[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Agenda

Bijlage

Nummer: 2009D45987, datum: 2009-09-28, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Informele ministeriële bijeenkomst over de toekomst van Europol en de Europese politiesamenwerking, 1 oktober 2009 (2009D45986)

Preview document (🔗 origineel)


Informatie over de informele bijeenkomst van de ministers van Justitie
en Binnenlandse Zaken, 1 oktober 2009 te Den Haag

Op donderdag 1 oktober a.s. vindt op het hoofdkwartier van Europol in
Den Haag een informele ministeriële bijeenkomst plaats in het kader van
het 10-jarig bestaan van Europol. De door het Zweedse Voorzitterschap in
samenwerking met Europol georganiseerde bijeenkomst zal specifiek in het
teken staan van de toekomst van Europol en van de Europese
politiesamenwerking. 

De bijeenkomst zal bestaan uit drie sessies:

I	De rol van Europol in een Europa dat bescherming biedt.

II	Samenwerking ten behoeve van de operationele implementatie van de
prioriteiten op het gebied van de rechtshandhaving.

III	Ontwikkelen van synergie tussen de interne en externe veiligheid.

Ad 1. De rol van Europol in een Europa dat bescherming biedt

De eerste sessie heeft tot doel een discussie op gang te brengen over de
nieuwe rol van Europol en de manieren waarop de lidstaten deze rol
kunnen ondersteunen. Per 1 januari 2010 treedt het nieuwe
Europol-Raadsbesluit in werking. Dit Raadsbesluit vervangt de huidige
Europol Conventie en leidt er toe dat Europol, door onder andere het
verkrijgen van nieuwe functies en mogelijkheden, een stevigere positie
krijgt. 

Naar aanleiding van de vernieuwde rol van Europol wil het Zweedse
Voorzitterschap van de lidstaten weten wat de concrete rol van Europol
dient te zijn in de EU-architectuur wat betreft de interne veiligheid.
Nederland is van mening dat de hoofdtaak van Europol dient te blijven
bestaan uit het verzamelen, uitwisselen en analyseren van informatie.
Zodra de uitvoering van het bestaande takenpakket is versterkt, staat
Nederland open voor discussie over eventuele aanvullende bevoegdheden
voor Europol (deze discussie hangt ook samen met de veranderende
rechtsbasis van Europol na de mogelijke inwerkingtreding van het Verdrag
van Lissabon). Verder acht Nederland het van belang dat Europol het
voorkeurskanaal wordt voor informatie-uitwisseling op het gebied van de
zware en georganiseerde criminaliteitsbestrijding.

Het Zweedse Voorzitterschap wil verder graag weten hoe Europol zijn
capaciteiten zou kunnen versterken om van toegevoegde waarde te zijn
voor, en operationele ondersteuning te bieden aan de lidstaten op het
gebied van criminaliteitsanalyse, informatie-uitwisseling en
operationele coördinatie. Het Nederlandse standpunt hierover is dat
analyse meer toegesneden zou moeten zijn op de operationele behoefte van
de lidstaten. Intelligence-led policing is daarbij een belangrijk
concept, maar daarnaast ook het verbeteren van de kwaliteit van het
Organised Crime Threat Assessment (OCTA, EU dreigingsbeeld) van Europol,
opdat naar een gemeenschappelijke basis kan worden toegewerkt waarop
lidstaten onderling op basis van gemeenschappelijke analyses kunnen
prioriteren. Momenteel wordt op initiatief van België met medewerking
van het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Europol een voorstel
ontwikkeld voor het verder ontwikkelen van het European Criminal
Intelligence Model inclusief het OCTA. Daarnaast is het van belang dat
regionale samenwerking verder wordt gestimuleerd. 

Tot slot zal er in de discussie worden ingegaan op de vraag hoe de
lidstaten het bereiken van deze doelen kunnen ondersteunen. Nederland is
van mening dat doorontwikkeling van Europol noodzakelijk is, maar dat
vermeden dient te worden dat de organisatie aan focus verliest. Europol
dient tijd te krijgen om het nieuwe Raadsbesluit goed te kunnen
absorberen. Verder acht Nederland het van belang dat de lidstaten zorg
dragen voor een goede kwalitatieve informatietoevoer zodat Europol zijn
rol als informatiemakelaar zo optimaal mogelijk kan uitvoeren. 

Ad 2. Samenwerking ten behoeve van de operationele implementatie van de
prioriteiten op het gebied van de rechtshandhaving

De tweede sessie is gericht op de maatregelen die dienen te worden
genomen ten behoeve van een verbeterde samenwerking tussen de
EU-agentschappen. Europol, Frontex, Eurojust en Cepol dragen ieder op
een verschillende wijze bij aan de preventie, opsporing, onderzoek en
vervolging van ernstige criminaliteit. Hoewel hun mandaat van elkaar
verschilt en hun capaciteit berust op verschillende expertises,
overlappen grote gedeelten van hun doelstellingen elkaar. De
agentschappen dienen de garantie te kunnen geven dat geen van hun
activiteiten overlappen. 

Ten behoeve van de discussie vraagt het Voorzitterschap hoe de
EU-agentschappen de operationele activiteiten van de EU beter zouden
kunnen ondersteunen. Nederland is van mening dat de operationele
behoeften van lidstaten en hun autoriteiten het uitgangspunt moet zijn
van de agentschappen die hen daarvoor op een coherente en gestroomlijnde
wijze ondersteunen. Agentschappen moeten samenwerking tussen lidstaten
faciliteren, bijvoorbeeld door middel van op maat gemaakte analyses en
bijstand bij het vormgeven van operationele activiteiten. Overigens is
Nederland, conform haar eerder vastgestelde standpunt, van mening dat
terughoudendheid bij het oprichten van nieuwe (regelgevende)
agentschappen is geboden. 

Een tweede vraag in deze discussie betreft de overlapping van de
operationele activiteiten van de agentschappen met die van lidstaten,
waarbij het met name van belang is hoe dit kan worden voorkomen.
Nederland is van mening dat juist daar waar overlap dreigt agentschappen
met elkaar dienen samen te werken. Het is van belang dat ze die
overlappunten identificeren, expliciteren en via samenwerkingvormen
elkaar complementeren en niet concurreren. Ook acht Nederland het van
belang dat de uitwisseling van personen tussen agentschappen wordt
gestimuleerd. Dat leidt tot (organisatie)culturele uitwisselingen en
uitwisselingen van expertise en perspectieven.

Tot slot vraagt het Voorzitterschap of het idee wordt ondersteund om een
rapport op te stellen waarin voorstellen worden gedaan voor een
verbetering van de samenwerking tussen de agentschappen. Tevens is de
vraag welke onderwerpen hierin dan aan bod zouden dienen te komen.
Nederland staat hier positief tegenover en zou graag een en ander
uitgewerkt zien. Zo is behoefte aan een voorstel voor onderlinge
jobrotatie, personele samenwerkingsverbanden tussen agentschappen en het
over en weer plaatsen van verbindingsofficieren van agentschappen.

Ad 3. 	Ontwikkelen van synergie tussen de interne en externe veiligheid

Het laatste onderwerp dat het Zweedse Voorzitterschap ter discussie wil
stellen tijdens deze informele bijeenkomst is de aansluiting tussen JBZ
en het Europees Veiligheid en Defensie Beleid (EVDB). Politieofficieren,
rechters en civiele administratieve krachten van de EU-lidstaten leveren
een belangrijke contributie aan de preventie van conflicten en de
wederopbouw van staten die in conflictgebieden binnen het EVDB vallen.
Op dit moment zijn de human resources voor het EVDB met name afkomstig
vanuit de JBZ-sector, desalniettemin is de betrokkenheid uit de derde
pijler bij het plannen van de missies laag. Het Voorzitterschap ziet
noodzaak in een betere samenwerking tussen de tweede en derde pijlers
van de Unie en initieert daarom de discussie over de verbetering van
samenwerking tussen verschillende fora. In algemene zin is Nederland
voorstander van meer synergie tussen de tweede en derde pijler. Daarbij
moet wel sterk worden gekeken op welke terreinen die synergie ook een
reële toegevoegde waarde voor lidstaten biedt. Vanuit een brede
veiligheidsoptiek is de veiligheid binnen de EU onlosmakelijk verbonden
met de veiligheid buiten de EU. Te denken valt aan dreigingen zoals
klimaatverandering, energievoorzieningszekerheid en aandachtsgebieden
zoals grote migratiestromen.

Het Zweedse Voorzitterschap vraagt aan de lidstaten hoe de missies van
het EVDB volgens hen kan bijdragen aan een betere EU interne veiligheid.
Nederland is van mening dat EVDB-missies gelet op spill-overeffecten een
signaal-analysefunctie kunnen vervullen. Het is dan ook essentieel dat
deze missies in JBZ-kader intensiever aandacht krijgen. Echter, niet
iedere missie leent zich gelet op haar aandachtsgebied op dezelfde wijze
en in dezelfde mate voor het vervullen van dergelijke rollen. Daarom
pleit Nederland voor risicoanalyses ten behoeve van besluitvorming over
en uitvoering van dergelijke taken door missies.

Voorts wil het Voorzitterschap van de ministers weten welke gebieden
binnen het EVDB mogelijk een grotere rol behoeven van JBZ met het oog op
de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Nederland is van mening
dat de samenwerking tussen JBZ en het EVDB stap voor stap moet worden
vormgegeven. Gedacht kan worden aan de partnerschappen die in EVDB-kader
met externe partners worden gesloten en informatie- en
expertise-uitwisseling zowel wat betreft fenomenen als ten behoeve van
capaciteitsversterking van missies en capaciteitsopbouw in landen waar
missies plaatsvinden.  

Tot slot wordt aan de ministers gevraagd hoe de samenwerking en relatie
tussen JBZ en EVDB verbeterd zou kunnen worden. Vanuit Nederlands
standpunt is er een betere coördinatie nodig tussen JBZ en de Europese
beleidsgebieden. Daarnaast is het van belang dat JBZ-ambtenaren bij
CIVCOM-delegaties worden gesecondeerd. 

 PAGE   2 

 PAGE   2