[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie "Tijd voor Ontwikkeling"

Bijlage

Nummer: 2009D56787, datum: 2009-11-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Kabinetsreactie "Tijd voor Ontwikkeling" (2009D56786)

Preview document (🔗 origineel)


Kabinetsreactie Advies Denktank Leren en Werken “Tijd voor
ontwikkeling”

1.   Inleiding

Blijven leren is nodig. Daarover bestaat brede consensus. Door snelle
technologische ontwikkelingen, globalisering en een krimpende en
verouderende beroepsbevolking is leren als volwassene een economische
noodzaak geworden. De huidige samenleving verlangt van iedere
Nederlander dat hij zijn kennis en vaardigheden bijhoudt en ververst.
Doe je dat niet dan kun je op den duur niet meer mee. Niet in je werk,
maar ook niet in het dagelijkse leven. Dat is niet goed voor het
individu, maar het is ook niet goed voor het land. Voor ondernemers en
instellingen geldt hetzelfde. Organisaties zullen mee moeten met de
tijd, zullen moeten vernieuwen, nieuwe producten, diensten en werkwijzen
moeten ontwikkelen. Daar hebben bedrijven goed opgeleid personeel voor
nodig, dat met hen meedenkt. Ook zelfstandigen zonder personeel
(zzp-ers) moeten hun kennis en vaardigheden onderhouden en vernieuwen.
Een goed gekwalificeerde beroepsbevolking is Ă©Ă©n van de belangrijkste
grondstoffen voor een dynamische kenniseconomie. Het recent genomen
besluit van het kabinet om de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar
benadrukt eens te meer het belang van het onderhouden van kennis en
vaardigheden door werkgevers en werknemers in het licht van duurzame
arbeidsparticipatie. 

Het kabinet heeft in het kader van de crisis in het aanvullend
beleidsakkoord ‘Werken aan  toekomst’ een omvangrijk
stimuleringspakket aangekondigd op het gebied van arbeidsmarkt
(waaronder jeugdwerkloosheid), onderwijs en kennis. Binnen dit pakket is
een reeks maatregelen getroffen waarmee de inzetbaarheid van mensen kan
worden verbeterd (omscholingsbonus, EVC bij ontslag, leerwerkloketten,
subsidieregeling leren en werken). In het aanvullend beleidsakkoord
heeft het kabinet bovendien een wederzijdse scholingsplicht
aangekondigd. Verder stimuleert het kabinet leven lang leren met
faciliteiten als de aftrekmogelijkheid in de inkomstenbelasting, de
afdrachtvermindering onderwijs en de ESF-subsidies. De activiteiten
voortvloeiend uit deze kabinetsreactie worden gefinancierd uit bestaande
middelen behorend bij het Plan van aanpak 2008 -2011 “Doorpakken met
Leren & Werken” van de projectdirectie Leren en Werken. Naast genoemde
maatregelen zijn er geen extra publieke middelen beschikbaar. Voorop
staat bij deze maatregelen dat scholing geen doel op zich is, maar een
middel om de duurzame inzetbaarheid en productiviteit van mensen te
versterken. Daarom wordt de invulling van scholing grotendeels
overgelaten aan individuele werknemers en werkgevers en de sociale
partners. Leren kan overigens op verschillende manieren; via deelname
aan opleidingen of cursussen, maar ook tijdens het werk. 

Scholing van werkenden is primair een zaak van werkgevers en werknemers.
Zij hebben het meeste belang bij scholing. Werkgevers vanwege het
voortbestaan en groei van het bedrijf of kwaliteit van de
dienstverlening en werknemers vanwege blijvende inzetbaarheid op de
arbeidsmarkt. Veel werkgevers en individuele werknemers zien dat belang
en beschouwen scholing als cruciaal voor de toekomst van de organisatie
of voor hun loopbaan. Er zijn echter grote verschillen in deelname aan
scholing tussen groepen werknemers, tussen en binnen bedrijfs- en
overheidssectoren en tussen grote, middelgrote en kleine organisaties.
Jongeren nemen meer deel aan scholing dan ouderen, hoogopgeleiden meer
dan laagopgeleiden en grote organisaties doen meer aan scholing dan
kleine organisaties. Daarnaast wordt er bijvoorbeeld in de agrarische
sector en de sector zorg en welzijn minder geschoold dan in de zakelijke
dienstverlening. Het kabinet hecht zeer aan verdere inbedding van leven
lang leren in de samenleving. Dit was dan ook de reden dat de
staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap de Denktank Leren en Werken hebben gevraagd om een
lange termijn strategie om een leven lang leren in Nederland duurzaam te
ontwikkelen en te verankeren. In het kader van de duurzame
arbeidsparticipatie is het belangrijk dat werkgevers leren als
vanzelfsprekend onderdeel gaan zien van het arbeidsproces en dat de
werkplek een leerwerkplek wordt. Werknemers zouden het normaal moeten
vinden dat ze zich periodiek bijscholen en soms ook omscholen. Het
advies “Tijd voor ontwikkeling”  is op 1 juli 2009 door de
voorzitter van de Denktank aangeboden aan de verantwoordelijke
bewindslieden van OCW en SZW. Het kabinet is ingenomen met het advies en
complimenteert de Denktank met zijn heldere analyse en zijn eenduidige
aanbevelingen. 

2.   Cultuurverandering

De noodzaak van leven lang leren staat voor de Denktank niet ter
discussie. Leven lang leren moet. De aandacht voor leven lang leren is
de laatste twee decennia sterk gestegen. Dit is terug te vinden in een
toenemende aandacht voor scholingsafspraken in CAO’s en allerlei
overheidsinitiatieven om scholing te stimuleren. Desondanks constateert
de Denktank dat de vraag nog steeds actueel is hoe leren een
vanzelfsprekend deel wordt van het volwassen leven van mensen. De
aandacht moet hiervoor uitgaan naar zowel de individuele levensloopbaan
van mensen als naar de organisatie van leermogelijkheden in bedrijven en
instellingen. Om ervoor te zorgen dat mensen uit zichzelf aan hun
ontwikkeling en inzetbaarheid werken, en werkgevers de ontwikkeling van
hun medewerkers aanmoedigen en ondersteunen, is het volgens de Denktank
nodig dat er een cultuurverandering plaatsvindt. Een cultuurverandering
bij mensen, maar ook bij bedrijven. Het advies gaat over de kansen die
volwassenen krijgen en grijpen om hun kwalificaties en competenties bij
te houden en te ontwikkelen. Het perspectief daarbij is duurzame
inbedding van leven lang leren in alle maatschappelijke geledingen. Er
is een omgeving nodig die mensen stimuleert tot leren. 

De Denktank plaatst haar aanbevelingen in een centrale visie van
versterking van de leercultuur in het Nederlandse maatschappelijke
leven. Het is belangrijk dat werkgevers leren als onderdeel gaan zien
van het arbeidsproces en dat de werkplek een leerwerkplek wordt.
Werknemers zouden het op hun beurt normaal moeten vinden dat ze zich
periodiek bijscholen en soms ook omscholen. 

Het kabinet is het eens met die visie. We kunnen constateren dat de
laatste jaren flinke stappen zijn gezet op het terrein van leven lang
leren en dat we het binnen Europa niet slecht doen. Nederland presteert
boven het Europese gemiddelde. Maar de snelheid is eruit. De deelname
aan post-initiële scholing is tussen 2000 en 2008 gestegen van 15,4%
tot 17%. Daarmee staat Nederland op de vijfde plek binnen Europa. Het
zal moeilijk worden onze nationale ambitie in het kader van de
Lissabondoelstelling van 20% scholingsdeelname in 2010 te halen. Er moet
dus permanente aandacht voor leven lang leren zijn om verder liggende
doelen te bereiken. Voor grote groepen van de bevolking is leren nog
steeds iets dat je vooral op school doet als je jong bent. En velen zijn
blij als ze kunnen gaan werken. Daarin moet verandering komen. Het zal
ongetwijfeld de nodige tijd duren, maar we streven ernaar dat
uiteindelijk iedereen het normaal vindt om gedurende de hele loopbaan te
blijven leren. Dat kan door op gezette tijden een cursus of opleiding te
volgen. Maar leren kan ook tijdens het werk, bijvoorbeeld door af en toe
van functie te wisselen, zodat mensen werken in een leerrijke
werkomgeving waar al doende geleerd wordt. Op dat moment kunnen we
spreken van een leercultuur.

3.   Concrete aanbevelingen

De huidige maatregelen voor leven lang leren dragen daartoe bij, maar
zijn niet voldoende om een doorbraak in scholingsdeelname te
bewerkstelligen en om de voorzichtig ingezette cultuurverandering door
te zetten. De Denktank concentreert zich in zijn aanbevelingen op
maatregelen die aangrijpen op het gedrag van mensen. Wat kan mensen
ertoe bewegen om scholing weer op te pakken en om dat te blijven doen?
De denktank komt met vier concrete ideeën, die volgens hem kunnen
zorgen voor een echte stap vooruit. Deze ideeën zijn:

het wettelijk verankeren van leren in de arbeidsrelatie;

het invoeren van een opleidingscheque;

het stimuleren en faciliteren van een leercultuur in arbeidsorganisaties
en

het invoeren van een scholingsplicht bij re-integratie.

Het kabinet zal vanuit het perspectief van een gewenste
cultuurverandering reageren op de concrete aanbevelingen van de
Denktank. Het voelt zich daarbij gesteund door de opvattingen van de
Stichting van de Arbeid en van de Onderwijsraad. Ook deze organisaties
dringen aan op cultuurverandering. De stichting richt zich daarbij met
name op het MKB, laagopgeleiden, zzp-ers en flexwerkers en het aanbod in
het hoger onderwijs. De onderwijsraad kiest als uitgangspunt de bijdrage
die door het middelbaar en hoger onderwijs aan de cultuurverandering kan
worden geleverd via meer variëteit en flexibiliteit in leerwegen.

3.1  Werkleercontract

Werkgever en werknemer moeten in het arbeidscontract met elkaar
afspraken maken over leren. In de ogen van de Denktank is dit de
belangrijkste stap om de leercultuur te versterken. Leren moet door
beide partijen worden gezien als een investering in het functioneren van
de werknemer binnen het bedrijf en daarbuiten. De Denktank stelt voor om
de klassieke arbeidsrelatie uit te breiden met het element ‘leren’.
Aan het begin van elke arbeidsrelatie moeten werkgever en werknemer met
elkaar afspraken maken over de rechten en plichten van werkgever en
werknemer ten aanzien van het leren van de werknemer. Arbeidscontracten
waarin werkgever en werknemer wederkerige afspraken over leren maken
noemt de Denktank ‘werkleercontracten’. Het belang van scholing in
de arbeidsovereenkomst zou in de wet moeten worden vastgelegd.
Werkleercontracten met hun wederkerige afspraken over leren kunnen
helpen die cultuurverandering op gang te brengen. Concreet stelt de
Denktank voor om in het Burgerlijk Wetboek op te nemen dat de werkgever
verplicht is de werknemer scholing te bieden en dat de werknemer
verplicht is scholing te volgen en dat de werkgever en de werknemer
hierover verdere afspraken dienen te maken.

De Denktank adviseert met nadruk de verankering van scholing in de wet
breed te communiceren. De wetswijziging moet een verandering in
motivatie en gedrag teweeg brengen bij zowel werkgever als werknemer.
Daarvoor is nodig dat elke volwassen Nederlander op de hoogte is van
deze cruciale aanvulling op het traditionele arbeidscontract. Overheid
en sociale partners zouden gezamenlijk in de communicatiecampagne moeten
optrekken.

Het kabinet is het eens met het standpunt van de Denktank dat scholing
in de huidige arbeidsrelatie niet meer een vrijblijvende optie kan zijn.
Scholing is een belangrijk instrument om de inzetbaarheid van werknemers
op de arbeidsmarkt te verbeteren en op peil te houden.

Om het functioneren van de arbeidsmarkt als zodanig te verbeteren, heeft
het kabinet in het aanvullende beleidsakkoord het voornemen aangekondigd
om te komen tot een wettelijke wederzijdse scholingsaanspraak. Een
dergelijke aanspraak zal inhouden dat de werkgever jegens zijn werknemer
aanspraak heeft op het door hem volgen van op of buiten de onderneming
gerichte scholing en dat de werknemer eenzelfde aanspraak heeft jegens
de werkgever. Scholing die gericht is op het in stand houden of
vergroten van de inzetbaarheid van een werknemer, ook op langere
termijn. Deze scholingsaanspraak kan dienen ter ondersteuning van het
streven naar duurzame inzetbaarheid. De wettelijke wederzijdse
scholingsaanspraak zal in beginsel gelden voor zowel de marktsector als
de publieke sector.

3.2  Opleidingscheque

Naast verankering van leren in de arbeidsrelatie moet het volgens de
Denktank ook aantrekkelijker worden voor volwassenen om zich te blijven
ontwikkelen. De motivatie voor leren moet worden vergroot. Dit kan
worden bereikt door een leven lang leren meer via het individu te
financieren. Een persoonlijk opleidingsbudget verhoogt het eigen
initiatief, de eigen verantwoordelijkheid en het leren in eigen tijd. De
Denktank bepleit voor de langere termijn een opleidingscheque voor
iedereen. Voor de korte termijn adviseert de Denktank een
opleidingscheque voor groepen die tot nu toe het minst aan bod komen
voor scholing: oudere werknemers boven de 50 jaar, werknemers zonder
startkwalificatie en deeltijdwerkers. Gefaseerde invoering biedt de
mogelijkheid de ervaringen uit de eerste fase te benutten bij brede
invoering van het instrument. Voor de invoering stelt de Denktank een
vouchersysteem voor gebaseerd op een jaarlijks quotum aan
‘onderwijspunten’, die men ook kan sparen. Ze hoeven niet hetzelfde
jaar te worden gebruikt. Van de werknemer wordt een eigen bijdrage
gevraagd.

Het kabinet heeft in de afgelopen jaren experimenten met een persoonlijk
scholingsbudget laten uitvoeren. De experimenten waren bedoeld om na te
gaan of het scholingsbudget een positief effect heeft op de motivatie en
scholingsdeelname van laagopgeleide werknemers. De uitkomsten van de
experimenten zijn hoopgevend. Uit een evaluatie van ervaringen met het
scholingsbudget uit zowel binnen- als buitenland, blijkt dat deze vooral
effectief is voor groepen die minder deelnemen aan scholing, zoals
laagopgeleiden, ouderen en werknemers in kleine bedrijven.  Het kabinet
vindt het belangrijk dat ook deze groepen aan hun inzetbaarheid blijven
werken. De overheid biedt reeds diverse scholingsfaciliteiten aan die
mensen hiertoe stimuleren, zoals de aftrekmogelijkheid in de
inkomstenbelasting, de afdrachtvermindering onderwijs voor werkgevers en
de ESF-subsidies. Een opleidingscheque zou een passender instrument
kunnen zijn voor bepaalde groepen. De Denktank geeft interessante
aanzetten voor de vormgeving. Met het oog op de ontwikkeling van een
leercultuur bij volwassenen leidend tot periodieke deelname aan
scholing, wil het kabinet daarom in de eerste helft van 2010
uitvoeringsmodaliteiten voor eventuele invoering van een
opleidingscheque onderzoeken. In tegenstelling tot de eerder genoemde
experimenten gaat het in dit onderzoek om de uitvoeringsaspecten. Het
gaat dan onder andere om vragen als: hoe hoog moet het bedrag van de
opleidingscheque zijn? Moet er al dan niet een spaarelement in zitten?
Voor welke opleidingen of cursussen mag de cheque worden gebruikt? Is
een eigen bijdrage gewenst en hoe hoog moet die zijn? Draagt de
werkgever bij? Welke financieringsbronnen komen in aanmerking? Hoe wordt
de opleidingscheque ter beschikking gesteld?  Het onderzoek resulteert
in Ă©Ă©n of meerdere ontwerpen voor invoering van een opleidingscheque.
Deze ontwerpen zullen in de praktijk worden getest. Er zal geen sprake
zijn van additionele publieke financiering. 

 

3.3  Loopbaanbegeleiding

Loopbaanadvies en –begeleiding zijn volgens de Denktank onmisbaar voor
werkenden en niet-werkenden om hun ontwikkelingsbehoefte vast te stellen
en te helpen bij het vinden van een geschikte cursus of opleiding. De
voorzieningen hiervoor zijn nog onvoldoende. De Denktank pleit voor het
inrichten van door de overheid gefaciliteerde ‘loopbaanwinkels’, die
onder verantwoordelijkheid kunnen komen van de Leerwerkloketten.

Het kabinet is het eens met de Denktank dat loopbaanadvisering en
loopbaanbegeleiding nog geen gemeengoed zijn in Nederland. Vooral bij
middelgrote en kleine bedrijven zijn advisering en begeleiding minder
voorhanden. Het kabinet is van mening dat werkgevers ervoor moeten
zorgen dat deze voorzieningen toegankelijk zijn voor hun werknemers.
Brancheverenigingen/ O&O-fondsen waarbij middelgrote en kleine bedrijven
aangesloten zijn kunnen loopbaanadvisering en -begeleiding
toegankelijker maken voor de werknemers van deze bedrijven. De overheid
zal sociale partners aanspreken op hun verantwoordelijkheid om
voorzieningen als loopbaanadvies en loopbaanbegeleiding hoger op de
agenda te krijgen en toegankelijk te maken. Werknemers van kleine
bedrijven en instellingen die niet aangesloten zijn bij een O&O-fonds
kunnen voor loopbaanadvies en – begeleiding gebruik maken van de 40
leerwerkloketten die vanaf 2010 een structurele bijdrage van de overheid
ontvangen. De leerwerkloketten worden in de loop van 2010 gesitueerd op
de Werkpleinen van het UWV Werkbedrijf. De leerwerkloketten hebben
inzicht in de regionale arbeidsmarkt en kennen het opleidingsaanbod. In
2012 worden de 40 leerwerkloketten geëvalueerd. Dan wordt ook bezien of
de leerwerkloketten verder kunnen doorgroeien tot “Loopbaancentra”
zoals bedoeld in het advies van de Denktank. 

3.4  Bevordering leercultuur in bedrijven

Een gezond leer- en werkklimaat in bedrijven is volgens de Denktank een
randvoorwaarde voor de continue ontwikkeling van werknemers. Dit
betekent een klimaat waarin medewerkers zich betrokken voelen en hun
talenten kunnen blijven ontwikkelen. Bedrijven moeten zich ontwikkelen
tot ‘lerende organisaties’, waarbij in de organisatie van het werk
de leermogelijkheden worden ingebed. In een groot deel van de
MKB-bedrijven zijn de leermogelijkheden op het werk maar beperkt
ontwikkeld. De Denktank adviseert de overheid om kleine bedrijven te
ondersteunen bij het in beeld brengen van de ontwikkelbehoeften van het
bedrijf en personeel en de wijze waarop daar het beste in kan worden
voorzien. Volgens de Denktank vormen de leerwerkloketten hiervoor een
geschikte structuur.

Het kabinet acht het met de Denktank gewenst dat organisaties investeren
in een goed leerklimaat binnen hun onderneming. Dat kan via het
HRM-beleid van bedrijven en overheidsinstellingen, maar ook door de
leermogelijkheden in het werk zelf te versterken. Vooral voor kleinere
bedrijven en instellingen die vaak geen afzonderlijk HRM-beleid hebben
is het van belang dat er in de organisatie van het werk mogelijkheden
voor de ontwikkeling van talenten zijn ingebed. Dat is vaak nog niet zo.
Het kabinet wil middelgrote en kleine bedrijven en kleinere instellingen
ondersteunen bij het inbouwen van impliciete en expliciete
leermogelijkheden in het arbeidsproces. In 2010 zal het kabinet een
specifieke stimuleringsregeling publiceren ter ondersteuning van
organisaties die zich willen omvormen tot lerende organisaties. De
precieze invulling en financiering van een dergelijke
stimuleringsregeling voor zowel de markt als de publieke sector moet het
kabinet nader uitwerken.

3.5  Scholingsplicht bij re-integratie 

De Denktank adviseert scholing te verplichten voor
uitkeringsgerechtigden. Scholing moet worden gezien als een te leveren
prestatie voor het verkrijgen van de uitkering. Als
uitkeringsgerechtigden hun scholingsverplichtingen niet nakomen, moet
daar volgens de Denktank dezelfde straf op staan als op onvoldoende
inzet bij het zoeken naar werk.

Daarnaast bepleit de Denktank aanpassing van de Scholingsregeling WW.
Scholing zou niet alleen moeten zijn toegestaan als er zonder scholing
geen enkele kans zou zijn om passende arbeid te vinden. Iemand zou ook
scholing moeten kunnen volgen als dat helpt om een duurzaam passende
baan te vinden. De Denktank vindt daarbij wel dat de sollicitatieplicht
moet worden gehandhaafd. Scholing mag werklozen niet van een baan
afhouden. Wel dient de scholing te worden afgerond als de betrokkene
tussentijds een baan vindt.

Het kabinet vindt dat scholing bij re-integratie moet worden ingezet als
dat effectief bijdraagt aan het vinden van een baan. Het kabinet ziet
ook de noodzaak tot verplichting van scholing en opleiding als de
arbeidsinpassing dat vraagt. De huidige wetgeving voorziet daarin op de
volgende manieren:

Binnen de Wet Werk en Bijstand (WWB) kan scholing of een opleiding door
het college van BenW worden aangeboden als voorziening gericht op
arbeidsinschakeling. Scholing valt in deze onder de
re-integratieverplichting. Als belanghebbende zich niet aan deze
verplichting houdt kan het college de bijstand verlagen. 

Voor de Wet Integratie Jongeren (WIJ) geldt dat het werkleeraanbod
voorop staat. Als de jongere onvoldoende meewerkt aan de
arbeidsinschakeling kan de uitkering worden verlaagd. Als hij het
werkleeraanbod weigert dan is er geen recht op een uitkering. 

WW-gerechtigden zijn verplicht mee te werken aan scholing of opleiding
die het UWV noodzakelijk acht voor de arbeidsinschakeling. Komt de
WW-gerechtigde deze verplichting niet na dan is het UWV verplicht een
sanctie op te leggen in de vorm van een korting op de uitkering. 

De arbeidsongeschiktheidsregelingen (WAO, Wajong en Wet WIA) bevatten
verplichtingen om redelijkerwijs mee te werken aan door de werkgever of
het UWV wenselijk geachte scholings- of opleidingsactiviteiten. Bij niet
naleving van deze verplichtingen kan een sanctie worden opgelegd.

In het kader van re-integratie heeft scholing als doel bevordering van
toename van de arbeidsproductiviteit van werknemers en afname van de
kans dat werknemers hun baan verliezen en dat de herintredingskans van
werklozen toeneemt. Een succesvol afgeronde opleiding verhoogt de kans
op werk. Het volgen van enigerlei scholing kan de kans op werk al
vergroten. Wel is van belang dat de periode tussen afronding van een
opleiding en het werk zo kort mogelijk wordt gehouden  Uit onderzoek
naar effectiviteit van scholing van werkzoekenden blijkt daarbij het
belang van een gerichte inzet van scholing. Het huidige scholingsbeleid
voorziet hier in. Voorts concludeert het kabinet dat de huidige
wetgeving in principe voldoende mogelijkheden biedt om scholing af te
dwingen. Het kabinet zal gemeenten en het UWV Werkbedrijf extra wijzen
op de mogelijkheden tot sanctionering binnen de huidige wetgeving en
aandringen op gebruikmaking daarvan waar nodig. 

In de brief van de minister van SZW aan de Tweede Kamer van 25 maart
2009 (AV/SDA/2009/7244) over de crisismaatregelen wordt het UWV de
mogelijkheid geboden nadere invulling aan de bestaande maatregelen in de
scholingsregeling WW te geven. Tevens worden in deze brief de
omscholingsbonus voor werkgevers, die een werkzoekende of met ontslag
bedreigde werknemer aannemen, en de EVC-maatregel aangekondigd. Het
kabinet is van mening dat de scholingsregeling WW en de extra
scholingsmaatregelen die in het kader van de economische crisis zijn
genomen thans voldoende ruimte bieden voor werkzoekenden om hun positie
op de arbeidsmarkt te versterken. Dat neemt niet weg dat het kabinet nog
zal bezien hoe een leeftijdsonafhankelijke leerplicht verder bij zou
kunnen dragen aan de duurzame inzetbaarheid van mensen in het algemeen
en van mensen die op een uitkering aangewezen raken in het bijzonder.

4.   Conclusie

De Denktank Leren en Werken heeft haar opdracht om strategische
maatregelen te ontwikkelen voor een duurzame verankering van leven lang
leren voortvarend opgepakt. Zijn voorstellen hebben een duidelijk lange
termijn karakter en staan in het perspectief van een gewenste
cultuurverandering. Deze cultuurverandering is onmisbaar voor
transformatie naar een arbeidsmarkt waarin flexibiliteit en mobiliteit
de kernwoorden zijn. Maatregelen die bijdragen aan die
cultuurverandering zullen uiteindelijk ook moeten zorgen voor een
doorbraak in de participatie aan leven lang leren. Dat is nodig, want de
laatste jaren stijgt de deelname nog maar langzaam. Het blijkt vooral
moeilijk om bepaalde groepen en organisaties bij leren te betrekken. Het
kabinet onderschrijft de noodzaak van lange termijn maatregelen om tot
cultuurverandering te komen. Ruimte voor extra uitgaven voor
scholingsmaatregelen is daarbij echter niet aan de orde. De activiteiten
die voortvloeien uit deze kabinetsreactie zullen volledig worden
gefinancierd uit bestaande middelen. Het kabinet komt met de volgende
maatregelen die in belangrijke mate zullen bijdragen aan die
cultuurverandering. De maatregelen zijn:

Wetsvoorstel betreffende een wederzijdse scholingsaanspraak; 

Onderzoek naar uitvoeringsmodaliteiten voor eventuele invoering van een
opleidingscheque en het testen van uitvoeringsontwerpen in de praktijk.
(eerste helft 2010);

Uitwerking van een specifieke stimuleringsregeling ter ondersteuning van
organisaties en instellingen die zich willen omvormen tot lerende
organisaties (begin 2010).

Het kabinet bespreekt met sociale partners in de markt en de publieke
sector hoe voorzieningen als loopbaanadvies en loopbaanbegeleiding meer
gemeengoed worden binnen ondernemingen en indien aanwezig toegankelijker
kunnen worden gemaakt.

Tot slot. Bij vraagversterkende maatregelen, zoals hierboven
aangekondigd, hoort een goed functionerend opleidingsaanbod. De
verkenning van de Onderwijsraad “middelbaar en hoger onderwijs voor
volwassenen” bevat aanbevelingen die gericht zijn op versterking van
het opleidingsaanbod. Hierover ontvangt u separaat een reactie van het
kabinet. 

 Brief zelfstandigen zonder personeel, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009
– 2010,  31311, nr.32

 Werken aan toekomst, een aanvullend beleidsakkoord bij ‘samen werken,
samen leven’, secretariaat ministerraad, ministerie van algemene
zaken, 25 maart 2009

 Doorpakken met Leren & Werken; plan van aanpak 2008 – 2011,
projectdirectie Leren & Werken, Den Haag, januari 2008

 Tijd voor ontwikkeling; advies van de Denktank Leren en Werken over het
stimuleren van een leven lang leren in Nederland, Denktank Leren en
Werken, Den Haag, juli 2009

 Zie onder andere de brief van  18 september 2009 (kenmerk: PLW
/2009/19350  waarmee het kabinet de Tweede Kamer informeert over de
stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van het Plan van aanpak
Leren en Werken 2008 - 2011  

  in: Actieplan EU-benchmarks Onderwijs, aangeboden bij Brief minister
van OCW van 19 december 2009 (IB/03/59836) aan voorzitter Tweede Kamer

 Leren loont, in: Werkdocumenten Najaarsoverleg 2008, Stichting van de
Arbeid, Den Haag, 16 juni 2009

 Verkenning middelbaar en hoger onderwijs voor volwassenen,
Onderwijsraad, Den Haag, juli 2009

 Doets, C. en T. Huisman, De effectiviteit van de individuele
leerrekening, ECBO, ’s-Hertogenbosch/Amsterdam,  januari 2009

 Groot, W. en H. Maassen van den Brink, De effectiviteit van een
individueel scholingsbudget, in: ESB 94 (4565) 24 juli 2009, pp. 454-457

 PAGE   3 

 PAGE   1