[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoorden op vragen inzake de evaluatie van het Dierentuinenbesluit en de Stichting Nederlands Opvangcentrum voor Papegaaien (NOP)

Bijlage

Nummer: 2009D53646, datum: 2009-11-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Verslag van een schriftelijk overleg inzake de evaluatie van het Dierentuinenbesluit en de Stichting Nederlands Opvangcentrum voor Papegaaien (NOP) en een toelichting op de antwoorden (2009D53644)

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijlage: Beantwoording van de vragen van het Schriftelijk Overleg inzake
de evaluatie van het Dierentuinenbesluit en de Stichting Nederlands
Opvangcentrum voor Papegaaien (NOP).

In deze bijlage worden de vragen van de fracties van het CDA, de SP en
de PvdD gebundeld per onderwerp beantwoord.

Evaluatie (welzijn)

In het Schriftelijk Overleg zijn diverse vragen gesteld over de
evaluatie en het welzijn van de dieren. De leden van de fractie van de
SP vragen zich af waarop de conclusie is gebaseerd dat het
welzijnsniveau van de dieren ā€œredelijk tot goed" is, want een
dergelijke constatering is niet op te maken uit de evaluatie. Ook vragen
de leden van de SP-fractie zich af of het Dierentuinenbesluit een goed
instrument is gebleken om welzijn van dieren te waarborgen. Ook vragen
zij waarom juist dit element amper bekeken is in deze evaluatie en
waarom er geen internationale vergelijking is gemaakt. Ook de leden van
PvdD constateren dat het bevorderen van het welzijn door het
Dierentuinenbesluit niet is onderzocht en vernemen graag op welke bron
de welzijnsconclusie is gebaseerd. De leden van de fractie van de PvdD
doen het verzoek een vervolgonderzoek uit te zetten naar het welzijn van
dieren in dierentuinen en de mate waarin het Dierentuinenbesluit hieraan
bijdraagt of juist niet. 

Op verschillende plaatsen in het evaluatierapport schrijven de
onderzoekers over het welzijnsniveau. De onderzoekers spreken over het
beeld dat zij hebben gekregen. ā€œUit de gevoerde gesprekken en de
bestudeerde verslagen van de visitatiecommissie en de AID komt het beeld
naar voren dat het welzijnsniveau in Nederlandse dierentuinen in het
algemeen voldoende tot goed is (blz. 41)ā€. Op blz. 39 schrijven de
onderzoekers: ā€œTot nu toe zijn in de praktijk, op enkele incidenten
na, geen misstanden geconstateerd. Het niveau in de meeste Nederlandse
dierentuinen is in het algemeen goedā€. Op blz. 15 staat: ā€œDiverse
respondenten, waaronder de geraadpleegde experts, zijn van mening dat de
doelvoorschriften voor welzijn hoog zijn ingestoken. Invoering van het
Dierentuinenbesluit heeft volgens hen daardoor geleid tot een stijging
van het kwaliteitsniveau bij met name de kleinere dierentuinen. Dit
blijkt ook uit de verslagen van de visitatiecommissie en de AID. Voor
grote professionele dierentuinen hebben de eisen uit het besluit een
minder grote rol gespeeld. Zij voldeden via het eigen kwaliteitssysteem
al aan de hoge eisen). Ik maak hier uit op dat het welzijn positief te
noemen is. Uit de stijging van het welzijnsniveau van vooral de kleinere
dierentuinen trek ik de conclusie dat het besluit op het gebied van het
welzijn zijn werk doet. Ik zie dan ook niet de meerwaarde van een
vervolgonderzoek naar het welzijn. Omdat dit een evaluatieonderzoek
betrof naar het Nederlandse Dierentuinenbesluit, heb ik er voor gekozen
om geen internationale vergelijking te maken. 

De leden van de CDA-fractie vragen welke dierenwelzijnssituaties de
kwalificatie redelijk krijgen. Zij vragen ook of het doel is om
redelijke dierenwelzijnssituaties te verbeteren en welk traject daarvoor
wordt ingezet.

De verscheidene welzijnskwalificaties in het rapport geven het beeld
weer dat de onderzoekers hebben gekregen tijdens het onderzoek. Het is
niet mogelijk om op basis van dit onderzoek specifieke welzijnssituaties
aan te wijzen. Aandachtspunten die verbetering behoeven, kunnen naar
voren komen tijdens bezoeken van de AID of de visitatiecommissie,
bijvoorbeeld in het kader van de meldplicht voor wijzigingen in de
dierentuin. Het risicogericht handhaven levert informatie op over
mogelijke risicovolle situaties. Over gesignaleerde aandachtspunten
wordt de dierentuin geadviseerd door de visitatiecommissie of door
Dienst Regelingen. 

Evaluatie (de huisvestingseisen, fok- en transactiebeleid)

De leden van de SP-fractie willen weten waarom ik akkoord ben gegaan met
deze evaluatie. Wat aan de Kamer is aangeboden, is een onderzoek naar de
werkbaarheid van het huidige besluit, maar niet of amper onderzoek naar
de ā€˜functie, de huisvestingseisen en het fok- en transactiebeleid van
dierentuinenā€™. Ook vragen de leden van de SP-fractie of het klopt dat
deze evaluatie niet ingaat op het transactiebeleid. 

De leden van de SP-fractie vragen tevens waarom er staat, dat de
ā€˜praktijk leert dat de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD)
een commissie hebben die ontvangende tuinen controleert en beleid voeren
dat andere NVD- of EAZA-dierentuinen boven andere inrichtingen
prefereert bij transactieā€™. Zij vragen of er niets meer dan dit te
zeggen valt over het transactiebeleid. Zij voegen daar aan toe:
ā€œWaarom is niet onderzocht of transacties zich daadwerkelijk volgens
dit beleid afspelen? Waarom wordt er slechts verwezen naar
handelsverdragen en het CITES-verdrag?ā€. De leden van de SP-fractie
vragen of ik de motie over het Dierentuinenbesluit (30800 XIV nr. 121)
alsnog ga uitvoeren. 

In de motie Ouwehand is gevraagd om een evaluatieonderzoek met aandacht
voor de functie, de huisvestingseisen en het fok- en transactiebeleid.
In het evaluatieonderzoek is bezien of de voorschriften in het besluit
ten aanzien van welzijn, educatieve programmaā€™, fok- en
transactiebeleid voldoende bruikbaar zijn om de doelstellingen van het
besluit te halen, wat de kosten daarvan zijn of dat het
dierentuinenbeleid eventueel bijgesteld moet worden. Dat is voor alle
gebieden in het Dierentuinenbesluit onderzocht en daarover wordt ook
gerapporteerd. Dit heeft tevens de conclusie opgeleverd dat de huidige
doelvoorschriften een basisniveau voor welzijn, educatie en de
instandhouding van diersoorten garanderen (blz. 16). 

Over het transactiebeleid staat in de samenvatting van het rapport (blz.
13) dat het Dierentuinenbesluit zeer beperkt aandacht besteedt aan het
transactiebeleid, maar de onderzoekers tekenen daarbij aan dat de
transacties ook onder andere regelgeving vallen, zoals het CITES-verdrag
inzake handel in dieren. De Nederlandse Vereniging van Dierentuinen
(NVD) werkt bij transacties volgens eigen voorschriften, die zeker niet
minder zijn dan de voorschriften in het besluit. Het paste niet in de
opzet van het onderzoek om ter plaatse te controleren of dierentuinen
zich aan de voorschriften in het besluit hebben gehouden. Het doel van
dit onderzoek was namelijk om te onderzoeken of de voorschriften
voldoende bruikbaar zijn om de doelstellingen van het besluit te
behalen. De onderzoekers bevelen niet aan om de voorschriften voor het
transactiebeleid te wijzigen.

Doelvoorschriften

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de voorgestelde acties op het
vlak van het vergroten van transparantieĀ met behoud van deĀ open
normen. De leden van de CDA-fractie vragen zich wel af op welke wijze
dat wordt vormgegeven.Ā De leden van de CDA-fractie vragen zich
vervolgens af op welke wijze de aanbevelingen een 'geheugen' te creƫren
en het kennisniveau van de visitatiecommissie op peil te houden, worden
uitgevoerd. Dit lijken hen uiterst zinvolle aanbevelingen die
tegelijkertijd lastig in te vullen zijn, omdat de expertise slechts bij
enkelen aanwezig is. De leden van de CDA-fractie vragen een reactie op
hun voorstel een Europese pool van experts te benoemen en te ijveren
voor een Europese visitatiecommissie, die in wisselende samenstelling
expertise kan opbouwen en ā€˜best practicesā€™ in Europees verband kan
delen, teneinde in Europees verband te werken aan verbetering van
dierenwelzijn. 

De kracht van de open normen wil ik graag behouden. De transparantie wil
ik dan ook zoeken in het bekendmaken van voorbeelden waar optimale zorg
voor dieren plaatsvindt door het gebruik van adequate of innovatieve
verblijven en het geven van goede verzorging. De aanbeveling over het
geheugen van de visitatiecommissie verwijst naar de samenstelling van de
visitatiecommissie en de werkwijze. In de commissiesamenstelling zijn
veel mutaties geweest en daarom kan de indruk zijn ontstaan dat de
commissie van Ć©Ć©n persoon afhankelijk is wat het geheugen betreft.
Bevindingen van de visitatiecommissie zijn echter vanaf het begin goed
vastgelegd. Redenen voor beslissingen zijn altijd in documentatie terug
te vinden. Wel wordt er al enige tijd gestreefd naar uitbreiding van de
visitatiecommissie met meer experts, waardoor de expertise breder
verdeeld wordt over de visitatiecommissie en de samenstelling minder
kwetsbaar wordt voor personele wisselingen. Ik sluit niet uit dat er een
beroep wordt gedaan op buitenlandse experts, want onafhankelijke experts
zijn schaars. Het voorstel om te komen tot een Europese
visitatiecommissie is interessant. Echter, omdat de lidstaten de
Europese Dierentuinenrichtlijn op verschillende wijzen hebben uitgewerkt
in nationale regelgevingen en de voorgestelde samenstelling van de
visitatiecommissie ook omvangrijke logistieke gevolgen zou hebben, ben
ik van mening dat het voorstel lastig uitvoerbaar is. 

Inzake de open normen in het besluit vragen de leden van de fractie van
de PvdD zich af hoe

inspecteurs het welzijn van dieren kunnen waarborgen als hier geen
toetsbare normen voor bestaan en de invulling wordt overgelaten aan een
ieders interpretatie en goede wil. Zij vragen toe te lichten op welke
manier in deze situatie verandering wordt gebracht. 

De wijze van controleren van de doelvoorschriften van het
Dierentuinenbesluit heeft zich na de inwerkingtreding van het besluit
moeten ontwikkelen. Inmiddels verlopen de controles goed. De controleurs
maken gebruik van de bevindingen van de visitatiecommissie en weten om
te gaan met deze normen. Ik blijf van mening dat het werken met open
normen dierentuinen stimuleert het welzijn optimaal te borgen. Zoals
aangegeven, zal ik goede praktijkvoorbeelden publiceren ter
verduidelijking van een goede invulling van deze normen.

De leden van de PvdD vragen of ik conclusies aan dit onderzoek verbindt
met betrekking tot de voorgestelde wijziging van het Honden- en
kattenbesluit, waarbij middelvoorschriften zullen worden vervangen door
doelvoorschriften. Zij vragen hoe ik wil voorkomen dat bij het opvangen
en huisvesten van gezelschapsdieren eenzelfde situatie ontstaat als
beschreven in dit onderzoek. En hoe de controle en handhaving op dat
punt zal worden vormgegeven. 

Zoals ook de onderzoekers in het rapport onderschrijven, ben ik nog
steeds van mening dat open normen innovatie en creativiteit stimuleren
en dat met open normen wordt voorkomen dat de sector zich beperkt tot de
in de wetgeving neergelegde minimumeis. Het uitgangspunt bij het
vervangen van het Honden- en kattenbesluit is nog steeds te werken met
open normen. 

De leden van de SP-fractie vragen uiteen te zetten hoe het in de
Nederlandse dierentuinen gesteld is met het huisvesten van dieren. Zij
vragen tevens of ik de conclusie deel die in de evaluatie is getrokken,
dat open normen vaker een optimale situatie zullen geven. Zij willen ook
weten waarmee de vergelijking is gemaakt in deze stelling. Ook vragen
zij welke landen nu specifieke huisvestingsvoorwaarden hanteren en wat
daar de resultaten zijn. Tevens vragen zij waarom er niet serieus is
gekeken naar de praktijk van de huisvesting en het gebrek aan
geformuleerde eisen. 

De huisvesting voldoet overwegend aan het Dierentuinenbesluit. Ik deel
de conclusie dat voor deze situatie open normen een goede keuze zijn
geweest. In het rapport is geen sprake van een specifieke vergelijking,
maar is gekeken naar naleving van regels in het algemeen. De specifieke
huisvestingsvoorwaarden in andere landen zijn niet onderzocht; dit zou
ook een bijzonder omvangrijk onderzoek zijn geweest.

De praktijk van de huisvesting is in algemene zin aan bod gekomen in het
onderzoek door het bestuderen van verslagen van de visitatiecommissie en
interviews. Het onderzoeken van de huisvesting voor de veelheid aan
diersoorten in dierentuinen zou een zeer omvangrijk onderzoek betekend
hebben, terwijl met een beperkter onderzoek ook tot nuttige resultaten
is gekomen.

Administratieve lastenverlichting

De leden van de CDA-fractie vragen of het niet voldoende is dat de
Dienst Regelingen de overbodig ingediende rapportages per kerende post
terugstuurt. Zij vragen ook of verdere vereenvoudiging mogelijk is. 

Dienst Regelingen stuurt de dubbele rapportages niet terug, maar neemt
in zoā€™n geval telefonisch contact op. Het aantal dubbele rapportages
is inmiddels sterk gedaald.

Handhaving

De leden van de SP-fractie vragen een reactie op mijn conclusie dat
Nederlandse dierentuinen overwegend voldoen aan de doelen van het
Dierentuinenbesluit, terwijl in de evaluatie staat dat de AID
constateerde dat in ongeveer 15 procent van de gevallen nog niet
(geheel) aan de voorwaarden voldaan werd. 

In het rapport (blz. 40) wordt geconstateerd dat het overwegend om
lichte overtredingen gaat, zoals het niet op orde hebben van de
administratie, het niet tijdig melden van aanzienlijke wijzigingen in
dierbestanden of dierverblijven of het niet op orde hebben van de
protocollen. Het ging hier niet om gebreken betreffende het welzijn of
de gezondheid van dieren, maar om administratieve zaken. Dat laat
overigens onverlet dat de dierentuinen deze zaken wel op orde moeten
hebben.

De leden van de SP-fractie willen weten waarom niet handhavend
opgetreden werd bij geconstateerde overtredingen door de AID en vragen
of ik bereid ben hier iets aan te doen. In de evaluatie staat namelijk
het volgende: ā€˜Bij die bezoeken constateerde de AID in ongeveer 15
procent van de gevallen dat nog niet (geheel) aan de voorwaarden voldaan
werd. De meeste gevallen hebben betrekking op lichte, administratieve
overtredingen. Toch valt op dat dit niet heeft geleid tot handhavend
optredenā€™.

De dierentuinen die nog niet volledig aan alle eisen van het
Dierentuinenbesluit voldeden, zijn aangeschreven met het verzoek de
onvolkomenheden te herstellen. Gezien het feit dat het lichte
administratieve overtredingen betrof, is niet gelijk overgegaan tot het
opleggen van sancties, maar hebben deze dierentuinen eerst nog een kans
gekregen om deze omissies te herstellen. Dit jaar kent de controle van
de dierentuinen onder andere als speerpunt de administratie van de
dierentuinen.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe de Algemene
Inspectiedienst (AID) wordt aangestuurd en/of inhoudelijk wordt
ondersteund, gezien de ervaringen. Vervolgens vragen de leden van de
CDA-fractie zich af hoe de AID de opdracht ogen en oren goed openĀ te
houden om vergunningplichtige inrichtingen zonder vergunning te
detecteren, gaat invullen. De leden willen weten op welke wijze de AID
hierbij wordt ondersteund en wat de rol is van Dienst Regelingen (DR)
hierbij. Formuleert deze dienst de concrete opdrachten of maken
zijĀ risicoanalyses die als basis kunnen dienen voor AID-controles? Tot
besluit willen zij weten op welke wijze aanwijzingen van particulieren
worden opgepakt.

 

Dienst Regelingen en de Algemene Inspectiedienst werken nauw samen bij
de controles. Hiertoe zijn controleafspraken gemaakt. Gezamenlijk worden
risicogerichte controles geformuleerd waarbij Dienst Regelingen het
controledossier samenstelt en de AID de controle uitvoert bij de
dierentuinen. Naast voorgenomen controles signaleert Dienst Regelingen
soms vermoedelijke overtredingen. Dienst Regelingen verzoekt de AID dit
nader te onderzoeken.  

De AID houdt, op haar beurt, de ogen en oren goed open om
vergunningplichtige inrichtingen te signaleren. De AID-controleurs
controleren ook de CITES-regelgeving en de Flora- en Faunawet. In die
hoedanigheid kunnen zij vergunningplichtige instellingen ontdekken die
mogelijk onder het Dierentuinenbesluit vallen. Dat is ook in de
beginperiode gebeurd, toen de eerste vergunningen werden verleend.
Verder onderzoekt de AID meldingen die kunnen worden gedaan bij de
Groendesk van de AID; dergelijke meldingen zijn er tot nu toe nauwelijks
geweest.

De leden van de SP-fractie vragen om een overzicht van het aantal keren
dat de 

Dienst Regelingen in het afgelopen jaar dierentuinen en vrijgestelde
instellingen heeft bezocht. Ook vragen zij hoe vaak zijn er
overtredingen geconstateerd en hoe daartegen is opgetreden. 

In 2008 heeft de visitatiecommissie (waar DR de secretaris voor levert)
12 dierentuinen bezocht. De AID heeft 15 dierentuinen bezocht. DR zelf
legt geen bezoeken af. Er zijn bij 11 dierentuinen administratieve
overtredingen geconstateerd. Drie controles waren akkoord na herstel en
acht controles zijn of worden bestuursrechtelijk afgedaan met een
waarschuwingsbrief. Het betreft hier allen eerste overtredingen. 

Inrichtingen die ingevolge de Vrijstellingsregeling Dierenwelzijn niet
onder het Dierentuinenbesluit vallen, worden niet bezocht in het kader
van een controle van het Dierentuinenbesluit. Het kan wel zijn dat een
controle heeft plaatsgevonden uit hoofde van bijvoorbeeld de Flora- en
Faunawetgeving. 

De leden van de SP vragen een reactie op de constatering in de
evaluatie: ā€œTot op heden is daarom ook nog niet handhavend opgetreden
tegen dierentuinen die zich niet houden aan de voorschriften uit het
besluitā€. En hoeveel administratieve overtredingen zijn er
geconstateerd? De leden van de SP-fractie vragen waarom DR geen gebruik
kon maken van dwangsommen. De leden van de SP-fractie vragen of ik de
conclusie deel dat er onvoldoende sanctiemogelijkheden zijn en wat ik
daaraan ga doen. Tevens willen de leden van de SP-fractie weten of ik nu
wel een adequaat sanctieregime instel.

Tot op heden is het niet nodig geweest om een dwangsom op te leggen, dan
wel bestuursdwang toe te passen. Er zijn zoals gezegd bij 11
dierentuinen administratieve overtredingen geconstateerd. Indien nodig
kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid van bestuursrechtelijk
handhaven. Dit betekent dat een dwangsom kan worden opgelegd of
bestuursdwang kan worden toegepast, indien een dierentuin niet voldoet
aan de eisen van het Dierentuinenbesluit. Het opleggen van een dwangsom
of het (gedeeltelijk) sluiten van dierentuinen als handhavingsmiddel
zijn middelen die pas in laatste instantie worden gebruikt. Tevens is
het mogelijk om strafrechtelijk op te treden bij het constateren van
ernstige misstanden. Ik ben van mening dat het sanctieregime nu
voldoende mogelijkheden biedt om op te treden. 

De leden van de fractie van de PvdD vragen hoe vaak de vergunning is
ingetrokken en ontvangen hiervan graag een voorbeeld. 

Het gedeeltelijk sluiten van een dierentuin of het intrekken van de
vergunning met als gevolg het volledig sluiten van de dierentuin wordt
als een buitenproportioneel zwaar sanctiemiddel gezien bij
administratieve overtredingen. Er zijn tot op heden geen overtredingen
geconstateerd die dermate ernstig waren, dat zij het (gedeeltelijk)
sluiten van een dierentuin zouden hebben gerechtvaardigd.

Functie opvangcentra 

Gezien de bijzondere positie van de opvangcentra vragen de leden van de
CDA-fractie of ik een kwaliteitsprotocol uit wil werken voor alle
opvangcentra en dat protocol vervolgens koppelen aan het
Dierentuinenbesluit . 

Ik heb u toegezegd met de opvangcentra die onder het Dierentuinenbesluit
vallen te bezien welke voorschriften als knellend worden ervaren. Ik kan
u nu nog niet zeggen op welke wijze ik de opvangcentra tegemoet zal
komen, omdat ik eerst precies wil weten waar de knelpunten zitten en
deze met de opvangcentra wil bespreken. Vervolgens zal ik bezien in
hoeverre aan de genoemde aanbeveling gevolg kan worden gegeven. 

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of opvangcentra
tegelijkertijd ook kunnen verkopen aan particulieren. In ieder geval
zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat een sluitende
dieradministratie een absolute voorwaarde is voor een opvangcentrum, als
dat centrum ook fokt met dieren en dieren verkoopt.  Ā 

Het uitplaatsen van dieren bij derden is toegestaan om ruimte te houden
in het opvangcentrum voor het opvangen van nieuwe dieren. Het staat de
opvangcentra vrij een bijdrage in de kosten te vragen aan de ontvangende
partij. Voor opvangcentra die inbeslaggenomen dieren opvangen, geldt dat
zij geen dieren aan particulieren mogen verkopen. Dieren die vrijwillig
worden afgestaan en geldige herkomstdocumenten hebben, mogen wel
verhandeld worden. Ik ben met u van mening dat een sluitende
dieradministratie noodzakelijk is.

Fokbeleid

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze wordt aandacht
geschonken aan het geschetste dilemma in de evaluatie rondom het doel
van het fokprogramma. Over het fokbeleid vragen de leden van de
SP-fractie zich af of er nog in dierentuinen aan fokprogrammaā€™s wordt
gewerkt die daadwerkelijk gericht zijn op het in de natuur terug kunnen
plaatsen van diersoorten. Ook vragen zij of het juist is dat het
fokprogramma voornamelijk bedoeld is om dierentuinpopulaties voor
educatieve en recreatieve doelen in stand te houden. 

Ik neem aan dat het dilemma rondom het doel van het fokprogramma wordt
bedoeld dat de dierentuinen dierpopulaties in stand willen houden voor
soortenbehoud, maar die vervolgens niet kunnen herintroduceren in de
natuur. Het is de realiteit dat terugplaatsing in de natuur sporadisch
voorkomt. Niettemin zijn er wel geslaagde voorbeelden te noemen. De
Nederlandse Vereniging voor Dierentuinen meldt dat bijvoorbeeld wisenten
in Polen, tamarins (gouden leeuwaapjes) in Braziliƫ, steenbokken in de
Alpen, otters in Nederland, miereneters in Argentiniƫ of verschillende
soorten gieren succesvol zijn teruggeplaatst. Dierentuinen dienen zich
ervan bewust te zijn dat voor verschillende doelen kan worden gefokt en
dienen daarnaar te handelen. Zij worden verplicht in het protocol op te
nemen of zij fokken met het oog op herintroductie of met het oog op het
op peil houden van dierentuinpopulaties. Er zijn ook fokprogrammaā€™s
voor ernstig bedreigde diersoorten die (nog) niet in de vrije natuur
geplaatst kunnen worden, zoals de Amur panter, de Amur tijger of de
Bongo antilope. Uit de gegevens van de Nederlandse Vereniging van
Dierentuinen blijkt dat in totaal 72% van de soorten die in een
fokprogramma zitten, met uitsterven wordt bedreigd. 

De leden van de fractie van de PvdD vragen of ik de mening deel dat het
gaan afwijken van dierentuinpopulaties van wilde populaties een zeer
onwenselijke situatie is. De leden achten op dit punt een bredere,
ethische discussie op zijn plaats en horen graag of ik bereid ben het
debat hierover te voeren. Tevens vragen zij hoe ik in dit licht de
doelstelling van de Europese Dierentuinenrichtlijn zie, te weten de
bescherming van wilde dieren en de instandhouding van de biodiversiteit.
De leden van de PvdD vragen een reactie inzake het fokken met wilde
dieren ter instandhouding van de dierentuinpopulatie. Zij vinden dit
niet meer van deze tijd en zien de toekomstige rol van dierentuinen
vooral als opvangcentra voor dieren die zich in het wild niet kunnen
handhaven. 

Fokken van dieren in gevangenschap in dierentuinen dient onder meer de
volgende twee doelen:

-	er hoeven voor educatieve programma's geen dieren meer aan de vrije
natuur te worden onttrokken;

- 	er wordt naast de wilde populatie een schaduwpopulatie in stand
gehouden, waaruit kan worden geput als terugplaatsing van dieren in de
natuur aan de orde is.

In beide gevallen dient het fokken in gevangenschap een
natuurbeschermingsbelang. In het eerste geval worden wilde populaties
ontzien en zijn toch levende dieren beschikbaar voor educatieve
doeleinden. In het tweede geval functioneren dierentuinen als "ark van
Noach". Fokprogramma's in dierentuinen zijn daarmee in lijn met de
doelstelling van de Dierentuinrichtlijn. Aan instandhouding van de
biodiversiteit gaat bewustwording en dus educatie over de noodzaak van
de instandhouding van biodiversiteit vooraf. 

Dat dierentuinpopulaties, ondanks dat wordt gewerkt met stamboeken, zich
op termijn anders kunnen ontwikkelen dan wilde populaties is niet altijd
te vermijden. Dat lijkt ongewenst, maar lang niet in alle gevallen is
sprake van onoverkomelijke bezwaren. Het Prezwalskipaard, de Wisent en
de Arabische Oryx waren tot voor kort in het wild uitgestorven. Deze
soorten zijn over vele generaties in gevangenschap gefokt. Het
uitgangsmateriaal voor het fokprogramma en daarmee de genetische
bandbreedte was uiterst beperkt. Het leidt geen twijfel dat daardoor
kenmerken, die de wilde populaties wel moeten hebben gehad, in de
huidige populatie zijn verdwenen. Recent zijn deze soorten weer
teruggeplaatst in de natuur. Deze soorten vervullen daar weer de rol in
het ecosysteem die zij voorheen vervulden en naar het zich laat aanzien
zijn de inmiddels weer wilde populaties in staat zelfstandig in de
natuur te overleven. Voor mij zijn dit voldoende argumenten om het
fokken van diersoorten in dierentuinen toe te staan. Gezien bovenstaande
argumenten vind ik dat een ethische discussie niet opportuun is. 

Educatie

De leden van de CDA-fractie geven aan het merkwaardig te vinden dat
Artis eenmalig een meerjarige vernieuwingsimpuls krijgt van 5 miljoen
euro. De leden van de CDA-fractie vragen voorts: ā€œWaarin verschilt
Artis ten opzichte van Blijdorp, in de zin van grootstedelijke
benadering, of andere dierentuinen? Alle dierentuinen worden immers
geacht om aandacht te schenken aan educatie.ā€ 

Zij vragen tevens waarom gekozen is voor Artis als dierentuin met een
voorbeeldfunctie. En op welke wijze deze impuls gaat bijdragen aan de
vernieuwing van de natuur- en milieueducatie in algemene zin, zoals
besproken in de Nota NME. De leden van de CDA-fractie vragen of de
genoemde 5 miljoen euro aanvullend bekostigd worden en niet uit de
middelen die beschikbaar zijn voor het uitvoeren van het NME-programma.
De leden van de PvdD vragen naar de voorwaarden die verbonden zijn aan
de subsidie. Zij willen ook weten of het voornemen bestaat ook andere
dierentuinen een financiƫle bijdrage te geven voor de invulling van dit
wettelijk vereiste. 

Nieuw is dat Artis het initiatief neemt om een kennisplein in te
richten, in de openbare ruimte buiten de dierentuin. LNV wil aan deze
pilot eenmalig een investeringsimpuls geven. Voorwaarde aan de
toekenning daarvan is evenwel kenniscirculatie. Dit is het delen van
ontwikkelde en te ontwikkelen kennis richting natuur- en milieu
educatie, andere dierentuinen en groene stedelijke instellingen. Het
gaat er mij om een eenmalige innovatie-impuls te geven die ten goede
komt aan het gehele veld. Hierdoor wordt voorzien in inspiratie voor
andere dierentuinen. Ik ben niet van plan om een financiƫle bijdrage te
leveren aan andere dierentuinen. Voor kenniscirculatie is in de
financiƫle middelen voorzien. Het is inderdaad juist dat de genoemde
vijf miljoen euro uit aanvullende middelen bekostigd worden. Ik heb u
hierover eerder geĆÆnformeerd met mijn brief van 3 juni 2009. (Kamerstuk
vergaderjaar 2008-2009, 20487, nr. 35)

De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom het educatieve element
van dierentuinen niet beter verankerd wordt, want zij vinden dit het
voornaamste bestaansrecht van de dierentuin. 

De leden vernemen graag mijn visie op de educatieve functie van
dierentuinen.

Tevens vragen de leden van de PvdD een reactie op het feit dat bezoekers
van dierentuinen in de eerste plaats komen voor recreatie en niet op
zoek zijn naar educatie. Zij willen weten of louter recreatie voldoende
rechtvaardiging is voor het tentoonstellen van wilde dieren en vragen
dit toe te lichten. Ook vragen zij of ik voornemens ben de
beleidsprotocollen na uitbreiding met het doel van de educatie te
toetsen. Zo ja, waaraan zal er worden getoetst, wat zijn de criteria en
zullen sanctiemogelijkheden worden gecreƫerd, indien niet wordt voldaan
aan de doelstellingen? 

In het Dierentuinenbesluit is de verplichting opgenomen dat de
dierentuin met betrekking tot de tentoongestelde diersoorten over een
educatief programma moet beschikken. Educatie beschouw ik dan ook als
een belangrijk onderdeel in dierentuinen, maar niet als het voornaamste
bestaansrecht. Dagelijks genieten veel gezinnen van de dieren, vooral
door er naar te kijken. Dat vind ik niet verkeerd, want ook het
aanschouwen van dieren roept positieve gevoelens op en levert daarmee
indirect een bijdrage aan natuurbesef. Daarnaast maakt het uit of de
doelgroep bestaat uit mensen met zeer jonge kinderen of juist oudere
kinderen of volwassenen. Voor mensen met interesse in natuur is een
dierentuin met een uitgebreid educatie- en informatiecentrum wellicht
interessanter. Wat de beleidsprotocollen betreft, zal er worden getoetst
of dierentuinen het educatiedoel hebben opgenomen. Hier worden geen
criteria voor ontwikkeld. Indien een dierentuin niet voldoet aan de
voorschriften van het Dierentuinenbesluit, is het mogelijk deze
dierentuin een bestuurlijke sanctie, zoals een dwangsom, op te leggen. 

visitatiecommissie

De leden van de SP-fractie vragen waarom de aanbeveling van de
onderzoekers niet overgenomen wordt waar het gaat om de openbaarmaking
van o.a. beoordelingscriteria van de visitatiecommissie. 

Bij aanvang van de uitvoering van het Dierentuinenbesluit hebben de
dierentuinen informatie gekregen over de punten waar de
visitatiecommissie op let en een indicatie wanneer het punt in orde
wordt bevonden. De punten sluiten aan op de voorschriften in het
besluit. Deze informatie is in het aanvraagpakket voor de
dierentuinenvergunning opgenomen en is openbaar. Verdere invulling van
de werkwijze wil ik vormgeven door goede voorbeelden van huisvesting en
verzorging te publiceren, bijvoorbeeld op een website. Het volledig
uitwerken van de beoordelingscriteria zou het voordeel van de open
normen te niet doen. Dierentuinen zouden deze uitwerking kunnen
beschouwen als de minimumnorm en minder worden gestimuleerd om naar
eigen inzicht een optimale situatie te creƫren.

Vrijstellingsregeling

De leden van de SP-fractie en de PvdD-fractie vragen een overzicht van
die inrichtingen die onder de Vrijstellingsregeling vallen waardoor zij
dieren mogen houden bij wijze van decoratie, zoals in hotels en
restaurants. De leden van de SP-fractie willen weten welke eisen gesteld
worden aan huisvesting en verzorging van deze dieren. Ook vragen zij
waarom er Ć¼berhaupt vrijstelling wordt gegeven als het doel
overduidelijk niet educatief is. Zij vragen aan welke voorwaarden de
vergunningaanvragers moeten voldoen. En of het bijvoorbeeld acceptabel
is als deze dieren gehouden worden in ruimtes waar ook feesten met veel
mensen en veel geluidsoverlast worden gehouden. Ook wordt gevraagd
waarom deze inrichtingen 10 diersoorten mogen hebben die onder de Flora-
en faunawet vallen en wat de ratio is achter dit getal. Tevens vragen de
leden van de SP-fractie of alleen het aantal diersoorten leidend is of
dat er ook gekeken wordt naar het aantal dieren. De leden van de fractie
van de PvdD ontvangen graag een toelichting op de Vrijstellingsregeling.
Zij vragen: Welke voorwaarden zijn hieraan verbonden? Welk doel dient
een vrijstelling te dienen? Wat is bijvoorbeeld het doel van het houden
van wilde dieren in horecagelegenheden? 

Ik kan u geen overzicht van de inrichtingen verstrekken die ingevolge de
Vrijstellingsregeling buiten het bereik van het Dierentuinenbesluit
vallen, omdat er voor dergelijke inrichtingen geen plicht bestaat zich
bij het ministerie van LNV te melden. Bijgevolg zijn die bedrijven niet
door mij geregistreerd. Het gaat hier om restaurants die enkele
vogelsoorten in een binnen- of buitenvoliĆØre hebben of een aquarium met
een aantal tropische vissensoorten of een pretpark met waterpartijen
waar enkele diersoorten in verblijven of kinderboerderijen met enkele
uitheemse diersoorten. Ook opvangcentra die bezoekers toelaten en dieren
tijdelijk verplegen (minder dan 12 maanden) alvorens ze in de natuur
terug te plaatsen, vallen onder de Vrijstellingsregeling. Normaal gezien
zouden al deze inrichtingen onder het Dierentuinenbesluit vallen als
zijnde een dierentuin. Dat voerde te ver; zo was ook de EU-richtlijn
betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen, niet bedoeld.
De grens is voor horecagelegenheden gesteld op 10 diersoorten, omdat is
ingeschat dat dergelijke inrichtingen gewoonlijk 10 of minder
diersoorten houden. 

Voor de bovenbedoelde inrichtingen, die niet onder het
Dierentuinenbesluit vallen, zijn er geen speciale eisen voor huisvesting
en verzorging; er gelden wel de algemene welzijnsbepalingen van artikel
36 en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zijnde het
verbod op dierenmishandeling en dierverwaarlozing. Indien er
bijvoorbeeld een feest wordt gevierd in de ruimte waar de dieren
verblijven, is de eigenaar er voor verantwoordelijk dat dit het welzijn
van de dieren redelijkerwijs niet benadeelt. Indien de eigenaar zich
hier niet aan houdt, kan de AID optreden. 

De leden van de SP-fractie en de PvdD-fractie willen weten hoe vaak deze
vrijgestelde instellingen worden gecontroleerd door het ministerie van
LNV. De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak er misstanden worden
geconstateerd en hoe de inspectiediensten daar tegen optreden. De leden
van de PvdD-fractie vragen hoe de controle op deze inrichtingen is
vormgegeven. 

De vrijgestelde inrichtingen worden gecontroleerd op basis van meldingen
van misstanden of signalering bij andere AID-controles, bijvoorbeeld in
het kader van CITES-controles. De AID heeft de afgelopen jaren niet of
nauwelijks dit soort meldingen ontvangen. 

De leden van de PvdD-fractie vragen waarom circussen niet onder het
Dierentuinenbesluit vallen gezien de criteria in het
Dierentuinenbesluit. 

Circussen vallen niet onder de EU-richtlijn en zijn daarom ingevolge
artikel 1, onderdeel a, van het Dierentuinenbesluit specifiek
uitgesloten.

De leden van de fractie van de PvdD zijn verbaasd dat toezicht op
organisaties die wilde dieren hebben, ontbreekt. Ze vragen hoe het
mogelijk is dat er inrichtingen zijn met wilde dieren die geen
vergunningaanvraag hebben ingediend en niet door de AID of Dienst
Regelingen zijn opgemerkt. Ze vragen of ik bereid ben dit gebied tussen
het Dierentuinenbesluit en de GWWD in kaart te brengen en deze
inrichtingen actief op te sporen, conform de aanbeveling uit het
evaluatierapport en hierbij aan te geven waarom ik hier niet toe overga.


Inrichtingen zonder vergunning worden niet actief opgespoord, wel houden
AID en DR ā€œogen en oren openā€. Organisaties en particulieren mogen
ā€wildeā€ dieren houden, voorzover dat is toegestaan op basis van de
Flora- en faunawet, waarbij zij zich ook dienen te houden aan de
bepalingen van de GWWD. Bij projectmatige controles, meldingen of andere
aanleiding controleren AID-controleurs deze particulieren en bedrijven
op de naleving van de bovengenoemde voorschriften. Zij kunnen signaleren
dat de eigenaar een dierentuinenvergunning dient aan te vragen, omdat
hij de facto een dierentuin exploiteert. Met name ten tijde van de
verlening van de eerste vergunningen is dit voorgekomen. Vaak was er
geen sprake van kwade opzet, maar waren mensen die uit hobby allerlei
diersoorten hielden, niet goed op de hoogte van de regelgeving. Een
separaat onderzoek om eventuele illegale bedrijven op te sporen is
tijdrovend en acht ik niet proportioneel. 

Aanbevelingen

De leden van de SP-fractie willen graag dat van alle aanbevelingen uit
de evaluatie per stuk aangegeven wordt hoe deze uitgevoerd gaat worden.
Daar waar een aanbeveling niet wordt meegenomen wensen de leden van de
SP-fractie een nadere en betere onderbouwing. 

Transparantie

Zoals ik in mijn brief van 1 april 2009 reeds heb aangegeven zal ik de
transparantie vergroten door goede voorbeelden van situaties in
dierentuinen te publiceren, bijvoorbeeld op een website. Op deze wijze
kan een creatief proces op gang gebracht worden bij andere dierentuinen
die nieuwe voorzieningen willen treffen. Hiermee wordt openbaar wat de
visitatiecommissie een goed niveau van voorzieningen vindt, zonder dat
er een minimumniveau wordt gecreƫerd dat in de praktijk als
maximumniveau zal gaan gelden. 

Geheugen van de visitatiecommissie 

Zoals reeds eerder opgemerkt, worden de bevindingen van de visitaties en
adviezen van de visitatiecommissie vastgelegd. Dit is van het begin af
aan gebeurd. Het is dus mogelijk om na te zoeken hoe vergelijkbare
gevallen zijn beoordeeld. Thans wordt de visitatiecommissie uitgebreid
met andere deskundigen, zodat de kennis breder gedeeld kan worden,
adviezen breder getoetst kunnen worden en de visitatiecommissie minder
kwetsbaar wordt. Dit acht ik voldoende om adequaat te adviseren aan de
vergunningverlenende instantie. De aanbeveling is hiermee opgevolgd.

Invulling van controle 

AID en DR zijn nauw gaan samenwerken, zoals uiteengezet bij mijn
antwoord op de vraag over de handhaving van het besluit. De controles
die nu plaatsvinden gaan uit van een risicobeoordeling. Gezien de
problemen met administratie richten de controles zich daar nu op. Deze
aanbeveling is al opgevolgd.

Opvangcentra

Ik heb u toegezegd dat met de opvangcentra hierover gesproken gaat
worden. Afhankelijk van dit gesprek zal ik bezien wat nodig is. De
aanbeveling wordt opgevolgd.

Aanpassing van het besluit 

- De aanbeveling inzake de Vrijstellingsregeling wordt opgevolgd bij de
totstandkoming van de 

  uitvoeringsregelgeving van de Wet Dieren. 

- Vooralsnog worden er geen welzijnsindicatoren vastgesteld voor
dierentuindieren. Ik wil eerst 

  bekijken hoe dit verloopt bij landbouwhuisdieren, waarvoor in het
kader van het project 

  Welfare Quality welzijnsindicatoren worden ontwikkeld. 

- Het melden van wijzigingen wordt zo mogelijk vereenvoudigd. De
aanbeveling wordt 

  opgevolgd.

- Dierentuinen dienen in het protocol aan te geven met welk doel zij
fokken. De aanbeveling 

  wordt opgevolgd.

- Dierentuinen dienen in het protocol aan te geven met welk doel zij de
educatieverplichting 

  invullen. De aanbeveling wordt opgevolgd.

De randen van het Dierentuinenbesluit

Voor inrichtingen die niet onder de reikwijdte van het
Dierentuinenbesluit vallen, zoals restaurants met een voliĆØre of
kinderboerderijen, bestaat geen registratieplicht. Deze inrichtingen
dienen, zoals een ieder die met een dier omgaat, zich te houden aan de
voorschriften van de GWWD. Op basis van meldingen door particulieren
kunnen misstanden bij deze inrichtingen worden aangepakt. Het actief in
kaart brengen van alle instellingen die ingevolge de
Vrijstellingsregeling niet onder het besluit vallen, dan wel de
inrichtingen die zich wel hadden moeten registreren, acht ik een
inefficiƫnte inzet van de mij ter beschikking staande
handhavingcapaciteit. Wel zal de inspectie de ogen en oren goed ophouden
en in het kader van andere controles en inspecties optreden, indien ten
onrechte geen dierentuinvergunning blijkt te zijn aangevraagd of niet in
overeenstemming met de voorschriften van de GWWD gehandeld wordt.

II Evaluatie Stichting Nederlands Opvangcentrum voor Papegaaien (NOP)

Brief VOND

De leden van de CDA-fractie vragen een inhoudelijke reactie te geven
over de inhoud van de brief die de Vereniging van Opvangcentra van
Niet-gedomesticeerde Dieren (VOND) aan de leden van de vaste commissie
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft gestuurd over het
functioneren van de Stichting NOP. De leden van de PvdD-fractie wensen
een reactie op het feit dat het vertrouwen van VOND in de stichting NOP
zodanig is afgenomen dat zij haar banden met het NOP heeft verbroken. 

Zij vragen tevens of ik hier conclusies aan verbind met betrekking tot
de positie van de Stichting NOP als opslaghouder voor Dienst Regelingen
(DR). Ook wil de PvdD-fractie weten of ik voornemens ben de controle en
handhaving aan te scherpen en hier geen dieren meer onder te brengen tot
de stichting wel voldoet aan de wettelijke voorschriften en gemaakte
afspraken? Zo nee, waarom niet? 

In de brief van VOND worden de inmiddels bekende punten besproken, die
ook in het onderzoek van de heer Dorresteijn naar voren zijn gekomen. De
heer Dorresteijn heeft in zijn onderzoek problemen benoemd en
oplossingen geboden. 

Ik respecteer de mening van de VOND, maar deze is niet leidend voor de
beslissing om inbeslaggenomen dieren te plaatsen. Er zijn geen bewijzen
gevonden van misstanden bij inbeslaggenomen dieren. De stichting voldoet
aan de wettelijke voorschriften voor de opvang van inbeslaggenomen
dieren. Ik heb geen enkele aanleiding om te twijfelen aan het welzijn
van de inbeslaggenomen dieren. 

Administratie

De leden van de PvdD vragen of het wettelijk toegestaan is om in de
opvang geboren dieren te verkopen. En zo ja, wat betekent dit dan voor
de onafhankelijke positie van een opslaghouder? De leden van SP-fractie
vragen hoe fokken met opgevangen en inbeslaggenomen dieren kan worden
uitgesloten als de administratie rammelt en het opvangcentrum de
verschillende taken met elkaar vermengt. De leden van de SP-fractie
denken dat de activiteiten van het NOP niet helder gescheiden zijn en
vragen een reactie hieromtrent. De leden van de SP-fractie menen dat de
gebrekkige administratie niet acceptabel is als het om inbeslaggenomen
dieren gaat en willen graag een reactie hierop. 

De activiteiten van het NOP zijn helder gescheiden: opvangen van
inbeslaggenomen vogels, opvangen van vogels die door particulieren zijn
afgestaan en de dierentuinfunctie. 

De registratie van inbeslaggenomen dieren van de NOP is op orde gesteld.
De dieren worden na inbeslagname geregistreerd in een speciaal daarvoor
ontwikkeld Access-systeem. Dienst Regelingen houdt een eigen
administratie bij voor inbeslaggenomen dieren. Als basis worden de
gegevens van de Kennisgeving van Inbeslagname gebruikt.

Zolang de status van het dier ā€œinbeslaggenomenā€ is, wordt en mag
hier niet mee worden gefokt. Het kan wel voorkomen dat nakomelingen
worden geboren. Zolang beslag rust op de ouderdieren, mogen de in de
opvang geboren nakomelingen niet worden verkocht of overgedragen door de
opslaghouder. Zodra het beslag wordt opgeheven en de dieren kunnen
worden teruggegeven aan de eigenaar, heeft deze ook recht op de tijdens
het beslag geboren jongen van inbeslaggenomen dieren tegen betaling van
de noodzakelijke kosten, gemaakt voor de geboorte en voor de verzorging
van de jongen. Kunnen of worden de nakomelingen niet overgedragen aan de
eigenaar van de inbeslaggenomen ouderdieren, dan beslist de Officier van
Justitie wat er met de nakomelingen zal gebeuren. 

Ook vragen de leden van de SP-fractie een reactie over de vele dieren
die verdwenen en vermist zijn.

Dit had te maken met het niet op orde hebben van de administratie, het
feit dat de administratie destijds niet was getoetst door de vogels
fysiek te tellen en tot slot het feit dat er inbraken zijn geweest,
waarbij mogelijk vogels zijn gestolen. 

Onderzoek VOND

De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom ik zoveel vertrouwen
heb in een onderzoek waar het NOP zelf opdracht toe heeft gegeven? De
leden van de SP-fractie willen weten waarom niet op zijn minst
onafhankelijke deskundigen zijn toegevoegd aan het bestaande
eenpersoons-onderzoeksteam? Ook de leden van de fractie van de PvdD
willen vernemen waarom er geen uitbreiding heeft plaatsgevonden met
onafhankelijke deskundigen, zoals was toegezegd. De leden van de
SP-fractie pleiten er met klem voor alsnog onafhankelijk onderzoek te
doen en vragen tot die tijd de opvangtaak stop te zetten.

Nog in de week van 11 maart 2009, de datum waarop het AO met de vaste
commissie voor LNV heeft plaatsgevonden, is contact opgenomen met de
voorzitter van de Stichting NOP. Daaropvolgend is contact geweest op
ambtelijk niveau met de heer Dorresteijn, oud-directeur van Diergaarde
Blijdorp. De heer Dorresteijn had alle informatie al verzameld en bijna
ook alles geanalyseerd. Hij was bijna klaar. Gezien de inhoud en de
omvang van zijn onderzoek was uitbreiding van zijn onderzoek niet nodig.
Zijn conclusies onderschrijven de bevindingen van onder meer de AID, VWA
en Dienst Regelingen. Hij gaf aan geen honorarium te vragen voor het
onderzoek om daarmee ook zijn onafhankelijkheid te waarborgen. De heer
Dorresteijn is bioloog en zeer deskundig op het gebied van dierentuinen.
Hij heeft een rapport samengesteld, waarin hij aangeeft waar zaken fout
zijn gegaan. Er zijn bij het NOP gebreken geconstateerd met betrekking
tot de administratie en de communicatie. Hij heeft hierover
aanbevelingen gedaan in zijn rapport. Hij heeft ook een verklaring
gegeven voor het hoge sterftecijfer bij de vogels.

Een nieuw onderzoek naar het verleden heeft mijns inziens weinig
toegevoegde waarde. Het onderzoek van de heer Dorresteijn acht ik
voldoende. Wel zal de AID dit jaar nog een onderzoek doen bij het NOP om
vast te stellen of het NOP zich aan de gemaakte afspraken houdt. 

Volgend jaar worden de contracten om inbeslaggenomen beschermde soorten
op te vangen herzien en opnieuw afgesloten. Voor het afsluiten van de
contracten zal ik controles op de administraties van de opvangcentra
laten uitvoeren. 

Resultaten en conclusies onderzoek

De leden van de SP-fractie vragen een reactie over de conclusie dat er
met het welzijn van de dieren niets mis is. De grote sterfte van de
vogels is toch problematisch? 

De heer Dorresteijn heeft in zijn rapport voor het hoge sterftecijfer
een verklaring gegeven. Het NOP selecteert niet aan de poort op
gezondheid, historie, gedrag van het dier en leeftijd. Zou het NOP dat
wel doen, dan was de sterfte minder. Het NOP probeert de vogels te laten
wennen aan hun natuurlijke levenswijze, namelijk omgang met
soortgenoten. Dat lukt niet bij alle vogels. Als het wel lukt, hebben de
vogels nog een mooie tijd bij het NOP. Voor illegale handel zijn geen
bewijzen gevonden.

De leden van de SP-fractie vragen een uiteenzetting over in hoeverre de
mensen die hun dier af hebben gegeven aan het NOP, misleid zijn. Zij
vragen ook of het mogelijk is strafrechtelijk op te treden tegen het NOP
op dit punt. 

De directeur van NOP heeft, volgens het rapport van de heer Dorresteijn,
inderdaad toegegeven dat onjuiste informatie is verstrekt. Dit kwam
alleen voor bij degenen die hadden aangegeven niet op de hoogte te
willen worden gehouden. De directeur heeft aangegeven hier verandering
in aan te brengen. Strafrechtelijk optreden is niet mogelijk.

 

 PAGE   11 

 PAGE   1