[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2009D54724, datum: 2009-11-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Wijziging van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) (2009D54723)

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor
de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de
weg (AETR); Genève, 20 maart 2009 (Trb. 2009, 161)

Toelichtende nota

De Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de
bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg
(AETR) is op 1 juli 1970 te Genève totstandgekomen (Trb. 1972, 97).
Deze Overeenkomst is daarna nog gewijzigd op 2 februari 1982 (Trb. 1982,
107), 24 juli 1991 (Trb. 1992, 145), 30 augustus 1993 (Trb. 1994, 123),
27 mei 2003 (Trb. 2005, 24) en 24 juni 2005 (Trb. 2006, 21). 

Bij notificatie van 20 maart 2009 zond de Secretaris-Generaal van de
Verenigde Naties aan de Overeenkomstsluitende Partijen door Nederland
voorgestelde wijzigingen en aanvullingen van de Overeenkomst, welke zijn
aangenomen door de “Working Party on Road Transport” van de
Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE)
tijdens haar 103e bijeenkomst van 29 tot 31 oktober 2008 te Genève.

1. Algemeen

De wijzigingen hebben als doel beter aan te sluiten op de technische
ontwikkelingen in het wegvervoer en de samenhang met de Europese
regelgeving te garanderen. De laatste wijziging had betrekking op de
invoering van de digitale tachograaf. Dit controle-apparaat zal met
ingang van 16 juni 2010 verplicht worden in alle nieuwe voertuigen voor
zover zij vervoer uitvoeren dat onder de AETR overeenkomst valt.

Tijdens de 103e vergadering van de “Working Party on Road Transport”
van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (29 -
31 oktober 2008) is een aanpassing van de AETR-Overeenkomst aanvaard.
Daarmee werd een belangrijke stap vooruit gezet om het verdrag  in lijn
te brengen met de Europese Verordening (EG) nr.561/2006 van het Europese
Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde
voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PbEG L 102 van 11
april 2006). Deze verordening vervangt de Verordening (EEG) nr. 3820/85
tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het
wegvervoer (PbEG L 370 van 31 december 1985), die betrekking heeft op de
verplichte rij- en rusttijden van bestuurders van vrachtwagens boven de
3,5 ton of van bussen ingericht voor vervoer van meer dan 9 personen.
Deze verordening werd onder meer vervangen in verband met de invoering
van de digitale tachograaf en een vereenvoudiging van de regeling.

Deze wijzigingen en aanvullingen van de Overeenkomst betekenen in de
praktijk dat het toepassingsgebied van de EU-regelgeving wordt
uitgebreid, en wel naar die landen die wel Partij zijn bij het AETR,
maar geen EU-lid zijn, zoals bijvoorbeeld Rusland, Georgië, Oekraïne
en Turkije. Tevens hebben deze wijzigingen tot gevolg dat er één enkel
regime voor wat betreft rij- en rusttijden voor deze categorieën
voertuigen en voor dit vervoer komt. Door het gebruik van een digitale
tachograaf, die in haar werking effectiever is dan de analoge
tachograaf, wordt een bijdrage geleverd aan verdere verbetering van de
verkeersveiligheid. Ook wordt de controle op de naleving van de rij- en
rusttijden in het wegvervoer verbeterd, zullen de werkomstandigheden
voor de chauffeurs verbeterd worden en worden de onderlinge
concurrentie-verhoudingen weer gelijkgetrokken.

De Europese Commissie heeft, nadat zij daartoe het mandaat van de
lidstaten ontvangen had, de onderhandelingen in Genève gevoerd. Tijdens
deze onderhandelingen is nauw contact onderhouden met de lidstaten zodat
de belangen van alle partijen gewaarborgd waren.

Op één punt wijkt de AETR-Overeenkomst nog af van de
rijtijdenverordening. Het betreft de zogenaamde 12 dagen-regeling met
betrekking tot de wekelijkse rusttijd in het besloten busvervoer: de
wekelijkse rusttijd tussen twee periodes mag voor deze sector verlengd
worden tot 12 dagen in plaats van de 6 dagen voor de andere sectoren.
Dit punt is op verzoek van de AETR- landen gehandhaafd met dien
verstande dat het aantal ritten dat tussen deze rustperiodes uitgevoerd
mag worden beperkt wordt tot één enkele rit. De achtergrond hiervan
is, dat de afstanden in de landen, die Partij zijn bij de
AETR-Overeenkomst en geen lid zij geen van de Europese Unie, vaak zeer
groot zijn. In de Europese Unie is aan een soortgelijke aanpassing
gewerkt. 

Op 24 april 2009 heeft het Europees Parlement in tweede lezing dit
voorstel (wederinvoering van de 12 dagen termijn in het besloten
busvervoer in de Verordening 561/2006) aanvaard in het 
wegvervoerpakket. Het betreft daarbij het pakket regelingen met
betrekking tot de toegang tot de markt en beroep in het goederen en
personenvervoer en herziet daarbij diverse Europese richtlijnen en
verordeningen waaronder de Verordening 561/2006. 

De wijzigingen en aanpassingen hebben betrekking op de artikelen 1, 2,
3, 6, 7, 8, 8 bis, 11, 12, 12 bis, 13 bis en 22 ter en op de
bijbehorende Bijlage en de Aanhangsels 1 en 2. Een nieuw aanhangsel 3 is
toegevoegd.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 (Definities) en Artikel 2 (Toepassingsgebied)

Met deze amendementen worden de definities en de uitzonderingen
gelijkgetrokken met de Europese regelgeving.

Artikel 3 (Toepassing van een aantal bepalingen van deze Overeenkomst op
wegvervoer, verricht door voertuigen, ingeschreven in de landen die geen
Partij zijn bij deze Overeenkomst)

Het amendement omschrijft in het tweede lid, onder a en b, de
voorwaarden waarop de Overeenkomst van toepassing is op derde landen.

Artikel 6 (Rijperioden) 

Deze wijziging brengt de maximale rijperioden in overeenstemming met de
Europese regelgeving. In het nieuwe vierde en vijfde lid wordt
aangegeven dat de rijtijden om reden van verkeersveiligheid niet stoppen
of opnieuw beginnen bij een grenspassage. Vastgesteld wordt ook dat als
de chauffeur ander werk uitvoert, dit niet als rust beschouwd kan
worden.

Artikel 7 (Pauze)

Deze wijziging betreft een beperkte aanpassing van de definitie waardoor
de chauffeur in de gelegenheid gesteld wordt effectiever uit te rusten. 

Artikel 8 (Rustperioden) 

De aanpassing is er op gericht om misverstanden te voorkomen omdat er,
afhankelijk van het regime waaronder de rit uitgevoerd wordt,
verschillen in interpretatie op kunnen treden.

De aanpassingen van het tweede tot en met het zevende lid hebben tot
doel de bestaande bepalingen te vereenvoudigen en de handhaving te
verbeteren. Zo is bijvoorbeeld de compensatie voor de verkorte
dagelijkse rusttijd geschrapt waarbij als compensatie de minimale lengte
van de dagelijkse rusttijd conform de Europese regelgeving verhoogd
wordt van 8 tot 9 uur. Het onderbreken van deze dagelijkse rusttijd is
nu beperkt tot 1 (was 2) keer waarbij de totale dagelijkse rusttijd 12
uur blijft. Aanvullend is afgesproken dat de verkorte rust niet meer aan
een plaats gebonden is. Deze nieuwe afspraken zijn zowel van toepassing
op het vervoer van goederen als op het besloten busvervoer.

De aanpassing van het achtste lid betreft een verbeterde omschrijving
van de slaap faciliteiten aan boord van het voertuig. De chauffeur mag
zelf een keuze maken of hij zijn dagelijkse rusttijd of de verkorte
wekelijkse rusttijd in het voertuig doorbrengt of niet. Deze aanvulling
heeft betrekking op alle aan boord zijnde chauffeurs.

Artikel 8 bis (Uitzonderingen op artikel 8) 

Een deel van het voorgaande artikel 8 is verplaatst naar dit artikel.

De wijziging van het eerste lid geeft aan dat de chauffeur, die zijn
voertuig op een trein of veerboot brengt, zijn dagelijkse rusttijd in
drie delen mag splitsen waarbij de totale rusttijd ongewijzigd blijft.
De chauffeur mag zijn voertuig dus zowel van de trein of boot op- en
afrijden. Het tweede lid geeft aan, dat als een voertuig op de trein of
op een veerboot vervoerd wordt, de chauffeur de beschikking moet hebben
over slaap faciliteiten. In het derde lid zijn de regels uitgewerkt die
gelden voor een chauffeur die zijn voertuig ophaalt of wegbrengt met een
ander voertuig dan waarvoor de AETR-Overeenkomst van toepassing is.
Verder worden de bepalingen van het vijfde lid van artikel 6 verder
uitgewerkt.

Artikel 9 (Uitzonderingen) 

De tekst is aangepast met betrekking tot de invoering van de digitale
tachograaf.

Artikel 11 (toezicht door de onderneming) 

In het eerste lid wordt ingegaan op de specifieke verplichtingen van het
bedrijf met betrekking tot de instructie van zijn personeel. Aanvullend
wordt in het derde lid aangegeven, dat bepaalde soorten van betaling van
de chauffeur niet toegestaan zijn. Het nieuwe vierde lid gaat in op de
aansprakelijkheid van de werkgever. Het belang van een goede planning
wordt daarbij niet alleen onderstreept maar ook zijn er aanvullende
afspraken over de bescherming van de werkgever. Het nieuwe vijfde lid is
bedoeld om de gehele keten te sensibiliseren om te voorkomen dat
opdrachten gegeven worden die ingaan tegen de geest van de Overeenkomst.

Artikel 12 (Maatregelen met betrekking tot de handhaving van de
Overeenkomst) 

De aanpassing van het eerste lid heeft tot doel het aantal controles
langs de weg en in het bedrijf te vergroten. Deze aanpassingen zijn
gebaseerd op de afspraken uit de Europese regelgeving, waarbij gebruik
gemaakt wordt van de mogelijkheden die de digitale tachograaf biedt om
een groter aantal dagen te controleren.

De data zijn gekoppeld aan die van de introductie van de digitale
tachograaf in de Overeenkomst op 16 juni 2010. Om er zorg voor te
dragen, dat de handhaving eerlijk is zijn aanvullende criteria met
betrekking tot non-discriminatie opgenomen in onderdeel (c).

De nieuwe bepalingen van het zesde lid hebben tot doel de handhavers de
mogelijkheden te geven om straffen op te leggen voor overtredingen
onafhankelijk van de plaats waar deze overtredingen begaan en
vastgesteld zijn. Als overgangsmaatregel is vastgesteld dat de partijen
mogen besluiten hoe zij op willen treden met betrekking tot de
uitzondering zoals deze in onderdeel (b) omschreven is.

Het zevende lid geeft aan, dat als een partij een vervolging in wil
stellen of een straf op wil leggen, de chauffeur daar ook schriftelijk
over geïnformeerd zal worden. In het achtste lid worden de lidstaten
opgeroepen een systeem van evenredige boetes op te leggen, rekening
houdend met de verschillende schakels in de transportketen. 

Artikel 12 bis (nieuw; Gestandaardiseerde model formulieren) 

Dit nieuwe artikel introduceert in de AETR-Overeenkomst
standaardformulieren, die gebruikt kunnen worden door beroepschauffeurs
om wegcontroles te vereenvoudigen. Het artikel omschrijft de condities
voor het gebruik van dergelijke formulieren.

Artikel 13 bis (nieuw; Overgangsbepalingen) 

Dit nieuwe artikel omschrijft de wijze waarop een aantal bepalingen uit
de annex bij de AETR-Overeenkomst van kracht worden nadat de wijzigingen
van de Overeenkomst in werking zijn getreden. 

Artikel 22 ter (nieuw; Procedure voor amendering van de nieuwe appendix
3) 

Dit nieuwe artikel omschrijft de vereenvoudigde wijze waarop Appendix 3
aangevuld kan worden en betreft alleen de eerder genoemde
gestandaardiseerde formulieren.

3. Bijlage en aanhangsels 

Bijlage

Artikel 11 

Hierin wordt vooruitgelopen op de invoering van de digitale tachograaf.
Zo wordt de ondernemer verplicht de gegevens zodanig te downloaden en op
te slaan, dat deze op een adequate wijze kunnen worden gecontroleerd. De
gegevens dienen voor een periode van tenminste 12 maanden bewaard te
worden. 

Artikel 12 

De nieuwe bepalingen van het tweede lid, onder (b), betreffen
aanpassingen met betrekking tot de invoering van de digitale tachograaf.
Het zevende lid is aangepast in verband met de nieuwe Europese
bepalingen over de rij- en rusttijden en de invoering van de digitale
tachograaf.

Artikel 13 

In het tweede lid, onder (b), zijn nieuwe bepalingen ingevoerd in
verband met de invoering van de digitale tachograaf, zodat een volledige
record bij een controle beschikbaar is. 

Aanhangsel 1

De wijziging betreft alleen de Russische versie van de
AETR-Overeenkomst. Hier wordt dezelfde tekst gebruikt als de tekst in de
eerste bullet van artikel 12, derde lid, onder c, van de annex.

Aanhangsel 2

De wijziging betreft een aanvulling op de lijst met landen die partij
zijn bij de Overeenkomst. Enkele nieuwe landen hebben een nummer
toegewezen gekregen ter identificatie van het goedkeuringsteken. 

Aanhangsel 3

Dit nieuwe aanhangsel bij de bijlage betreft op grond van het nieuwe
artikel 12 bis van de Overeenkomst een uitwerking van de
modelformulieren die gebruikt kunnen worden door beroepschauffeurs. Het
eerste formulier dat op deze wijze geïntroduceerd wordt is de
“verklaring van activiteiten van chauffeurs”. 

De bijlagen en aanhangsels vormen een integrerend onderdeel van het
verdrag en zijn aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen
tot wijziging van de bijlage en aanhangsels behoeven op grond van
artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich
thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

4. Koninkrijkspositie

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zullen deze wijzigingen,
evenals de Overeenkomst, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid,
onder b, van de Wet op de Raad van State).		  PAGE  \* MERGEFORMAT  1 

		  PAGE  \* MERGEFORMAT  2