[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Brief aan TK (29521 nr.116)

Bijlage

Nummer: 2009D46156, datum: 2009-09-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Afschrift van brief aan de Eerste Kamer m.b.t. de overeenkomst tussen de EU en Kenia inzake piraterij (2009D46154)

Preview document (🔗 origineel)


Graag lichten wij u hierbij in over recente ontwikkelingen op het gebied
van de berechting van personen die verdacht worden van piraterij voor de
kust van Somalië en in de Golf van Aden. Allereerst kwamen op
initiatief van Nederland op 7 juli jl. juridische experts van 17 landen
en vier internationale organisaties bijeen in Den Haag om te spreken
over de mogelijke oprichting van een tribunaal voor de berechting van
dergelijke verdachten. De inspanningen van Nederland ten aanzien van de
oprichting van een piraterijtribunaal en de strafrechtelijke
samenwerking met Kenia inzake berechting van piraterij passen binnen het
Nederlandse streven om op nationaal en internationaal niveau
straffeloosheid voor internationale misdrijven tegen te gaan. In het
laatste deel van deze brief wordt hier nader op ingegaan.

Expertworkshop piraterijtribunaal

Tijdens de workshop vond een constructieve discussie plaats over
juridische argumenten voor en tegen een piratentribunaal en kwamen
verschillende aspecten van een dergelijk tribunaal aan de orde. Daar
waar controverses en problemen werden gesignaleerd passeerden
verschillende mogelijke oplossingen de revue. Duitsland en de Russische
Federatie bepleitten in een gezamenlijk stuk de oprichting van een
internationaal tribunaal langs dezelfde lijnen die Nederland eerder
uiteengezet had in de Contactgroep inzake piraterij voor de kust van
Somalië op 29 mei jl.

Onder de experts bestond overeenstemming over een aantal zaken. Om te
beginnen is piraterij een commuun misdrijf dat van een andere orde is
dan de andere internationale misdrijven genocide, oorlogsmisdrijven,
misdrijven tegen de menselijkheid en foltering. Desalniettemin kan
inmiddels gesteld worden dat er sprake is van een regionaal c.q.
internationaal probleem dat onvoldoende door middel van nationale
berechting wordt aangepakt. Een op te richten tribunaal zou efficiënt
en kosteneffectief dienen te zijn. Voorts zou de oprichting slechts
korte tijd in beslag dienen te nemen aangezien piraterij een urgent
probleem is. Belangrijk is dat de rechten van verdachten en veroordeelde
personen tijdens het proces en in detentie te allen tijde worden
gewaarborgd. 

Voorts was er overeenstemming dat de door het tribunaal te berechten
misdrijven gebaseerd zouden moeten worden op het internationaal
gewoonterecht opdat het tribunaal voldoende internationaal draagvlak zal
hebben en berechting zal voldoen aan het legaliteitsbeginsel. Dat
betekent dat alleen de relevante bepalingen uit het VN Zeerechtverdrag
aan de orde zijn. Deze bepalingen hebben echter slechts betrekking op
piraterijhandelingen welke per definitie plaatsvinden op volle zee, en
niet in de territoriale wateren. Voor dergelijke handelingen in de
territoriale wateren van in het bijzonder Somalië zou een aanvullende
rechtsbasis moeten worden gecreëerd.

Opgemerkt werd dat het moeilijk zal kunnen worden om de financiers en
organisatoren van piraterij te berechten indien de rechtsmacht van het
tribunaal wordt beperkt tot een afgebakend geografisch gebied in de
Indische Oceaan. Het lijkt immers aannemelijk dat deze personen niet
steeds te vinden zijn op zee of in Somalië, maar ook in landen buiten
de regio.

Het tribunaal zou ten opzichte van nationale gerechten hoogstens een
aanvullende rol dienen te krijgen. Dat wil zeggen dat er slechts sprake
is van berechting voor het tribunaal indien nationale berechting
uitblijft. Als voorbeeld werd genoemd het beginsel van
“complementariteit” dat van toepassing is in het geval van het
Internationaal Strafhof. Een dergelijk uitgangspunt zou een tribunaal
voor sommige landen mogelijk minder bezwaarlijk maken. 

De keuze voor de rechtsbasis van het tribunaal heeft zowel politieke als
juridische aspecten. Een resolutie van de VN Veiligheidsraad, aangenomen
onder Hoofdstuk VII van het VN Handvest, biedt de meeste zekerheid voor
de verplichte medewerking van alle VN lidstaten. Een aantal experts
achtte een Veiligheidsraadresolutie echter onwaarschijnlijk gezien de
bezwaren van onder meer de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.
Een multilateraal verdrag dat onderhandeld moet worden en in veel landen
onderworpen is aan bekrachtiging door nationale parlementen zou te veel
tijd in beslag nemen. Een alternatief is de oprichting ingevolge
bilateraal verdrag of nationale wetgeving van een “hybride”
tribunaal, dat nationale en internationale elementen verenigt. Behalve
het Sierra Leone-tribunaal werd in het bijzonder de Bosnische ”War
Crimes Chamber” als voorbeeld hiervan genoemd. In het Bosnische model
worden aan een nationale rechtbank internationale elementen toegevoegd,
zoals internationale rechters. De experts waren het erover eens dat dit
model voor een piraterijtribunaal interessant kan zijn en verdere studie
behoeft.

Andere, meer politieke kwesties zijn de rol van de zetelstaat van een
piraterijtribunaal alsmede de plaats van detentie zowel voor, tijdens en
na een proces. Het werd wenselijk geacht dat tribunaal en
detentiefaciliteiten zich bevinden in de regio. Gesteld werd dat om de
animo hiervoor te vergroten capaciteitsopbouw en –ondersteuning in die
landen dienen plaats te vinden. 

Nederland zal de conclusies van de workshop met suggesties voor
oplossingen voor mogelijke knelpunten presenteren aan de juridische
werkgroep van de genoemde Contactgroep. Tussentijds kan geconcludeerd
worden dat tijdens de workshop een constructieve discussie plaatsvond.
Ook de landen die zich sceptisch uitlieten over de oprichting van een
piraterijtribunaal namen constructief deel. Met name een model als de
Bosnische “War Crimes Chamber” lijkt perspectief te bieden en zal
verder worden onderzocht.

Capaciteitsopbouw voor berechting in Kenia

Binnen de maritieme EU-operatie Atalanta tegen piraterij voor de kust
van Somalië kunnen verdachte piraten worden overgedragen aan landen in
de regio. De EU heeft daartoe een dergelijke overdrachtsovereenkomst met
Kenia. De EU werkt tegelijkertijd specifiek samen met het UN Office for
Drugs and Crime, UNODC, om de capaciteiten van Kenia met betrekking tot
detentie en berechting van verdachte piraten te verbeteren. De Europese
Commissie financiert hiertoe een UNODC-programma met EUR 1,75 mln. via
het Instrument for Stability. Dit programma wordt sinds begin juni
uitgevoerd. De activiteiten richten zich onder andere op logistieke en
inhoudelijke ondersteuning van de Keniase openbaar aanklager, de
organisatie van de procesgang en de detentie van verdachten en
veroordeelden in Kenia. Nederland houdt in haar regelmatige contacten
met de Keniaanse autoriteiten een mogelijke overbelasting van het
Keniaanse rechtssysteem en gevangeniswezen nauwlettend in de gaten,
laatstelijk op 15 juli in een ontmoeting met President Kibaki. Verder is
de Europese Unie in gesprek met andere landen in de regio om
overeenkomsten af te sluiten voor de overdracht van piraterijverdachten.
Zo staat de EU op het punt een dergelijke overeenkomst met de Seychellen
af te sluiten. 

Daarnaast wenst de EU ook te investeren in capaciteiten van de staten in
de Hoorn van Afrika om verdachte piraten aldaar aan te pakken en te
berechten. Dit draagt bij aan het verminderen van het piraterijprobleem.
Capaciteitsopbouw in de regionale staten komt deze staten rechtstreeks
ten goede en biedt hen mogelijkheden zelf verantwoordelijkheid te nemen
voor het regionale piraterijprobleem. De Europese Commissie zet
ondermeer het programma Critical Maritime Routes in om diverse
antipiraterijcapaciteiten in de regio te versterken. Kenia is een van de
landen die ondersteund zal worden. Verder wordt er door de
internationale gemeenschap binnen de Contactgroep piraterij Somalië
gesproken over capaciteitsopbouw en vindt er tussen de diverse partners
afstemming plaats omtrent nieuwe initiatieven. Daarbij wordt de
regionale Code of Conduct die begin 2009 onder auspiciën van de
International Maritime Organisation (IMO), tot stand is gekomen en
waarbij al acht Oost-Afrikaanse landen en Jemen partij zijn, als basis
gezien. De Code of Conduct is een eerste stap naar een regionale aanpak
van het piraterijprobleem en is binnen de Contactgroep piraterij
Somalië verwelkomd. De implementatie ervan wordt door diverse landen,
waaronder Nederland, ondersteunt. 

Internationaal strafrechtelijk kader

Naast het bovenstaande betreffende de resultaten van het seminar op 7
juli jl. en de strafrechtelijke samenwerking met Kenia en andere landen
in de regio hechten wij er ook aan om het Nederlandse voorstel voor de
oprichting van een piratentribunaal te plaatsen binnen de bredere
context van de opsporing en vervolging van internationale misdrijven.

Ongeacht de ernst van een misdrijf geldt als uitgangspunt dat opsporing
en berechting het beste kunnen plaatsvinden op nationaal niveau. In de
eerste plaats is dat het land waar het misdrijf is gepleegd. Dat ligt
ook voor de hand: het bewijs bevindt zich grotendeels daar en kan worden
vergaard door nationale opsporingsautoriteiten. Ook zal berechting dicht
bij de plaats waar de feiten zijn gepleegd het meeste bijdragen aan
verwerking van leed door nabestaanden en slachtoffers, en daarmee aan
herstel van de samenleving. Behalve het land waar het misdrijf is
gepleegd, kunnen ook andere landen belang hebben bij berechting,
bijvoorbeeld als hun onderdanen verdachte of slachtoffer van het
misdrijf zijn. 

Echter, juist bij de veelal ernstige misdrijven die strafbaar zijn
gesteld onder het internationaal recht, zijn de meest betrokken landen
vaak niet bereid of bij machte om te vervolgen. Ter zake van een kleine
groep van dergelijke misdrijven, namelijk piraterij, genocide,
misdrijven tegen de menselijkheid, oorlogsmisdrijven en foltering, wordt
in dat verband algemeen aangenomen dat landen z.g. universele
rechtsmacht voor hun gerechten kunnen vestigen, ongeacht of er een
direct aanknopingspunt is met de rechtsorde van het land dat die
rechtsmacht claimt. In Nederland is in die rechtsmacht voorzien in het
Wetboek van Strafrecht, ter zake van piraterij, en overigens in de Wet
internationale misdrijven (“Wim”), welke als voorwaarde hieraan
verbindt dat de verdachte zich in Nederland bevindt (z.g.
“secundaire” universele rechtsmacht). De gedachte is dat de
internationale gemeenschap als geheel belang heeft bij berechting van
deze misdrijven om straffeloosheid te voorkomen. De Wim geeft uitvoering
aan het uitgangspunt van het Statuut van Rome inzake het Internationaal
Strafhof dat landen primair zelf verantwoordelijk zijn voor de
berechting van internationale misdrijven. 

Ter bestrijding van straffeloosheid voor misdrijven spreken landen ook
wel bij verdrag af dat indien een verdachte van bepaalde ernstige
misdrijven op hun grondgebied wordt aangetroffen, dat land die verdachte
ofwel zelf dient te berechten ofwel dient uit te leveren. Dat geldt
bijvoorbeeld voor oorlogsmisdrijven en foltering, maar in toenemende
mate ook voor andere misdrijven met internationale aspecten, zoals
bepaalde terroristische misdrijven, mensenhandel of internationale
drugshandel. Ook maken landen bij verdrag afspraken over hulp die zij
elkaar verlenen bij strafrechtspleging.

Nederland loopt internationaal gezien voorop bij de berechting van
internationale misdrijven. Onlangs bijvoorbeeld werd een Rwandees door
de rechtbank Den Haag veroordeeld voor misdrijven gepleegd tijdens de
genocide in Rwanda in 1994 en begon voor de rechtbank Rotterdam het
proces tegen vermeende piraten uit Somalië. De Minister van Justitie
heeft bovendien vorig jaar aangekondigd de opsporing en vervolging van
internationale misdrijven nog verder te zullen intensiveren.

Hoe dan ook blijft berechting door een land ver weg van de plaats van
het misdrijf een aanzienlijke opgave. Dit alleen al omdat zoals gezegd
getuigen en ander bewijs zich in de regel bevinden in het land waar het
misdrijf is gepleegd. Bovendien is er vaak geen rechtshulpverdrag met
het betrokken land, en dienen stukken en getuigenissen te worden
vertaald. Berechting vergt derhalve een behoorlijke investering van een
land, terwijl nationale capaciteit en middelen beperkt zijn. De strijd
tegen straffeloosheid kan dan ook vereisen dat mede op internationaal
niveau actie wordt ondernomen.

In navolging van de tribunalen van na de Tweede Wereldoorlog is vanaf
begin jaren ’90 berechting op internationaal niveau in verschillende
varianten tot ontwikkeling gekomen. De tribunalen voor Joegoslavië en
Rwanda zijn internationale ad hoc tribunalen ingesteld door de VN
Veiligheidsraad. Het Internationaal Strafhof is een permanent
internationaal gerecht opgericht bij een multilateraal verdrag, het
Statuut van Rome, waar inmiddels 109 landen partij bij zijn. Zoals
gezegd bestaan er ook hybride tribunalen. Aan het Speciaal Tribunaal
voor Sierra Leone en het Speciaal Tribunaal voor Libanon, opgericht bij
verdrag tussen de VN en het betrokken land, zijn nationale elementen
toegevoegd, zoals toepasselijkheid van nationaal strafrecht. Aan de
“Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia” en de Bosnische
“War Crimes Chamber” zijn internationale elementen, zoals
buitenlandse rechters, toegevoegd.

Het kan wenselijk zijn de bevoegdheid van dergelijke bestaande gerechten
uit te breiden opdat deze ook andere misdrijven kunnen berechten. Zo is
Nederland zeer actief bij onderhandelingen om het Internationaal
Strafhof rechtsmacht te laten uitoefenen over het misdrijf agressie. Het
streven is om die onderhandelingen met succes af te ronden tijdens de
herzieningsconferentie over het Statuut van Rome van het Internationaal
Strafhof begin 2010 in Kampala, Oeganda. Tijdens die conferentie zou ook
het misdrijf terrorisme behandeld kunnen worden; Nederland onderzoekt op
dit moment of hiervoor internationaal voldoende steun is. In de herfst
volgt een Kamerbrief over de herzieningsconferentie waarin o.a. nader
zal worden ingegaan op de misdrijven agressie en terrorisme.

Binnen het kader van de strijd tegen straffeloosheid past ook het
streven om effectief tegen piraterij op te treden. Nu berechting van
piraterij op nationaal niveau onvoldoende wordt aangepakt, ligt een
internationale aanpak in de regio die snel en efficiënt is in de rede.
Tijdens voornoemde informele expert bijeenkomst werd hierover
constructief nagedacht en tekenden zich o.i. realistische opties af, die
verder zullen worden onderzocht.

De Minister van Buitenlandse Zaken,                  De Minister van
Justitie,

Drs. M.J.M. Verhagen                                         Dr. E.M.H.
Hirsch Ballin

	 



	 







VERTROUWELIJK	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  5  van   NUMPAGES   \*
MERGEFORMAT  5 



	  DOCPROPERTY  L_PAGE  \* MERGEFORMAT  Pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT 
2    DOCPROPERTY  L_PAGEOF  \* MERGEFORMAT  van    NUMPAGES   \*
MERGEFORMAT  5 





Aan de   IF   DOCPROPERTY bz_commissie 0 ="2" "Voorzitters" "Voorzitter"
Voorzitter  van de

  IF   DOCPROPERTY bz_tweede_kamer  Y ="Y" "Tweede" "Eerste" Tweede 
Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof   IF   DOCPROPERTY bz_tweede_kamer  Y ="Y" "4" "22" 4 

Den Haag  DOCVARIABLE  KixCode  \* MERGEFORMAT   



  DOCPROPERTY  L_DATE  \* MERGEFORMAT  Datum 	11 augustus 2009

  DOCPROPERTY  L_SUBJECT  \* MERGEFORMAT  Betreft 	Vervolging van
verdachten van piraterij voor de kust van Somalië en in de Golf van
Aden



	  DOCPROPERTY  L_PAGE  \* MERGEFORMAT  Pagina    PAGE   \* MERGEFORMAT 
1    DOCPROPERTY  L_PAGEOF  \* MERGEFORMAT  van    NUMPAGES   \*
MERGEFORMAT  5 



Directie Juridische Zaken  



  DOCPROPERTY  L_REFERENCE  \* MERGEFORMAT  Onze Referentie 

DJZ/IR-2009/164

  DOCPROPERTY  L_YREFERENCE  \* MERGEFORMAT  Uw Referentie 









Directie Juridische Zaken

Bezuidenhoutseweg 67

2594 AC Den Haag

Postbus 20061

Nederland  IF    DOCPROPERTY "BZ_UseCountry"  N ="Y" "  DOCPROPERTY
"L_HomeCountry"  Nederland " ""  

  DOCPROPERTY  L_HOME_URL  \* MERGEFORMAT  www.minbuza.nl 

 

 

  DOCPROPERTY  L_PROCESSOR  \* MERGEFORMAT  Contactpersoon 

DJZ/IR  DOCPROPERTY  SIG_NAME  \* MERGEFORMAT    

T	070 3486724

F	070 3485128

DJZ-IR@minbuza.nl



  DOCPROPERTY  L_REFERENCE  \* MERGEFORMAT  Onze Referentie 

DJZ/IR-2009/164