Inbreng verslag schriftelijk overleg inzake het ontwerpbesluit experiment excellentie in het hoger onderwijs (nieuwe versie)
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2009D46425, datum: 2009-09-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: B.J. van Bochove, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2009Z15952:
- Indiener: R.H.A. Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2009-09-17 14:00: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-09-24 10:00: Procedurevergadering OCW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2009-09-29 16:00: Voorhang Ontwerpbesluit experiment excellentie in het hoger onderwijs (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2010-09-23 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid Nr. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld d.d. … Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 7 september 2009 inzake het ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op het bevorderen van excellentie in het hoger onderwijs (Besluit experiment excellentie in het hoger onderwijs) (Kamerstuk 31 288, nr. 62) Bij brief van ... heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt. De voorzitter van de commissie Van Bochove Adjunct-griffier van de commissie Arends Inhoudsopgave I Vragen en opmerkingen uit de fracties 1. Algemeen 2. Motivering voor een nieuw experiment met collegegeldverhoging 3. Samenhang experiment op grond van dit besluit en het Sirius Programma II Reactie van de minister I Vragen en opmerkingen uit de fracties 1. Algemeen De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige ontwerpbesluit houdende bepalingen voor een experiment met het oog op het bevorderen van excellentie in het hoger onderwijs. Verlenging van het huidige experiment kan meer inzicht opleveren in de relatie tussen selectie aan de poort en het studierendement en tussen de relatie van een hoger collegegeld en het bevorderen van excellentie in het hoger onderwijs. Om die redenen hebben deze leden geen bezwaar tegen het voorgestelde experiment. Wel hebben deze leden nog een vraag ten aanzien van de excellentie van opleidingen. Deze leden vragen aan welke criteria moet zijn voldaan alvorens een opleiding in aanmerking kan komen voor dit experiment. Zij vragen of de minister enkele voorbeelden kan geven van opleidingen, die volgens hem in aanmerking zouden komen voor het vragen van een hoger collegegeld en op grond van welke criteria. De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende ontwerpbesluit. Zij hebben hier nog wel enkele vragen bij. Kan het kabinet de lezing van de leden bevestigen dat elke opleiding gewoon voor het wettelijk collegegeld en met de bestaande toelatingseisen toegankelijk blijft, maar dat in enkele gevallen opleidingen daarnaast experimentele variaties met extra voorzieningen mogen aanbieden voor hogere collegegelden en met selectie? Voor vragen zij om een toelichting op het verwachte aantal opleidingen dat zal deelnemen aan deze experimenten. De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderliggende ontwerpbesluit 'excellentie in het hoger onderwijs.' Deze leden zijn hier kritisch over en vrezen dat niet de capaciteiten van studenten bepalend zijn voor de studiekeuze, maar de dikte van hun portemonnee. Deze leden hebben enkele vragen over het voornemen. Deze leden willen dat hoger onderwijs toegankelijk is voor mensen met de juiste diploma's. Hoge financiële drempels horen daar niet bij en daarom zien zij niets in een forse verhoging van het collegegeld voor enkele opleidingen. Waarom worden bij de experimenten de kosten van het onderwijsconcept doorberekend aan studenten, terwijl dit bij reguliere studies niet het geval is, zo vragen deze leden. Deze leden vragen waarom de overheidsbekostiging niet toereikend is. De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige ontwerpbesluit. Deze leden zijn verheugd dat opnieuw ervaring zal worden opgedaan met selectie van studenten en collegegeldverhoging. Zij spreken de hoop uit dat na succesvolle afronding van de experimenten op meer structurele basis gebruik gemaakt kan worden van deze instrumenten om daarmee de kwaliteit van het hoger onderwijs te verhogen. Deze leden hebben aanleiding gezien tot het stellen van enkele nadere vragen. 2. Motivering voor een nieuw experiment met collegegeldverhoging De leden van de SP-fractie constateren dat bij de experimenten de verhoging van het collegegeld kan oplopen tot maximaal vijf keer het wettelijk collegegeld, wat neerkomt op ruim 8000 euro. Wat voor onderbouwing moet de instelling geven om een hoger collegegeld te vragen dan het wettelijk collegegeld, zo vragen deze leden. Kan hiervan een voorbeeld gegeven worden? Deze leden vragen of de minister het gevaar ziet van nog meer leendwang bij studenten. Erkent de minister dat het voor studenten zonder rijke ouders moeilijk is om ruim 8000 euro te betalen, zo vragen deze leden. Zij vragen of de minister bereid is te inventariseren wat studenten ondernemen om een dergelijk bedrag te betalen. Aan studenten kan dispensatie worden verleend voor een verhoogd collegegeld. Deze leden vragen wanneer een student hiervoor in aanmerking komt. Door wie worden de criteria vastgesteld en komen deze in het onderwijs- en examen reglement te staan, zo vragen zij. Deze leden vragen waarom ervoor gekozen is de medezeggenschapsraad adviesrecht te geven in plaats van instemmingsrecht. Wat is het nut van hoger collegegeld wanneer een student hier tegelijk dispensatie voor kan vragen, zo vragen deze leden. Dit levert mogelijk veel onnodige bureaucratie op. Deze leden vragen waarop het idee is gebaseerd dat studenten een meer doordachte keuze voor de masteropleiding maken wanneer het collegegeld hoger is. Het experiment draait om opleidingen waarbij ernaar wordt gestreefd om de beste studenten op het hoogst mogelijk niveau te brengen. Gebeurt dit dan niet bij reguliere masteropleidingen, zo vragen deze leden. Er kan ook extra collegegeld gevraagd worden voor een programma binnen een opleiding. Deze leden vragen hoe dit zich verhoudt tot de uitspraak van de minister: “Ik ben van mening dat het geen goed voornemen is om studenten die extra vakken willen volgen, zelf voor de kosten te laten opdraaien.” (antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) over hogere kosten voor studenten die extra vakken volgen, ingezonden 16 oktober 2008). Erkent de minister de tegenstrijdigheid tussen beide stellingen? Ligt het dan niet meer voor de hand om studenten die meer studeren, een lager collegegeld te vragen, zo vragen deze leden. Deze leden vragen waarin de logica schuilt studenten die heel hoog scoren op internationale toetsen, geen hoger collegegeld te laten betalen, terwijl andere studenten dit mogelijk wel moeten. Deze leden zien hierin een tegenstrijdigheid met de doelstelling van de minister om niet de beste studenten “af te romen”. Hoeveel opleidingen mogen experimenteren met hoger collegegeld, zo vragen deze leden. Is het uitgesloten dat dit aantal in de loop van het experiment wordt uitgebreid? Deze leden vragen wat de criteria zijn voor een “geslaagd” experiment en wanneer het experiment mislukt is. De leden van de VVD-fractie constateren dat studenten dispensatie kunnen krijgen van de verhoging van het collegegeld. Deze leden vragen hoe de minister een objectieve handelswijze garandeert van instellingen rond de vraag welke student wel en welke student niet voor dispensatie in aanmerking komt. Uit welke middelen zullen instellingen de dispensatie moeten bekostigen, zo vragen deze leden. Waarom geldt het experiment met collegegeldverhoging alleen voor masteropleidingen, zo vragen deze leden. Biedt een experiment niet bij uitstek een uitgelezen kans om te onderzoeken of de vooronderstelling van de minister juist is dat studenten voor een masteropleiding meer doordachte keuzes kunnen maken dan voor een bacheloropleiding? Waarop is deze vooronderstelling eigenlijk gebaseerd, zo vragen zij. Heeft de minister onderzocht of er behoefte bestaat bij bacheloropleidingen om ook deel te nemen aan dit nieuwe experiment, zo vragen deze leden. Deze leden vragen of de minister een overzicht kan verstrekken van de bachelor- en of masteropleidingen waarvoor het buiten dit besluit al mogelijk is om een hoger collegegeld te vragen. De gestelde norm van maximaal vijf keer het wettelijk collegegeld, werd ook gehanteerd bij het vorige experiment. Deze leden vragen op basis waarvan deze eis destijds tot stand gekomen is. In hoeverre verwacht de minister dat instellingen daadwerkelijk vijf keer het wettelijk collegegeld zullen vragen voor deelnemende opleidingen, zo vragen deze leden. Kan de minister aangeven welke partij de evaluatie zal uitvoeren en welk budget hiervoor beschikbaar is? Deze leden vragen of er sprake zal zijn van een procesevaluatie of enkel een eindevaluatie. Deze leden vragen of de minister kan toezeggen in het eindoordeel naar aanleiding van het experiment ook andere onderzoeken mee te nemen die zijn gedaan naar selectie van studenten en collegegeldverhoging, zodat een breed beeld ontstaat van de werking van deze instrumenten. In dit kader wijzen deze leden graag op het onderzoek van de Erasmus Universiteit dat recentelijk is gepubliceerd in het tijdschrift Medical Education, dat bewijst dat selectie aan de poort werkt. 3. Samenhang experiment op grond van dit besluit en het Sirius Programma De leden van de VVD-fractie vragen waarom aan het experiment de voorwaarde is verbonden dat een instelling subsidie moet hebben aangevraagd in het kader van het Sirius Programma. Deze leden vragen waarom instellingen die zonder subsidie mee willen doen aan het experiment daartoe geen kans zouden kunnen krijgen. II Reactie van de minister Aanhangsel van de Handelingen II, 2008-2009, nr. 514, p. 1079-1080 PAGE PAGE 1