[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toetsingskader t.b.v. pilot ‘het stimuleren van de omslag van sw-bedrijven naar arbeidsontwikkelbedrijven’ en pilot ‘het vormgeven van een integrale dienstverlening op de werkpleinen’

Bijlage

Nummer: 2009D51731, datum: 2009-10-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Stand van zaken met betrekking tot de pilots ‘werken naar vermogen’ (2009D51730)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage: Toetsingskader t.b.v. pilot ‘het stimuleren van de omslag van
sw-bedrijven naar arbeidsontwikkelbedrijven’ en pilot ‘het vormgeven
van een integrale dienstverlening op de werkpleinen’ 

(ter vaststelling)

Toetsingskader 

Samenvatting

Aan de hand van onderhavig toetsingskader kunnen sw-bedrijven enerzijds
en gemeenten en UWV die samenwerken op het werkplein anderzijds van 9
oktober tot en met 20 november 2009 projectvoorstellen indienen met
betrekking tot de pilot ‘het stimuleren van de omslag van sw-bedrijven
naar arbeidsontwikkelbedrijven’ en de pilot ‘het vormgeven van een
integrale dienstverlening op de werkpleinen’. Deze twee pilots maken
onderdeel uit van de pilots ‘werken naar vermogen’ die worden
uitgevoerd naar aanleiding van het advies van de commissie fundamentele
herbezinning Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Het doel van de pilot
gericht op sw-bedrijven is meer kennis te vergaren over hoe sw-bedrijven
nog meer dan nu als een springplank kunnen fungeren voor álle mensen
die op termijn bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen, maar zich
daartoe eerst nog verder moeten ontwikkelen. Het doel van de pilot
gericht op werkpleinen is meer kennis te vergaren over hoe gemeenten en
UWV op de werkpleinen de integrale dienstverlening aan werkzoekenden en
werkgevers, mede ten behoeve van mensen met een arbeidsbeperking, vorm
kunnen geven. In de praktijk zal worden onderzocht wat werkt, zodat
antwoord wordt verkregen op de vraag hoe de kansen van mensen met een
arbeidsbeperking op een duurzame, reguliere baan kunnen worden
verbeterd.

Sw-bedrijven kunnen projectvoorstellen indienen die zijn gericht op: (1)
visieontwikkeling, (2) cultuuromslag, (3) ontwikkeling instrumentarium,
(4) verbreding doelgroep of (5) ontwikkeling dienstverlening aan
werkgevers. Gemeenten en UWV die samenwerken op het werkplein kunnen
projectvoorstellen indienen die zijn gericht op: (1) professionalisering
diagnosestelling en plan van aanpak voor dienstverlening, (2)
ontwikkeling samenwerking of (3) ontwikkeling geïntegreerde en
vraaggerichte dienstverlening aan werkgevers. De projectvoorstellen
dienen vernieuwend te zijn in de zin dat sprake is van een vernieuwende
aanpak of methode voor de sw-sector/werkpleinen als geheel of voor het
sw-bedrijf/werkplein in het bijzonder. Ook een versnelling/verbetering/
verdieping van een aanpak of methode kan als vernieuwend worden
aangemerkt.

Een projectvoorstel gericht op een van voornoemde thema’s dient (1) de
gegevens te vermelden van de (hoofd)aanvrager, (2) tijdig en op juiste
wijze te zijn ontvangen door Divosa, (3) een uitgewerkte
projectbeschrijving te bevatten, (4) een uitgewerkte projectbegroting te
bevatten indien wordt verzocht om een financiële bijdrage, (5) een
samenvatting van het project te bevatten en (6) een onvoorwaardelijke
akkoordverklaring te bevatten met de verplichtingen en voorwaarden zoals
opgenomen in dit toetsingskader.

Voor de verschillende projecten zal Divosa in ieder geval niet meer
budget beschikbaar hebben dan het budget dat het ministerie van SZW
beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van deze pilots (2,5 miljoen euro)
onder aftrek van het bedrag waarvoor Divosa zelf subsidie aanvraagt en
verkrijgt. Het beschikbare budget per project voor de gehele looptijd
van het project (dus ook als deze meer dan één jaar bedraagt) bedraagt
in beginsel maximaal 100.000 euro.

Een ambtelijke beoordelingscommissie bestaande uit VNG, Divosa, Cedris
en UWV beslist op grond van het onderhavige toetsingskader ten aanzien
van welke projectvoorstellen zij de stuurgroep, waarin VNG, Divosa,
Cedris en UWV zijn vertegenwoordigd, positief zullen adviseren en welk
advies zij zullen geven ten aanzien van de hoogte van de financiële
bijdrage per projectvoorstel, indien daarom is verzocht, en eventuele
aan een project te stellen additionele verplichtingen en voorwaarden.
Besluitvorming vindt plaats door de vertegenwoordigers van VNG, Divosa,
Cedris en UWV die deelnemen aan de stuurgroep, gehoord hebbende de
Staatssecretaris van SZW, met inachtneming van het onderhavige
toetsingskader en de schriftelijke rapportage van de
beoordelingscommissie. 

Divosa zal de door de stuurgroep geselecteerde projectvoorstellen
bundelen tot één subsidieaanvraag aan de Staatssecretaris van SZW. Als
door de Staatssecretaris van SZW wordt overgegaan tot subsidieverlening
aan Divosa dan zullen alle (hoofd)aanvragers door Divosa schriftelijk
worden bericht over de besluitvorming ten aanzien van de selectie van
projectvoorstellen en de motivatie die eraan ten grondslag ligt.
Vervolgens ontstaat voor Divosa de civiele verplichting om een voorschot
ter hoogte van 80% van de vastgestelde financiële bijdrage ter
beschikking te stellen aan de (hoofd)aanvrager, indien om een
financiële bijdrage is verzocht. Pas bij het opleveren van het vooraf
overeengekomen resultaat/product en indien de verplichtingen en
voorwaarden door de (hoofd)aanvrager zijn nagekomen én indien het
ministerie van SZW de subsidie aan Divosa heeft vastgesteld rust op
Divosa een betalingsverplichting en zal het voorschot worden omgezet in
een definitieve betaling en aangevuld tot de hoogte van de vastgestelde
financiële bijdrage.

Leeswijzer

Allereerst wordt een korte beschrijving gegeven van de pilots ‘werken
naar vermogen’ en van de pilots gericht op sw-bedrijven en werkpleinen
die daar onderdeel van uitmaken, waarna wordt ingegaan op het doel en de
totstandkoming van het toetsingkader (II). Voorts worden voor de pilot
gericht op sw-bedrijven en de pilot gericht op werkpleinen de
verschillende thema’s benoemd en toegelicht waar projectvoorstellen
voor kunnen worden ingediend (III en IV). Daarna worden de elementen
benoemd en toegelicht waaraan een projectvoorstel dient te voldoen (V).
Vervolgens wordt aangegeven welk budget er per project en voor alle
projecten gezamenlijk beschikbaar is (VI) en hoe de selectieprocedure
verloopt (VII). Tot slot wordt aangegeven op welke wijze de hoogte van
de definitieve financiële bijdrage aan een project wordt bepaald
(VIII).

Inleiding

Pilots ‘werken naar vermogen’

Nog te weinig mensen met een arbeidsbeperking werken naar vermogen. Op 9
oktober 2008 bracht de commissie fundamentele herbezinning Wsw een
advies uit om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te
helpen in een reguliere baan. De voorstellen van de commissie zijn
verstrekkend. Het kabinet heeft dan ook besloten eerst in pilots meer
ervaring op te willen doen. De pilots, die gezamenlijk worden aangehaald
als de pilots ‘werken naar vermogen’, richten zich op (1) het
realiseren van meer werkplekken bij werkgevers, (2) het stimuleren van
de omslag van sw-bedrijven naar arbeidsontwikkelbedrijven, (3) het
vormgeven van een integrale dienstverlening op de werkpleinen en (4) het
toetsen van een nieuwe systematiek, waarbij de inzet van het instrument
loondispensatie centraal staat. 

De eerste drie pilots zijn randvoorwaardelijk. Mocht in de toekomst
worden besloten tot het invoeren van de nieuwe systematiek dan is het
voor de implementatie daarvan belangrijk dat innovaties in de
uitvoeringspraktijk (grotendeels) zijn ingevoerd. Tegelijkertijd is
verdere verbetering van de dienstverlening ook in het ‘hier en nu’
van belang. 

Werkgevers, sw-bedrijven, gemeenten en UWV krijgen tot eind 2012 de
mogelijkheid om aan de slag te gaan met vernieuwende aanpakken en
methoden. In de praktijk zal worden onderzocht wat werkt, zodat antwoord
wordt verkregen op de vraag hoe de kansen van mensen met een
arbeidsbeperking op een duurzame, reguliere baan kunnen worden
verbeterd. 

Pilot ‘het stimuleren van de omslag van sw-bedrijven naar
arbeidsontwikkelbedrijven’

Sw-bedrijven spelen een grote rol bij het aan de slag helpen van mensen
met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij bieden velen van hen
werk. Binnen de eigen organisatie, via detachering bij reguliere
werkgevers of door mensen via leer/werktrajecten in dienst te laten
treden bij een reguliere werkgever. Sinds de wijzigingen in de Wsw vanaf
1998 hebben veel sw-bedrijven inmiddels goede stappen gemaakt in de
doorontwikkeling van productiebedrijf naar arbeidsontwikkelbedrijf. Het
doel van deze pilot is meer kennis te vergaren over hoe sw-bedrijven nog
meer dan nu als een springplank kunnen fungeren voor álle mensen die op
termijn bij een reguliere werkgever aan de slag kunnen, maar zich
daartoe eerst nog verder moeten ontwikkelen.

Pilot ‘het vormgeven van een integrale dienstverlening op de
werkpleinen’

Vanaf 2010 werken UWV en gemeenten samen op circa 100 werkpleinen. Zij
zullen integrale dienstverlening bieden op het terrein van
uitkeringsintake, bemiddeling en re-integratie aan werkzoekenden en
werkgevers. Op de werkpleinen staat de klant centraal. Voor de
werkzoekende is het doel een snelle en effectieve bemiddeling en
re-integratie. Belangrijk is dat de werkzoekende op basis van een goede
diagnose op het juiste moment een op activering gerichte dienstverlening
op maat krijgt aangeboden. Voor de werkgever is het doel een snelle en
goede match tot stand te brengen tussen vraag en aanbod. Belangrijk is
richting werkgevers dat sprake is van een vraaggestuurde benadering. Het
doel van deze pilot is meer kennis te vergaren over hoe gemeenten en UWV
op de werkpleinen de integrale dienstverlening aan werkzoekenden en
werkgevers, mede ten behoeve van mensen met een arbeidsbeperking, vorm
kunnen geven.

Toetsingskader

Op basis van onderhavig toetsingskader kunnen projectvoorstellen worden
ingediend met betrekking tot de pilots gericht op sw-bedrijven en
werkpleinen. Het toetsingskader vormt tevens de basis voor de selectie
van projectvoorstellen. 

Onderhavig toetsingskader is mede opgesteld op basis van onderzoek dat
Nyfer in opdracht van Divosa en in afstemming met VNG, Cedris en UWV
heeft verricht bij sw-bedrijven en werkpleinen om van hen de cruciale
thema’s te vernemen waarop ingezet moet worden om het doel van de
pilots die zijn gericht op de sw-bedrijven en de werkpleinen te
verwezenlijken. Het toetsingskader is in de stuurgroep door de
vertegenwoordigers van VNG, Divosa, Cedris en UWV, gehoord hebbende de
Staatssecretaris van SZW, vastgesteld. Onderhavig toetsingskader is
openbaar gemaakt door plaatsing op de website   HYPERLINK
"http://www.ikkan.nl/meebouwenpilots"  www.ikkan.nl/meebouwenpilots . Om
partijen te ondersteunen bij het indienen van projectvoorstellen zijn
voorts vier regionale bijeenkomsten georganiseerd door het ministerie
van SZW, VNG, Divosa, Cedris en UWV. Voor vragen kan tevens contact
worden opgenomen met   HYPERLINK "mailto:gemeenteloket@minszw.nl" 
gemeenteloket@minszw.nl  of gemeentelokettelefoon 070-3152010.

Thema’s pilot ‘het stimuleren van de omslag van sw-bedrijven naar
arbeidsontwikkelbedrijven’

Onderstaand worden de thema’s benoemd en toegelicht waar
projectvoorstellen voor kunnen worden ingediend. De projectvoorstellen
dienen vernieuwend te zijn in de zin dat sprake is van een vernieuwende
aanpak of methode voor de sector als geheel of voor het sw-bedrijf in
het bijzonder. Ook een versnelling/verbetering/verdieping van een aanpak
of methode kan als vernieuwend worden aangemerkt.

Visieontwikkeling bij sw-bedrijven

Doel van het project

Projecten dienen gericht te zijn op het ontwikkelen van een
toekomstvisie voor het sw-bedrijf, waarbij de ontwikkeling van mensen
met een grote afstand tot de arbeidsmarkt naar zo regulier mogelijk werk
centraal staat, alsook een bijpassende strategie om die visie te
implementeren in de organisatie.

Ter illustratie

Van traditionele productiebedrijven ontwikkelen sw-bedrijven zich steeds
meer tot arbeidsontwikkelbedrijven. Dit vereist een belangrijke
strategische omslag. Het business model van een productiebedrijf is
anders dan dat van een arbeidsontwikkelbedrijf. Er is een andere
kostenstructuur nodig, er is een andere wijze van aansturing nodig, er
zijn andere professionele vaardigheden nodig, er zijn andere vormen van
resultaatmeting nodig enz..

Sw-bedrijven zijn bedrijven met honderden, soms zelfs duizenden
medewerkers. De turn-around van zulke omvangrijke organisaties is alleen
mogelijk als alle ‘stakeholders’ zeer duidelijk voor ogen staat,
waar de organisatie op langere termijn naar toe wil en als consequent
alle stappen worden gezet die noodzakelijk zijn om dat doel te bereiken.
De strategische visie heeft betrekking op de ‘markt’ (doelgroepen)
waarop het sw-bedrijf zich richt en het ‘aanbod’ (de specifieke
dienstverlening en competenties), waarmee het sw-bedrijf zich op die
markt wil onderscheiden.

Een van de complicaties is dat sw-bedrijven bij de omslag naar
arbeidsontwikkelbedrijven te maken kunnen krijgen met conflicterende
doelstellingen. Het doel van de hervormingen is om uiteindelijk meer
werknemers te plaatsen op een reguliere werkplek. Werknemers die
uitstromen, gaan voor het sw-bedrijf echter verloren als bron van
inkomsten. Het is niet langer mogelijk om via interne productie of via
detachering een marge op deze werknemers te behalen die positief
bijdraagt aan het exploitatieresultaat van het sw-bedrijf. Hetzelfde
geldt, mutatis mutandis, voor werknemers die binnen het sw-bedrijf
werken aan hun arbeidsontwikkeling. Voor deze groep werknemers moeten
extra kosten worden gemaakt in de vorm van trainingen en coaching,
zonder dat daar onmiddellijk hogere opbrengsten tegenover staan. De
extra investeringen in arbeidsontwikkeling kunnen – op korte termijn
– zelfs ten koste gaan van de beschikbaarheid voor productie die
direct geld oplevert. Ten slotte moeten sw-bedrijven zich ook blijven
richten op een groep werknemers voor wie toeleiding naar een reguliere
arbeidsplaats niet in het verschiet ligt (de blijvers). Voor hen moeten
sw-bedrijven binnen een afgeschermde omgeving werksoorten blijven bieden
die passend en zinvol zijn. Dit alles kan betekenen dat bepaalde
productiefaciliteiten afgestoten moeten worden en andere in stand moeten
worden gehouden. De combinatie van re-integratiebedrijf (voor de
uitstromers), arbeidsontwikkelbedrijf (voor de doorstromers) en
productiebedrijf (voor de blijvers) maakt dat het nodig is een
consistente visie en bijbehorend business model te ontwikkelen waardoor
enerzijds de ambities op het gebied van arbeidsontwikkeling worden
waargemaakt en anderzijds een (minimaal) sluitende exploitatie wordt
gerealiseerd.

Cultuuromslag bij sw-bedrijven

Doel van het project

Projecten dienen gericht te zijn op het bewerkstelligen van een
cultuuromslag binnen het sw-bedrijf. Hierbij gaat het erom dat binnen
alle lagen van de organisatie, met name op de werkvloer, vertrouwen
ontstaat in de nieuwe koers en de mogelijkheden die deze biedt voor
persoonlijke ontplooiing en arbeidssatisfactie.  

Ter illustratie

De omslag van traditioneel productiebedrijf naar arbeidsontwikkelbedrijf
betekent een ingrijpende cultuurverandering. De organisatie en cultuur
van een productiebedrijf zijn immers heel anders dan die van een
arbeidsontwikkelbedrijf. Deze cultuuromslag kan als zeer bedreigend
worden ervaren. Oude zekerheden lijken niet langer te gelden en het is
nog niet duidelijk welke nieuwe perspectieven de koersverlegging opent.
Niet alleen op managementniveau en bij externe stakeholders, zoals
gemeenten, maar vooral ook binnen het bedrijf zelf, op de werkvloer,
moet vertrouwen worden gecreëerd dat de ingezette koerswijziging de
juiste is

De grootste bottleneck zit vaak bij het middle management: de
productiechefs en werkleiders. Voor werkleiders die groot zijn geworden
in een productiebedrijf, waarin het draait om technische vaardigheden,
efficiënte taakverdeling en discipline in de uitvoering, en die daar
als professionals hun beroepstrots aan ontlenen, is het vaak moeilijk de
omslag te maken naar een ander type organisatie. Zij zien hun positie
veranderen. Zij moeten hun traditionele vaardigheden anders benutten en
combineren met nieuw te ontwikkelen vaardigheden als training en
coaching. Daarvoor moeten weerstanden worden overwonnen. Een zeer
persoonlijke aanpak met individuele ontwikkeltrajecten, waarin vooral de
kansen en ontwikkelingsmogelijkheden voor het individu centraal staan,
kan hier mogelijkheden bieden.

Ook mensen uit de doelgroep, die soms al tien of twintig jaar
routinematige werkzaamheden op een vaste plek en in een vast ritme
verrichten, kunnen de veranderingen als zeer bedreigend ervaren. Om
koudwatervrees weg te nemen, kan het verstandig zijn om met een kleine
groep gemotiveerden te beginnen en dan te laten zien welke onvoorziene
mogelijkheden zich openen. Het enthousiasme en de trots van degenen die
de stap hebben durven zetten en daarmee succes boeken, kan ook anderen
in beweging brengen. In alle gevallen gaat het echter om zorgvuldig
opgezette trajecten om de beoogde beweging op gang te brengen.

Daarnaast blijkt het zeer belangrijk om ook ouders, verzorgers en
familie van de doelgroep bij de omslag te betrekken. Ook bij hen moeten
weerstanden worden overwonnen, want hun geliefden zitten toch op hun
plek bij de sociale werkvoorziening. Dit betekent dat sw-bedrijven
moeten investeren in voorlichting, bijeenkomsten e.d. voor de achterban.


Het gaat hier dus om projecten waarbij op een systematische en
doordachte manier binnen het gehele sw-bedrijf enthousiasme wordt
gekweekt voor de in gang gezette of nog in te zetten veranderingen en de
resultaten die daarmee worden behaald in termen van menselijke
ontplooiing en kansen op de arbeidsmarkt.

Verbetering instrumentarium van sw-bedrijven

Doel van het project

Projecten dienen gericht te zijn op het (verder) ontwikkelen van
instrumenten om de arbeidscapaciteit en de inzetbaarheid (employability)
van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten. De
instrumenten dienen (i) aantoonbaar (meetbaar) bij te dragen aan de
arbeidsontwikkeling van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt
en (ii) aantoonbaar bij te dragen aan het vergroten van kansen van
mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt op plaatsing in een
reguliere arbeidsomgeving.

Ter illustratie

Sw-bedrijven hebben expertise in het aanbieden van arbeidsplaatsen en
begeleiden van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, maar
hebben ook als opgave de employability van hun werknemers te ontwikkelen
en verder te vergroten. Het moeten arbeidsontwikkelbedrijven in plaats
van productiebedrijven worden. In dat kader zijn veel sw-bedrijven bezig
met het ontwikkelen van methoden/programma’s om de employability van
mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt vast te stellen, te
vergroten en te monitoren. Het is gewenst dat er meer gebruik gemaakt
gaat worden van dit soort instrumenten/programma’s aangezien die veel
kunnen bijdragen aan de verdere professionalisering van sw-bedrijven als
arbeidsontwikkelbedrijven.  

 

In dit type projecten gaat het dus om de (verdere) ontwikkeling van
instrumenten/programma’s, waarmee: 

de employability van mensen in kaart kan worden gebracht (diagnose), 

deze verder kan worden ontwikkeld (instrumenten/ programma’s die het
leerproces ondersteunen) en 

de vorderingen kunnen worden gemeten (assessment, monitoring).

Dit laatste is belangrijk om de effectiviteit van inspanningen en
ingezette middelen te kunnen meten. Bovendien kan op die manier ook de
toegevoegde waarde van het sw-bedrijf als arbeidsontwikkelbedrijf
inzichtelijk worden gemaakt voor financiers (Rijk, gemeenten, UWV) en
andere stakeholders. 

Verbreding doelgroep van sw-bedrijven

Doel van het project

Projecten dienen gericht te zijn op het inzetten van het instrumentarium
van sw-bedrijven ten behoeve van de inschakeling in arbeid van een
bredere doelgroep dan alleen Wsw-geïndiceerden. Duidelijk moet worden
aangegeven welke resultaten daarmee worden beoogd. Op deze manier kan
inzicht worden verkregen hoe en onder welke condities instrumenten
effectief kunnen worden ingezet voor de aangegeven doelgroep(en).

Ter illustratie

De ervaring en expertise van sw-bedrijven in het plaatsen en begeleiden
van Wsw-geïndiceerden kunnen ook van waarde zijn voor andere
doelgroepen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Reeds is te zien dat
sw-bedrijven in toenemende mate ook activiteiten verrichten gericht op
re-integratie en participatie voor andere doelgroepen. Een belangrijke
vraag daarbij is in welke vorm en onder welke condities het
instrumentarium van sw-bedrijven kan worden ingezet voor andere
doelgroepen en welke knelpunten zich daarbij voordoen. Sw-bedrijven
kunnen bijvoorbeeld bepaalde leerwerktrajecten ontwikkelen (c.q. verder
ontwikkelen) die de kansen op plaatsing in een reguliere arbeidssituatie
vergroten. Experimenten in dit vlak kunnen bijdragen aan de ontwikkeling
van nieuwe ‘product-markt-technologie’ combinaties (pmt’s), die
leiden tot kwalitatief hoogwaardiger dienstverlening aan groepen met een
(grote) afstand tot de arbeidsmarkt. Daarbij geldt steeds dat de
instrumenten gericht moeten zijn op uitstroom naar regulier werk.

Doorontwikkeling van het instrumentariuim van sw-bedrijven houdt
beloften in voor een efficiëntere inzet van middelen en betere
resultaten voor een bredere doelgroep. Voor de sector als geheel
resulteert dit in de ontwikkeling van bepaalde specialisaties en
specialiteiten.

Ontwikkeling dienstverlening aan werkgevers bij sw-bedrijven

Doel van het project

Projecten dienen gericht te zijn op het ontwikkelen van
dienstverleningsconcepten die het voor werkgevers aantrekkelijk(er)
maken om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te
nemen. Een duidelijke omschrijving moet worden gegeven van het
dienstverleningsconcept en de beoogde resultaten. 

Ter illustratie

Werkgevers zijn vaak huiverig om mensen met een grote afstand tot de
arbeidmarkt in dienst te nemen, omdat zij bang zijn geconfronteerd te
worden met problemen die hun normale bedrijfsvoering verstoren. Met
andere woorden, zij zijn bang voor ‘sores’ en hogere kosten.

Dit stelt sw-bedrijven voor de uitdaging hiervoor oplossingen te
bedenken. Een eerste mogelijkheid is om zelf – uiteraard in
samenwerking met de werkgever – vacatures te creëren, waarvoor mensen
met een grote afstand tot de arbeidmarkt wel in aanmerking komen. Een
tweede mogelijkheid is om zorgen van werkgevers weg te nemen door nieuwe
vormen van dienstverlening. In beide gevallen gaat het om oplossingen
voor werkgevers ofwel ontwikkeling van de ‘vraagkant’. Dit vereist
kennis van de werkgever, zijn bedrijfsprocessen en deelmarkten, alsmede
vaardigheid vanuit het sw-bedrijf oplossingen aan te dragen die
meerwaarde hebben voor de werkgever. Enkele voorbeelden kunnen dit
verduidelijken.

In bijna elke baan gaat een deel van de tijd op aan eenvoudige
werkzaamheden die heel goed ook door andere, minder gekwalificeerde
medewerkers zouden kunnen worden verricht (opruimen, opzoeken,
archiveren, verplaatsen, verpakken, verzenden, kopiëren, koffie halen,
telefoon aannemen enz.). Omdat slechts een deel van de tijd aan deze
werkzaamheden opgaat, wordt hiervoor geen afzonderlijke vacature
gecreëerd. Het sw-bedrijf kan samen met een werkgever onderzoeken welke
taken en functies worden vervuld door reguliere werknemers, die daarvoor
in feite overgekwalificeerd (en dus te duur) zijn. Door taakafsplitsing
en slimmere inrichting van werkprocessen (logistiek) kunnen deze
werkzaamheden worden afgesplitst en gebundeld in een nieuwe (eenvoudige)
taak (job carving). Dit leidt tot productiviteitsverbetering
(kostenbesparing) in het bedrijf en vacatures voor mensen met een grote
afstand tot de arbeidmarkt (win-win situatie). Sw-bedrijven met goed
uitgewerkte concepten op dit gebied, kunnen werkgevers dus duidelijk
toegevoegde waarde bieden.

 

Een ander voorbeeld is het ontwikkelen van leer-werkplaatsen bij
reguliere werkgevers voor mensen met een grote afstand tot de
arbeidsmarkt. De werkgever stelt faciliteiten binnen het bedrijf
beschikbaar en wordt rechtstreeks betrokken bij de opzet/vormgeving van
de leerwerkplekken binnen het bedrijf. Dit lijkt op de stageplekken die
werkgevers aan scholieren aanbieden, zij het dat hier om een bijzondere
groep gaat die een bijzondere begeleiding nodig heeft. Die ondersteuning
kan door het sw-bedrijf worden geboden. Daarnaast kan het sw-bedrijf ook
andere services bieden, zoals het uit handen nemen van alle
administratieve beslommeringen, waardoor de ‘sores’ en
bedrijfsrisico’s voor de onderneming worden geminimaliseerd. Voor
werkgevers is dit aantrekkelijk omdat nuttige werkzaamheden worden
verricht en zij beschikken over een pool van stagiaires waaruit zij
kunnen putten voor het vervullen van vacatures. Zij zien de personen in
kwestie aan het werk en kunnen daardoor een goede inschatting maken van
hun productiviteit. Daar staat de verplichting tegenover om te
investeren in de arbeidsontwikkeling van betrokkenen, zoals dat ook voor
reguliere stagiaires geldt.

NB: Zowel deze pilot als de pilot ‘het realiseren van meer werkplekken
bij werkgevers’ en de pilot ‘het vormgeven van een integrale
dienstverlening op de werkpleinen’ richt zich (deels) op werkgevers.
In de pilot ‘het vormgeven van een integrale dienstverlening op de
werkpleinen’ staat het organisatorische en inhoudelijke vraagstuk
vanuit het perspectief van de werkpleinen centraal. In de pilot ‘het
realiseren van meer werkplekken bij werkgevers’ staat het
organisatorische en inhoudelijke vraagstuk vanuit het perspectief van de
werkgever centraal. Vanuit de wens te komen tot een geïntegreerde,
vraaggestuurde dienstverlening aan werkgevers dient wel te worden bezien
hoe de succesvolle dienstverleningsconcepten die worden ontwikkeld in
het kader van de pilots op elkaar kunnen aansluiten.

Thema’s pilot ‘het vormgeven van een integrale dienstverlening op de
werkpleinen’

Onderstaand worden de thema’s benoemd en toegelicht waar
projectvoorstellen voor kunnen worden ingediend. De projectvoorstellen
dienen vernieuwend te zijn in de zin dat sprake is van een vernieuwende
aanpak of methode voor de werkpleinen als geheel of voor een werkplein
in het bijzonder. Ook een versnelling/verbetering/verdieping van een
aanpak of methode kan als vernieuwend worden aangemerkt.

Professionalisering diagnosestelling en plan van aanpak voor
dienstverlening op werkpleinen

Doel van het project

Projecten dienen gericht te zijn op het verbeteren van de
diagnosestelling op de werkpleinen. Een meer systematische en
methodische wijze van diagnosestelling moet leiden tot een plan van
aanpak op maat en een betere dienstverlening aan werkzoekenden gericht
op de kortste weg naar duurzame arbeid. Mensen met een arbeidsbeperking
kunnen hier eens te meer baat bij hebben.

Ter illustratie

Tijdens de diagnosestelling vormt de werkcoach van het werkplein zich
een beeld van de klant. Een goede diagnosestelling levert in een vroeg
stadium inzicht op in de kansen en belemmeringen met betrekking tot
werk. De werkcoach gebruikt hiervoor kennis uit gesprekken met de
werkzoekende en eigen expertise (kennis en ervaring). Daarnaast kan hij
ook gebruik maken van een diagnose-instrument. Dit kan een generiek
instrument zijn om een algemeen beeld te verwerven of een specifiek
instrument om meer informatie te vergaren over een bepaald aspect van de
werkzoekende, bijvoorbeeld fysieke belastbaarheid of sociale
vaardigheden. Op basis van de diagnose stelt de werkcoach in overleg met
de werkzoekende een plan van aanpak op, waarin afspraken worden
opgenomen over de in te zetten dienstverlening gericht op de korste weg
naar duurzame arbeid. Het plan van aanpak markeert zowel het einde van
de diagnosestelling als de start van de dienstverlening.

Op dit moment wordt de diagnosestelling op verschillende manieren
ingevuld en zijn er veel diagnose-instrumenten (ook in ontwikkeling)
waar werkcoaches van gemeenten en UWV gebruik van kunnen maken. Door
werk te maken van het professionaliseren van de diagnosestelling kan de
dienstverlening aan werkzoekenden worden verbeterd. Een meer
systematische en methodische wijze van diagnosestelling kan de
effectiviteit en efficiëntie van de re-integratie ten goede komen. Dit
geldt eens te meer voor mensen met een arbeidsbeperking die veelal te
kampen hebben met complexe problemen. Professionalisering van de
diagnosestelling leidt ten eerste ertoe dat dezelfde soort informatie
over alle werkzoekenden beschikbaar is. Er ontstaat zo een meer uniform
dossier over werkzoekenden, wat de kans kleiner maakt dat bepaalde
onderwerpen ten onrechte niet aan bod komen tijdens de diagnosestelling.
Ook maakt een meer uniform dossier overdracht van gegevens naar een
andere werkcoach of naar andere organisaties makkelijker. Tevens kan de
objectiviteit van de diagnosestelling, vooral door de inzet van
gevalideerde diagnose-instrumenten, worden vergroot. Werkzoekenden
zullen een diagnose eerder accepteren indien die (mede) tot stand is
gekomen op basis van een wetenschappelijk, extern gevalideerd
instrument. Door meer standaardisatie wordt het tot slot mogelijk te
leren van ervaringen en resultaten en kunnen effectieve
dienstverleningsconcepten in kaart worden gebracht. Professionalisering
van de diagnosestelling vraagt ook om professionalisering van de
werkcoach. Werkcoaches dienen gefaciliteerd en ondersteund te worden om
een meer systematische en methodische wijze van diagnosestelling in de
praktijk te brengen. 

Niet alle werkpleinen behoeven hetzelfde te gaan werken. Er is ruimte
voor een lokale invulling: welke diagnose-instrumenten worden ingezet,
hoe vindt de verdeling van werkzoekenden over werkcoaches plaats,
hoeveel tijd is er voor een diagnose enz.. Op die manier kunnen de
sterke punten van UWV en gemeenten lokaal behouden blijven, kan worden
ingespeeld op regionale arbeidsmarktfactoren en kan worden onderzocht
hoe verschillende diagnose-instrumenten in de praktijk uitwerken.

Ontwikkeling samenwerking op werkpleinen

Doel van het project

Projecten dienen gericht te zijn op het ontwikkelen van efficiënte en
effectieve samenwerkingsvormen tussen ketenpartners op het werkplein aan
de ene kant en maatschappelijke organisaties en instellingen aan de
andere kant. De samenwerking moet leiden tot betere dienstverlening aan
werkzoekenden. Mensen met een arbeidsbeperking kunnen hier eens te meer
baat bij hebben.

Ter illustratie

Veel werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder
ook mensen met een arbeidsbeperking, kampen met complexe problemen die
werk en volwaardige maatschappelijke participatie in de weg staan, zoals
gebrekkige opleiding, gezondheidsproblemen, psychische stoornissen,
verslavingsproblemen, schuldproblemen, beperkt leervermogen,
dakloosheid, sociale problemen enz.. Dit bemoeilijkt de opgave voor
werkcoaches op de werkpleinen. Even snel iemand op weg helpen door
bemiddeling naar een baan, waarna de klant weer op eigen benen kan
staan, is voor werkzoekenden met complexe problemen in de meeste
gevallen een illusie. 

Om te zorgen voor een effectieve en efficiënte inschakeling in arbeid
is het wenselijk dat de ketenpartners op het werkplein met elkaar de
samenwerking zoeken alsook met de in de regio relevante maatschappelijke
organisaties en instellingen, zoals sw-bedrijven, scholingsinstellingen,
thuiszorg, verslavingszorg, welzijnswerk, woningcorporaties,
MEE-organisaties enz.. Het is op voorhand niet duidelijk welke vormen
van samenwerking, met wie en onder welke voorwaarden, daadwerkelijk
bijdragen aan betere kansen op de arbeidsmarkt. Meer inzicht is nodig
hoe de samenwerking het meest effectief kan worden vorm gegeven op het
werkplein. Het gaat dus niet om het samenwerken op zich, maar om het
ontwikkelen van effectieve samenwerkingsmodellen. 

In het kader van dit thema kunnen onder andere projectvoorstellen worden
ingediend als vervolg op het programma Stroomlijning Indicatieprocessen
in zorg en sociale zekerheid (STIP). Hierbij hebben gemeenten, CIZ en
UWV samengewerkt ter verbetering van de indicatiestellingen en
vermindering van administratieve lasten voor mensen met een complexe
zorgvraag die vaak een beroep doen op meerdere voorzieningen (op grond
van de Wmo, AWBZ, Wajong, Wsw etc.). De indicatieaanvragen van klanten
met meervoudige en complexe hulpvragen zijn door UWV, gemeenten en CIZ
gemeenschappelijk beoordeeld in plaats van door elke organisatie apart.
Door deze werkwijze hebben klanten minder vaak dezelfde informatie
hoeven aanleveren en zijn zij meer tevreden over de geboden
dienstverlening. Bovendien kan door deze samenwerking een op de klant
toegesneden pakket van voorzieningen proactief worden aangeboden. In
projectvoorstellen die een vervolg zijn op STIP kunnen overigens ook
andere samenwerkingsverbanden worden aangaan (dan uitsluitend die tussen
gemeenten, CIZ en UWV). 

Ontwikkeling geïntegreerde en vraaggerichte dienstverlening aan
werkgevers op werkpleinen

Doel van het project

Projecten dienen gericht te zijn op het ontwikkelen op de werkpleinen
van geïntegreerde, effectieve, vraaggestuurde dienstverleningsconcepten
voor werkgevers ten behoeve van de bemiddeling en re-integratie van
werkzoekenden. Het gaat daarbij zowel om de inhoud van de
dienstverlening als om de vorm waarin deze wordt aangeboden. Mensen met
een arbeidsbeperking kunnen hier eens te meer baat bij hebben.

Ter illustratie

Wil de bemiddeling en re-integratie va werkzoekenden effectief en
efficiënt verlopen dan dient bij de dienstverlening aan werkgevers de
vraag en de behoefte van de werkgever centraal te staan. Werkgevers
geven aan behoefte te hebben aan één duidelijk aanspreekpunt met
kennis van de betreffende branche of sector, zo min mogelijk sores en
dienstverlening/ondersteuning op maat voor zowel de werkgever zelf als
zijn werknemer. Vanuit inzicht in de vraag en de behoefte van werkgevers
kan de dienstverlening op het werkplein worden vormgegeven.

Op dit moment is de dienstverlening aan werkgevers nog teveel
aanbodgericht. Werkgevers worden door zowel publieke als private
partijen benaderd, ieder met een eigen dienstverleningsconcept. Zo heeft
het UWV voor de bemiddeling en re-integratie van Wajongers
werkgeversservicepunten opgezet. Diverse gemeenten en sw-bedrijven
kennen vergelijkbare servicepunten, alleen dan voor de doelgroepen waar
zij de verantwoordelijkheid voor bemiddeling en re-integratie voor
dragen. Van belang is dat alle partijen, publiek en privaat, die
contacten met werkgevers onderhouden ten behoeve van de bemiddeling en
re-integratie van werkzoekenden de handen ineenslaan. Op het werkplein
moeten deze verschillende vormen van dienstverlening richting werkgevers
zo goed als mogelijk worden samengevoegd, waarbij aansluiting wordt
gezocht bij (elders) al ontwikkelde succesvolle
dienstverleningsconcepten.

De dienstverlening aan werkgevers behoeft niet op elk werkplein dezelfde
inrichting en invulling te krijgen. Lokaal wordt bepaald welke service
men werkgevers wil aanbieden en hoe deze wordt georganiseerd. Daardoor
kunnen verschillende modellen ontstaan, zowel inhoudelijk als qua
organisatie. 

NB: Zowel deze pilot als de pilot ‘het realiseren van meer werkplekken
bij werkgevers’ en de pilot  ‘het stimuleren van de omslag van
sw-bedrijven naar arbeidsontwikkelbedrijven’ richt zich (deels) op
werkgevers. In de pilot ‘het realiseren van meer werkplekken bij
werkgevers’ staat het organisatorische en inhoudelijke vraagstuk
vanuit het perspectief van de werkgever centraal. In de pilot ‘het
stimuleren van de omslag van sw-bedrijven naar
arbeidsontwikkelbedrijven’ staat het organisatorische en inhoudelijke
vraagstuk vanuit het perspectief van het sw-bedrijf centraal. Vanuit de
wens te komen tot een geïntegreerde, vraaggestuurde dienstverlening aan
werkgevers dient wel te worden bezien hoe de succesvolle
dienstverleningsconcepten die worden ontwikkeld in het kader van de
pilots op elkaar kunnen aansluiten.

Projectvoorstel

Een projectvoorstel gericht op een van voornoemde thema’s dient:

de gegevens te vermelden van de (hoofd)aanvrager;

tijdig en op juiste wijze te zijn ontvangen door Divosa;

een uitgewerkte projectbeschrijving te bevatten; 

een uitgewerkte projectbegroting te bevatten indien wordt verzocht om
een financiële bijdrage;

een samenvatting van het project te bevatten;

een onvoorwaardelijke akkoordverklaring te bevatten met de
verplichtingen en voorwaarden zoals opgenomen in dit toetsingskader
onder ad 6.

Onderstaand wordt een toelichting op voornoemde elementen gegeven. 

Ad 1) (Hoofd)aanvrager

In het kader van de pilot ‘het stimuleren van de omslag van
sw-bedrijven naar arbeidsontwikkelbedrijven’ dient de aanvrager een
sw-bedrijf te zijn. Ook kunnen meerdere sw-bedrijven gezamenlijk
aanvrager zijn. 

In het kader van de pilot ‘het vormgeven van een integrale
dienstverlening op de werkpleinen’ dienen de desbetreffende
gemeente(n) en UWV die samenwerken op het werkplein gezamenlijk de
aanvrager te zijn. Ook kunnen meerdere werkpleinen gezamenlijk aanvrager
zijn. 

Als er sprake is van een gezamenlijke aanvraag dan treedt een van
partijen op als hoofdaanvrager. De hoofdaanvrager is het eerste
aanspreekpunt voor Divosa en ontvangt als sprake is van een financiële
bijdrage ook (het voorschot op) de financiële bijdrage. Dit laat
onverlet dat de overige partijen medeaanvragers zijn en jegens Divosa
ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van alle
overeengekomen verplichtingen en voorwaarden. De partijen zijn zelf
verantwoordelijk voor de onderlinge (financiële) verhoudingen en kunnen
Divosa daar nimmer op aanspreken.

In een project kan een (hoofd)aanvrager er vanzelfsprekend voor kiezen
om (tevens) samen te werken met andere organisaties. Deze organisaties
gelden echter niet als aanvrager in de relatie met Divosa.

Ad 2) Indieningstermijn en -wijze

Voor indiening van een projectvoorstel dient gebruik te worden gemaakt
van bijgevoegd aanvraagformulier [PM bijvoegen]. Het projectvoorstel
dient door de (hoofd)aanvrager uiterlijk op 20 november 2009 voor 17.00
uur digitaal in het bezit te zijn gesteld van Divosa [PM gegevens
Divosa]. 

Het projectvoorstel dient namens de (hoofd)aanvrager te zijn ondertekend
door een daartoe bevoegde persoon. Indien sprake is van een gezamenlijke
aanvraag dan dient het projectvoorstel tevens een verklaring namens de
medeaanvrager(s) te bevatten die is ondertekend door een daartoe
bevoegde persoon (personen), waaruit blijkt dat de hoofdaanvrager
gemachtigd is alle partijen in en buiten rechten te vertegenwoordigen. 

Ad 3) Projectbeschrijving 

Een projectbeschrijving dient in ieder geval inzicht te geven in de
volgende zaken:

het thema waarop het project zich richt; 

de naam, het profiel en de gegevens van de (beoogde) projectleider die
tevens optreedt als contactpersoon;

de aard en de urgentie van het probleem waarvoor het project een
(deel)oplossing tracht te bieden; 

het concrete (tussen)resultaat/product dat het project zal opleveren
(zowel kwalitatief als kwantitatief beschreven) (*);

de aard, de omvang en de organisatie van de
activiteiten/methoden/technieken die worden ingezet om het beoogde
resultaat/product op te leveren en de redenen daarvoor;

de eventuele samenwerking met andere organisaties en de onderlinge
verantwoordelijkheidsverdeling;

de benodigde personele bezetting;

de eventuele inschakeling van derde partijen (als onderaannemers) en een
dragende motivatie van de noodzaak daarvoor; 

een realistische planning en looptijd van het project;

de wijze waarop de continuïteit en de kwaliteit van het project geborgd
worden;

de meerwaarde van het resultaat/product voor anderen;

de kans op structurele inbedding van het resultaat/product in de
toekomst (zowel binnen de eigen organisatie als daarbuiten).

(*) De beschrijving van het op te leveren resultaat/product dient aan de
volgende kenmerken te voldoen (SMART):

Specifiek; helder en eenduidig (geen ruimte voor discussie en andere
interpretatie);

Meetbaar: zoveel mogelijk kwantificeren (bijv. prijs, hoeveelheid, duur,
aantal etc.);

Afgesproken: vooraf overeenstemming over de te leveren prestatie (het op
te leveren resultaat/product);

Realistisch: de prestatie kan tegen aanvaardbare kosten worden geleverd;

Tijdgebonden: de prestatie kan binnen de aangegeven tijd tot stand
komen.

Ad 4) Projectbegroting

Indien de (hoofd)aanvrager een financiële bijdrage wenst te ontvangen
ten behoeve van een project dan dient de (hoofd)aanvrager dat expliciet
te vermelden alsook te voorzien in een uitgewerkte projectbegroting. 

De projectbegroting dient in ieder geval inzicht te geven in de volgende
zaken:

de totale kosten/lasten van het project, waaronder:

de kosten per te onderscheiden activiteit (postsgewijze toelichting);

de totale inkomsten/baten van het project, waaronder:

eventueel de met het project gegenereerde of te generen inkomsten;

de totale inzet van eigen middelen (cofinanciering);

de eventuele bijdragen van derden (elders verkregen
subsidie/financiering);

de gevraagde financiële bijdrage.

De projectbegroting dient sluitend te zijn en inzicht te verschaffen in
de financiële dekking van het project alsmede direct te zijn
gerelateerd aan de activiteiten zoals beschreven in de
projectbeschrijving. Voorts dient de begroting narekenbaar en per
activiteit onderbouwd, gespecificeerd en toegelicht te zijn. De
begroting dient realistisch te zijn, hetgeen inhoudt dat de opgevoerde
kosten noodzakelijk zijn voor en in redelijke verhouding staan tot de
activiteiten die in het kader van het project zullen worden uitgevoerd. 

Uitsluitend de kosten voor de activiteiten die voor de ontwikkeling of
uitvoering van het project als noodzakelijk zijn aan te merken, komen in
aanmerking voor een financiële bijdrage tenzij er geen sprake is van
een redelijke verhouding tussen prijs en activiteit. Kosten die voor de
datum van het indienen van het projectvoorstel zijn gemaakt ten behoeve
van het project, posten onvoorzien en p.m. bedragen komen niet in
aanmerking voor een financiële bijdrage. BTW komt alleen in aanmerking
voorzover het door derden in rekening gebracht wordt. Interne uren van
eigen personeel komen evenmin voor een financiële bijdrage in
aanmerking tenzij daarvoor een dragende motivering is opgenomen in de
projectbeschrijving,  

Wel kunnen interne uren van eigen personeel worden opgevoerd  als (een
vorm van) cofinanciering hetgeen een belangrijke voorwaarde is voor het
verkrijgen van een financiële bijdrage. Dit laatste onder meer ter
vergroting van de kans dat het resultaat/product van het project
structurele inbedding vindt in of een vervolg krijgt binnen de eigen
organisatie als het project is afgelopen. Interne uren kunnen tegen een
realistisch uurtarief op de begroting worden opgenomen mits aannemelijk
kan worden gemaakt dat er werkzaamheden worden verricht ten behoeve van
het project. Voorts kan inzet van eigen middelen/activa (bijvoorbeeld
het gebruik van bedrijfsruimte) eveneens worden gekwantificeerd en
worden opgevoerd in de projectbegroting als vorm van cofinanciering.

Ad 5) Samenvatting

Het projectvoorstel dient vergezeld te gaan van een samenvatting die
geschikt is voor publicatie op de website. Dat wil zeggen dat op één
A-4 de volgende zaken dienen te worden beschreven: 

de naam van het project;

het thema waarop het project zich richt; 

de contactpersoon van het project;

een korte omschrijving van het project (doel, werkwijze, beoogd
resultaat/product, looptijd).

Ad 6) Verplichtingen en voorwaarden 

Door ondertekening van het projectvoorstel gaat de (hoofd)aanvrager
(namens de partijen die hij vertegenwoordigt) expliciet akkoord met de
onderstaande verplichtingen en voorwaarden mocht het projectvoorstel
worden geselecteerd. De (hoofd)aanvrager (en alle partijen namens wie
hij optreedt) is (zijn) en blijft (blijven) ieder afzonderlijk jegens
Divosa hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van alle verplichtingen
en voorwaarden. 

In geval de (hoofd)aanvrager zich naar het oordeel van Divosa niet of
niet in voldoende mate houdt aan de verplichtingen en voorwaarden zoals
overeengekomen, staat het Divosa vrij om indien sprake is van een
financiële bijdrage deze uiteindelijk navenant naar beneden bij te
stellen. Hierbij kan Divosa rekening houden met eventuele evidente
overmachtsituaties maar daartoe is zij niet verplicht. Wel zal Divosa,
vooraleer over te gaan tot het naar beneden bijstellen van de hoogte van
de financiële bijdrage, de (hoofd)aanvrager van het desbetreffende
project schriftelijk moeten waarschuwen en in de gelegenheid moeten
stellen om binnen een daartoe redelijke termijn alsnog aan zijn
verplichtingen te voldoen (in gebreke stellen). 

Algemene verplichting

De (hoofd)aanvrager is verantwoordelijk voor de voortgang en resultaten
van de afgesproken activiteiten. Het project moet worden uitgevoerd
conform de projectbeschrijving. De (hoofd)aanvrager draagt er zorg voor
dat indien sprake is van een financiële bijdrage deze doelmatig wordt
gebruikt voor de doeleinden waarvoor deze is verstrekt.

Informatie- en mededelingsplicht gang van zaken

Mochten er zich vertragingen of wijzingen voordoen ten opzichte van de
projectbeschrijving dan rust op de (hoofd)aanvrager de verplichting op
hiervan uit eigener beweging en onverwijld melding te doen aan Divosa
onder opgaaf van redenen. Dit geldt eveneens mochten er zich andere
zaken voordoen waarvan de (hoofd)aanvrager kan en behoort te weten dat
dit relevante informatie voor Divosa is. Hieronder valt in ieder geval,
maar niet uitsluitend, het niet doorgaan van een (deel)project of de
voortijdige beëindiging ervan. Op het moment dat het een deelproject
betreft, dient de (hoofd)aanvrager tevens inzichtelijk te maken welke
consequenties het voortijdig beëindigen/het niet doorgaan van dit
deelproject voor (de resultaten van) het gehele project heeft. Ook dient
de (hoofd)aanvrager onder opgaaf van oorzaak/oorzaken direct melding te
doen van aanzienlijk hogere onderscheidenlijk aanzienlijk lagere
kosten/baten dan voorzien in de projectbegroting. Voorts dient het
bijvoorbeeld onverwijld te worden gemeld, mocht gedurende de looptijd
van het project elders subsidie/financiering/inkomsten ten behoeve van
(delen van) het project worden verkregen.

Verzekeringsplicht

De (hoofd)aanvrager (en alle partijen namens wie hij optreedt) verzekert
zich tegen alle risico’s waaruit zodanige onkosten of schadeclaims
kunnen voortkomen dat de verdere uitvoering van de activiteiten worden
verhinderd of dat geld dat Divosa in de vorm van een financiële
bijdrage ter beschikking stelt, toevloeit aan derden die schade hebben
geleden.

Verplichtingen ten aanzien van de te voeren projectadministratie

De (hoofd)aanvrager dient een administratie te voeren die in ieder geval
voldoet aan de volgende eisen:

de inrichting van de administratie sluit aan bij de projectbeschrijving
en indien sprake is van een financiële bijdrage bij de
projectbegroting;

de administratie bevat de informatie die nodig is voor een goed inzicht
in de realisatie en voortgang van de activiteiten;

de administratie is zo ingericht dat indien sprake is van een
financiële bijdrage de juistheid en de volledigheid van de financiële
gegevens er op eenvoudige wijze uit kan worden opgemaakt hetgeen in
ieder geval inhoudt dat:

alle ontvangsten en uitgaven onmiddellijk in de administratie worden
vastgelegd met onderliggende stukken;

van ontvangsten en uitgaven zonder onderliggende stukken een
afzonderlijke administratie wordt ingericht;

dat bewijsstukken aanwezig zijn waaruit de aard van de geleverde
goederen en/of diensten duidelijk blijkt. 

Inzageverplichting administratie en overige gegevens op verzoek

Indien sprake is van een financiële bijdrage dient de (hoofd)aanvrager
mee te werken aan een eventueel door Divosa geïnitieerd
accountantsonderzoek en op verzoek alle inlichtingen te geven die
redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te krijgen in de
uitvoering van het project, de planning, de realisatie van de
afgesproken prestaties en de financiële en beheersmatige aspecten
verbonden aan de uitvoering van het project.

De aan dit onderzoek verbonden kosten worden geacht te zijn inbegrepen
in de door Divosa verstrekte financiële bijdrage tenzij er geen
onregelmatigheden worden geconstateerd (in dat geval zijn de kosten voor
rekening van Divosa). 

Verplichtingen m.b.t. communicatie en onderzoek

Een belangrijk doel van de pilots is dat alle geïnteresseerden kunnen
leren van de ervaringen opgedaan in de verschillende projecten. Hiertoe
is een goede communicatie onontbeerlijk. De (hoofd)aanvrager (en de
partijen namens wie hij optreedt) dient (dienen) derhalve zijn (hun)
medewerking te verlenen aan verzoeken in het kader van de communicatie.
Te denken valt hierbij bijvoorbeeld - maar niet uitsluitend - aan het
aanleveren van materiaal voor de website, het meewerken aan interviews,
het op locatie laten opnemen van een informatieve film. De
(hoofd)aanvrager (en de partijen namens wie hij optreedt) dient (dienen)
eigen communicatieve uitingen af te stemmen met het ministerie van SZW
die, in samenwerking met VNG, Divosa, Cedris en UWV, alle communicatie
verzorgt aangaande de pilots ‘werken naar vermogen’. De
(hoofd)aanvrager zal ook desgevraagd deelnemen aan een (landelijk)
overleg met (hoofd)aanvragers van andere projecten.

Tevens dient (dienen) de (hoofd)aanvrager (en de partijen namens wie hij
optreedt) zijn (hun) medewerking te verlenen aan en alle gevraagde
informatie te verstrekken ten behoeve van het onderzoek naar het project
dat zal worden uitgevoerd door een nog nader te bepalen
onderzoeksbureau. 

Verplichting m.b.t. looptijd

Het project mag niet langer lopen dan tot eind 2012.

Verantwoordingsplicht 

De (hoofd)aanvrager dient binnen twee maanden na afloop van het project
een verantwoordingsverslag digitaal aan te leveren bij Divosa. In het
verantwoordingsverslag dient de (hoofd)aanvrager (namens de partijen die
hij vertegenwoordigt) expliciet te verklaren dat het
verantwoordingsverslag juist, volledig en naar waarheid is opgesteld.
Het verantwoordingsverslag zal openbaar worden gemaakt en het behaalde
resultaat/ontwikkelde product zal vrij beschikbaar zijn voor een ieder. 

Voor het opstellen van het verantwoordingsverslag kan gebruik worden
gemaakt van de informatie over het project zoals opgenomen in de
onderzoeksrapportages van het nog nader te bepalen onderzoeksbureau. Het
verantwoordingsverslag dient voldoende informatie te bevatten voor
geïnteresseerde partijen om de resultaten van het project binnen de
eigen organisatie toe te kunnen passen. Zowel kwalitatief als
kwantitatief dient gerelateerd aan de projectbeschrijving te worden
beschreven welke resultaat/product op welke wijze is opgeleverd.
Belangrijke verschillen tussen projectbeschrijving en de eventuele
projectbegroting en het uiteindelijk opgeleverde resultaat/product
moeten nader worden toegelicht. Indien het vooraf beoogde
resultaat/product niet of slechts ten dele is behaald, dient het
verantwoordingsverslag in te gaan op de oorzaken daarvoor. Dit laat
overigens onverlet dat de (hoofd)aanvrager op grond van het voorgaande
op het moment dat dit bekend werd hiervan melding had dienen te doen aan
Divosa. Indien het resultaat/product niet volledig is gerealiseerd dan
dient het verantwoordingsverslag dit tevens te kwantificeren in relatie
tot het vooraf beoogde resultaat/product en de eventuele
projectbegroting.

Beschikbaar budget

Divosa zal in ieder geval niet meer budget beschikbaar hebben voor de
verschillende projecten dan het budget dat het ministerie van SZW
beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van de pilot ‘het stimuleren van
de omslag van sw-bedrijven naar arbeidsontwikkelbedrijven’ en de pilot
‘het vormgeven van een integrale dienstverlening op de werkpleinen’
(2,5 miljoen euro) onder aftrek van het bedrag waarvoor Divosa zelf
subsidie aanvraagt en verkrijgt.

Het beschikbare budget per project voor de gehele looptijd van het
project (dus ook als deze meer dan één jaar bedraagt) bedraagt in
beginsel maximaal 100.000 euro. Mochten er doorslaggevende redenen zijn
om van voornoemd maximum bedrag af te wijken dan dient dat in het
projectvoorstel uitgebreid gemotiveerd te worden. 

Selectieprocedure

Formele selectiecriteria

Divosa stuurt binnen drie werkdagen een digitale ontvangstbevestiging
van het ingediende projectvoorstel. Projectvoorstellen die na 20
november 2009 17.00 uur in het bezit worden gesteld van Divosa of
projectvoorstellen die onvolledig zijn of waarbij de versterkte gegevens
onvoldoende zijn voor beoordeling (oftewel niet wordt voldaan aan de
formele selectiecriteria zoals opgenomen onder V), worden niet in
behandeling genomen. Voor zover het projectvoorstel voor 16 november
voor 17.00 uur is ontvangen en Divosa constateert dat het
projectvoorstel niet voldoet aan de formele selectiecriteria zoals
opgenomen onder V, dan geeft Divosa dit in de ontvangstbevestiging van
het projectvoorstel aan. De (hoofd)aanvrager heeft dan tot de uiterste
termijn van indiening de tijd om het projectvoorstel aan te vullen. 

Inhoudelijke selectiecriteria

Een projectvoorstel dat voldoet aan de formele selectiecriteria komt
niet voor selectie in aanmerking indien:

het project een onvoldoende concrete bijdrage zal kunnen leveren aan de
thema’s zoals benoemd onder III en IV;

het een zodanige werkwijze behelst dat in redelijkheid niet kan worden
verwacht dat het beoogde resultaat/product wordt opgeleverd;

sprake is van een financiële bijdrage en de kosten van het project niet
in een redelijke verhouding staan tot het beoogde resultaat/product;

sprake is van een financiële bijdrage en het niet aannemelijk is dat de
financiële middelen, met inbegrip van de financiële bijdrage,
voldoende zijn om het beoogde resultaat/product op te leveren; 

sprake is van een financiële bijdrage en er geen sprake is van
cofinanciering van het project door de (hoofd)aanvrager (en/of de
partijen namens wie hij optreedt);

sprake is van een financiële bijdrage en er geen melding is gemaakt van
elders verkregen subsidie/financiering/inkomsten ten behoeve van (delen
van) het project;

de (hoofd)aanvrager onjuiste gegevens heeft verstrekt. 

Indien een projectvoorstel niet voor selectie in aanmerking lijkt te
komen vanwege voornoemde redenen zal telefonisch contact worden
opgenomen met de (hoofd)aanvrager zodat de (hoofd)aanvrager in de
gelegenheid wordt gesteld nadere toelichting te geven of eventuele
misverstanden weg te nemen. 

Criteria t.b.v. een eventuele financiële bijdrage 

Als een projectvoorstel op grond van het voorgaande voor selectie in
aanmerking komt en de (hoofd)aanvrager heeft verzocht om een financiële
bijdrage, dan wordt de hoogte van de financiële bijdrage bepaald op
basis van onderstaande. 

Zoals gesteld onder VI bedraagt de financiële bijdrage per project voor
de gehele looptijd van het project in beginsel maximaal 100.000 euro.
Voorts komen, zoals gesteld onder V ad 4, kosten die voor de datum van
het indienen van het projectvoorstel zijn gemaakt ten behoeve van het
project, posten onvoorzien en p.m. bedragen niet in aanmerking voor een
financiële bijdrage. BTW komt alleen in aanmerking voorzover het door
derden in rekening gebracht wordt. Interne uren van eigen personeel
komen slechts in aanmerking voor een financiële bijdrage indien daartoe
een dragende motivering is opgenomen in de projectbeschrijving. Voor het
overige wordt een oordeel geveld over in hoeverre de in de begroting
opgenomen posten redelijk, noodzakelijk en proportioneel zijn in
verhouding tot het doel en het beoogde resultaat/product van het
project.

Selectiecriteria bij ‘overinschrijving’

Mocht het totaal van de financiële bijdragen voor de verschillende
projectvoorstellen het maximale budget dat het ministerie van SZW
beschikbaar heeft gesteld voor de projecten vallend binnen de kaders van
de pilot ‘het stimuleren van de omslag van sw-bedrijven naar
arbeidsontwikkelbedrijven’ en de pilot ‘het vormgeven van een
integrale dienstverlening op de werkpleinen’, onder aftrek van het
bedrag dat Divosa zelf als subsidie aanvraagt, overschrijden dan krijgen
die projectvoorstellen voorrang die naar verwachting de grootste
bijdrage kunnen leveren aan de thema’s zoals benoemd onder III en IV.
Daarenboven zal bij de selectie van de projectvoorstellen rekening
worden gehouden met regionale spreiding alsmede spreiding over de
verschillende thema’s.

Beoordelingscommissie

Een ambtelijke beoordelingscommissie bestaande uit VNG, Divosa, Cedris
en UWV maakt een voorselectie van de ingediende projectvoorstellen. De
beoordelingscommissie beslist bij eenparigheid van stemmen en op grond
van het onderhavige toetsingskader ten aanzien van welke
projectvoorstellen zij de stuurgroep, waarin VNG, Divosa, Cedris en UWV
zijn vertegenwoordigd, positief zullen adviseren en welke advies zij
zullen geven ten aanzien van de hoogte van de financiële bijdrage per
projectvoorstel, indien daarom is verzocht, en eventuele aan een project
te stellen additionele verplichtingen en voorwaarden. Mocht er ten
aanzien van een projectvoorstel geen unanimiteit in de
beoordelingscommissie bestaan dan dient de beoordelingscommissie dit
expliciet aan te geven. De beoordelingscommissie zal schriftelijk
rapporteren over haar afwegingen ten behoeve van besluitvorming in de
stuurgroep.

Stuurgroep

De vertegenwoordigers van VNG, Divosa, Cedris en UWV die deelnemen aan
de stuurgroep zullen, gehoord hebbende de Staatssecretaris van SZW, met
meerderheid van stemmen beslissen over de selectie van
projectvoorstellen, de financiële bijdrage per geselecteerd
projectvoorstel, indien daarom is verzocht, alsmede over eventuele aan
een project te stellen additionele verplichtingen en voorwaarden.
Besluitvorming zal plaatsvinden met inachtneming van het onderhavige
toetsingskader en de schriftelijke rapportage van de
beoordelingscommissie.

Berichtgeving en betaling voorschot op de financiële bijdrage door
Divosa

Divosa zal de door de stuurgroep geselecteerde projectvoorstellen
bundelen tot één subsidieaanvraag aan de Staatssecretaris van SZW. Als
door de Staatssecretaris van SZW wordt overgegaan tot subsidieverlening
aan Divosa dan zullen alle (hoofd)aanvragers door Divosa schriftelijk
worden bericht over de besluitvorming ten aanzien van de selectie van
projectvoorstellen en de motivatie die eraan ten grondslag ligt. Indien
voor een projectvoorstel minder subsidie is gevraagd danwel verleend dan
wel als aan een project additionele verplichtingen en voorwaarden worden
gesteld, dan ontvangt de (hoofd)aanvrager hiervan schriftelijk bericht
van Divosa met het verzoek binnen drie werkdagen schriftelijk aan te
geven of hij hiermee wel of niet akkoord kan gaan. De voornoemde
berichtgeving zal plaats vinden voor 1 januari 2010. 

Als door de Staatssecretaris van SZW wordt overgegaan tot
subsidieverlening aan Divosa dan ontstaat voor Divosa de civiele
verplichting om een voorschot ter hoogte van 80% van de vastgestelde
financiële bijdrage ter beschikking te stellen aan de (hoofd)aanvrager
(dit is de financiële bijdrage waarom is verzocht dan wel de naar
beneden bijgestelde financiële bijdrage waarmee de (hoofd)aanvrager
schriftelijk akkoord is gegaan), onder de verplichtingen en voorwaarden
zoals vermeld in het onderhavige toetsingskader en de eventuele
additionele verplichtingen en voorwaarden opgelegd aan het project
waarmee de (hoofd)aanvrager schriftelijk akkoord is gegaan. 

De overeenkomst tussen de (hoofd)aanvrager en Divosa bestaat uit
onderhavig toetsingskader in combinatie met het projectvoorstel
eventueel aangevuld met het schriftelijk akkoord door de
(hoofd)aanvrager met het naar beneden bijstellen van de financiële
bijdrage dan wel met additionele verplichtingen en voorwaarden.

De (hoofd)aanvrager (en de partijen namens wie deze optreedt) kan
(kunnen) jegens Divosa aan de selectie van een projectvoorstel enkel
rechten ontlenen indien door de Staatssecretaris van SZW wordt
overgegaan tot integrale subsidieverlening aan Divosa zonder voorbehoud
ten aanzien van het specifieke projectvoorstel van de desbetreffende
(hoofd)aanvrager. 

Hoogte definitieve financiële bijdrage

Pas bij het opleveren van het vooraf overeengekomen resultaat/product en
indien de verplichtingen en voorwaarden door de (hoofd)aanvrager zijn
nagekomen én indien het ministerie van SZW de subsidie aan Divosa heeft
vastgesteld rust op Divosa een betalingsverplichting en zal het
voorschot worden omgezet in een definitieve betaling en aangevuld tot de
hoogte van de vastgestelde financiële bijdrage. Divosa bepaalt het
voorgaande mede op grond van het verantwoordingsverslag en doet hiervan
melding aan de (hoofd)aanvrager binnen 4 weken na vaststelling van de
subsidie aan Divosa door de Staatssecretaris van SZW. 

Divosa kan de definitieve financiële bijdrage in redelijkheid naar rato
lager vast stellen dan vooraf overeengekomen indien:

het vooraf overeengekomen resultaat/product niet of niet volledig is
opgeleverd;

een (deel)project niet is gestart of voortijdig is beëindigd;

de projectbeschrijving zonder voorafgaande toestemming daartoe van
Divosa is gewijzigd;

de (hoofd)aanvrager onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

ten bate van het project gedurende de looptijd andere
financieringsbronnen of inkomsten zijn verworven;

een (hoofd)aanvrager (en/of de partijen namens wie hij optreedt) zich
niet aan de verplichtingen of voorwaarden heeft (hebben) gehouden en de
(hoofd)aanvrager in gebreke is gesteld terzake door Divosa;

de definitieve subsidievaststelling door de Staatssecretaris van SZW aan
Divosa aanwijsbaar door toedoen of nalaten van de (hoofd)aanvrager
(en/of de partijen namens wie hij optreedt) lager is.

Divosa kan bij het naar beneden bijstellen van de definitieve
financiële bijdrage rekening houden met eventuele evidente
overmachtsituaties maar daartoe is zij niet verplicht. De bevoegdheid om
de definitieve financiële bijdrage lager vast te stellen, laat
overigens de bevoegdheid om eventuele schade wegens wanprestatie of op
grond van onrechtmatige daad te verhalen op de (hoofd)aanvrager (en/of
op de partijen namens wie hij optreedt) onverlet. 

 

 Of, afhankelijk van de wijze waarop e.e.a. is georganiseerd, de
verantwoordelijke rechtspersoon. 

 Vanwege deze verplichting heeft Divosa ervoor gekozen in beginsel geen
halfjaarlijkse tussentijdse rapportageverplichting op te nemen. In een
projectvoorstel kan de (hoofd)aanvrager er vanzelfsprekend wel voor
kiezen om tussentijds te rapporteren over de voortgang van het project.

 Ter nadere toelichting: De (hoofd)aanvrager doet met het indienen van
het projectvoorstel een aanbod aan Divosa om een overeenkomst aan te
gaan. Indien het project wordt geselecteerd dan is dat juridisch een
voorwaardelijke aanvaarding van dit aanbod waardoor een overeenkomst een
feit is zodra aan de voorwaarde is voldaan (te weten het verkrijgen van
de subsidie door Divosa). Indien het projectvoorstel is geselecteerd en
Divosa heeft subsidie verkregen maar voor een projectvoorstel is minder
subsidie gevraagd danwel verleend dan de financiële bijdrage waarom is
verzocht en/of als aan een project additionele verplichtingen en
voorwaarden worden gesteld, dan geldt de mededeling daarvan door Divosa
aan de (hoofd)aanvrager als een tegenbod. De overeenkomst komt in dat
geval alleen tot stand indien de (hoofd)aanvrager schriftelijk akkoord
gaat met de additionele verplichtingen en voorwaarden en/of met het naar
beneden bijstellen van de financiële bijdrage. 

 Let wel; de vaststelling van de subsidie aan Divosa door de
Staatssecretaris van SZW vindt na afloop van de pilot plaats begin 2013.

 Divosa zal vooraleer over te gaan tot het naar beneden bijstellen van
de hoogte van de financiële bijdrage, de (hoofd)aanvrager van het
desbetreffende project eerst schriftelijk moeten waarschuwen en in de
gelegenheid moeten stellen om binnen een daartoe redelijke termijn
alsnog aan de verplichtingen en voorwaarden te voldoen.

 PAGE   21 

 PAGE   1