[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verkenning blaastesten

Bijlage

Nummer: 2009D48175, datum: 2009-10-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Verkenning blaastesten (2009D48174)

Preview document (🔗 origineel)


Verkenning blaastesten 

Inleiding

Tijdens het algemeen overleg op 22 mei 2008 met de Tweede Kamer over de
hoofdlijnenbrief alcoholbeleid heeft de minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties toegezegd een verkenning uit te voeren naar de
mogelijkheden voor de inzet van blaastesten bij de aanpak van
alcoholmisbruik. De uitkomsten zijn in deze verkenning opgenomen. 

Alcoholmisbruik leidt aantoonbaar tot overlast, criminaliteit en –
vooral voor jongeren - tot gezondheidsschade. Om deze gevolgen effectief
aan te kunnen pakken en waar mogelijk zelfs te kunnen voorkomen is het
van groot belang de oorzaak, het alcoholmisbruik zelf, aan te pakken.
Dit kabinet heeft al veel maatregelen genomen om alcoholmisbruik aan te
pakken; zie met name de hoofdlijnenbrief alcoholbeleid (Kamerstukken II
2007/08, 27 565, nr. 35), het onlangs ingediende voorstel van wet tot
wijziging van de Drank- en Horecawet (Kamerstukken II 2008/09, 32 022)
en de reactie op de toename van uitgaansgeweld in Amsterdam die 19
augustus jl. aan de Kamer is gezonden. Deze verkenning naar de
mogelijkheden van invoering van blaastesten kan worden gezien als een
aanvulling op de ingevoerde en reeds voorgestelde maatregelen.

Het afnemen van blaastesten op basis van vrijwilligheid vindt al plaats
in het particuliere domein, bijvoorbeeld bij schoolfeesten en in
horecagelegenheden. Op deze wijze kan personen die al (te) veel hebben
gedronken de toegang worden ontzegd of kunnen zij worden verwijderd. Het
kabinet juicht het gebruik van blaastesten in dit soort gevallen toe. 

Voor het verplicht afnemen van blaastesten van overheidswege in het
publieke domein bieden in de huidige wetgeving de
Scheepvaartverkeerswet, de Wet luchtvaart, de Spoorwegwet en de
Wegenverkeerswet een grondslag. Het afnemen van de blaastesten op basis
van deze wetten geschiedt in het belang van de verkeersveiligheid en kan
worden toegepast bij bestuurders en bij het veilig functioneren van bij
deze vervoersmiddelen betrokken personen. Een blaastest en een eventueel
daarop volgende ademanalyse of een bloedtest, is een dwangmiddel dat
ingrijpt op de lichamelijke integriteit van de burger. Dit recht is
gegarandeerd in de artikelen 11 van de Grondwet en artikel 8 van het
Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).
Inperking van grondrechten is aan strikte regels gebonden, waaronder
verankering in een wet in formele zin (zoals in de genoemde, met
verkeersveiligheid samenhangende wetten) en vereisten van
noodzakelijkheid en proportionaliteit. Op deze eisen zal in de
verkenning naar de mogelijkheden voor toepassing van blaastesten worden
ingegaan.

Bij het inventariseren van mogelijkheden voor een verruiming van de
inzet van blaastesten in het kader van de aanpak van alcoholmisbruik in
de openbare ruimte moet allereerst de vraag beantwoord worden voor welk
doel de blaastesten moeten kunnen worden ingezet. Daarbij kan allereerst
gedacht worden aan de handhaving van de openbare orde gelet op de
overlast die alcoholmisbruik met zich meebrengt. In de tweede plaats kan
gedacht worden aan het gezondheidsbelang van met name jongeren gezien de
gezondheidsschade die bij hen optreedt bij alcoholmisbruik. Tot slot kan
de invoering van blaastesten wellicht nuttig zijn bij strafrechtelijke
handhaving, waar het gaat om (de hoge recidive bij) delicten waarbij
alcoholmisbruik een rol speelt. Hierna wordt ingegaan op de
mogelijkheden van invoering van blaastesten bij de drie genoemde
belangen.

Handhaving openbare orde en aanpak overlast

Er is overtuigend bewijs dat alcoholmisbruik een relatie heeft met
overlast en verloedering . Alcoholmisbruik leidt vaak tot overtreding
van gedragsregels en agressief gedrag. Onderzoek in de regio
Zuid-Holland Zuid toont aan dat bij meer dan de helft (54%) van de
daders van vernielingen alcohol een belangrijke oorzaak is. Een andere
studie laat zien dat bijna driekwart van de daders op het moment van
agressief gedrag in het uitgaanscircuit onder invloed is van alcohol. Er
doen zich bovendien regelmatig nieuwe fenomenen voor, zoals het
georganiseerd voorbereiden van rellen waarbij er sprake is van
doelbewust excessief alcohol- en cocaĂŻnegebruik. Dit kabinet heeft als
doelstelling de overlast en verloedering met 25% te laten afnemen. Een
effectieve aanpak van overlast en verloedering maakt het noodzakelijk
ook het achterliggende alcoholmisbruik aan te pakken.

Bij verstoring van de openbare orde door alcoholmisbruik is er al snel
sprake van strafbare feiten waartegen strafrechtelijk opgetreden kan
worden. Hierbij kan gedacht worden aan openbare dronkenschap, vernieling
en overlast. Het alcoholgebruik kan in dat geval aangepakt worden in een
strafrechtelijk traject, waarbij de strafrechtelijke aanpak plaatsvindt
in het belang van de handhaving van de openbare orde. Op dit moment kan
dronkenschap alleen op basis van uiterlijke kenmerken worden aangenomen.
Artikel 453 Wetboek van Strafrecht, bijvoorbeeld, heeft betrekking op
een ‘kennelijke staat van dronkenschap’. Omdat teveel drinken niet
altijd tot uiting komt in uiterlijk vertoon (‘kennelijke staat van
dronkenschap’) – en dit is vooral bij jongeren het geval – blijft
de kans groot dat alcoholmisbruik leidt tot overlast zonder dat artikel
453 van het Wetboek van Strafrecht kan worden toegepast. 

Om overmatig alcoholgebruik als zodanig beter aan te kunnen pakken en
daarmee openbare ordeverstoringen en overlast te voorkomen en te
bestrijden kunnen niet zondermeer blaastesten worden ingezet. Een
blaastest is immers slechts een middel om overmatig alcoholgebruik aan
te tonen. Op het gebruik van blaastesten moet een vervolg komen zoals
strafbaarstelling. Hier zijn twee varianten denkbaar: algemene
strafbaarstelling van alcoholgebruik boven een bepaald alcoholpromillage
in het Wetboek van Strafrecht en een bevoegdheid in de Gemeentewet tot
aanwijzing van gebieden waarbinnen strafbaarstelling van bepaald
alcoholgebruik mogelijk is.  

De eerste variant betreft een wijziging van het Wetboek van Strafrecht
door algemene strafbaarstelling van alcoholgebruik boven een bepaald
alcoholpromillage op te nemen met de bevoegdheid dit te verifiëren door
middel van een blaastest, een ademanalyse en eventueel een bloedtest.
Deze variant stuit op een aantal bezwaren. Er zal - ook al is ‘het
belang van de openbare veiligheid’ een van de in Artikel 8(2) EVRM
genoemde legitieme doelen op basis waarvan het recht op de eerbiediging
van het privéleven kan worden ingeperkt - aan de vereisten van
noodzakelijkheid (er is sprake van een dringende maatschappelijke
behoefte) en proportionaliteit (de zwaarte van het middel moet passen
bij het doel waarvoor het middel wordt ingezet) moeten worden voldaan.
Ook overwegingen van effectiviteit en de relatie met andere instrumenten
om overlast voor de openbare orde door alcoholgebruik tegen te gaan,
zouden hier moeten worden meegenomen. Vastgesteld kan worden dat het zou
gaan om een brede maatregel: een verbod op alcoholgebruik boven een
bepaald alcoholpromillage dat op elke plaats, voor iedereen en te allen
tijde zou gelden. Er hoeven geen aanwijzingen te zijn voor verstoring
van de openbare orde. In dat licht is een algemene strafrechtelijke
bepaling (een verbod om zich onder invloed van alcohol - boven een
bepaald promillage - in de openbare ruimte te begeven) en de invoering
van het gebruik van blaastesten als controlemiddel uit het oogpunt van
bescherming van de openbare orde niet makkelijk te rechtvaardigen.
Daarbij komt dat een dergelijke algemene strafbepaling moeilijk
handhaafbaar is (er is geen beperking naar plaats, tijd of persoon). 

De tweede variant biedt een andere, meer gerichte aanpak van overlast
door overmatig alcoholgebruik: aan gemeenten zou in de Gemeentewet de
bevoegdheid gegeven kunnen worden om risicogebieden aan te wijzen
waarbinnen gedurende bepaalde tijden het gebruik van alcohol boven een
bepaald alcoholpromillage strafbaar is gesteld. Het zou dan moeten gaan
om gebieden waar al langer sprake is van ernstige overlast als gevolg
van alcoholgebruik. Dit sluit goed aan bij de problematiek van onder
meer uitgaansgebieden en evenementen. Een dergelijke maatregel zou van
toepassing moeten zijn op een ieder die zich bevindt in het
risicogebied. 

Voor het regelen van deze mogelijkheid zouden wederom de eisen van
artikel 8 EVRM en artikel 11 Grondwet gelden. Ook hierbij zou de
bevoegdheid om een blaastest, een ademanalyse en een bloedtest af te
nemen wettelijk geregeld moeten worden. Naast strafbaarstelling van een
bepaald alcoholpromillage zou hierbij overwogen kunnen worden om andere
maatregelen, zoals verwijdering uit het gebied, mogelijk te maken. Deze
aanpak zou aansluiten bij de huidige gemeentelijke praktijk waarbij
gebruik wordt gemaakt van artikel 2.4.8. van de model APV waarin is
opgenomen dat indien de vrees bestaat dat mensen hinderlijk gebruik van
alcohol zullen gaan vertonen op de openbare weg, het college van
burgemeester en wethouders een bepaald gebied in de gemeente kan
aanwijzen waar het verboden is alcohol te nuttigen of aangebroken
flessen of blikjes bij zich te hebben. Gelet op de eisen van artikel
8(2) EVRM zou deze regeling te rechtvaardigen zijn, omdat de inperking
van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer naar
plaats, omstandigheden en tijd waar overmatig alcoholgebruik wordt
verwacht, zou kunnen worden toegespitst. De maatregel zou aansluiten bij
het reeds in gang gezette beleid waaronder de bevoegdheden voor
gemeenten om lokaal alcoholbeleid te ontwikkelen, bijvoorbeeld rond
happy hours, prijsacties bij supermarkten en “Vroeg-op-stap”. De
gebiedsgebonden strafbaarstelling van het zich onder invloed van alcohol
bevinden in de openbare ruimte zou dit probleem wegnemen. Deze
strafbaarstelling zou een aanvulling vormen op de strafbaarstelling van
het bij zich hebben van alcohol voor jongeren tot 16 jaar zoals wordt
voorgesteld in het voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en
Horecawet. 

Gezondheidsbelang, met name van jongeren

Overmatig alcoholgebruik is zeer schadelijk, met name voor jongeren
omdat de hersenen tot de leeftijd van ongeveer 24 jaar nog in
ontwikkeling zijn. Specifiek voor jongeren speelt daarnaast het probleem
dat bij hen moeilijk zichtbaar kan zijn wanneer zij te veel gedronken
hebben. De huidige mogelijkheid tot de inzet van blaastesten op basis
van vrijwilligheid in het particuliere domein levert een goede bijdrage
aan het tegengaan of opsporen van overmatig alcoholgebruik door
jongeren. De blaastesten kunnen hierbij leiden tot het weigeren van
toegang tot een gelegenheid of evenement of het niet schenken van
alcohol waardoor (verdere) gezondheidsschade wordt voorkomen. 

Het verplicht stellen van blaastesten in de openbare ruimte vanuit het
gezondheidsbelang van jongeren zou tot doel hebben te achterhalen welke
jongeren te veel hebben gedronken, waarna zij verplicht naar
hulpverlening worden doorverwezen. Dit zou, gelet op de artikelen 11 van
de Grondwet en 8 van het EVRM, een wettelijke grondslag vergen. Een
blaastest staat echter niet op zichzelf. Het is een middel om
bijvoorbeeld een strafbaar feit of de noodzaak van doorgeleiding naar de
hulpverlening aan te tonen. Dit zou strafbaarstelling van alcoholgebruik
voor jongeren boven een bepaald alcoholpromillage met als doel het
tegengaan van gezondheidsschade bij jongeren vergen. Uit een oogpunt van
handhaving zou op het weigeren van een blaastest een sanctie moeten
worden gesteld. Strafbaarstelling gekoppeld aan een verplichte
doorverwijzing naar de hulpverlening passen echter niet in het huidige
gezondheidsstelsel waar uitgegaan wordt van het zelfbeschikkingsrecht
van de patiënt. 

Bovendien moet erop worden gewezen dat strafbaarstelling van een bepaald
alcoholpromillage gevolgen kan hebben voor de toegankelijkheid van de
hulpverlening. Het risico kan bestaan dat jongeren vanwege de
strafbaarstelling minder snel hulp zoeken als zij onwel zijn geworden na
het drinken van alcohol. Verder zal de relatie met andere bestaande en
nog in ontwikkeling zijnde instrumenten met betrekking tot de aanpak van
overmatig alcoholgebruik moeten worden bezien. In het onlangs ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet wordt het
aanwezig hebben van alcohol voor jongeren tot 16 jaar strafbaar gesteld
en wordt de sanctie op de verkoop van alcohol aan jongeren aangescherpt.
Het verkoopverbod aan minderjarigen zal verder strikter worden
gecontroleerd. Deze maatregelen hebben ook tot doel de toegang tot
alcohol door jongeren te bemoeilijken, en daarmee de kans op overmatig
gebruik te doen verminderen – zonder echter het recht op bescherming
van de persoonlijke levenssfeer te beĂŻnvloeden. 

Al met al rechtvaardigt het beoogde gezondheidsbelang om deze redenen
geen ingrijpende maatregel als strafbaarstelling van het zich in de
openbare ruimte bevinden met een bepaald alcoholpromillage of
doorgeleiding naar de hulpverlening, en het daarop controleren door
middel van verplichte blaastesten en stuit een dergelijke maatregel op
bezwaren in het licht van artikel 8 EVRM.  

Aanvullende handhaving strafrecht 

In de brief van 9 januari 2009 aan de Tweede Kamer “Geweld onder
invloed” over het onderzoek waarin in drie politieregio’s de relatie
tussen geweld en alcohol is aangetoond is aangekondigd dat de Minister
van Justitie zorg zal dragen voor een betere benutting van de bijzondere
voorwaarden voor volwassenen en leerstraffen voor jongeren, waarbij
specifieke gedragsinterventies worden opgelegd die inspelen op het
alcoholmisbruik. Om de inzet van gedragsinterventies te optimaliseren,
bereiden Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de
politie een landelijke registratie van alcoholgebruik bij
geweldsdelicten voor. De registratie biedt tevens een aanknopingspunt om
het gebruik van alcohol als strafverzwaringsgrond bij geweldsmisdrijven
aan te merken. Nader onderzocht wordt of voor de vaststelling van
alcoholgebruik de inzet van blaastesten noodzakelijk is. 

Samenvatting: uitkomsten verkenning 

De blaastest is een (dwang)middel om te kunnen bepalen of er alcohol is
gebruikt. Voor de exacte bepaling van het alcoholgebruik is een
ademanalyse of een bloedtest op het politiebureau noodzakelijk. 

De bevoegdheid om een blaastest, een ademanalyse of een bloedtest af te
nemen vereist een wettelijke grondslag omdat het een dwangmiddel is dat
inperking van het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam
betekent. Dit recht is opgenomen in artikel 11 van de Grondwet en
artikel 8 EVRM. 

Op dit moment kunnen verplichte blaastesten in de openbare ruimte alleen
in het belang van de verkeersveiligheid worden toegepast op basis van de
Wegenverkeerswet, de Scheepvaartverkeerswet, de Wet luchtvaart en de
Spoorwegwet. Het om andere redenen (ten behoeve van gezondheidsbelangen,
handhaving van openbare orde of opsporing van strafbare feiten)
verplichten tot het afnemen van blaastesten is op dit moment niet
mogelijk. 

Particuliere toepassingen van vrijwillige blaastesten zoals de inzet bij
uitgaansgelegenheden die gericht zijn op jongeren (zoals schoolfeesten,
bepaalde horeca, evenementen) zijn mogelijk.

Het gebruik van een blaastest ter handhaving van de openbare orde kan
worden ingezet door strafbaarstelling van alcoholgebruik boven een
bepaald alcoholpromillage. Dit vereist een grondslag in een formele wet.
Hiervoor zijn twee varianten denkbaar. Een variant betreft de aanpassing
van het Wetboek van Strafrecht zodat niet alleen een kennelijke staat
van dronkenschap reden is om in te grijpen, maar ook een te hoog
alcoholpromillage. In deze variant zou een algemene strafbaarstelling
gelden zonder onderscheid naar leeftijd, plaats en tijd. Een dergelijke
bepaling is, gelet op de eisen gesteld in artikel 11 Grondwet en artikel
8 EVRM, niet goed te rechtvaardigen. Een andere mogelijkheid voor het
inzetten van verplichte blaastesten ter handhaving van de openbare orde
betreft het door gemeenten aanwijzen van risicogebieden waarbinnen,
gedurende bepaalde tijden, het gebruik van alcohol boven een bepaald
alcoholpromillage strafbaar is gesteld. Om gemeenten deze bevoegdheid te
geven zou de Gemeentewet moeten worden aangepast – dit voldoet wel aan
de eisen in de Grondwet en het EVRM; voor het toepassen van blaastesten
in deze gebieden wordt een wettelijke grondslag in het Wetboek van
Strafvordering voorzien.  

Het gebruik van een blaastest alleen in het belang van de gezondheid van
jongeren past niet bij het uitgangspunt van zelfbeschikkingsrecht in de
gezondheidszorg. Daarbij zijn er vraagtekens te plaatsen bij de
proportionaliteit en effectiviteit van de inzet van blaastesten vanuit
het oogpunt van de gezondheid.

De noodzaak van de inzet van een blaastest om te bepalen of bij bepaalde
delicten sprake is van alcoholgebruik, zodat alcoholgebruik als
strafverzwarende omstandigheid zou kunnen worden aangemerkt, wordt nader
onderzocht.

Bijlage 	Juridisch kader

Grondwet en Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM)

Een blaastest en daarop volgend onderzoek zoals een ademanalyse (en
indien nodig een bloedtest) is een dwangmiddel dat ingrijpt op de
lichamelijke integriteit van de burger. Dit recht is gegarandeerd in de
artikelen 11 Grondwet en 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van
de Mens (EVRM). 

Voor een beperking van het recht op onaantastbaarheid van het menselijk
lichaam gelden op grond van artikel 8 EVRM de volgende inperkingseisen: 

a)	De beperkende maatregel moet zijn voorzien bij ‘wet’, die volgens
het EVRM overigens geen wet in formele zin hoeft te zijn, zolang de
betreffende regeling maar kenbaar en toegankelijk is voor het publiek. 

b)	De beperking moet een in artikel 8 EVRM genoemd legitiem doel dienen.
Hierbij kan worden verwezen naar de aldaar genoemde belangen betreffende
de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het
voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten.

c)	De beperking moet noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.
Dit betekent onder andere dat er een dringende maatschappelijke behoefte
moet zijn voor de inzet van de beperkende maatregel, alsmede dat de
voorziene maatregel voldoet aan eisen van proportionaliteit (de
maatregel dient in redelijke verhouding tot het doel te staan) en
subsidiariteit (voor de toepassing van de betreffende maatregel is geen
ander en minder vrijheidsbeperkend alternatief mogelijk).

De inperking van het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam zoals
in dit geval voorzien door de inzet van blaastesten, ademanalyse en/of
bloedtest, vereist een grondslag in de wet in formele zin, omdat dit
recht tevens is opgenomen in artikel 11 van de Grondwet. 

Wegenverkeerswet (WVW)

Op dit moment is een verplichte blaastest in de openbare ruimte alleen
mogelijk in het kader van de verkeersveiligheid. Zo is artikel 8 van de
Wegenverkeerswet is het rijden onder invloed van alcohol en andere
middelen die het rijgedrag negatief kunnen beĂŻnvloeden, strafbaar
gesteld: “Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als
bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed
van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het
gebruik daarvan al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere
stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk
besturen in staat moet worden geacht”. 

In artikel 160, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet is de bevoegdheid
opgenomen om een blaastest af te nemen ter opsporing van de overtreding
van het verbod om te rijden onder invloed van alcohol. Deze blaastest is
een controlemiddel dat op iedereen kan worden toegepast en dat tot
functie heeft om zogenaamde “schone rijders” te onderscheiden van
“rijders onder invloed”. Het is aan de opsporingsambtenaren om te
bepalen wanneer dit onderzoek plaatsvindt, mits dit met redelijkheid en
zorgvuldigheid gebeurt. De bestuurder die ervan wordt verdacht in strijd
met artikel 8 WVW te hebben gehandeld (bijvoorbeeld op grond van de
afgenomen blaastest), is vervolgens verplicht om een ademanalyse te
ondergaan. Deze mag alleen worden afgenomen door daartoe aangewezen
opsporingsambtenaren - die speciaal zijn opgeleid - en met daartoe
goedgekeurde apparatuur. Met de ademanalyse kan het alcoholpromillage
worden bepaald. De blaastest is een (dwang)middel om te beoordelen of er
sprake is van een strafbaar feit (rijden onder invloed van alcohol). Het
kan in het belang van de verkeersveiligheid worden ingezet bij
bestuurders van voertuigen, waartoe ook fietsers worden gerekend.

Artikel 453 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

Het zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg
bevinden is sinds 1 september 1886 strafbaar gesteld in artikel 453
WvSr. Uit jurisprudentie blijkt dat onder “kennelijke dronkenschap”
een zo duidelijk zichtbare dronkenschap moet worden verstaan, dat
daardoor aan anderen aanstoot kan worden gegeven. Bepalend voor de
strafbaarheid is de kennelijkheid (zichtbaarheid) van de dronkenschap.
De strafbaarstelling betreft niet het gebruik van alcohol als zodanig,
maar het overlastgevend of liederlijk gedrag dat daarvan het gevolg is.
Het alcoholpromillage is niet van belang. Het gedrag zelf vormt immers
de indicatie voor alcoholgebruik. De inzet van een blaastest is daarvoor
niet nodig. 

Artikel 426 WvSr

In dit artikel is het verbod opgenomen op verstoring van de openbare
orde of belemmering van het verkeer terwijl men in staat van
dronkenschap verkeert. In dit artikel gaat het om het gedrag, niet om de
dronkenschap zelf. 

(Model) APV

In artikel 2.4.8. van de model APV is opgenomen dat indien de vrees
bestaat dat mensen hinderlijk gebruik van alcohol zullen gaan vertonen
op de openbare weg, het college van burgemeester en wethouders een
bepaald gebied in de gemeente kan aanwijzen waar het verboden is alcohol
te nuttigen of aangebroken flessen of blikjes bij zich te hebben. Er
moet aanleiding zijn om dat bepaalde gebied met die omvang aan te
wijzen. Voor dat gebied moet een gerechtvaardigde vrees bestaan voor de
aantasting van de openbare orde. Het is niet mogelijk onder deze
condities het gebied van de gehele gemeente aan te wijzen. Aangezien het
in deze bepaling gaat om strafbaarstelling van het aantoonbaar nuttigen
van alcohol is de inzet van een blaastest hierbij niet aan de orde en
juridisch niet mogelijk.

Wetsvoorstel Drank- en Horecawet

In het voorstel tot wijziging van de Drank- en Horecawet, dat inmiddels
aan de Tweede Kamer is aangeboden, is een bepaling opgenomen waarin het
aanwezig hebben van alcohol op de openbare weg door jongeren tot 16 jaar
strafbaar wordt gesteld. Om dit aan te kunnen tonen is een blaastest
niet nodig. 

 

 Het juridisch kader van de blaastesten is opgenomen in de bijlage.

 Deze relatie is in diverse onderzoeken aangetoond (bron:
informatiesheet ‘Ontremd en overmoedig’ van het Trimbosinstituut
(juli 2009, met verwijzing naar een aantal onderzoeken) In een onderzoek
naar daders van vernieling in Zuid-Holland Zuid (J. Verhoeven,
Vandalisme, ‘the coming out of the hotshots’. maart 2008, Erasmus
Universiteit Rotterdam) blijkt dat alcohol van grote invloed is op de
gepleegde vernielingen in de regio Zuid-Holland Zuid. 

 Bieleman B, Maarsingh H, Meijer G, Ten Den C: Aangeschoten wild:
onderzoek naar jongeren, alcohol, drugs en agressie tijdens het uitgaan.
Groningen, INTRAVAL, 1998

 Zie de brief van 30 september 2007 over nadere uitwerking
strafbaarstelling jongeren (Kamerstukken II 2007/08, 27 565, nr. 75)

 Kamerstukken II 2008/09, 27 565, nr. 83

 PAGE   7 

 PAGE   1