[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Brief aan het Presidium (definitief onderzoeksvoorstel)

Prinsjesdagstukken

Bijlage

Nummer: 2009D49983, datum: 2009-10-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Prinsjesdagstukken (2009D49972)

Preview document (🔗 origineel)


COMMISSIE PRINSJESDAGSTUKKEN

Den Haag, 13 oktober 2009

Aan: 	de leden van het Presidium van de Tweede Kamer

Onderzoeksvoorstel Commissie Prinsjesdagstukken

1. Aanleiding en uitgangspunten onderzoek

1.1 Achtergrond  

In 2009 bestonden de Prinsjesdagstukken (stukken waarvoor gold dat de
inhoud pas openbaar zou worden gemaakt op Prinsjesdag, nadat de
troonrede was uitgesproken) uit de Miljoenennota 2010, de
ontwerpbegrotingen voor 2010, het Belastingplan c.a. voor 2010 en de
macro-economische verkenningen (MEV) 2010 van het Centraal Planbureau.

Besluitvorming over de wijze en het moment van aanbieden door de
regering van Prinsjesdagstukken aan de Tweede Kamer vindt plaats in het
spanningsveld tussen enerzijds het uitgangspunt dat deze stukken pas op
Prinsjesdag openbaar mogen worden en anderzijds de informatiepositie van
de Tweede Kamer. Om tegemoet te komen aan zowel de
geheimhoudingsvereiste als aan de informatiepositie van de Tweede Kamer
is tot op heden vaak gekozen voor de mogelijkheid om de
Prinsjesdagstukken onder embargo al eerder aan de Tweede Kamer aan te
bieden. 

Dit jaar is via de media de inhoud van Prinsjesdagstukken voortijdig
openbaar geworden. Het Presidium van de Tweede Kamer heeft daarom op 15
september 2009 besloten tot het uitvoeren van een breed onderzoek binnen
en buiten de Tweede Kamer naar het uitlekken van Prinsjesdagstukken. Dit
omdat het Presidium niet kan uitsluiten dat er, gezien de berichtgeving
in de media, meerdere lekken zijn geweest. De Voorzitter van de Tweede
Kamer heeft zowel de Eerste Kamer als het kabinet verzocht mee te doen
aan een dergelijk breed onderzoek. Eerste Kamer en kabinet hebben echter
te kennen gegeven hieraan niet te willen deelnemen. 

Het Presidium hecht eraan, gezien de geloofwaardigheid en het aanzien
van de Tweede Kamer, toch een onderzoek te laten uitvoeren. Daarom heeft
het Presidium op woensdag 30 september 2009 besloten een onafhankelijke
commissie in te stellen om onderzoek te doen naar het uitlekken van de
stukken voor Prinsjesdag.

De commissie bestaat uit de leden professor mr J.L. de Wijkerslooth
(voorzitter van de commissie; tevens voormalig voorzitter van het
College van Procureurs-Generaal en thans hoogleraar Straf- en
Strafprocesrecht aan de Universiteit Leiden), mevrouw dr. E.
Borst-Eilers (voormalig Minister van VWS) en mr W.H. de Beaufort,
voormalig Griffier van de Tweede Kamer.

1.2  Uitgangspunten voor het onderzoek 

In een persbericht dat het Presidium naar aanleiding van dit besluit
heeft uitgebracht, zijn de volgende uitgangspunten voor dit onderzoek
neergelegd:

het is een feitenonderzoek;

het wordt uitgevoerd door drie onafhankelijke personen van buiten de
Tweede Kamer;

onderzocht wordt de verspreiding van Prinsjesdagstukken en eventuele
lekken;

het onderzoek is mede gericht op lering trekken voor de toekomst; 

er wordt bekeken of -gelet op het bijzondere karakter van de
Prinsjesdagstukken en de bijzondere omstandigheden- sprake is of kan
zijn van overtreding van één of meer artikelen in het Wetboek van
Strafrecht; 

er wordt bekeken of (wettelijke) regelingen en/of het Reglement van Orde
aanpassing of verduidelijking behoeven;

de commissie rapporteert aan het Presidium;

de commissie zal haar eigen ondersteuning inrichten en in overleg met
het Presidium de precieze onderzoeksvragen formuleren.

In het licht van dit laatste uitgangspunt wordt in de navolgende
paragrafen de opzet en aanpak van het onderzoek zoals de commissie die
voorstaat, nader uiteengezet. Achtereenvolgens komen aan de orde:

par. 2: Doelstelling en onderzoeksvragen

par. 3: Onderzoeksaanpak

par. 4: Planning, vormgeving van de ondersteuning en de begroting

2.  Doelstelling en onderzoeksvragen

2.1  Doelstelling

Het doel van het onderzoek is om -op basis van een onderzoek naar de
wijze waarop dit jaar met de Prinsjesdagstukken is omgegaan en van de
juridische aspecten die daarbij aan de orde zijn- lessen te kunnen
trekken voor de toekomst.

2.2  Onderzoeksvragen

Op basis van deze doelstelling worden de volgende algemene vragen
geformuleerd:

Hoe is in 2009 de embargoregeling voor Prinsjesdagstukken vormgegeven?
Hoe is deze binnen de Tweede Kamer toegepast en nageleefd? Welke
juridische aspecten zijn daarbij relevant? Welke aanbevelingen voor de
procedure van verspreiding van Prinsjesdagstukken kunnen op grond van de
bevindingen worden gedaan, en welke aanbevelingen voor de eventuele
aanpassing van toepasselijke wet- en regelgeving?

Deze hoofdvragen leiden tot de volgende onderzoeksvragen: 

Vormgeving, kennis, toepassing en naleving van de embargoregeling

Hoe is de procedure rond Prinsjesdagstukken in 2009 vormgegeven?

Op welk moment en op welke wijze zijn Prinsjesdagstukken of de inhoud
van deze stukken in de media verschenen?

Hoe is de procedure rond de vertrouwelijkheid van de Prinsjesdagstukken
in de Tweede Kamer vormgegeven? 

Welke personen/diensten binnen de Tweede Kamer hebben op welke wijze en
op welk moment kennis kunnen nemen van de Prinsjesdagstukken?

Waren alle personen binnen de Tweede Kamer die met vertrouwelijke
Prinsjesdagstukken in aanraking zijn geweest op de hoogte van de
strekking van de geheimhoudingsbepalingen en de mogelijke consequenties
van niet naleving?

Is gehandeld conform de regels en voorschriften die gesteld waren rond
deze stukken?

Juridische aspecten in relatie tot de embargoregeling

Hoe luidt de embargoregeling precies en waar is deze vastgelegd? 

Wat is de juridische grondslag van de embargoregeling?

Welke waarborgen voor vertrouwelijkheid van Prinsjesdagstukken zijn
binnen de Tweede Kamer getroffen en wat is daar de juridische grondslag
van?

In hoeverre kan bij niet-naleving van de embargoregeling sprake zijn van
strafbare feiten? 

Indien sprake zou kunnen zijn van strafbare feiten, van overtreding van
welke bepaling(en) is dan sprake en hoe kan vervolging plaatsvinden?

Bevindingen, conclusies, lessen en aanbevelingen 

Hoe heeft de embargoregeling rond de Prinsjesdagstukken in 2009 
gefunctioneerd?

Zijn voor wat betreft de Tweede Kamer alle relevante regels rond de
embargoregeling adequaat geformuleerd en kenbaar? Zijn op dit punt
verbeteringen denkbaar?

Zijn voor wat betreft de Tweede Kamer alle relevante wet- en regelgeving
rond de embargoregeling nageleefd? Zijn op dit punt verbeteringen
denkbaar? 

Zijn aanvullende maatregelen nodig of aanpassing van het Reglement van
Orde en/of andere wet- en regelgeving om de verspreiding van
Prinsjesdagstukken in de toekomst beter te laten verlopen? Zo ja, welke?

3.  Onderzoeksaanpak

Conform de opdrachtverlening van het Presidium zullen de
onderzoeksvragen in overleg tussen de commissie en het Presidium tot
stand komen. Dit voorstel strekt hiertoe. De concrete aanpak en
invulling van het onderzoek is vervolgens aan de commissie. 

In hoofdlijnen staat de commissie de volgende aanpak voor.

Voor het feitenonderzoek zal de commissie zich beperken tot de Tweede
Kamer. Haar reconstructie zal starten bij het moment dat de
Prinsjesdagstukken bij de Tweede Kamer worden bezorgd. In aanvulling
hierop zal aan de Eerste Kamer, het Ministerie van Financiën en de SDU
worden verzocht inzicht te verschaffen in de  wijze waarop zij de
vertrouwelijkheid van deze stukken hebben geregeld.

Het feitenonderzoek zal -onder verantwoordelijkheid van de commissie- in
eerste aanleg gedaan worden door in dergelijk onderzoek gespecialiseerde
personen. Hiertoe zal voor bepaalde tijd gebruik worden gemaakt van een
tweetal gedetacheerde medewerkers van de rijksrecherche en zo nodig van
het inhuren van forensisch onderzoekers. Er is niet sprake van een
strafrechtelijk onderzoek. Het beroep op medewerkers van de
rijksrecherche wordt gedaan vanwege de expertise en ervaring die
bepaalde medewerkers van deze dienst hebben met dit specifieke type
onderzoek. De commissie is verantwoordelijk voor het functioneren van
het rijkspersoneel en dit personeel is in dit kader slechts
verantwoording verschuldigd aan de commissie. 

      In dit verband benadrukt de commissie dat zij haar taak primair
ziet als het komen tot een reconstructie, het in kaart brengen van
processen om daar lering uit te trekken. De aanpak en focus van het
onderzoek zijn dus niet gericht op het opsporen van strafbare feiten. In
deze kan de vergelijking gemaakt worden met de werkzaamheden van de
Onderzoeksraad voor Veiligheid. 

      Behalve de onderzoekers zal de commissie zelf ook verschillende
gesprekken voeren, onder meer met (juridische) deskundigen. Uiteraard
zullen ook gesprekken worden gehouden met personen die bij het proces
van de verspreiding van embargostukken zijn betrokken. Dit laatste mede
op basis van de bevindingen die naar voren komen uit het feitenonderzoek
door de onderzoekers. 

      Uit oogpunt van transparantie stelt de commissie het Presidium
voor om de rapportage van de commissie meteen openbaar te maken, tenzij
de commissie u op grond van de inhoud van het rapport adviseert het
rapport of delen daarvan, al dan niet tijdelijk, niet openbaar te maken.


      De commissie noch de ambtelijke staf of de
ingehuurde/gedetacheerde medewerkers die onder haar verantwoordelijkheid
werken, beschikken over bijzondere bevoegdheden. Medewerking aan het
werk van de commissie zal dus gebaseerd zijn op vrijwilligheid. Daarom
hecht de commissie er aan dat door de voorzitter van het Presidium en
door de Griffier van de Tweede Kamer aan respectievelijk de fracties
(zowel Leden als medewerkers) en de ambtelijke Kamermedewerkers het
belang van medewerking aan dit onderzoek onder de aandacht wordt
gebracht. 

4.  Planning, ondersteuning en begroting

De commissie streeft er naar om uiterlijk half december 2009 (week 51)
haar rapport te kunnen aanbieden.

In de planning is uitgegaan van drie fasen. In grote lijnen zien deze er
als volgt uit:

Voorbereidingsfase (oktober). Activiteiten: samenstellen van commissie
en staf. Inhuren van benodigde expertise. Opstellen van plannen van
aanpak. Verzamelen relevante documenten en literatuur. 

Onderzoeksfase (november): Activiteiten: uitvoeren feitenonderzoek,
houden van gesprekken, schrijven van conceptteksten voor rapportage. 

Analyse- en rapportagefase (december): Activiteiten: analyseren
bevindingen uit feitenonderzoek en gesprekken, overleg over conclusies
en aanbevelingen, schrijven rapportage.

De hiervoor benodigde ondersteuning zal er naar het oordeel van de
commissie minimaal als volgt uitzien:

Vaste ambtelijke staf:

1 griffier (dagelijkse leiding aan ambtelijk staf en onderzoekers)

1 senior-medewerker BOR (onderzoekscoördinator)

1 medewerker DIV (documentalist)

1 secretaresse

Tijdelijke onderzoekers:

2 gedetacheerde medewerkers rijksrecherche 

2 forensisch experts (inhuur)

1 student-assistent

De ambtelijke staf zal gedurende de gehele looptijd van het onderzoek
beschikbaar zijn (griffier, documentalist en secretaresse full-time,
medewerker BOR voor 50%). De gedetacheerde onderzoekers kunnen naar
verwachting worden aangesteld voor de duur van 8 weken. Voor de
forensisch experts is in de begroting uitgegaan van een maximale inzet
van 30 dagen (2 personen gedurende 3 dagen per week voor een
onderzoeksperiode van 5 weken). De student-assistent maakt geen deel uit
van de staf te Den Haag maar ondersteunt vanuit de Rijksuniversiteit
Leiden bij de juridische analyse op basis van 40 uur in totaal.

Dit leidt tot de volgende begroting.

Kostenpost	Bedrag

Personele kosten 	 

Schadeloosstelling voorzitter commissie	€ 34.300 

Detacheringen	€ 21.100 

Kamerpersoneel	€ 60.300 

Onderzoekskosten	 

Externe onderzoekers	€ 50.000 

Materieelbudget	€ 5.000 

 	 

Subtotaal	€ 170.700 

Onvoorzien (10%)	€ 17.100 

 	 

Totaal	€ 187.800 



Deze begroting is gebaseerd op het uitgangspunt dat alle kosten in beeld
worden gebracht. Een deel van de opgevoerde kosten, binnen de kostenpost
Kamerpersoneel, leidt niet tot extra uitgaven voor de Tweede Kamer omdat
deze medewerkers niet allemaal vervangen zullen worden. De kosten voor
de voorzitter van de commissie bestaan uit de schadeloosstelling van de
werkgever van de commissievoorzitter (i.c. Rijksuniversiteit Leiden)
voor de dagen die hij voor de Tweede Kamer aan dit onderzoek zal werken.
In hoeverre het volledige budget dat begroot is voor forensische
expertise volledig zal worden uitgeput, kan op dit moment nog niet
worden ingeschat. Daar staat tegenover dat de commissie het ook niet
uitsluit dat, binnen de huidige begroting, gedurende het onderzoek zal
blijken dat een beperkte extra tijdelijke stafondersteuning nodig zal
blijken. Mede om deze reden is een post onvoorzien van 10% opgenomen.

 Inmiddels gedrukt onder de nummers TK 32 128 t/m 32 133

 In dit verband kan de vergelijking worden gemaakt met ervaren
onderzoekers van de Algemene Rekenkamer, die bij parlementaire
onderzoeken worden ‘uitgeleend’ aan een onderzoekscommissie. Dit
gebeurt louter om redenen van hun deskundigheid en de
verantwoordelijkheid voor de inzet van deze medewerkers gaat over op de
desbetreffende onderzoekscommissie. 

 PAGE    

 PAGE   1