftuin’ die de IND gaat starten.

Het tweede punt betreft de arbeidsmarkttoets bij twv-verstrekking voor
geestelijk bedienaren, die sinds juli 2007 is geschrapt. Uw Kamer heeft
in december 2008 een motie aangenomen die het kabinet oproept om, zodra
de eerste lichtingen afstuderen van de Nederlandse imamopleidingen, voor
buitenlandse imams de arbeidsmarkttoets bij twv-verstrekking weer in te
voeren. Naar het oordeel van het kabinet kan de motie niet uitgevoerd
worden. 

Immers, vanuit het uitgangspunt van gelijke behandeling kan geen
onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende soorten religies, de
arbeidsmarkttoets zou dan ook opnieuw moeten worden ingevoerd voor
andere geestelijke voorgangers. De toets is juist afgeschaft omdat deze
moeilijk uitvoerbaar is, en omdat de vrijheid van godsdienst en de
scheiding tussen kerk en staat impliceren dat een religieus genootschap
zijn eigen voorgangers moet kunnen kiezen. Overigens heeft de
afschaffing van de vacaturemelding en arbeidsmarkttoets voor geestelijk
voorgangers de afgelopen twee jaar niet geleid tot een substantiële
toename van het aantal door UWV verstrekte twv’s voor imams.

Een  tweede categorie zijn de au pairs, wier positie wordt verankerd in
de Wav-regelgeving. 

In de Blauwdruk Modern migratiebeleid is afgesproken dat voor au pairs
-voorzover het werkzaamheden als au pair betreft- geen twv-plicht gaat
gelden. Die plicht zou (via de verplichting de arbeidsmarkttoets toe te
passen en gegeven de situatie dat er vrijwel zeker prioritair aanbod
beschikbaar is) leiden tot beëindiging van het au pairschap in zijn
huidige vorm. Omdat het au pairschap een waardevolle mogelijkheid voor
jongeren is tot zelfontplooiing, wil het kabinet hen, onder strikte
voorwaarden, blijven toelaten tot Nederland. Die voorwaarden betreffen
onder andere de arbeidstijden (maximaal 30 uur en minimaal twee vrije
dagen per week) en de werkinhoud (geen ander werk verrichten en niet
volledig verantwoordelijk zijn voor huishoudelijke taken). Voldoet het
gastgezin en/of de au-pair niet aan deze voorwaarden, dan is er sprake
van arbeid waarvoor een twv-plicht geldt. Als de twv ontbreekt kan de
Arbeidsinspectie het gastgezin een bestuurlijke boete opleggen wegens
niet-naleving van de Wav.

Deze voorwaarden bieden duidelijkheid over de positie van de au pair
binnen het gastgezin en aanknopingspunten voor de handhaving. IND,
Arbeidsinspectie en NAPO (de organisatie van au pairbemiddelingsbureaus)
zullen gezamenlijk afspraken over toezicht maken.

Een derde categorie betreft de ‘gezinsleden van
NAVO-geprivilegieerden’.

Nu is er niets specifieks geregeld in de Wav of onderliggende
regelgeving wat betreft de arbeidsmarktpositie van gezinsleden van in
Nederland gestationeerde ‘geprivilegieerde’ NAVO-militairen.  

Voor gezinsleden van de op de Joint Force Command-headquarters Brunssum
gestationeerde geprivilegieerde NAVO-militairen is in de
vreemdelingenregelgeving geregeld dat deze groep voor verblijf op grond
van artikel 3.4, derde lid Vreemdelingenbesluit (gereserveerd voor
bijzondere vormen van verblijf, conform beschikking Minister van
Justitie) in aanmerking komt. Hieraan is de arbeidsmarktaantekening
‘arbeid vrij toegestaan’ verbonden. Zij zijn vrij op de arbeidsmarkt
op grond van een NAVO-verdrag. 

Voor een andere groep, gezinsleden van geprivilegieerde militairen (en
burgerpersoneel) die onder het Verdrag van Ottawa vallen, is dit nu niet
geregeld. Deze gezinsleden mogen nu alleen arbeid verrichten als hun
werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning. 

Om het verschil tussen deze twee groepen weg te nemen en daarmee ook het
beleid te uniformeren en te vereenvoudigen, is binnen Modern
migratiebeleid voorgesteld om voor beide groepen gezinsleden van
geprivilegieerde NAVO-militairen in vrijstelling van twv-plicht op de
arbeidsmarkt te voorzien. De gezinsleden van geprivilegieerde militairen
(en burgerpersoneel) die onder het Verdrag van Ottawa vallen zullen
daarom in de Wav-regelgeving van twv-plicht worden vrijgesteld.

Een laatste onderwerp dat te maken heeft met de relatie tussen Modern
migratiebeleid en Wav betreft de mogelijke invoering van een
referentenmodel (zoals Modern migratiebeleid dat kent) in de Wav.  In de
brief over de invoering van de Lex Silencio (3 december 2008) heeft het
kabinet u toegezegd te onderzoeken of een in het kader van de
verblijfsvergunning erkende referent automatisch bij samenloop van
vergunningen ook erkende referent voor de Wav-twv kan worden. Ook
werkgeversorganisaties hebben bij het kabinet gepleit voor een gunstiger
Wav- behandeling van gebleken bonafide werkgevers, bijvoorbeeld via het
vervangen van de vergunningplicht op gevalsniveau door convenanten en/of
een notificatiesysteem.

Gezien de doelen van het arbeidsmigratiebeleid (en van de twv als
instrument daarvan) en gezien de snelle ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt, heeft het kabinet besloten hiertoe niet over te gaan.
Allereerst is het binnen de huidige Wav-regelgeving in een flink aantal
gevallen, met name daar waar arbeidsmigranten voor korte
projecten/klussen bij een specifiek bedrijf naar ons land komen, al
mogelijk om zonder twv of met twv maar zonder toetsing op prioritair
aanbod toegelaten te worden. Het kan dus vaak al snel en eenvoudig.
Bovendien is het onderscheid tussen ‘gewone referent’ en ‘erkende
referent’ vanuit arbeidsmarktoptiek niet perse relevant. Immers, ook
bij erkend referenten is het gewenst om in afzonderlijke gevallen via
het toepassen van de arbeidsmarkttoets op de twv-aanvraag in het
toelatingsbeleid vanuit de arbeidsmarkt te kunnen sturen. Diezelfde
conclusie geldt ook voor het invoeren van een referentsysteem voor de
verstrekking van twv’s waarbij geen (aanvraag voor een)
verblijfsvergunning voor de migrant nodig is. 

Het kabinet onderkent ten volle het belang van het beperken van
administratieve lasten voor werkgevers en van snelle
vergunningprocedures. In 2008 handelde UWV (toen nog CWI) 88% van de
twv-aanvragen binnen de wettelijke beslistermijn van vijf weken af. Als
er geen arbeidsmarkttoets hoeft te worden toegepast is de streeftermijn
twee weken, die wordt meestal gehaald. UWV streeft er de komende tijd
naar om  waar mogelijk de termijn van vijf weken te bekorten. In de twee
wekentermijn zit nauwelijks nog mogelijke tijdwinst. Het kabinet  zal
kritisch bezien hoe de administratieve lasten voor alle werkgevers
kunnen worden verminderd via het vereenvoudigen van de
vergunningprocedure. Daarbij gaat het om het beperken van de bij
twv-aanvraag over te leggen (originele) documenten, over het gebruik
maken van informatie die al bij de overheid bekend is (‘eenmalige
uitvraag’) en het kunnen indienen van een digitale aanvraag. Het sinds
najaar 2008 bestaande gezamenlijk digitaal loket voor arbeidsmigratie
van IND en UWV is een belangrijke stap voorwaarts  in klantvriendelijker
dienstverlening.   

Voorstellen naar aanleiding van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in
bedrijven

Het gaat hier om negen voorstellen die voor een aantal specifieke
categorieën arbeidsmigranten de regelgeving beter laten aansluiten op
ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in bedrijven. 

Een eerste punt is de twv-aanvraagprocedure voor praktikanten:
vreemdelingen die naar Nederland komen om werkervaring op te doen die
bij hun toekomstig functioneren in het herkomstland belangrijk is. In de
jaren 2006-2008 zijn jaarlijks tussen de 700 en 800 twv’s (voor
maximaal 24 weken) voor praktikanten verleend. Daarbij geldt geen
vacaturemeldingsplicht en arbeidsmarkttoets. Werkgeversorganisaties
willen de twv-plicht graag vervangen door een notificatieplicht: omdat,
aldus de werkgevers, de praktikant geen productieve arbeid zou
verrichten zou de eis dat WML wordt betaald ook niet van toepassing
moeten zijn.  

Naar het oordeel van het kabinet is het gewenst de twv-plicht te
handhaven. Doel van die plicht is immers allereerst om te voorkomen dat
praktikanten reguliere arbeidsplaatsen bezetten en/of verdringen. Doel
van de vergunningplicht is ook te garanderen dat WML wordt betaald
(zoals voor alle arbeidsmigranten met twv-plicht), het argument ‘dat
het accent ligt op leren en niet op (productieve) arbeid’ is vanuit de
optiek van het voorkomen van concurrentievervalsing (arbeidsvoorwaarden)
en van een beroep op bijstand niet relevant. Ook ten aanzien van de
huisvesting is de twv-plicht relevant.

Wel wil het kabinet de mogelijkheid verkennen om voor de
praktikantenregeling een referentensystematiek in te voeren. Als die
verkenning ertoe leidt dat dit mogelijk is, leidt dit tot een
lastenverlichting voor de ‘erkende referenten’. Ook wil het kabinet
de administratieve belasting voor werkgevers verminderen door samen met
UWV te bezien welke in de huidige regelgeving verplichte bewijsstukken
bij een twv-aanvraag kunnen vervallen (onder de randvoorwaarde van het
niet-verminderen van de handhaafbaarheid).

Een tweede punt betreft het vereenvoudigen van de termijnen van de
twv-vrijstellingen voor incidentele arbeid zoals opgenomen in artikel 1
van het Besluit ter uitvoering van de Wav.

Werkgevers signaleren dat het regelmatig onduidelijk is of werkzaamheden
nu wel of niet onder Ă©Ă©n van de vrijstellingen van de twv-plicht
vallen.

Omdat de nu voor twv-vrijstelling omschreven werkzaamheden niet dekkend
zijn voor het totale palet aan ‘incidentele arbeid-activiteiten’ dat
zich in de praktijk voordoet, is bovendien de vraag relevant of het niet
beter is de limitatieve opsomming te vervangen door een algemener
bepaling, en of de genoemde termijnen niet consistenter en ruimer kunnen
worden geformuleerd.

Bij in 2009 in werking getreden amvb-wijziging zijn de vrijstellingen
onder artikel 1 lid 1, sub a, onder 2 en 3, verruimd. Bovendien is, ook
op werkgeversverzoek, een onderdeel o toegevoegd waarbij ook een
twv-vrijstelling gaat gelden voor personen die in het kader van
ontwikkelingssamenwerking voor maximaal vier aaneengesloten weken per
kalenderjaar naar Nederland komen om in samenwerking met Nederlandse
ondernemers, vakspecialisten of experts van het project uitzending
managers  kennis en ervaring op te doen inzake de bedrijfsvoering van
bedrijven.

Wat betreft de limitatieve opsomming: het is gewenst dat bij een
belangrijk instrument als ‘vrijstelling twv-plicht’ zorgvuldig wordt
bepaald voor wie die vrijstelling precies geldt. Een algemener
omschrijving (waarbij de precieze benoeming van typen werkzaamheden en
typen werknemers achterwege wordt gelaten) draagt het risico in zich dat
die de deur open zet naar twv-vrije toegang tot onze arbeidsmarkt van
grote groepen arbeidsmigranten. Bovendien biedt een algemene
omschrijving geen duidelijkheid aan werkgevers, waardoor deze onbedoeld
de wet kunnen overtreden of twv’s gaan aanvragen wanneer dat niet
vereist is. Algemene omschrijvingen in de regelgeving zijn ook moeilijk
handhaafbaar. Een groot deel van onze arbeidsmigranten (ook die in de
land- en tuinbouw, bijvoorbeeld) komt voor korte periodes en voor werk
dat binnen de definitie van ‘incidenteel’ kan vallen. 

Bovendien zijn de argumenten van werkgevers dat de betreffende
werknemers (bij de diverse onderdelen van artikel 1 lid 1, sub a) onze
arbeidsmarkt niet betreden en dus niet voor verdringing van binnenlands
arbeidsaanbod zorgen, moeilijk controleerbaar.

Het kabinet acht het dan ook gewenst de limitatieve opsomming te
continueren. Om de regelgeving voor werkgevers transparanter en voor UWV
beter uitvoerbaar te maken zal in overleg met werkgevers en UWV worden
bezien welke in de tekst gebruikte begrippen een helderder en waar
mogelijk ruimer definitie nodig hebben; die definitie zal dan aan de
tekst worden toegevoegd.

Wat betreft de termijnen: bij artikel 1, lid 2, sub b en c, kan
versoepeld worden door de bepaling dat het moet gaan om 4 aaneengesloten
weken te verruimen tot 6 aaneengesloten weken. Bovendien zal het begrip
‘week’ in de regelgeving worden verduidelijkt. Op deze manier wordt
voor ‘vaak en kort verblijf’ meer duidelijkheid en flexibiliteit in
het toelatingsbeleid ingebouwd.

Een derde punt is het afschaffen van de arbeidsmarkttoets bij de
twv-verstrekking voor native speaking docenten in het internationale
onderwijs (buitenlandse nationale scholen). 

Goed internationaal onderwijs is een voorwaarde voor buitenlandse
bedrijven om zich in Nederland te vestigen Ă©n voor bedrijven om te
blijven. Het internationaal onderwijs groeit, met als gevolg een toename
in de vraag naar native speaking docenten die gekwalificeerd en bevoegd
zijn om onderwijs te geven. Onder internationaal onderwijs in dit
verband wordt bedoeld de buitenlandse nationale scholen en de
onafhankelijke internationale scholen.

In verband met taalverwerving is het zeker bij (jonge) kinderen van
belang om native speakers voor de klas te hebben. Verder verwachten
‘expatriates’ een goede kwaliteit  onderwijs voor hun kinderen
waarmee zij, zonder onderwijslacunes op te lopen, in het buitenland
kunnen instromen in het (nationale) onderwijs of bij terugkomst gewoon
weer kunnen doorstuderen in het nationale onderwijssysteem. 

Indien bij voorbaat duidelijk is dat prioritair arbeidsaanbod niet
beschikbaar is, leidt  toepassing van de arbeidsmarkttoets bij de
twv-aanvraag en de verplichting om eerst in Nederland en andere
EU-lidstaten te werven, ertoe dat vacaturevulling (te) veel tijd kost. 

Dit kan leiden tot de onwenselijke situatie van lesuitval en oplopende
wachtlijsten. Dat is slecht voor het imago van het internationaal
onderwijs in Nederland. Gezien het feit dat het bij de werving van deze
docenten om native speakers en grotendeels om specifiek in de
schoolsystemen van de betreffende buitenlandse onderwijssysteem
opgeleide docenten gaat, is het verdringeffect op de arbeidsmarkt klein
tot vrijwel nihil. Een groot deel van de docenten kan bovendien geworven
worden op de Europese markt, zoals de leraren voor Frans en Duits
onderwijs. Naar schatting 15-20 procent dient geworven te worden buiten
de EU. Voor native speakers Engels geldt daarbij dat het lang niet in
alle gevallen mogelijk is om deze docenten te werven binnen de EU (in
casu in het Verenigd Koninkrijk). Het aanbod van gekwalificeerde
docenten is daarvoor te klein omdat ook andere landen docenten uit het
Verenigd Koninkrijk aantrekken. Dit afwegend wil het kabinet bij deze
categorie scholen bij de twv-verlening voor native speaking docenten de
arbeidsmarkttoets schrappen.

Een vierde punt betreft de twv-plicht voor professionele persoonlijk
begeleiders die artiesten noodzakelijkerwijs vergezellen bij hun van
twv-plicht vrijgestelde incidentele arbeid. Vrijstelling van twv-plicht
voor incidentele optredens geldt alleen voor de artiesten en niet voor
hun persoonlijk begeleiders, zoals een technicus. Dit betekent dat voor
hen wel een twv met arbeidsmarkttoets dient te worden aangevraagd. Dat
werkt in de praktijk erg onhandig, omdat veel artiesten een eigen, vaste
begeleider uit het buitenland (willen) meenemen en dat als harde
voorwaarde voor hun komst hanteren. Daarom vindt het kabinet het gewenst
de persoonlijk begeleider, die de artiest vergezelt bij de incidentele
optredens, vrij te stellen van de twv-plicht. 

Een vijfde punt is een uitbreiding van de arbeidsmarkttoets-vrijstelling
bij de podiumkunsten. Sinds begin 2006 kennen de Wav-uitvoeringsregels
een bepaling waarbij dwars door de podiumkunsten-CAO’s een
‘zaaglijn’ is getrokken. Dit wil zeggen dat voor functies/vacatures
vallende onder de podiumkunsten-CAO een inkomenscriterium is
vastgesteld, waarbij twv-aanvragen voor functies/vacatures met een
bruto-maandinkomen boven dit criterium zijn vrijgesteld van
vacaturemelding en arbeidsmarkttoets. Het uitgangspunt van de zaaglijn
is dat arbeidsaanbod in het hogere segment van de
podiumkunstenarbeidsmarkt schaars is en dat werkgevers het binnenlands
gedeelte van dit segment goed kennen. Bij twv-aanvragen voor vacatures
in dit segment wordt ervan uitgegaan dat de werkgever geen geschikt
prioritair arbeidsaanbod heeft kunnen vinden.

In de praktijk sluit deze regeling onvoldoende aan bij de werkwijze van
met name de grote dansgezelschappen, met name het Nationale Ballet en
het Nederlands Danstheater. Deze gezelschappen horen bij de
internationale top van dansgezelschappen. Daar hoort bij dat zij hun
dansers rekruteren op de internationale arbeidmarkt. Het is in die
context wenselijk om dansers al vroeg in hun carriĂšre aan het
gezelschap te binden. De CAO verbindt aan de bijbehorende functiegroep
(aspirant/ Ă©lĂšve) een salaris dat past bij de status van de functie en
het feit dat de betreffende dansers per definitie nog zeer jong zijn (18
of 19 jaar). Dit salaris ligt daardoor onder de zaaglijn, wat betekent
dat melding van de vacature verplicht is en de toets op prioritair
aanbod moet plaatsvinden. Beide zijn echter onwenselijk, omdat de keuze
voor een danser wordt ingegeven door heel specifieke
artistieke-inhoudelijke overwegingen (artistieke kwaliteiten van de
danser, technische mogelijkheden, zeggingskracht). Beperking van de
mogelijkheid voor deze gezelschappen om hun dansers op de internationale
markt te werven, doet afbreuk aan de positie aan de internationale
toppositie die zij innemen. In Nederland vallen in totaal circa 400
dansers onder de CAO voor de Dans. Er zijn maar enkele
aspirant-plaatsen. Het gaat dus om zeer weinig twv-aanvragen.

Het kabinet acht het dan ook wenselijk voor balletdansers in opleiding
een aparte  zaaglijngrens (van  € 1922 per maand)  in te stellen.

Het volgende punt betreft het instellen van een zaaglijn voor
arbeidsmarkttoets-vrijstelling  voor de functie
‘(gast)conservator/-curator. Musea in Nederland hebben er soms
behoefte aan een buitenlandse (gast)conservator of –curator aan te
trekken om invulling te geven aan een specifiek project of traject. Het
gaat dan om werkzaamheden waarvoor heel specifieke kennis en
vaardigheden zijn vereist die het museum zelf niet bezit. Contacten met
potentiële kandidaten komen in dit soort gevallen meestal tot stand via
de buitenlandse netwerken en  internationale samenwerking van het
museum. Gelet op de internationale context waarin musea per definitie
functioneren, is het van belang dat zij de mogelijkheid hebben om de
beste kandidaat aan te trekken. In dit verband is de toets op prioritair
aanbod wenselijk noch zinvol. Het gaat overigens slechts om enkele
gevallen per jaar. Het kabinet acht het wenselijk ook bij het beroep van
(gast)conservator/-curator in de Wav-uitvoeringsregels samen  met
sociale partners in de sector een ‘zaaglijn’ uit te werken, waarbij
boven een –nader te bepalen- CAO-loongrens bij de twv-aanvragen een
vrijstelling gaat gelden voor vacaturemelding en toepassing van de
arbeidsmarkttoets.

Ook het zevende voorstel gaat om het instellen van een zaaglijn voor
arbeidsmarkttoets-vrijstelling, voor functies in de ‘creative
industry’ (o.a. architecten, design, mode)

De betrokken werkgevers, vaak kleine bureautjes, huren vaak, op erg
korte termijn en voor korte verblijfs-/werkperioden buitenlandse
werknemers in. Zij ervaren de twv-procedure als langdurig, zeker
inclusief wervingsinspanningen, vacaturemelding en arbeidsmarkttoets.
Het uitwerken van een ‘zaaglijn’ voor functies in deze sectoren zou
de betrokken organisaties zeer welkom zijn. De argumenten hiervoor zijn
dezelfde als in de sector podiumkunsten (zie vorige punten). Het kabinet
vindt het gewenst samen met sociale partners in de sector na te gaan of
en hoe een ‘zaaglijn’ analoog aan die voor de podiumkunsten
uitgewerkt kan worden.

Een volgend voorstel betreft het toelatingsbeleid sporters en voor
sporters ondersteunende functies. Gezien recente ontwikkelingen in de
sportwereld stellen de sportorganisaties voor om voor sporters en
technisch personeel een apart, lager salariscriterium in de
kennismigrantenregeling in te stellen, of  de bestaande salariscriteria
te vervangen door een kwaliteitseis (sportprestaties of functie-eisen,
diploma’s, licenties). 

Daarnaast wil men voor topsporters, trainers/coaches en hun
persoons-/teamgebonden ondersteuners een zaaglijnconstructie voor
arbeidsmarkttoets- vrijstelling invoeren. Ook stellen de organisaties
voor om de manier waarop nu (conform invulling van het begrip
‘marktconforme beloning’ in par. 11 van de uitvoeringsregels) de
‘beloning conform de top 20%’ wordt vastgesteld, te heroverwegen.
Tenslotte wil men ook sporters in de Ă©Ă©n na hoogste klassen in
aanmerking laten komen voor een twv.

Het eerste punt past principieel niet in de kennismigrantenregeling, het
laatste doet geen recht aan het restrictieve toelatingsbeleid voor
sporters waarbij we alleen topsporters willen toelaten. Daarom stelt het
kabinet voor het zaaglijnvoorstel verder uit te werken: daarbij gaat het
om de vraag of invoering ervan problemen oplost en, zo ja, welke
uitwerking ervan effectief is. Ook het heroverwegen van de
berekeningswijze van het begrip ‘marktconforme beloning’ in de
sportsector is zinvol: daarbij gaat het erom of die anno 2009 adequaat
is en, zo nee, welke berekeningswijze passender is. 

Het negende en laatste punt in deze categorie betreft het starten van
een proeftuin voor twv-vrijstelling voor kortdurend verblijf en werk van
kennismigranten.

Werkgevers kunnen alleen van de kennismigrantenregeling gebruik maken
als het gaat om kennismigranten die voor meer dan drie maanden naar ons
land komen (de vraag of een vreemdeling voldoet aan de criteria van de
kennismigrantenregeling wordt beoordeeld bij de aanvraag voor mvv en
verblijfsvergunning). Voor verblijf en arbeid korter dan drie maanden is
men aangewezen op een Schengenvisum (indien de vreemdeling visumplichtig
is) en de Wav-regelgeving.

Werkgevers hebben het kabinet verzocht na te denken over de mogelijkheid
om ook arbeid die korter dan drie maanden duurt onder de
Kennismigrantenregeling te brengen. Veel kennismigrantenklussen zijn
immers kortdurend. 

Het kabinet acht het wenselijk om- vooruitlopend op de  invoering van
Modern migratiebeleid- te starten met een proeftuin voor
twv-vrijstelling voor kennismigrantenwerk dat korter dan drie maanden
duurt. Zo kan worden bezien hoe groot de behoefte is, waaruit de vraag
en het aanbod bestaan en wat de effecten op de arbeidsmarkt zijn. In die
proeftuin worden ook categorieën wetenschappers/onderzoekers meegenomen
wanneer die vanwege verblijf van minder dan drie maanden eveneens buiten
de Kennismigrantenregeling en de Richtlijn 2005/71/EG inzake de
toelating van onderzoekers uit derde landen vallen. 

Die proeftuin wordt langs de volgende hoofdlijnen uitgewerkt: voor op
grond van de Vreemdelingenwet beoogde erkende referenten wordt het
mogelijk om voor kort verblijf (korter dan 3 maanden) kennismigranten
aan te trekken. Daartoe dient er ten behoeve van de visumafgifte een
uitnodiging te zijn van de werkgever in Nederland, die verklaart dat de
kennismigrant werkzaamheden komt verrichten waarvoor hij een
kennismigrantensalaris zal ontvangen, dan wel dat het gaat om het
verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Dit moet ook gecontroleerd
kunnen worden met behulp van een arbeidscontract of een gastovereenkomst
(onderzoeksinstellingen), dat is de enige manier om te garanderen dat
het om als kennismigratie te kwalificeren arbeid gaat. Het moet voor
Buitenlandse Zaken (de diplomatieke post) in ieder geval mogelijk zijn
om op basis hiervan een visum af te geven. Bij niet-visumplichtigen kan
mogelijk worden gewerkt met een verblijfsaantekening. Andere
aandachtspunten zijn het waarborgen van de tijdelijkheid van het
verblijf en van de handhaafbaarheid van de regelgeving.

5.3	Voorstellen ter verbetering van de uitvoerbaarheid en
handhaafbaarheid

Het betreft hier negen voorstellen die de tijdelijkheid van
arbeidsmigratie (niet-kennismigratie) sterker benadrukken en de
uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelgeving verbeteren.

Het eerste voorstel betreft de mogelijkheden uit te breiden om een twv
te weigeren of in te trekken.  Die mogelijkheden zijn limitatief
opgenomen in de Wav. Het is wenselijk dat UWV de twv ook kan weigeren of
intrekken bij gebleken slecht werkgeverschap. Dat kan blijken uit eerder
onherroepelijk opgelegde boetes naar aanleiding van overtredingen van
bijv. Wav, WML, ATW, Arbowet, uit het feit dat een werkgever veroordeeld
is voor ‘arbeidsgerelateerde uitbuiting’, of indien de werkgever bij
de twv-aanvraag onjuiste informatie blijkt te hebben verstrekt. Op deze
punten wil het kabinet de Wav-regelgeving aanscherpen, in die zin dat de
weigerings- en intrekkingsgronden zullen worden verruimd. In mijn brief
van 26 mei 2009 over Roemeense aspergestekers naar aanleiding van de
Someren-aspergeteeltzaak had ik u toegezegd deze aanscherping te
onderzoeken. 

Een volgend punt betreft het opnieuw gaan toepassen van de
arbeidsmarkttoets bij het verlengen van een twv. Een eenmaal verleende
twv kan verlengd worden, onder de voorwaarde dat de totale duur van de
twv (inclusief de verlengingsperiode) niet boven de drie jaar uitkomt:
dan zou de betrokken arbeidsmigrant immers ‘vrij op de arbeidsmarkt’
worden. Voor categorieën migranten voor wie een kortere
maximum-werkperiode geldt (bijv. 1 jaar voor stagiairs) geldt dat de
totale twv-duur (inclusief verlenging) niet langer dan die
maximumperiode wordt.

Op dit moment wordt bij een verlenging niet (opnieuw) een
arbeidsmarkttoets toegepast.

Gezien de snelle ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en gezien de wens om
het uitgangspunt ‘voorrang voor prioriteitgenietend aanbod’ scherper
te markeren, vindt het kabinet het gewenst om bij verlenging van twv’s
opnieuw een arbeidsmarkttoets toe te passen. Uitzondering hierop zijn
die gevallen waarin projecten enige tijd uitlopen, aan te tonen door de
werkgever.

Een derde voorstel betreft het schrappen van de schorsende werking van
het aantekenen van bezwaar en beroep door een werkgever tegen het
intrekken door UWV van een reeds verleende twv. UWV kan een twv
intrekken met als reden dat de werkgever niet aan de voorwaarden voldoet
waaronder de twv is verleend of als de verblijfsvergunning is geweigerd.
Als de werkgever (en/of de vreemdeling) tegen die intrekking bezwaar- en
vervolgens (hoger) beroep aantekent gaat daarvan tot en met de uitspraak
over dat beroep  schorsende werking op de intrekking uit: de werkgever
behoudt dus de twv (voor asielzoeker-twv’s en twv’s voor
seizoenarbeid, maximaal 24 weken, geldt die schorsende werking niet). De
schorsende werking kan strategisch gedrag van de werkgever uitlokken,
waarbij hij via het aantekenen van bezwaar en beroep de twv feitelijk
(een zo groot mogelijk deel van) de periode waarvoor de vergunning was
verleend kan behouden. De uitwisseling van gegevens tussen
bestuursorganen zal de komende jaren (nog) beter worden. De
Arbeidsinspectie zal op basis van concrete signalen van UWV onderzoeken
of de voorwaarden voor afgifte van de twv worden nageleefd. Dat maakt
het mogelijk en wenselijk dat UWV vaker –op basis van gedegen en
juridisch houdbare informatie van de Arbeidsinspectie en/of IND- twv’s
gaat intrekken. Het kabinet acht het wenselijk de schorsende werking die
uitgaat van het aantekenen van bezwaar en beroep daartegen, te
schrappen. Op het principe van ‘geen schorsende werking’ zal een
aantal uitzonderingen worden uitgewerkt. Bij die uitzonderingen zal ook
rekening worden gehouden met de belasting van de rechterlijke macht. 

In mijn brief van 26 mei 2009 over Roemeense aspergestekers naar
aanleiding van de Someren-aspergeteeltzaak had ik u toegezegd deze
maatregel te onderzoeken. De arbeidsmigrant in kwestie verliest na het
intrekken van de twv zijn baan en heeft drie maanden zoektijd om bij een
andere werkgever een baan met twv te vinden. Bij onvrijwillige
werkloosheid kan de twv zonder arbeidsmarkttoets aan de nieuwe werkgever
worden verleend. Voor arbeidsmigranten van buiten de EU geldt daarbij
wel dat de duur van de aangevraagde twv niet langer is dan de resterende
duur van de verblijfsvergunning. Lukt het vinden van een nieuwe baan bij
een migrant van buiten de EU binnen drie maanden niet, dan beëindigt de
IND daarna het verblijfsrecht. 

Een vierde  punt is het scheppen van meer ruimte voor UWV bij de
beoordeling door UWV van de noodzaak van verplichte vacaturemelding. Een
vacature dient 5 weken voor indiening van de twv-aanvraag open te staan
bij UWV. Ook al stelt UWV na bijv. 3 weken vast dat er geen prioritair
aanbod is, dan kan UWV niet anders dan de twv-aanvraag afwijzen om reden
dat de vacature niet 5 weken heeft opengestaan. 

In paragraaf 16 van de Wav-uitvoeringsregels is bepaald dat UWV kan
afzien van de vacaturemeldingseis als vanwege het specifieke karakter
van de functie op voorhand duidelijk is dat prioritair aanbod niet
beschikbaar is.

Gezien de gewenste flexibiliteit bij de toetsing van twv-aanvragen is
het gewenst dat UWV de vacaturemeldingseis ook niet hoeft toe te passen
als de werkgever zich aantoonbaar voldoende heeft ingespannen om aanbod
te vinden, maar uit diens werving en uit de vaststelling van UWV evident
blijkt dat er geen aanbod is (ook al heeft de vacature niet 5 weken
opengestaan). Op deze manier voorkomen we dat de vacturemeldingseis in
sommige gevallen een zuiver bureaucratische steen des aanstoots voor
werkgevers wordt. 

Dit vergt dat de wet wordt aangepast en dat (bij toetsing van
twv-aanvragen door UWV) de vacaturemelding van een dwingende in een
facultatieve weigeringsgrond wordt omgezet

Het kabinet acht het gewenst de Wav-regelgeving (wet en 
uitvoeringsregels) langs de hierboven geschetste lijn aan te passen.

Een vijfde voorstel is het aanpassen van de Kennismigrantenregeling in
die zin dat een aanvraag met een salaris dat aantoonbaar niet
marktconform (nl. te hoog) is, op basis daarvan kan worden afgewezen. 

De Tweede Kamer heeft, onder andere bij motie van het lid Ulenbelt c.s.
(29 861, nr. 27), zijn zorgen geuit over mogelijk misbruik van de
kennismigrantenregeling en aangedrongen op een scherpere controle op de
naleving van deze regeling. Het kabinet wil aan deze zorg tegemoet komen
met de volgende twee maatregelen.

Allereerst hebben IND en UWV een pilot Suwinet-inkijk geëvalueerd. Via
Suwinet-inkijk kon de IND aan de hand van UWV-informatie de overgelegde
gegevens van aanvragers van een verblijfsvergunning controleren. Uit de
evaluatie van de pilot blijkt dat Suwinet-inkijk door de IND een
toegevoegde waarde heeft op de reeds bestaande handhavingsinstrumenten.
Deze vorm van gegevensuitwisseling tussen UWV en IND zal dan ook worden
voortgezet en kan  - indien daartoe aanleiding bestaat – ook worden
ingezet voor controle op de salarisgegevens van kennismigranten. De
Vreemdelingenwet (artikel 107) en het Vreemdelingenbesluit (artikel 8.2
lid 1.b) bieden de wettelijke basis voor genoemde gegevensuitwisseling
tussen UWV en IND.

Het probleem blijft echter bestaan dat wanneer de IND bij een
vergunningaanvraag voor een kennismigrant misbruik vermoedt omdat in
relatie tot de vermelde functie een verdacht hoog salaris wordt vermeld,
er geen wettelijke basis is om hierop een vergunning te weigeren. Een
beperkt aantal kennismigranten verricht daardoor arbeid waarvoor de
regeling niet bedoeld is. De Arbeidsinspectie komt situaties tegen
waarbij kennismigranten laag- of ongeschoold werk doen, waarvoor het
(althans op papier) toegekende salaris buitenproportioneel is.

Daarom moet in de regeling worden opgenomen, dat een vergunning voor een
kennismigrant geweigerd kan worden als het overeengekomen salaris sterk
afwijkt van wat voor de te verrichten werkzaamheden in overeenkomstige
functies gebruikelijk is. Het gaat er niet om, dat bij iedere aanvraag
een dergelijke toets plaatsvindt, maar wel dat excessen tegengehouden
kunnen worden. Daarnaast wordt bepaald dat een verblijfsvergunning als
kennismigrant kan worden ingetrokken indien de voor de verkrijging
verstrekte gegevens zodanig onjuist en/of onvolledig blijken te zijn
geweest, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als
bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend
waren.

Dit kan gebeuren door in de vreemdelingenwetgeving op te nemen dat een
vergunning tot verblijf als kennismigrant kan worden geweigerd als het
salaris niet marktconform is. Daarmee wordt ongewenste instroom
tegengehouden. Daarnaast moet in het twv-vrijstellingsbesluit (Besluit
uitvoering Wav) worden gesproken over een marktconform salaris als
weigeringsgrond. De IND kan dan vergunningaanvragen weigeren en de
Arbeidsinspectie kan een boete opleggen als op de werkplek wordt
geconstateerd dat de verrichte arbeid en/of de feitelijke beloning niet
overeenstemmen met de in de vergunningaanvraag opgegeven
arbeid/beloning.

Omdat het niet tot de kerntaken van de IND behoort om te bepalen wat een
markconform salaris is, zal de IND in die (weinige) gevallen dat dit
voorkomt advies hierover bij UWV inwinnen.

	

Een volgend punt betreft het toestaan van vrijwilligerswerk aan
EU-burgers met twv-plicht.

De Wav-regelgeving bevat de mogelijkheid dat UWV aan een werkgever voor
wie een twv-plicht geldt een vrijwilligersverklaring verstrekt waarmee
deze werkgever personen zonder tewerkstellingsvergunning kan laten
deelnemen aan specifiek omschreven vrijwilligerswerk. Op grond van de
huidige formulering geldt deze mogelijkheid niet voor EU-onderdanen met
twv-plicht (zoals momenteel Roemenen en Bulgaren). Reden daarvan is
historisch: deze bepaling dateert van vóór het EU-overgangsrecht voor
vrij werknemersverkeer voor Roemenen en Bulgaren. Het kabinet acht het
logisch en gewenst dat ten aanzien van het verrichten van
vrijwilligerswerk dezelfde bepaling geldt voor alle werknemers met
twv-plicht, ongeacht hun land van herkomst. Daartoe zal de bestaande
bepaling uitgebreid worden met de categorie ’werknemers uit
EU-lidstaten voor wier werkgevers op enig moment een
tewerkstellingsvergunningsplicht geldt’. Bovendien zal de regeling
voor vrijwilligerswerk worden beoordeeld op uitvoer- en handhaafbaarheid
en waar wenselijk worden aangepast.

Een zevende voorstel is het mogelijk maken van arbeid door
gedetineerden. Arbeid door gedetineerden is nu niet in de Wav geregeld
maar komt feitelijk soms wel voor. Gedetineerden, ook de vreemdelingen
onder hen, hebben recht op arbeid, het verrichten ervan moet in de
praktijk dan ook mogelijk zijn. De twv-verplichting sluit arbeid in de
praktijk echter uit. Dit kan worden opgelost door in het
twv-vrijstellingsbesluit op te nemen dat geen twv is vereist voor de
tewerkstelling van gedetineerden die in het kader van de Penitentiaire
Beginselenwet arbeid verrichten binnen de penitentiaire inrichting. Het
kabinet acht het gewenst de regelgeving langs deze lijn aan te passen.

Een volgend punt betreft het beter uitvoerbaar en handhaafbaar maken van
toelatingsregeling voor kwartiermakers voor Nederlandse vestiging van
buitenlandse onderneming.

Paragraaf 19b van de uitvoeringsregels bepaalt dat een twv kan worden
afgegeven voor een vreemdeling met een sleutelpositie binnen een bedrijf
ten behoeve van het starten, wijzigen of uitbreiden van
bedrijfsactiviteiten. In de praktijk zijn dit meestal kwartiermakers van
een Nederlandse vestiging van een buitenlandse onderneming. Voorwaarde
is dat ‘uit een door een deskundige instantie opgesteld
ondernemingsplan’ moet blijken dat dit bedrijf en die activiteiten
voldoende levensvatbaar zijn.

Probleem is dat UWV de ondernemingsplannen nu zelf toetst (maar zichzelf
daartoe niet deskundig acht), en dat het vooraf of later moeilijk te
controleren is of de activiteiten waarvoor een twv wordt gevraagd cq. is
verleend ook werkelijk worden ontplooid. Er zijn vermoedens dat een
aantal van die twv-aanvragen dekmantel zijn voor andere (illegale)
activiteiten. Het is gewenst de ondernemingsplannen (op kosten van de
aanvrager) beter te toetsen. Daartoe zijn SZW en UWV in gesprek met de
EZ-agentschappen Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) en
SenterNovem (die toetst nu al ondernemingsplannen van zelfstandigen tbv
de IND). Door Ă©Ă©n van deze deskundige instituten zal getoetst moeten
worden of met de komst van het bedrijf een wezenlijk Nederlands belang
is gediend en of het bedrijf en de activiteiten levensvatbaar zijn.

Ook is het gewenst om in de Wav-uitvoeringregels op te nemen dat de twv
eerst voor een kortere periode van bijvoorbeeld een jaar wordt verleend
(die worden nu veelal voor drie jaar aangevraagd en verleend). Bij
eventuele twv-verlenging moeten door de aanvrager resultaten worden
aangetoond en zal NFIA of SenterNovem positief over die verlenging
moeten adviseren. Tenslotte is het wenselijk om in de uitvoeringsregels
een bepaling op te nemen over het maximum aantal kwartiermakers dat in
de regel op grond van de paragraaf kan worden toegelaten. 

 

Een negende en laatste voorstel in de categorie betreft het bij
internationale handelscontacten (par. 18a uitvoeringsregels) vervangen
van de ‘arbeid-goederen-bepaling’ door een bepaling dat bij de
twv-aanvraag aangetoond dient te worden dat werkzaamheden alleen door
werknemers van de leverancier kunnen worden verricht. Bovendien moet de
duur van de twv gekoppeld worden aan de duur van de werkzaamheden.

Ten behoeve van de bevordering van internationale handelscontacten kan
UWV bij 

twv-aanvragen afzien van vacaturemelding en arbeidsmarkttoets.
Voorwaarde daarbij is dat

de totale waarde van de geleverde arbeid (gemeten naar in Nederland
gebruikelijk 

(CAO-)loonniveau) niet groter is dan de waarde van de geleverde
goederen. Voorwaarde is

bovendien dat de goederen gefabriceerd zijn in het land waaruit ook het
personeel afkomstig

is en dat de werknemers reeds meer dan een jaar in vaste dienst zijn van
de leverancier van

de goederen.

In de praktijk wordt niet altijd voldaan aan de
arbeid/goederen-bepaling. Dit betekent dat een twv met arbeidsmarkttoets
moet worden aangevraagd, werkgevers zijn dan in onzekerheid of twv zal
worden verleend. Het gaat om verschillende zeer grote projecten.
Werkgevers ervaren de huidige regeling daarom als beperkend.

Het kabinet vindt het gewenst de ‘arbeid/goederen-bepaling’ te
vervangen door een bepaling dat bij de twv-aanvraag aangetoond dient te
worden dat werkzaamheden alleen door werknemers van de leverancier
kunnen worden verricht. Daarmee is (ook) gegarandeerd dat geen
binnenlands aanbod wordt verdrongen en daar gaat het om bij deze
bepaling. 

Wat betreft de duur van de twv (die thans meestal voor drie jaar wordt
aangevraagd en verleend): die kan beperkt worden tot de duur van de
werkzaamheden. 

Tenslotte

Na bespreking met uw Kamer zullen de voorstellen verder worden
uitgewerkt. Streven is dat de wijzigingen van de Wav-regelgeving op alle
niveaus –wet, amvb, uitvoeringsregels en UWV-beleidsregels- tweede
helft 2010 in werking zullen treden. 

Daarbij wordt gestreefd naar gelijktijdige inwerkingtreding met het
wetsvoorstel modern migratiebeleid dat bij koninklijke boodschap van 9
september 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 32052, nr. 1) bij uw Kamer is
ingediend. 

Bijlage 1

Wav-regelgeving en toetsing van twv-aanvragen

De Wav-regelgeving kent vijf onderdelen:

de wet, met de hoofdbepalingen over de twv-verlening, de
twv-weigeringsgronden en de bestuursrechtelijke handhaving;

de amvb: het ‘Besluit uitvoering Wav’ waarin de vrijstellingen van
de twv-plicht staan vermeld en het verbod op twv-afgifte voor
prostitutiewerk.

het ‘Degelatie- en uitvoeringsbesluit Wav’ waarbij de uitvoering aan
UWV wordt gedelegeerd, met als onderdeel daarvan de uitvoeringsregels
(ministeriële regeling) die specifieke bepalingen voor bepaalde
categorieën arbeidsmigranten bevatten, waaronder de vrijstellingen van
de arbeidsmarkttoets.

De ‘Beleidsregels Boeteoplegging 2008’, met richtlijnen voor
boeteoplegging door de Arbeidsinspectie. 

Het ‘Besluit UWV Beleidsregels uitvoering Wav’ van de Raad van
Bestuur van het UWV met nadere bepalingen voor de uitvoering door UWV.

De Wav bevat een aantal dwingende weigeringsgronden op grond waarvan een
twv in elk geval geweigerd moet worden. Dat zijn de beschikbaarheid van
prioriteitgenietend arbeidsaanbod, het niet-melden van de vacature door
de werkgever, het niet betalen van tenminste wettelijk minimumloonloon
door de werkgever en het niet beschikken over een mvv (indien van
toepassing) door de vreemdeling.

Daarnaast zijn er een aantal facultatieve weigeringsgronden, zoals
wervingsinspanningen door de werkgever, marktconforme
arbeidsvoorwaarden, huisvesting en leeftijd van de migrant.

Beleidsmatig zijn er drie belangrijke hoofdpunten waarop UWV een
twv-aanvraag toetst:

De vraag of voor de betreffende vacature prioritair aanbod beschikbaar
is 

( ‘arbeidsmarkttoets’) en of de werkgever zich heeft ingespannen dit
aanbod ook te werven (tenzij sprake is van vrijstelling van
arbeidsmarkttoets en/of vacaturemelding en wervingsinspanningen);

De vraag of de werkgever de migrant marktconform (met tenminste het WML)
beloont;

De vraag of de werkgever adequate huisvesting voor de migrant heeft
geregeld.

  

Werkgevers van kennismigranten (gedefinieerd als arbeidsmigranten wier
loon zich bevindt boven de loongrenzen van per 1 oktober 2004 ingevoerde
Kennismigrantenregeling) zijn vrijgesteld van de twv-plicht.

Per 1-1-2009 zijn deze loongrenzen €. 49.087 voor 30-plussers, €.
35.997 voor 30-minners en € 25.800 voor afgestudeerd buitenlands
studenten. Bij kennismigranten vindt geen toetsing op beschikbaarheid
van binnenlands arbeidsaanbod plaats: beleidsuitgangspunt is dat hun
komst –mits sprake is van een baan op het moment van toelating- altijd
toegevoegde waarde voor de Nederlandse economie heeft.

Bijlage 2

Ontwikkelingen in de twv-cijfers in de periode 2005-2008

Opvallende zaken uit de twv-cijfers van de afgelopen jaren zijn: 

Het aantal twv’s is in 2008 scherp gedaald: dat komt door het feit dat
de twv-plicht met de acht MOE-lidstaten die in 2004 EU-lid werden per 1
mei 2007 is opgeheven en door de vervanging van derdelanders door
EU-werknemers (vooral Polen) die al jaren aan de gang is.

Van de categorieën waarvoor bij twv-aanvraag geen arbeidsmarkttoets is
vereist, daalden de aantallen artiesten, stagiaires, wetenschappers en
concernverbanders (arbeidsmigranten binnen Ă©Ă©n concern) in 2008 flink
vergeleken met de gemiddelden in de periode 2005-2007. Belangrijkste
verklaring hiervoor is het vrij verkeer met de MOE-landen sinds mei
2007; daarnaast speelt bij de wetenschappers het feit dat ‘het veld’
steeds beter weet dat vaak geen twv nodig is (omdat men onder de
kennismigrantenregeling en/of de EU-Richtlijn wetenschappelijk
onderzoekers valt); bij concernverbanders wordt vaker een beroep op de
kennismigrantenregeling (in plaats van op de twv-route bij UWV) gedaan.

De aantallen in de categorieën praktikanten, studenten en asielzoekers
blijven redelijk constant.

In 2008 werden de meeste twv’s verleend in de sectoren land- en
tuinbouw, zakelijke dienstverlening en horeca.

De top-5 nationaliteiten in 2008 waren Roemenen, Chinezen, India’ers,
Bulgaren en Amerikanen. Het aantal twv’s voor Roemenen en Bulgaren is
van 2007 op 2008 licht gestegen.

Bijna 80 procent van de twv’s wordt verleend voor een periode korter
dan 1 jaar. Van de resterende 20% wordt slechts 6% verleend voor de
maximale periode van drie jaar.

 Prioritair arbeidsaanbod: binnenlands arbeidsaanbod en aanbod uit die
EU-landen waarvoor op enig moment vrij werknemersverkeer geldt (anno
2009 zijn dat alle EU-lidstaten behalve Roemenië en Bulgarije)

 Uitzondering hierop is de per 1 januari 2009 als tweejarige proeftuin
ingevoerde Regeling Hoogopgeleiden (aanbodgestuurde toelating van
afgestudeerden aan Ă©Ă©n van de top-150 universiteiten ter wereld via
een puntensysteem) die hier verder buiten beschouwing blijft: er zijn
tot eind juni 2009 nog slechts enkele personen op deze titel toegelaten.

 PAGE   21 

 PAGE   1