[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden

Bijlage

Nummer: 2009D50618, datum: 2009-10-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Lijst van vragen en antwoorden over het onderwerp Wijziging milieuregels windturbines (2009D50617)

Preview document (šŸ”— origineel)


Lijst van vragen ā€“ Wijziging van het Besluit algemene regels voor
inrichtingen milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht (wijziging
milieuregels windturbines) 

Kamerstuknummer	:	31209-97

Vragen aan	:	Regering

Commissie	:	Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer



Nr	Vraag

1	Bent u bereid geen onomkeerbare stappen te zetten tot deze vragen zijn
beantwoord en hier overleg over heeft plaatsgehad?

Ja.

2	Worden middels de wijziging van het Activiteitenbesluit de normen ter
bescherming van omwonenden van windturbines verruimd? 

Het is niet mijn inzet om de normen voor geluidbelasting door
windturbines te verruimen. Het Activiteitenbesluit hanteert voor geluid
een normering van 50 dB(A) dag, 45 dB(A) avond en 40 dB(A) tijdens de
nacht. Uit berekeningen met de nieuwe berekeningsmethodiek volgt dat
deze normstelling overeenkomt met 47 dB Lden, waarbij de dosismaat Lden
een gemiddelde is over de dag, de avond en de nacht. Waar het gaat om
vergunningplichtige windturbineparken is vastgesteld dat de in de
praktijk verleende vergunningen eveneens corresponderen met een maximaal
niveau van 47 dB Lden. Een norm van 47 dB Lden is daarmee in lijn met de
huidige uitvoeringspraktijk van de laatste jaren.

3	Is de voorgenomen aanpassing van het Activiteitenbesluit niet in
strijd met de Wet Milieubeheer en daarmee een verslechtering van de
bescherming van omwonenden? Zo nee, welke garantie heeft u dat het
beschermingsniveau van omwonenden via de voorgestelde snelle weg van het
Activiteitenbesluit vergelijkbaar blijft met de huidige situatie?

Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven is er geen sprake van een
verruiming van de normen en daarmee geen verslechtering van de
bescherming van omwonenden.  Deze Ontwerp-AMvB  is juist mede gebaseerd
op artikel 8.40 van de Wet milieubeheer (Wm) en bevat regels die nodig
zijn ter bescherming van het milieu tegen nadelige gevolgen (i.c. is dat
geluidsoverlast en de gevolgen voor de veiligheid) die een windturbine
kan veroorzaken. Deze regels zijn zodanig dat de nadelige gevolgen
zoveel mogelijk dienen te worden beperkt voor zover zij niet kunnen
worden voorkomen.

Bij het opstellen van dit wijzigingsbesluit is als uitgangspunt
gehanteerd dat dit wijzigingsbesluit een gelijkwaardig niveau van
milieubescherming dient na te streven, als het milieubeschermingsniveau
dat op basis van de milieuvergunningplicht wordt nagestreefd. Bij
vergunningverlening geldt als uitgangspunt de toepassing van beste
beschikbare technieken (BBT). Op grond van artikel 8.40, derde lid, in
samenhang met artikel 8.11, derde lid, Wm dienen bij het opstellen van
deze Ontwerp-AMvB ook de BBT te worden voorgeschreven en dus dezelfde
uitgangspunten gehanteerd te worden als bij vergunningverlening.
Derhalve wordt in beginsel eenzelfde niveau van milieubescherming
gegarandeerd als het milieubeschermingsniveau dat met de
milieuvergunningplicht wordt bereikt.

4	Is de versoepeling in strijd met het tot nu toe gevoerde milieubeleid,
verwoord in het NMP dat er op gericht is geen toename van ernstige
hinder toe te staan?

Zie antwoord vraag 2. In het NMP 4 is overigens niet opgenomen dat op
enige lokatie geen toename van ernstige hinder is toegestaan.

5	Beschikt u over nieuwe wetenschappelijke gegevens die aantonen dat de
bescherming van omwonenden voor hinder van windturbines te groot was?
Indien ja, bent u bereid deze gegevens aan de Kamer te overleggen?

Nee, over zulke gegevens beschik ik niet. Deze ontwerp-AMvB is ook niet
op dit uitgangspunt gebaseerd. Zie ook het antwoord op vraag 2.

6	Is het waar dat door de wijziging netto meer lawaai geproduceerd mag
worden ten opzichte van het huidige beschermingsniveau, met name 's
nachts? Zo ja, waarom accepteert u dit? Speelt het ten koste van alles
willen halen van de doelstellingen uit Schoon en Zuinig voor wind op
land hierin een rol?

Hoewel het woord netto hier niet op zijn plaats is, is het niet waar dat
door het voorstel windturbines meer lawaai mogen maken. De Lden
systematiek kent een avondstraffactor van 5 dB en een nachtstraffactor
van 10 dB. Daarmee krijgen potentieel gehinderden gedurende de nacht de
gewenste nadrukkelijke bescherming. Het feit dat de windturbines ā€™s
nachts gemiddeld sneller draaien in verband met hogere windsnelheden
draagt daar extra aan bij. De feitelijke nachtnorm (Lnight) blijft bij
de keuze van 47 Lden beperkt tot ca 41 dB. Dit is lager dan de huidige
norm voor windturbines in het Activiteitenbesluit (40 + 3 dB correctie
volgens de windnormcurve).

7	Hoeveel extra gehinderden accepteert u? Op welke wijze gaat u de
gedupeerden compenseren voor de berokkende schade en
gezondheidsklachten?

Gelet op het vergelijkbare beschermingsniveau (zie vraag 2 en vraag 6)
en de verbeterde rekenmethoden ontstaan met dit voorstel geen extra
gehinderden. Het belevingsonderzoek geeft aan dat bij een norm van 47
Lden ca 9% van de blootgestelden ernstige hinder kunnen ervaren. 

Gelet op het maatschappelijk belang van duurzame energie acht ik dit
aanvaardbaar. Ik wijs er op dat ook voor de overige Rijksinfrastructuur
een dergelijk percentage aanvaardbaar wordt geacht.

8	Kunt u middels berekeningen onderbouwd uitleggen waarom de middeling
over een jaar nooit tot impliciete verruiming van de geluidsruimte voor
windturbines kan leiden? 

De wijze van middeling heeft op zich geen gevolgen voor de geluidruimte.
Dat laatste wordt geheel bepaald door de keuze van de norm. 

9	Blijven er na dit wijzigingsvoorstel met oprekking van geluidsnormen
nog knelpunten over, zoals in het 'Projectboek Windenergie' omschreven?

Zoals ik al op vragen 2 en 6 heb geantwoord,  is er geen sprake van
oprekking van de geluidnormen. Windturbines ondervinden door meer
regelgeving beperkingen; hieraan is en wordt veel aandacht besteed; over
de beperkingen door militaire radarinstallaties heb ik uw Kamer al
enkele malen de aanpak en voortgang gemeld. De aan uw Kamer aangeboden 
Ontwerp-AMvB regelt ook de externe veiligheid in relatie tot
windturbines  Verder laat ik kijken naar natuurregelgeving,
luchtvaartregels, en regels voor rijkswaterstaatswerken. Naast
regelgeving levert het lokale draagvlak voor windenergie aanzienlijke
beperkingen op.

10	Betekent de wijziging dat voor meer dan 90% van de windmolenparken
geen mogelijkheid meer is voor belanghebbenden om vooraf bezwaar of
beroep aan te tekenen? Zo nee, waarom niet?

Ja. Voor de windturbines die onder het toepassingbereik vallen van deze
ontwerp-AMvB en dus onder algemene regels, wordt geen vergunning meer
afgegeven waardoor de mogelijkheid van het maken van bezwaar en beroep
tegen een vergunning vervalt. Een uitzondering hierop zijn de
merbeoordelingsplichtige windturbines. Voor deze windturbines zal na
inwerkingtreding van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
een reguliere of een uitgebreide omgevingsvergunning worden afgegeven.
Zie hierover ook mijn reactie op vraag 61. Tegen de algemene regels
staat geen bezwaar of beroep open. Wel is het mogelijk om een klacht in
te dienen bij het bevoegd gezag. Ook kunnen belanghebbenden het bevoegd
gezag verzoeken om een handhavingsbeschikking te nemen. Als een
dergelijk verzoek wordt afgewezen of door het bevoegd gezag niet tijdig
een handhavingsbeschikking wordt genomen, kan bezwaar bij het bevoegd
gezag en beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. 

Het activiteitenbesluit (artikel 3.14a van d eze ontwerp-AMvB) geeft het
bevoegd gezag op verschillende plaatsen de bevoegdheid tot het stellen
van maatwerkvoorschriften. Het instrument ā€˜maatwerkvoorschriftā€™
maakt het mogelijk om te komen tot een op een concrete situatie
toegesneden doelmatige oplossing. 

 Een derde-belanghebbende kan het bevoegd gezag verzoeken om een
maatwerkvoorschrift op te leggen. Tegen een besluit op dit verzoek staat
bezwaar en beroep open. 

De regeling van geluid en veiligheid van windturbines bij  deze
Ontwerp-AMvB doet niet af aan de rechten van bezwaar en beroep in de
RO-procedure en bij de bouwvergunning voor een windturbinepark of
afzonderlijke windturbines.

11	Is bij bestaande windmolenparken een Lden vastgesteld en hoe verhoudt
deze zich tot de huidige beschermingsniveaus? Voldoen de parken met die
nieuwe norm ook aan de eisen van de oude norm?

Zie de antwoorden op vraag 2 en 6, waarin ik aangeef dat de nieuwe norm
gemiddeld een vergelijkbaar beschermingsniveau biedt als de oude norm.

12	Acht u versoepeling van het geluidshinderbeleid ten aanzien van
windturbines niet in strijd met EU richtlijn 2002/49/EG inzake de
evaluatie en beheersing van omgevingslawaai, welke tot doel heeft het
voorkomen of verminderen van schadelijke gevolgen, hinder inbegrepen,
van blootstelling aan omgevingslawaai? Indien nee, kunt u verklaren
waarom dit niet het geval is? 

Richtlijn 2002/49 beoogt het in beeld brengen van geluidproblemen van
grote agglomeraties, grote wegen, spoorwegen en luchtvaartterreinen. De
ondergrens daarbij is 55 Lden. Verder voorziet de richtlijn in het
opstellen van actieplannen. De beleidskeuzen voor de actieplannen zijn
overgelaten aan de lidstaten. De Ontwerp-AMvB windturbines levert dan
ook geen strijdigheid op met deze richtlijn.

13	Kunt u uiteenzetten hoeveel MW wind op land het verruimen van de
geluidsnorm op zal leveren of op kan leveren? 

Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 2 en 6 is er geen sprake
van verruiming van de geluidsnorm en dus ook niet van extra MWā€™s aan
plaatsingsmogelijkheden als gevolg van deze ontwerp-AMvB.

14	Waarom wordt de Lden-normering alleen ingevoerd voor windturbines en
niet voor andere activiteiten?

De Lden is de geluidmaat voor luchtverkeerslawaai, wegverkeer en
railverkeer. Invoering voor  de zonering van industrielawaai maakt
onderdeel uit van  het SWUNG-II project.

15	Is het waar dat de Inspectie een zogenoemde HUF-beoordeling heeft
gerapporteerd? Indien ja, bent u bereid deze aan de Kamer te zenden?

Ja,  de VROM Inspectie heeft een zogenoemde HUF-beoordeling gemaakt. Dit
instrument beoogt interne advisering over de handhavings- en
uitvoeringaspecten van voorgenomen regelgeving. Het stuk is bedoeld voor
intern beraad en bevat ambtelijke adviezen die, als persoonlijke
beleidsopvattingen, niet bedoeld zijn buiten het departement de
discussie te bepalen. Ik zal de HUF-beoordeling dan ook niet aan de
Kamer  verstrekken. De uitkomsten van de HUF-beoordeling zijn meegenomen
bij de  besluitvorming over deze ontwerp-AMvB. Iin de tekst van de Nota
van toelichting is op de uitvoerbaarheids- en handhavingsaspecten
ingegaan. In dat verband is ingegaan op de wijze waarop handhaving van
een jaargemiddelde norm (Lden) vorm gegeven kan worden. 

16	Bent u bereid de Circulaire geluidhinder windturbines die u in
voorbereiding heeft aan de Kamer toe te sturen?

Ja Als bijlage 1 treft u een concept van deze circulaire aan.

17	Is het onderzoek van dr. Oerlemans van de Universiteit Twente, waarin
hij onder meer vaststelde dat door toepassing van zaagtandprofielen aan
de rotorbladen die geluidsbelasting gehalveerd kan worden en dat die
wellicht nog verder verlaagd kan worden door de toepassing van
borstelharen, gebruikt voor deze nieuwe AMvB? Dwingt deze AMvB tot
toepassing van de best beschikbare techniek? 

Voor het onderzoek naar de geluidruimte is uitgegaan van een gangbaar
model windturbine waarin diverse technieken zijn toegepast om de
geluidproductie laag te houden. Nog niet bewezen technieken (zoals de in
de vraag bedoelde profielen) zijn hierin niet meegenomen. Omdat de
gekozen norm door de windenergie producenten al als tamelijk scherp
wordt ervaren, is de verwachting dat nieuwe geluidsarme technieken waar
mogelijk ingevoerd zullen worden.

18	Welke gevolgen heeft deze AMvB voor het voorziene windmolenpark in
Urk en de Noordoostpolder? Wordt de beleidsruimte daar, naar nu wordt
ingeschat, door de bouw van de windmolens maximaal benut?

Het Windpark Noordoostpolder is vergunningplichtig in het kader van de
Wet Milieubeheer. Voor wat betreft de toetsing van de geluidseffecten
zal door de daarbij betrokken bevoegde gezagen (Provincie Flevoland en
Gemeente Noordoostpolder) naar verwachting uitgegaan worden van de in de
onderhavige Ontwerp-AMvB te stellen normering. In de voorgestelde
normering wordt anders dan in de tot nu toe geldende systematiek beter
rekening gehouden met de specifieke geluidseffecten die bij windmolens
kunnen optreden als gevolg van verschil in windsnelheden op
maaiveldniveau en op grotere hoogte. Indien en voorzover de
geluidsbelasting niet past binnen deze normering zullen zodanige
maatregelen genomen moeten worden in de aanleg en/of exploitatie van het
windpark dat hier aan wordt voldaan.

19	Wordt de plaatsing van windmolens bij Urk / de Noordoostpolder door
het wijzigingsvoorstel eenvoudiger en kan het molenpark nu nog dichter
op de bebouwde kom geplaatst worden? Heeft hierover overleg
plaatsgevonden met lokale belanghebbenden en bestuurders? 

Door de in de Ontwerp-AMvB opgenomen systematiek en normering ontstaat
tevoren voor alle partijen (initiatiefnemers, bestuurlijke partijen,
omwonenden) duidelijkheid over de maximale vergunbare niveaus van
geluidbelasting van windturbines en is de besluitvorming daarover niet
meer afhankelijk van besluitvorming op lokaal en/of provinciaal niveau
aan de hand van de daarvoor opgestelde Handreiking. In die zin wordt de
planvorming en besluitvorming rond windturbines in procestermen
eenvoudiger en transparanter. Dit geldt dus ook voor het windpark
Noordoostpolder. 

Over de Ontwerp-AMvB heeft overleg plaatsgevonden met o.a.
vertegenwoordigers van VNG/IPO. In het kader van de planvorming over het
windpark Noordoostpolder heeft overleg plaatsgevonden met de bevoegde
gezagen voor het windpark, te weten de Gemeente Noordoostpolder en de
Provincie Flevoland. Vanuit de projectorganisatie van het Windpark is
regelmatig overleg met en informatievoorziening aan belanghebbenden en
bestuurlijke partijen in het gebied over alle relevante aspecten van de
planvorming rond het windpark. De op grond van de Ontwerp-AMvB te
hanteren geluidsnormering heeft geen invloed op de afstand van het
windpark tot de bebouwde kom, noch van de gemeente Noordoostpolder, noch
van de gemeente Urk.Vergelijk ook het antwoord op vraag 20. 

20	Is het correct dat het voorlopig grootste windturbinepark dat op land
gerealiseerd zal worden op Urk en de Noordoostpolder de door u
voorgestelde Lden van 47 dB volledig op zal vullen? 

Het geplande Windpark Noordoostpolder zal worden ontwikkeld op het
grondgebied van de Gemeente Noordoostpolder in een relatief dunbevolkt
gebied. In de Milieu-Effect-Rapportage wordt een onderbouwd beeld
geschetst van de te verwachten geluidsbelasting bij verschillende
ontwikkelingsvarianten van het windpark. In het qua geluidsbelasting
meest ongunstige scenario zullen naar verwachting 20-30 verspreid
liggende woningen in de gemeente Noordoostpolder, waarvan het merendeel
bewoond wordt door de initiatiefnemers voor het windpark,  binnen de
47Lden-contour kunnen vallen. Bij de planvorming en vergunningverlening
zal hiermee zodanig rekening moeten worden gehouden, dat wordt voldaan
aan de in de Ontwerp-AMvB gestelde normen.

21	Is de wenselijkheid van het zoveel mogelijk onderbrengen van
windturbines onder het beoordelingsregime van het Activiteitenbesluit
gelegen in het feit dat de geluidsnormering in het kader van de
Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (landelijk gebied:
nacht-L A,RT = 30 - 35 dB(A)) duidelijk strenger is dan de huidige en
voorgestelde normering in het kader van het Activiteitenbesluit (nacht-L
A,RT = 40 dB(A) resp. 47 Lden)? Waarom is de geluidsnormering in het
kader van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening
plotseling minder relevant voor windturbines? 

De normen van de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening zijn
op zich dermate restrictief dat ze de huidige hoge windturbines
feitelijk verbieden. In de praktijk zijn  bijna alle vergunningen
verleend met beroep op de afwijkingsmogelijkheden die de Handreiking
biedt. Ook voor het windpark NOP zou de gemeente van deze
afwijkingsmogelijkheid gebruik moeten maken.

22	Bestaat er een Europese dosismaat voor windturbines? Kunt u
uiteenzetten waar in de desbetreffende EU-regelgeving die dosismaat voor
windturbines wordt voorgeschreven of aanbevolen?

De EU-richtlijn beschrijft in Annex 1 de definitie van de geluidmaten
Lden en Lnight. Deze geluidmaten zijn alleen verplicht voor de
geluidkartering in het kader van de richtlijn, en worden in dat kader
voor alle typen bronnen (geluid buiten de woning, met uitzondering van
geluid van militaire terreinen) toegepast. Ik streef er echter wel naar
de normering ook volgens deze standaard in te richten. 

23	Wat is de geluidsbelasting die in andere Europese landen wordt
toegelaten en welke dosismaat wordt daar gehanteerd?

Een overzicht van de internationale normen (zie bijlage) voor
windturbinegeluid toont in ieder geval de noodzaak tot harmonisatie aan.
Er zijn letterlijk geen twee gelijke te vinden. In sommige gevallen is
de specificatie zo onduidelijk dat op basis van de documentatie niet
uitgemaakt kan worden welke dosismaat bedoeld wordt. Omdat ook de
bepalingen omtrent achtergrondniveaus verschillen, is een vergelijking
niet mogelijk. Verder is dit veld ook sterk in beweging, met vele ad hoc
aanpassingen.

24	Om welke reden kiest u voor de dosismaat Lden? Vallen windmolens
onder de definitie voor industriƫle bedrijvigheid van de betreffende
Europese richtlijnen of is hier sprake van een nationale interpretatie
van die definitie?

De toepassing van Lden op windturbines is geheel volgens de Europese
richtlijn. Voor wat betreft de definitie is deze letterlijk volgens de
omschrijving in Annex I van de richtlijn.

25	Waarom correleert Lden beter met ervaren hinder dan de tot op heden
gebruikte dosismaat?

In de studies waar dit is onderzocht blijkt de Lden bovenaan te staan
als indicatoren vergeleken worden in hun capaciteit om hinder te
voorspellen. Omdat ā€“ per bron- verschillende geluidmaten sterk met
elkaar gecorreleerd zijn, is het verschil met andere (LAeq-achtige)
maten soms klein. 

26	In welke andere Europese landen wordt de Lden als dosismaat
gehanteerd voor vaststellen van geluidsnormen?

In de meeste landen worden van oudsher andere geluidmaten gebruikt voor
normering. Deze geluidmaten hebben met Lden gemeen dat het om een
jaargemiddelde normering gaat, waarbij de verschillen betrekking hebben
op de wijze waarop over de dag-, avond- en nachtperiode wordt gemiddeld.
Slechts enkele landen hebben tot nu toe de overstap gemaakt naar de
relatief nieuwe dosismaat Lden. Landen die voor de invoering van de
richtlijn 2002/49 geen geluidbeleid hadden, hebben in het algemeen de
Lden direct ingevoerd.

27	Zit in de dosismaat Lden ook het effect van laagfrequent geluid
verdisconteerd? Weegt dit effect zwaarder mee dan in huidige
normstellingen?

De Lden is opgebouwd uit A-gewogen equivalente niveaus, en dus ook lage
frequenties. De Lden bevat evenwel geen extra weging voor laagfrequent
geluid. Uit de frequentiespectra blijkt trouwens dat de gehoordrempel
voor laagfrequent geluid nergens overschreden zal worden.

28	Hoe moet het voorliggende voorstel worden gezien in het licht van de
EU-richtlijn 2002/49 EG waarin wordt ingezet op het handhaven van
milieukwaliteit met betrekking tot omgevingslawaai waar deze goed is?

Dit voorstel houdt geen verband met deze bepaling. Er wordt immers niet
aangegeven of en waar deze turbines geplaatst gaan worden. Als een
bevoegd gezag een bepaald gebied wil vrijwaren van geluidblootstelling,
kan daarvoor het best het ruimtelijke spoor benut worden. 

29	Is het u bekend dat de EU richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en
beheersing van omgevingslawaai, als ook het door u aangehaalde
EU-position paper de Lden onvermeld laten en derhalve ook niet
aanbevelen als geschikte dosismaat voor windturbinegeluid?

Het Position Paper on Indicators schetst enerzijds een universele aanpak
voor geluidindicatoren (die geldt voor alle geluidbronnen, dus ook
windturbines) en geeft anderzijds een lijst van mogelijke alternatieven.
Aan de hand van een aantal criteria is in EU-verband ā€“ uiteindelijk
ā€“ de Lden geselecteerd als geluidmaat voor alle bronsoorten.

In de aanbeveling staat het volgende: ā€œThe Working Group recommends
that the LEU and the LEU,N  should be used for reporting data on overall
noise exposure for each specific source separately (the specific noise
sources would normally be one or more of road, rail, aircraft, or
industrial noise or other man-made sources) to the European
Commissionā€. De term LEU is de naam die werkgroep aan de Lden heeft
gegeven,; de Commissie heeft dit niet overgenomen. Mogelijk heeft dit
tot het misverstand geleid dat het Position Paper de Lden niet
aanbeveelt. Overigens heeft de Nederlandse Gezondheidsraad al in 1997
(Advies nr 23: ā€œOmgevingslawaai beoordelenā€) aanbevolen de Lden (en
Lnight) in te voeren.

30	Is het waar dat in de EU-richtlijn 2002/49/EG een Lnight, een
specifieke norm voor 's nachts, wordt voorgeschreven voor geluidsbronnen
die tot slaapverstoring kunnen leiden? 

De Richtlijn schrijft niet expliciet voor dat indien een keuze voor Lden
wordt gemaakt tevens een keuze voor de Lnight moet worden gemaakt, noch
dat specifieke bescherming voor de nacht moet worden ingevoerd. Wel
bestaat de verplichting om Lden en Lnight toe te passen voor de
kartering van geluidknelpunten en het maken van actieplannen. 

31	Bent u bereid een Lnight voor windturbines op te nemen in de
voorgestelde wijziging van het Activiteitenbesluit? Zo nee, waarom niet?
Kunt u in laatste geval uiteenzetten waarom u voor andere bronnen van
industrielawaai wel een nachtwaarde als norm handhaaft? 

Zie antwoord op vraag 6. De vraag is  of het noodzakelijk is Lnight voor
deze specifieke bron in te voeren met het oog op de bescherming van de
nachtrust. Om redenen van eenvoud is het aantrekkelijk om met Ć©Ć©n
geluidmaat te volstaan, anderzijds kunnen er goede redenen zijn om de
nacht extra bescherming te bieden, zoals bij luchtvaartlawaai gebeurt.
In het geval van windturbines is gebleken dat met alleen de Lden
voldoende bescherming voor nachtelijk lawaai wordt geboden. Er is immers
een nachtstraffactor van ā€“10 dB in de Lden verdisconteerd. Daarom acht
ik een afzonderlijke Lnight niet nodig.

32	Indien u niet bereid bent een Lnight in uw voorstel op te nemen, bent
u dan wel bereid de Lden dusdanig aan te passen dat de geluidsbelasting
's nachts altijd beneden de 35 dB blijft?   

Het beperken van de nachtwaarde tot 35 dB (dit zou overigens nadere
onderbouwing behoeven: er is geen onderzoek specifiek naar effecten van
de nachtelijke blootstelling van windturbinegeluid) komt neer op het
aanscherpen van de Lden norm naar ca 41 Lden. Dit is een aanscherping
van de bestaande normstelling in het Activiteitenbesluit die de
mogelijkheden voor plaatsing van windturbines drastisch zou beperken.

33	Kunt u bevestigen dat de Handreiking industrielawaai en
vergunningverlening adviseert om voor het landelijk gebied een nachtnorm
van ten hoogste 35 dB (A) in de milieuvergunning op te nemen? Bent u nog
steeds van oordeel dat voor bronnen van industrielawaai waarvoor de
vergunningsplicht is opgeheven en waarvoor in plaats daarvan algemene
regels gelden, dezelfde nachtnorm van ten hoogste 35 dB (A) passend is
in het landelijk gebied?

De Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening is een circulaire.
Bij vergunningverlening gebruikt het bevoegd gezag deze circulaire ter
invulling van ā€˜nodig ter bescherming van het milieuā€™. Het bevoegd
gezag dient rekening te houden met deze circulaire. Dat betekent dat het
bevoegd gezag gemotiveerd kan afwijken van de handreiking. De
handreiking biedt het bevoegd gezag dus een zekere beoordelingsvrijheid.


De algemene regels hebben echter een bindend karakter. Dat wil zeggen
dat het bevoegd gezag deze regels in beginsel in acht dient te nemen.
Afwijken van deze algemene regels kan alleen voor zover die mogelijkheid
in de regelgeving wordt geboden (maatwerkvoorschriften). Zie ook het
antwoord op vraag 10.

34	Wanneer is het Reken- en meetvoorschrift voor windturbines gereed?
Bent u bereid de ministeriƫle regeling Reken- en meetvoorschrift voor
windturbines aan de Kamer voor te leggen? Kan dit gelijktijdig met het
antwoord op deze feitelijke vragen worden gepubliceerd?

Het reken- en meetvoorschrift windturbines is in concept gereed, maar
kan pas in werking treden als de Ontwerp-AMvB in werking treedt. De
totstandkoming volgt het consultatietraject dat voor dit soort
voorschriften gebruikelijk is. Overigens is hier sprake van een
beleidneutraal document, waarvan de beoordeling specifieke akoestische
kennis vereist. Ik zal dit voorschrift zodra het gereed is ter
kennisname aan u toezenden.

35	Gesteld wordt dat een norm van 47 Lden in lijn is met de bestaande
uitvoeringspraktijk. Is deze conclusie feitelijk juist? Wordt in de
huidige uitvoeringspraktijk niet ook gewerkt met een nachtwaarde die
lager ligt?

Voor de meldingsplichtige windturbines is de conclusie geheel correct.
Voor de vergunningsplichtige parken ligt dit genuanceerder. Van een meer
dan incidentele toepassing van lagere nachtwaarden is mij niets bekend.
Wel is het zo dat in de huidige systematiek de nacht bepalend is voor de
normering. Indien er beperkingen (zoals stilstand-voorzieningen) worden
opgelegd, zullen deze zich op de nacht richten.

36	Kunt u uiteenzetten, middels onderbouwde berekeningen over
verschillende etmaalperiodes, hoe de Lden norm van 47 dB zich verhoudt
tot de huidige situatie?

Bijgevoegd is het RIVM-rapport ā€œEvaluatie nieuwe normstelling
windturbinegeluid, 2009ā€, waarin de gevraagde vergelijking is gemaakt.
Niet gepubliceerde berekeningen van akoestische adviseurs komen tot
gelijksoortige uitkomsten, zij het met een iets ruimere marge.

37	Kunt u bevestigen dat een windmolen of een groepering daarvan welke
gedurende een heel etmaal een geluidsbelasting op een woning veroorzaakt
van 41 dB voldoet aan de voorgestelde norm van 47 dB Lden? Kunt u voorts
bevestigen dat daarmee een belasting van 41 dB constant, of in hogere
pieken indien de molen of de groep over een deel van het etmaal of het
jaar minder geluid produceert, mogelijk wordt onder de voorgestelde
norm? Indien ja, kunt u bevestigen dat u de nachtnorm voor windturbines
ten opzichte van andere industriƫle bronnen juist verruimt in plaats
van aanscherpt?

Wanneer in de formule waarmee de Lden wordt berekend voor de dag-, de
avond- en de nachtwaarde 41 wordt ingevuld levert dat als uitkomst 47
dB. Bij deze berekening wordt voor de avondperiode een straftoeslag van
5 dB toegepast en voor de nacht 10 dB. Ook wordt rekening gehouden met
het feit dat de dag 12 uur, de avond 4 uur en de nacht 8 uur duurt.

 Hoe dit jaargemiddelde van 41 is opgebouwd, hangt af van het type en de
hoogte van de windturbine. Zowel de stille perioden als de kortdurende
ā€œlawaaiigeā€ perioden tellen mee. Dit is in afwijking van de huidige
normering bij industrielawaai,  waarbij de lawaaiigste 12 dagen (en
nachten) niet meetellen. In het licht hiervan is het onmogelijk aan te
geven of de nachtnorm voor windmolens aangescherpt of verruimd wordt ten
opzichte van die voor de industrie.

38	Welke conclusie trekt u uit de bevindingen van TNO dat het geluid van
windturbines bij gelijke belasting als hinderlijker wordt ervaren dan
geluid van wegverkeer, railverkeer of industriƫle bedrijvigheid? 

De dosis-effect relatie die TNO heeft bepaald stelt mij in staat de
normering voor verschillende bronnen onderling te vergelijken. De
conclusie daaruit is dat windturbines bij de gekozen normering niet
onevenredig bevoor- of benadeeld worden.

39	Bent u bereid de norm voor windturbines zodanig scherper te stellen
dan de norm voor ander industriƫle bedrijvigheid, dat er niet meer
hinder optreedt? 

Zie antwoord op vraag 38. Voor normstelling wordt een afwegingskader
gehanteerd dat voor- en nadelen van de verschillende opties tegen over
elkaar zet. Elementen hierin zijn de bescherming van de bewoners en de
noodzaak voor duurzame energie.

40	Hoe frequent en in welke mate zal de gekozen Lden-methodiek
(integratie van dag-, avond- en nachtwaarden en vaste middelingstijd van
1 jaar) de waarden voor maximaal toelaatbare geluidshinder
overschrijden, gelet op de inschatting dat het berekende niveau van
ernstige hinder (TNO: 9% bij 47 Lden) vergelijkbaar is met hetgeen bij
de normering voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai als
maximaal toelaatbaar wordt beschouwd en de constatering dat de
onderzoeksresultaten van TNO voor de dosis-effect relatie bij
windturbines een grote onzekerheidsmarge laten zien?   

Het  percentage ernstige hinder van 9% is afkomstig uit het dosis-effect
onderzoek van TNO. Dit onderzoek laat ook zien dat de onzekerheidsmarge
in dit geval wat groter is dan dat van de dosis-effect onderzoeken van
de andere bronnen. Belangrijke invloedsfactoren bij hinder van
windturbines zijn profijt van de bron en het zicht erop. Door met deze
en andere factoren reken te houden bij de voorbereiding en de plaatsing
kan indien aan de voorgestelde norm wordt voldaan, ervan uit worden
gegaan dat dit percentage naar verwachting niet wordt overschreden.

41	In 9% van de gevallen wordt ernstige hinder als gevolg van
windturbines verwacht. Kunt u uiteenzetten in hoeverre dit aantal fors
is in vergelijking met ernstige hinder als gevolg van bijvoorbeeld
verkeer?

Het is niet zo dat in 9% van de gevallen ernstige hinder wordt verwacht.
Dit is alleen het geval voor de woningen die aan 47 Lden zijn
blootgesteld. 

In de huidige situatie zijn 810 woningen aan niveaus van 47 Lden (of
hoger) vanwege windturbines blootgesteld. Het wegverkeer stelt naar
schatting 1,5 miljoen woningen bloot aan meer dan  58 Lden (qua hinder
vergelijkbaar), luchtvaartverkeer ca 800.000 woningen aan 41 Lden
(idem),  railverkeer 200.000 woningen aan 63 Lden (idem) en gezoneerde
industrie ca 100 aan 60 Lden.

42	Bent u er van op de hoogte dat een belasting door windturbines van 47
dB Lden die binnenshuis 9% ernstige hinder veroorzaakt buitenshuis 20%
ernstig hinder veroorzaakt?

Ja, zie verder het antwoord op vraag 43.

43	Waarom wordt de ernstige geluidshinder buitenshuis niet meegeteld?

Hoewel dit op zich een belangrijk gegeven is, speelt dit natuurlijk ook
bij alle andere bronnen. Omdat dit aspect niet ā€“ apart- is meegenomen
bij de normering van andere geluidbronnen, is dit hier om de
vergelijkbaarheid niet te verstoren ook niet gedaan. Het is echter
bekend dat ook bij wegverkeer, railverkeer en luchtvaart de verstoring
van de buitenruimte een element is dat mede de overlast bepaalt.
Overigens is hier van belang dat hoge belastingen zich vaak ā€™s-nachts
voordoen en dat dan mensen meestal binnen zijn.

44	Hoe wordt de extra geluidsoverlast buitenshuis voorkomen dan wel
gecompenseerd? 

Het bevoegd gezag is hiertoe een belangrijke taak toebedacht in het
voortraject. Door rekening te houden met de gevoelens van omwonenden en
waar mogelijk mitigerende maatregelen te treffen , kan niet
noodzakelijke hinder teruggedrongen worden.

45	Bent u bereid, gelet op de constatering van TNO dat er bij Lden 47 dB
door windturbines veel meer dan 9% ernstige hinder ontstaat wanneer ook
naar de situatie buitenshuis wordt gekeken, de overlast buitenshuis mee
te nemen in de berekening?

Zie het antwoord op vraag 43 en 44.

46	Kunt u uiteenzetten waarom u voor het platteland

 9% ernstige hinder binnenshuis en 20% buitenshuis niet toelaatbaar acht
voor verkeersgeluid, maar wel voor windturbinegeluid? Hoe verhoudt dit
zich tot de doelstelling van de EU richtlijn 2002/49/EG en de
NMP-doelen? 

De constatering is niet juist; zie antwoorden op de vragen 2, 4, 12 en
41-45 

 voor wat betreft het woord platteland verwijs ik naar de antwoorden op
de vragen 33, 47 en 48

47	Wordt middels de wijziging van het Activiteitenbesluit de
differentiatie naar gebiedstype opgeheven?

Dit is voor wat betreft windmolens inderdaad  juist. 

48	Klopt het dat een uniform beschermingsniveau er ten opzichte van de
huidige situatie toe leidt dat de bescherming tegen geluid op het
platteland minder wordt vanwege de lagere geluidsbelasting daar?

Uit de ā€“schaarse - wetenschappelijke gegevens blijkt dat juist bij een
hoger omgevingsniveau er meer hinder wordt ondervonden. Het pleidooi
voor stille gebieden in de stad is daar voor een deel op gebaseerd.

49	Kunt u uiteenzetten waarom u niet vasthoudt aan de nog recentelijk
door u bepleite huidige nuancering in de geluidsnormering, vooral op het
platteland?

Zie het antwoord op vraag 48

50	Via maatwerkvoorschriften kan het bevoegd gezag verdergaande
bescherming bieden. Genoemd wordt het voorbeeld van stiltegebieden. Is
dit het enig denkbare voorbeeld? Waaraan kan nog meer worden gedacht?
Kunnen hier ook gevoelige bestemmingen als woningen en scholen toe
behoren?

Scholen en ziekenhuizen zijn gevoelige bestemmingen die mogelijk extra
aandacht behoeven voor het geval die zich in de invloessfeer van
windmolens bevinden. Ook om andere redenen kan het bevoegd gezag op
grond van artikel 3.14a,2de lid van deze Ontwerp-AmvB  afwijken van de
norm. De afwijking dient dan wel terdege gemotiveerd te zijn. 

Vergelijk ook  de antwoorden  op de vragen 10 en 33.

51

	Is de afstand van vier keer de ashoogte tot de bebouwing voldoende
afstand om veiligheid te garanderen? Zo ja, op grond van welke
wetenschappelijke gegevens is die afstand bepaald?

 

Een afstand van 4 keer de ashoogte is niet zondermeer afdoende om de
maximale werpafstand en dus veiligheid in absolute zin te borgen. In het
veiligheidsbeleid wordt echter uitgegaan van een risicobenadering
waarbij de bevolking het basisveiligheidsniveau PR 10-6/jr geboden
wordt.

De maat van 4 keer de ashoogte moet ook niet gerelateerd worden aan
(absolute) veiligheid. Het is een maat die slechts aangeeft wanneer het
risico niet via het huidige Activiteitenbesluit geborgd wordt, maar
individueel via vergunningverlening beoordeeld moet worden. In het
basisveiligheidsniveau wordt bij deze maat via het Activiteitenbesluit
voorzien.  

De risicoā€™s van windturbines worden beoordeeld op basis van de
gegevens, zoals weergegeven in het Handboek Risicozonering
Windturbinesā€ (SenterNovem, 2005). 

52	Is vier keer de ashoogte ook de veilige afstand tot autowegen en
spoorwegen? Zo nee, waarom niet en hoe is het risico langs autowegen en
spoorwegen bepaald?

De afstand van 4 keer de ashoogte is daar, zoals weergegeven bij  vraag
51 niet voor bedoeld, maar zal de risicoā€™s i.r.t. transportassen
normaliter afdekken. Het beleid voor de t.o.v. wegen en water aan te
houden afstanden is neergelegd in de ā€œBeleidsregel voor het plaatsen
van windturbines op, in of over waterstaatswerkenā€ (Ministerie van
VenW, 2002) en t.o.v. het spoor in de beleidsvisie ā€œWindturbines langs
auto-, spoor- en vaarwegen; beoordeling van veiligheidsrisicoā€™sā€
(Rijkswaterstaat en NS Railinfrabeheer, 1999). De hierin neergelegde
uitgangspunten worden in het kader van de vergunningverlening
gehanteerd. Het gaat hierbij, bijzondere gevallen daargelaten, meestal
om afstanden van 30-50 m.

53	Kunt u uiteenzetten hoe de risicoafstanden voor geluid, milieu en
veiligheid voor plaatsing van windmolens en windmolenparken, langs auto-
en spoorwegen, langs bebouwing en andere (beperkt) kwetsbare objecten in
andere Europese landen zijn geregeld? Hoe verhouden die risicoafstanden
zich tot de door Nederland gehanteerde afstanden?

Voor zover mij bekend is dit in een aantal West-Europese landen redelijk
wisselend geregeld, bijvoorbeeld in regelgeving, circulaires, normen,
adviezen. Ook komt het voor dat er niets specifieks  is vastgelegd.
Inhoudelijk zijn er verschillen, maar ook overeenkomsten te constateren.
Het Nederlandse beleid staat zeker niet haaks op hetgeen in andere
West-Europese landen gevoerd wordt. Maar voorzichtigheid in het trekken
van conclusies blijft geboden, omdat de beschikbare informatie soms niet
volledig en niet altijd eenduidig is. Het is dus lastig vergelijken. 

Ter illustratie, meer praktisch en gerelateerd aan een 3 MW turbine, een
overzicht van hetgeen voor zover bekend in een aantal landen gehanteerd
wordt: 

Geluid:

Belgiƫ (Vlaanderen)   250 m. of < dan aanvullend onderzoek

Belgiƫ (Walloniƫ)       350 m.

Duitsland                  45 dB(A)Ā = 400-500 m.

Groot Brittaniƫ          35-40 dB(A) dag en 43 dB(A) nacht = ca. 380 m.

Frankrijk                  500 m. en max. 5 dB(A) dag en 3 dB(A) nacht >
achtergrond

Denemarken             4 maal ashoogte; < 500 m. dan onderzoek = ca. 360
m. 

Nederland (nieuw)    47 dB = ca. 360 m.

Zie bijlage 2  voor een gedetailleerd overzicht geluidnormering
windturbines in andere landen.

Slagschaduw:

Belgiƫ (Vlaanderen)   < 30 h/jr.

Belgiƫ (Walloniƫ)       < 30 h/jr.

Duitsland                  < 30 h/jr.

Groot Brittaniƫ          < 30 h/jr. of 30 min/dag

Frankrijk                   geen vaste norm, onderzoek nodig

Denemarken             < 10 h/jr.

Nederland                 maatregelen + < 17 dagen meer dan 20 min.
Incl. dagen met

                                kortere  slagschaduwbelasting = ca. 30
h/jr.

Veiligheid:

Belgiƫ (Vlaanderen)   < 200 m. van BRZO bedrijf dan nader onderzoek

Belgiƫ (Walloniƫ)       tiphoogte = ca. 140 m.

Duitsland                  intrinsiek veilig: geen vaste norm, zonodig
nader onderzoek

Groot Brittaniƫ          geen vaste norm (vaak: tiphoogte + 10%)

Frankrijk                  wisselende eisen per regio, maar vaak >
x-maal tiphoogte

Denemarken             4 maal ashoogte = ca. 400 m.

Nederland (nieuw)     PR 10-6/jr kwetsbare en PR 10-5/jr beperkt
kwetsbare objecten

                                ofwel voor 3 MW respectievelijk ca. 160
en 45 m. 

NB. In een aantal landen wordt er van uit gegaan dat de geluidnorm het
veiligheidsaspect voldoende afdekt. 

54	Is het waar dat in Duitsland een minimale afstand van 1,5 km wordt
gehanteerd van grote windmolenparken tot bebouwing? Zo ja, welke
argumenten worden daarvoor gegeven? Voor zover mij bekend is dit niet
het geval; zie antwoord op vraag 53.

55	Kunt u uiteenzetten bij wie de verantwoordelijkheid ligt voor
veiligheidsnormen bij bestaande windmolens die niet aan de nieuwe normen
voldoen? 

Die verantwoordelijkheid ligt bij de exploitant van de windturbine en
het bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet
ruimtelijke ordening.

56	Kunt u uiteenzetten hoeveel molens op dit moment niet aan de nieuwe
veiligheidsnormen voldoen?

Daar heb ik geen inzicht in. Als het Handboek Risicozonering
Windturbines is toegepast, is evenwel niet te verwachten dat dit vaak
voorkomt. Overigens gelden de nieuwe normen voor nieuwe situaties.

57	Hoe verhoudt het spreidingsgevaar van gevaarlijke stoffen zich tot
het gevaar van een afbrekende wiek? 

Falen van een windturbine treedt op door bladbreuk, overtoeren,
mastbreuk en naar beneden vallen van gondel of rotor. Het risico is dat
personen daarbij momentaan geraakt worden door (delen van) de
windturbine. De trefkans is daarbij relatief klein. Bij gevaarlijke
stoffen komt een wolk vrij, die zich verspreidt in de lucht en waarbij
de trefkans groter is. Het risico wordt gevormd door brand, explosie,
verspreiden toxische stoffen ed. Ook niet momentane effecten kunnen
optreden. Groepsrisico zal vooral bij het vrijkomen van gevaarlijke
stoffen een rol spelen.

De impact van een incident met een windturbine is dus, hoewel op zich
natuurlijk niet onbelangrijk, echter van een duidelijk andere orde van
grootte en daarom ook niet zo specifiek als bij externe veiligheid
geregeld.

Een en ander neemt niet weg dat in beide gevallen het bieden van het
basisveiligheidsniveau PR 10-6/jr voor kwetsbare objecten uitgangspunt
kan en moet zijn. Zie het antwoord op vraag 51.

58	Bent u bereid een centraal register bij te houden van ongevallen met
windmolens? Zo nee, waarom niet?

Het bijhouden van een centraal register van ongevallen met windturbines
acht ik niet nodig. Uitgangspunt voor mij blijft dat windturbines aan de
geldende regelgeving voldoen. Ongelukken worden daarmee zo veel mogelijk
voorkomen, maar zijn in een risicobenadering niet geheel uit te sluiten.
Wel moeten ongevallen op grond van hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer
aan het bevoegd gezag gemeld worden. 

59	Zijn er kansen om de hinder van lichtschittering te verminderen niet
benut, zoals het verven van rotorbladen in een bepaalde (grijze) kleur
en met bepaalde (matte) verf, aangezien deze voorschriften niet worden
gewijzigd?

Het Activiteitenbesluit legt thans via NEN-norm vast welke soorten verf
mogen worden toegelaten. Voor zover mij bekend levert dit geen problemen
op, reden om deze bepaling niet te wijzigen.

60	Zijn er kansen om de horizonvervuiling te verminderen niet benut,
zoals die bijvoorbeeld wel worden benut bij de windmolens bij Woerden,
waar groene voet en grijze mast ervoor zorgen dat de molens beter
wegvallen tegen de horizon?

In het algemeen doet de initiatiefnemer zelf een voorstel voor de
kleurstelling van de windturbines. Dit wordt betrokken bij visualisaties
die aan de gemeente worden aangeboden ten behoeve van de communicatie
met omwonenden. Kleuren kunnen worden gebruikt om de voet van de mast de
camoufleren, om de mast als geheel minder met de lucht te laten
contrasteren, maar ook om met opvallend kleurgebruik windturbines in het
oog te laten springen op een door de lokale bevolking gewaardeerde
manier. Van al deze vormen van kleurgebruik zijn voorbeelden in
Nederland te vinden. 

Voor zover mij bekend staan de in de vragen beschreven windmolens
overigens niet bij Woerden, de beschrijving doet mij denken aan
windturbines langs de A4  nabij Zoeterwoude, waarbij gericht van
niet-contrasterende dus camouflerende kleuren gebruik gemaakt is. 

Voor wat betreft het juridisch instrumentarium voor inpassing in de
omgeving kan ik u het volgende mededelen. De situering van windturbines
in het landschap kan niet bij deze AMvB worden geregeld aangezien het
lokaal maatwerk betreft. Voor de beoordeling hiervan is het Wro-plan het
meest geschikt. Voorts kan bij de door de initiatiefnemer gekozen
vormgeving en kleurstelling welstandsbeoordeling ingevolge Afdeling 3
van de Woningwet een rol spelen.

61	Waarom wordt ervoor gekozen om van niet-mer-beoordelingsplichtige
windturbines niet standaard een omgevingsvergunning te verlangen?

Mijn beleid is erop gericht om zoveel mogelijk windturbines onder de
algemene regels te laten vallen, in plaats van onder de
milieuvergunningplicht. Algemene regels hebben een aantal voordelen ten
opzichte van een milieuvergunningplicht. Voor bedrijven (windturbines)
die geheel onder algemene regels vallen, hoeft geen oprichtings- of
veranderingsvergunning te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Het
achterwege blijven van de vergunningprocedure betekent een
lastenverlichting, omdat een vergunningprocedure in het algemeen meer
kosten met zich meebrengt dan een melding in het kader van het
Activiteitenbesluit. Daarnaast levert het vervallen van de
vergunningprocedure tijdwinst op voor het oprichten, dan wel wijzigen of
uitbreiden van een bedrijf (i.c. windmolenpark).  

Op grond van Europeesrechtelijke verplichtingen is het echter niet
mogelijk om alle windturbines onder algemene regels te brengen. De
richtlijn inzake de milieu-effectrapportage voor projecten (nr.
85/337/EEG) vereist voor merplichtige en merbeoordelingsplichtige
activiteiten een vergunning. De merplichtige en merbeoordelingsplichtige
windturbines zullen dan ook altijd vergunningplichtig zijn. Indien ten
aanzien van merbeoordelingsplichtige windturbines door het bevoegd gezag
wordt geoordeeld dat geen milieu-effectrapport gemaakt hoeft te worden,
betekent dit dat er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen
voor het milieu en is er dus eigenlijk geen reden voor een individuele
beoordeling door het bevoegd gezag. In die gevallen zal, na de
inwerkingtreding van de Wabo, een reguliere omgevingsvergunning worden
afgegeven, omdat de richtlijn nu eenmaal een vergunning voor
merbeoordelingsplichtige windturbines vereist. Deze vergunning zal
eenvoudig zijn en zal inhouden dat de voorgenomen windturbines geplaatst
mogen worden op de voorgenomen locatie. De windturbines moeten
vervolgens voldoen aan de algemene regels uit het Activiteitenbesluit.
Indien het bevoegd gezag echter oordeelt dat er wel een
milieu-effectrapport moet worden gemaakt, dan zal er een uitgebreide
omgevingsvergunning, die vergelijkbaar is met de huidige Wm-vergunning,
moeten worden aangevraagd. Van windturbines die niet merplichtig of niet
merbeoordelingsplichtig zijn, wordt aangenomen dat zij geen belangrijke
nadelige gevolgen voor het milieu zullen hebben. Deze windturbines
moeten voldoen aan deze Ontwerp-AMvB, zonder voorafgaande vergunning van
het bevoegd gezag. De richtlijn schrijft voor deze gevallen geen
vergunning voor.

62	Wie is er in het geval van overtredingen, fouten of ongelukken
verantwoordelijk voor niet-mer-beoordelingsplichtige en dus
niet-omgevingsvergunningplichtige windturbines? 

Dat is in eerste instantie de exploitant van de windturbine, maar ook
het bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet
ruimtelijke ordening heeft zijn verantwoordelijkheid.

63	Kunt u uiteenzetten hoe het kan zijn dat Rijkswaterstaat wƩl
vergunningen noodzakelijk kan stellen voor het in de nabijheid van haar
werken plaatsen van nieuwe windturbines, terwijl dit niet afdoende tot
de mogelijkheden behoort van andere, niet-publieke instanties? 

De wetgever heeft de door Rijkswaterstaat beheerde werken, terreinen en
wateren van dermate groot openbaar belang geacht dat hij daarvoor een
beschermend wettelijk regime heeft vastgelegd. De meest relevante wet op
dit moment is de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (in de nabije
toekomst de Waterwet). Deze legt vergunningplicht op aan bepaalde
activiteiten die het functioneren van een rijkswaterstaatswerk in gevaar
kunnen brengen. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft in
beleidsregels en aanverwante regels (zie antwoord op vraag 52)
voorwaarden bekend gemaakt, waaronder geen vergunningplicht ontstaat en
ook anderszins medewerking van het ministerie kan worden verkregen. Deze
duidelijkheid vooraf vermindert de administratieve lasten en voorkomt
vertraging bij projectontwikkeling. 

Ik kan mij vooralsnog niet goed voorstellen dat vragensteller(s) beogen
niet-publieke instanties voortaan vergunningen te laten verlenen, met
als motief dat Rijkswaterstaat dat wel mag.

De belangen van niet-publieke instanties zijn anders geborgd, namelijk
via inspraak- en rechtsbeschermingsmomenten in
besluitvormingsprocedures. Daarbij kunnen deze instantie evenals
belanghebbende burgers hun zienswijze duidelijk maken aan het
bestuursorgaan respectievelijk hun belang bij een aangevraagd besluit
aan de rechter. Vergelijk de laatste zin van de antwoorden op de vvragen
10 en 81.

64	Kunt u openbaar maken welke 810 woningen een overschrijding van de
Lden norm van 47 dB ervaren? Zo nee, waarom niet? Bent u dan bereid hier
onderzoek naar te laten verrichten? Kan daarbij worden onderzocht in
hoeverre het gaat om woningen van eigenaren van windmolens?

De gegevens uit het RIVM onderzoek  ā€œEvaluatie nieuwe normstelling
windturbinegeluid, 2009ā€ zijn niet tot op woningniveau beschikbaar.
Naar de overschrijdingen van de 47 Lden zal nader onderzoek worden
verricht Daarbij kan de vraag of het al dan niet woningen van eigenaren
van windmolens betreft worden meegenomen.

65	Kunt u verklaren waarom u niet eerder bent opgetreden tegen de
geluidsoverlast bij de woningen waar overschrijding van de thans
geldende norm optreedt? 

De Minister van VROM is hier geen bevoegd gezag; dit is veelal het
gemeentebestuur wel en in sommige geval ā€“tevens ā€“ het provinciaal
bestuur.

66	Wat zijn de uitkomsten van het nadere onderzoek die moeten leiden tot
een afweging of sanering opportuun is? Voor wie zijn de kosten van een
eventuele sanering? Wanneer is er meer duidelijkheid over de te nemen
maatregelen?

Onderzoeksresultaten zijn nog niet beschikbaar. Pas als deze beschikbaar
zijn kan een goed onderbouwd besluit worden genomen over de vraag of
sanering opportuun is. Naar verwachting zal hier medio 2011
duidelijkheid over worden gegeven.

67	Wat is de termijn waarbinnen omwonenden van een niet aan de
Lden-voldoenende windturbine de uitslag van het genoemde onderzoek mogen
verwachten? 

De verwachting is dat circa een jaar na inwerkingtreding de resultaten
van het onderzoek bekend kunnen zijn indien de lokale overheden en
windexploitanten voldoende medewerking verlenen.

68	Kunt u uiteenzetten wanneer besloten wordt om tot eventuele sanering
van bestaande en verouderde windmolens over te gaan? 

Na afloop van het eerder genoemde onderzoek.

69	Hoe worden nieuwe saneringsoperaties voorkomen?

Verwacht wordt dat de nieuwe normering zoveel duidelijkheid zal brengen
dat overschrijdingen (anders dan door een besluit daartoe van het
bevoegd gezag) niet zullen voorkomen. Goede naleving en handhaving 
zullen  hier zeker aan kunnen  bijdragen.

70	Indien uit genoemd onderzoek blijkt dat aanpassing van woningen
goedkoper is dan sanering van windturbines, wie draait dan voor deze
kosten op?

Dit probleem vraagt een zorgvuldige afweging. De omvang van de
financiƫle consequenties speelt daarbij een belangrijke rol. Ik kan
daar niet op vooruit lopen.

71	Wordt bij de eventuele toekomstige aanpassing van huizen uitgegaan
van de Lden-overschrijding op jaarbasis, of van maximale, ad hoc
overschrijding? 

De Lden is gedefinieerd als jaargemiddelde, dus een overschrijding kan
alleen in deze termen bestaan. 

72	Indien op basis van de uitkomst van het onderzoek naar
saneringsmethodiek uiteindelijk gekozen wordt voor aanpassing van
gevels, hoe denkt u dan te kunnen compenseren voor normoverschrijdende
geluidsoverlast buitenshuis? 

Gevelisolatie is een saneringsmaatregel die toegepast wordt als andere
maatregelen (hetzij aan de bron, hetzij in de overdracht of in
combinatie) niet afdoende zijn. Dat betekent in dat geval dus ook dat
overlast buiten de woning in die situaties als onvermijdelijk wordt
beschouwd.

73	Bent u van mening dat de geluidshinder voor burgers bepaald wordt
door de hoeveelheid intredend geluid, in andere woorden door de
hoeveelheid geluidsimmissie? Zo nee, hoe ziet u geluidshinder dan
bestaan? Zo ja, bent u van mening dat geluidshinder derhalve het best
beoordeeld kan worden aan de hand van een immissieregeling? 

Zie het antwoord op vraag 74

74	Is het u bekend dat in het in uw opdracht opgestelde TNO-rapport
'Hinder door geluid van windturbines' de mate van hinder is onderzocht
aan de hand van en gecorreleerd met gemeten immissiegegevens en dat de
basisgegevens waarop de hinder in het rapport is beoordeeld
immissiegegevens zijn? Kunt u uiteenzetten waarom zij desondanks kiest
voor een andere dosismaat, Lden, die op onnauwkeurige wijze van
immissiegegevens is afgeleid en handhaving door immissiemeting vrijwel
uitsluit? 

Om misverstanden te vermijden: de voorgestelde regeling is bij uitstek
een immisieregeling (de geluidsbelasting aan de gevel wordt bepaald).
Het meest nauwkeurig kan deze worden afgeleid door uit te gaan van de
emissie (de geluidproductie van turbine, op ashoogte). Anders dan U
veronderstelt, kan de emissie zeer nauwkeurig worden vastgesteld omdat
dicht bij de bron gemeten wordt waardoor stoorgeluiden minder een rol
spelen. Het vaststellen van de geluidsbelasting bij de woning is echter
bij deze in absolute zin lage waarden  veel lastiger en daarom ook
onnauwkeuriger.

75	Acht u het aanvaardbaar dat handhaving door middel van immissiemeting
wordt verlaten voor een systeem waarbij deze vorm van handhaving vrijwel
uitgesloten is? Zo ja, waarom?

De werkelijk optredende niveaus bij de voorgestelde norm zijn zo laag
(meestal lager dan 40 dB(A)) dat een goede imissiemeting aan de hand
waarvan een jaargemiddelde waarde is vast te stellen zeer moeilijk is
uit te voeren. De gekozen methode die uitgaat van controle van de
emissie door middel van een gestandaardiseerde procedure is dan
betrouwbaarder.

76	Bent u van mening dat controle op naleving van de Lden norm aan de
hand van een achteraf berekend jaargemiddelde in hoge mate afhangt van
gegevens over het precieze verloop van de door de turbine-eigenaar te
verstrekken elektriciteitsproductie en van een voortdurend goed
functioneren van de turbine waarop immers de schatting van de
geluidsemissie is gebaseerd? Zo nee, waarom niet? Indien ja, kunt u een
gedetailleerde uitleg geven over hoe u de evidente fraudegevoeligheid
van dit systeem denkt te kunnen ondervangen? 

In de Ministeriele Regeling worden de gegevens opgenomen die de
exploitant dient aan te leveren. De kans dat hiermee gefraudeerd wordt
is klein, omdat immers ook het elektriciteitsbedrijf de gegevens
gebruikt om betaling  van de geleverde stroom te verrichten. Eventuele
fraude zou daarmee snel aan het licht komen. Overigens is voor het
controleren van de Lden alleen de gemiddelde productie over dag, avond
en nacht nodig. Exacte details worden vastgelegd in de Ministeriele
Regeling

77	Hoe gaat u op een effectieve manier handhaven? Wat gaat onderzoek
naar geluidsoverlast kosten om bij Ć©Ć©n dispuut het gelijk of ongelijk
van de appelant vast te stellen en hoe lang gaat dat onderzoek duren?

Het is aan het bevoegd gezag om handhavend op te treden. Omdat onderzoek
naar de geluidemissie van de turbine makkelijker is uit voeren dan een
meting op het ontvangpunt, zullen de kosten ook lager uitvallen dan in
de huidige situatie.  

78	Kunt u beargumenteerd uiteenzetten dat de nieuwe berekenings- en
beoordelingssystematiek eenvoudiger uit te voeren en te handhaven is?

De nieuwe rekenmethodiek is opgebouwd uit bekende elementen. Daarbij
wordt gebruik gemaakt van standaard invoer (zoals de emissiegegevens van
de turbine en de windsnelheidsgegevens van het KNMI).  De
vereenvoudigingen zitten verder in het achterwege blijven van een
immissiemeting en een referentieniveaubepaling.

79	Bent u bereid om voordat dit systeem mogelijkerwijs wordt ingevoerd
een ex-ante studie te laten verrichten om na te gaan of praktische
handhaving wel mogelijk is? Zo nee, waarom niet? 

Er zijn voldoende gegevens voorhanden om nu te kunnen beoordelen dat de
handhaving uitvoerbaar is. 

80	Kunt u uiteenzetten welke wettelijke middelen omwonenden na eventuele
invoering van dit systeem zullen hebben om overlast te kunnen
onderbouwen? Kunt u voorts uiteenzetten of omwonenden na eventuele
invoering op grond van een gemeten geluidsbelasting de mogelijkheid
hebben een klacht in te dienen? 

Het staat bewoners te allen tijde vrij een klacht in te dienen bij het
bevoegd gezag. Het is dan aan het bevoegd gezag om te beoordelen of een
controle van de geluidproductie van de turbine uitgevoerd moet worden.
Een immissiemeting zal alleen in uitzonderlijke omstandigheden
aanleiding kunnen geven tot het uitvoeren van een dergelijk onderzoek.
Dit komt omdat Ć©Ć©n meting van de immissie in het algemeen geen
aanwijzing op kan leveren over de overschrijding van de Lden-grenswaarde

81	Op welke wijze kunnen belanghebbenden achteraf nog bezwaar aantekenen
tegen de plaatsing? 

 Tegen de plaatsing kan achteraf door belanghebbenden geen bezwaar
worden aangetekend indien de molen valt onder het regime van deze AMvB.
Een vergunning moet echter nog wel worden verleend voor merplichtige en
merbeoordelingsplichtige windturbines. In die gevallen kan men wel
bezwaar aantekenen. In gevallen waarin geen vergunning is verleend, maar
de algemene regels van toepassing zijn, kan een verzoek om handhaving en
om het voorschrijven van een maatwerkvoorschrift worden gedaan. Zie ook
mijn antwoord op de vragen 10, 33 en 61. De houder van de windturbine
waarvoor geen vergunning behoeft te worden afgegeven, is wel verplicht
de oprichting daarvan te melden aan het bevoegd gezag en een akoestisch
rapport te overleggen. Het afzien van die melding is strafbaar gesteld
op grond van de Wet op de economische delicten. De regeling van geluid
en veiligheid van windturbines bij deze Ontwerp-AMvBdoet niet af aan de
rechten van bezwaar en beroep in de RO-procedure en bij de
bouwvergunning voor een windturbinepark of afzonderlijke turbines.

82	Kunnen belanghebbenden bezwaar maken op grond van direct intredend
lawaai waar ze werkelijk last van hebben of moeten zij een jaar lang
meten totdat ze een gemiddelde, de Lden, vast kunnen stellen die geen
recht doet aan de overlast die ze in werkelijkheid kunnen hebben?

Uit het verplichte akoestisch onderzoek moet blijken aan welke
specificaties de windturbine moet voldoen. Als uit de emissiemeting
blijkt dat de windturbine niet aan de specificaties voldoet zodat
overschrijding van het jaargemiddelde onvermijdelijk is, dan kan direct
handhavend worden opgetreden.



Antwoorden wijziging milieuregels windturbines		  PAGE  4 /  NUMPAGES
\*Arabic  15