[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlagen: 1. Nadere onderbouwing kostenallocatie; 2. Toelichting kenmerken congestiemanagement; 3. Onderzoeken ter ontwikkeling systeem voor congestiemanagement

Bijlage

Nummer: 2009D57053, datum: 2009-11-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Invulling lagere regelgeving voorrang voor duurzaam in het kader van wetsvoorstel 31 904 (2009D57052)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlagen

(behorend bij brief ET/EM/9202135)

1. Nadere onderbouwing kostenallocatie

2. Toelichting kenmerken congestiemanagement

3. Onderzoeken ter ontwikkeling systeem voor congestiemanagement

4. rapport D-cision en Brattle Group

5. ECN rapport

Bijlage 1: Nadere onderbouwing kosten

Kosten verbonden aan congestiemanagement

De kosten voor congestiemanagement vallen onder te verdelen in twee
categoriën. Enerzijds gaat dit om de systeemkosten die de netbeheerders
moeten maken voor aanpassing van de handel en bedrijfsvoering. Deze
kosten zijn beperkt. Anderzijds worden de kosten bepaald door de
operationele kosten voor het uitvoeren van congestiemanagement. Dit zijn
de zogenaamde redispatch kosten die gemoeid zijn met  het afregelen van
productie-eenheden binnen het congestiegebied en het opregelen van
productie-eenheden buiten het congestiegebied.

De omvang van de kosten wordt bepaald door een aantal factoren:

De incidentie van congestie, die wordt bepaald door het al dan niet
tegelijk inzetten van de volledige productiecapaciteit die
elektriciteitsproducenten bezitten.

De tijdelijke transportschaarste op het net: de hoeveelheid
elektriciteit die afgeregeld moet worden binnen het congestiegebied en
opgeregeld moet worden buiten het congestiegebied

De marktprijs voor enerzijds het afregelen en anderzijds het opregelen.

Ter indicatie: voor de oplossing van situatie in het Westland zijn tot
nog toe de volgende kosten gemaakt: 

- redispatch kosten (het op- en afregelen van producenten): totaal
ongeveer 300.000 euro 

- overige kosten (investeringen in IT en operationele kosten als beheer
systemen en extra personele kosten) ongeveer 800.000 euro.

Aangezien deze factoren afhankelijk zijn van een grote hoeveelheid aan
subfactoren (bv. weersomstandigheden) is lastig voorspelbaar hoe hoog de
operationele kosten van congestiemanagement zullen zijn. Echter, op
basis van de door TenneT voorspelde ontwikkelingen in Nederland is de
verwachting dat er zich tussen 2010 en 2016 meerdere momenten zullen
voordoen waarbij de kans op transportschaarste zeer reëel is. Met name
vanaf 2012 voorspelt TenneT kans op serieuze congestie.

Op basis van historische biedingen op de day-ahead markt heeft TenneT
een berekening gemaakt van de mogelijke omvang van de kosten, rekening
houdend met zowel geringe als meer substantiële congestiesituaties. Uit
de simulatieberekening, waarbij is aangenomen dat het
congestiemanagementsysteem partijen geen ruimte biedt voor strategisch
gedrag, komt naar voren, dat de verschillen t.o.v. de relevante
marktprijs oplopen van één tot enkele tientallen eurocenten per MWh
bij geringe congestie tot enkele euro’s bij substantiële congestie (>
50 MW). 

De afhankelijkheid van de niet voorzienbare frequentie en omvang van de
congestie maakt het onmogelijk om een betrouwbaar beeld te schetsen van
de te verwachten totale kosten, doch de simulatieberekeningen geven de
indicatie dat het om een bedrag van minder dan € 50 mln per jaar zal
gaan.

ECN komt op basis van andere veronderstellingen uit op € 30-47 mln.
Belangrijke factor bij het verschil tussen deze ramingen is de
inschatting van wat er werkelijk zal worden gerealiseerd aan additioneel
productievermogen. Dit hangt voor het overgrote deel af van commerciële
en niet te voorspellen afwegingen van marktpartijen. De ramingen zijn
echter wél zo robuust dat het verantwoord wordt geacht de volgende
conclusie te trekken: de kosten zijn slechts een fractie van de
verwachte baten.

Kostenallocatie

Gelet op het doel van het wetsvoorstel ligt het in de rede om zo min
mogelijk kosten neer te laten slaan bij producenten van duurzame
elektriciteit en een groter deel bij producenten van niet-duurzame
elektriciteit. Het voorstel is om de kosten zo veel mogelijk neer te
leggen bij de producenten via bestaande marktmechanismen. Daarbij spelen
de volgende overwegingen een rol:

Indien alle kosten voor congestiemanagement zouden worden gesocialiseerd
over de eindgebruikers bestaan er te weinig prikkels voor producenten om
de kosten voor het op- en afregelen laag te houden. Ervaringen in andere
Europese lidstaten lijken dit te onderschrijven. In landen waar de
kosten van congestiemanagement bij de netbeheerders terechtkomen blijken
de kosten te kunnen oplopen van 47 (Frankrijk, 2007) tot 440 miljoen
euro (Spanje, 2008). Dit is een belangrijke reden geweest om nauwkeurig
te kijken naar verschillende congestie management systemen en de
mogelijkheden tot het beperken van de gerelateerde kosten.

In de motie Spies heeft de Kamer gevraagd te onderzoeken welke
juridische mogelijkheden er zijn om ervoor te zorgen dat producenten
meebetalen aan de kosten van congestiemanagement. Een mogelijkheid is om
– zoals nu gebeurd voor het systeem van congestiemanagement in het
Westland – de kosten te socialiseren, waarbij alle afnemers in
Nederland een evenredig deel van de kosten dragen. Het is echter ook
denkbaar dat de afnemers in het congestiegebied een groter deel van de
kosten dragen dan de afnemers buiten het congestiegebied. Ook is het
denkbaar dat de kosten voor een groter deel neerslaan bij invoedende
afnemers (producenten). In dat kader is het van belang erop te wijzen
dat tarieven die worden vastgesteld en geïnd door de netbeheerder
altijd zijn gereguleerd. De Europese Richtlijn 2009/28 bevat geen enkele
bepaling ten aanzien van kosten en de toedeling daarvan aan partijen. De
enige expliciete inbreuk die dezelfde Richtlijn maakt om het
non-discriminatiebeginsel uit de Richtlijnen voor de interne markt is de
discriminatie tussen duurzaam en niet-duurzame energie bij het fysieke
transport op het net. De EU richtlijnen staan geen discriminatie toe bij
de verdeling van netkosten tussen producenten van duurzame en niet
duurzame elektriciteit. Daar waar de kosten van congestiemanagement
terecht komen in gereguleerde tarieven, kunnen deze daarom alleen aan
generieke groepen gebruikers van het net worden toegedeeld. Het in
netbeheerderstarieven onderscheid maken tussen groene en grijze
producenten is derhalve geen optie. 

Zowel onderscheid tussen duurzaam en niet-duurzaam als binnen de
categorie duurzaam op basis van CO2 eigenschappen behoort dus niet tot
de mogelijkheden bij het toebedelen van de kosten. Dat zou betekenen dat
de kosten die bij de netbeheerders terechtkomen deels betaald zouden
moeten worden door de producenten van duurzame energie en deze derhalve
zouden moeten meebetalen aan hun eigen voorrang. Dat druist in tegen de
achtergrond en motivatie die verbonden zijn aan het principe van
voorrang voor duurzame productie. Het is – gelet op de intentie van
dit wetsvoorstel – niet acceptabel dat duurzame producenten meebetalen
aan hun eigen voorrang. Daarom wil ik het mechanisme voor
congestiemanagement zo inrichten dat er zo min mogelijk kosten bij de
netbeheerder terechtkomen. 

Eindverbruikers hebben aanzienlijke baten als gevolg van grotere
beschikbaarheid van efficiënter productievermogen. Dit zal relatief
gezien leiden tot lagere energieprijzen. Ook de hoeveelheid duurzame
energie kan door een efficiënter aansluitbeleid toenemen. Deze
maatschappelijke baten rechtvaardigen dat de eindverbruiker aan het
systeem bijdraagt.

Het rapport van ECN laat zien dat in alle onderzochte scenario’s
aanzienlijke baten naar de producenten vloeien. Op basis van het
profijtbeginsel vind ik het gerechtvaardigd dat een deel van de kosten
worden gedragen door (niet-duurzame) producenten. 

Producenten van duurzame energie zullen in principe worden uitgesloten
van deelname aan het congestiemanagement, waardoor ze ook geen kosten op
zich te hoeven nemen. Echter, als de congestie binnen een bepaald gebied
niet opgelost kan worden met uitsluitend het afregelen van niet-duurzame
energie, zullen toch ook de duurzame producenten binnen dit gebied
betrokken moeten worden bij congestiemanagement. Op dat moment is er dus
voor (een deel van de) producenten van duurzame energie geen voorrang
mogelijk. Dit betekent dat producenten van duurzame energie in deze
specifieke gevallen wel degelijk te maken kunnen krijgen met de kosten
van congestiemanagement.

Prikkels voor de netbeheerder

Producenten geven aan dat netbeheerder maximaal geprikkeld moet worden
om te investeren in infrastructuur en dat het niet aan de producenten
ligt dat die investeringen nu niet voldoende blijken te zijn. Kosten van
congestiemanagement zouden volgens deze marktpartijen daarom bij
netbeheerder terecht moeten komen. Een groot gedeelte van de
elektriciteitsproducenten zien de netbeheerders als verantwoordelijke
voor het ontstaan van congestie. Zij hebben immers de wettelijke plicht
om voldoende transportcapaciteit te kunnen aanbieden terwijl de
producenten zich geconfronteerd zien met eventuele beperkingen in
transportcapaciteit. Producenten waarschuwen dat verzekerd moet zijn dat
netbeheerders een financiële prikkel hebben voor het efficiënt
oplossen van transportbeperkingen. 

Netbeheerders geven op hun beurt aan dat er een informatiebeperking is
waardoor zij niet op tijd en zeker weten waar en wanneer er
productiecapaciteit bijkomt en daardoor de benodigde investeringen in de
infrastructuur niet op tijd kúnnen realiseren. Hierbij speelt de
informatievoorziening vanuit producenten richting de netbeheerders een
belangrijke rol.

In het kader van het onderzoek dat de NMa op verzoek van EZ heeft
verricht naar de beschikbaarheid van (voldoende) aansluit- en
transportcapaciteit, heeft de NMa de minister op 24 september jl. laten
weten dat Enexis (evenals Westland Infra) voldoende maatregelen hebben
genomen om in de groeiende capaciteitsbehoefte te voorzien en dat zij
daarmee hebben voldaan aan hun verplichtingen op grond van artikel 16,
eerste lid, onderdelen c, d en j en artikel 21 van de Elektriciteitswet
1998. De uitkomsten van dit onderzoek geven derhalve ook geen aanleiding
om additionele investeringsprikkels voor netbeheerders in te bouwen.

De visie van EZ is dat de prikkel waar producenten in de consultaties
aan refereren reeds voortvloeit uit de wettelijke aansluitplicht. Kosten
voor de uitvoering van deze wettelijke taken van de netbeheerder worden
doorberekend aan aangeslotenen. Het managen van congestie is een dienst
die wordt geleverd aan producenten in verband met het transport van
elektriciteit en niet aan eindgebruikers. Bovendien is een belangrijk
doel van congestiemanagement het in de tijd naar voren kunnen halen van
een fysieke aansluiting in de wetenschap dat hierdoor transportschaarste
zou kunnen optreden. Er is op basis van het principe van
kostenveroorzaking geen reden de kosten bij netbeheerders neer te
leggen.



Bijlage 2: Toelichting kenmerken congestiemanagement

In deze bijlage wordt een nadere toelichting gegeven op enkele kenmerken
van congestiemanagement, de positie ten opzichte van deze kenmerken zijn
reeds in de brief genoemd:

Welke producenten krijgen voorrang?

Betrokkenheid interconnectoren bij congestiemanagement

Nadere rangorde voorrang voor duurzaam en congestiemanagement

Vrijwillige deelname congestiemanagement door duurzame
elektriciteitproducent

2.1. Welke producenten krijgen voorrang?

Voor de toepassing van congestiemanagement en voorrang voor duurzaam is
het van belang om vast te stellen welke elektriciteitsproducenten
voorrang krijgen voor transport van hun te produceren elektriciteit. 

Het wetsvoorstel bepaalt dat in elk geval duurzame elektriciteit
voorrang krijgt indien zich congestie voordoet. In artikel 1 van de
Elektriciteitswet 1998 staan de definities van duurzame elektriciteit,
hernieuwbare energiebronnen en biomassa die zijn overgenomen uit de
bestaande richtlijn 2001/77/EG. De nieuwe richtlijn 2009/28/EG breidt de
hernieuwbare bronnen verder uit met aerothermische, geothermische,
hydrothermische energie en energie uit de oceanen. Het uitgangspunt van
richtlijn 2009/28/EG blijft echter ongewijzigd: elektriciteit is
uitsluitend duurzaam indien het is opgewekt uit de in de richtlijn
genoemde hernieuwbare bronnen.

De derde elektriciteitsrichtlijn verwijst expliciet naar richtlijn
2009/28/EG. Volgens artikel 15, vierde lid, van die richtlijn kan de
lidstaat een netbeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van
stroomproductie-eenheden voorrang te geven aan productie-installaties
die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen, afvalstoffen of
hoogrenderende WKK. Momenteel wordt nog bekeken of het mogelijk en
wenselijk is dit artikel van toepassing te laten zijn op hoogovengas. 

Elektriciteit afkomstig uit hoogrenderende WKK-installaties zoals
gedefinieerd in richtlijn 2004/8/EG wordt op grond van artikel 8 van
deze richtlijn ook voorrangsrechten toebedeeld. Dit is bij nota van
wijziging bij het onderhavige wetsvoorstel inmiddels op wetsniveau
vastgelegd. 

Tenslotte zal ook productie uit afvalverbrandingsinstallaties voorrang
bij transport krijgen. Daarvoor geldt de volgende argumentatie. Het is
essentieel dat afval bij een constante, hoge temperatuur wordt verbrand.
Het regelen van de elektriciteitsproductie van een
afvalverbrandingsinstallatie zou invloed hebben op dit
verbrandingsproces, hetgeen ten koste zou gaan van de schone verbranding
van het afval. Om deze reden is een voorrangsregeling van belang. Deze
benaderingswijze wordt onderschreven in de juridische status van deze
installaties. Zij worden niet beschouwd als primaire productiebedrijven,
maar zij hebben de wettelijke taak afval te verbranden. De bijproducten
bij het verbranden van afval zijn warmte en elektriciteit. Een deel
(ongeveer 48%) van deze elektriciteit wordt opgewekt uit hernieuwbare
energiebronnen. De wettelijke taak, opgenomen in het Besluit verbranden
afvalstoffen, betreft de implementatie van verplichtingen omtrent
afvalbeheer en afvalverbranding op grond van artikel 9, achtste lid, van
richtlijn 96/61/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24
september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van
verontreiniging (PbEG L 257) en richtlijn 2000/76/EG van het Europees
Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 december 2000
betreffende de verbranding van afval (PbEG L 332). Deze taak om afval te
verbranden betreft een taak van algemeen belang en kan niet worden
stopgezet om een probleem op een heel ander vlak, te weten congestie op
het elektriciteitsnet, op te lossen. 

Niet alle producenten gebruiken uitsluitend fossiele of uitsluitend
hernieuwbare bronnen – er zijn immers ook installaties waarin zowel
kolen als biomassa wordt gestookt – zodat het duurzame karakter van de
productie per installatie kan variëren. Dit zijn de zogenaamde hybride
installaties. Op basis van de non-discriminatie beginselen uit de
Europese Richtlijnen bestaat er geen mogelijkheid productievermogen uit
hybride installaties voorrang te verlenen. Zolang het technisch niet
mogelijk is onderscheid te maken in de verschillende productiestromen,
vindt er in geval van  voorrangverlening voor het niet-duurzaam
geproduceerde deel ongeoorloofde discriminatie plaats van volledig
grijze producenten. Daar komt bij dat voorrangverlening voor hybride
installaties ongewenst strategisch gedrag van marktpartijen in de hand
werkt. Zo kan er om economische redenen met de hoeveelheid gebruikte
hernieuwbare brandstof binnen het productieportfolio worden geschoven. 

2.2 Betrokkenheid interconnectoren bij congestiemanagement 

De afspraken die momenteel tussen de lidstaten van de Centraal-West
Europese regio worden gemaakt over grensoverschrijdende handelsstromen
leiden ertoe dat deze op elkaar worden afgestemd en dat bij het
toewijzen van capaciteit op de interconnectoren ook rekening wordt
gehouden met binnenlandse congestie. EZ constateert dat de Europese
ontwikkelingen op het gebied van marktkoppeling de interconnecties
zullen betrekken bij het managen van congestie. Van belang hierbij is
wel dat nationale systemen moeten aansluiten bij de internationale
afspraken. Hierbij wordt de markt een grote rol toebedacht terwijl de
netbeheerder zijn primaire taak behoudt: het bewaken van de
netveiligheid. 

Daarnaast integreert de toekomstige West-Europese flow-based markt
koppeling de binnenlandse congestie in de marktkeuzes ten aanzien van
import en export. Daardoor zullen de interconnectoren op relatief korte
termijn impliciet betrokken worden bij congestiemanagement. Nederland is
in internationaal verband actief bezig om dit systeem van marktkoppeling
te realiseren. Om deze reden worden interconnecties op dit moment niet
betrokken bij deelname aan het Nederlandse congestiemanagement. 

Het voornemen is om in de loop van 2010 de zogenaamde
‘day-ahead’-markten van Nederland, België, Luxemburg, Frankrijk en
Duitsland te koppelen. Tevens wordt gewerkt aan koppeling tussen de
‘intraday’-markten van deze landen. Deze stappen vergen afstemming
van de procedures voor deelname aan deze markten; de spelregels rond
congestiemanagement zullen in lijn moeten zijn met deze Europees
overeengekomen regels. 

2.3. Nadere rangorde voorrang voor duurzaam en congestiemanagement 

Een nader onderscheid binnen de categorie duurzame elektriciteit is niet
relevant zolang het terugregelen van grijze productie voldoende is om de
congestie op te lossen. Alleen als het afregelen van met fossiele
brandstoffen geproduceerde elektriciteit te weinig oplevert om de
transportschaarste op te heffen (of in het congestiegebied slechts
duurzame producenten aanwezig zijn), is niet langer uitgesloten dat ook
duurzame productie aan congestiemanagement moet meedoen. Zeker in
gebieden met alleen duurzaam productievermogen is die kans aanwezig.

Op grond van richtlijn 2009/28/EG is het mogelijk om ten behoeve van
congestiemanagement een nader onderscheid te hanteren binnen de
categorie duurzame elektriciteit op basis van het criterium
regelbaarheid van de hernieuwbare energiebron en daarmee de
regelbaarheid van de elektriciteitsproductie. Hiermee wordt gedoeld op
de mogelijkheid om de hernieuwbare energiebron op te slaan en op een
later tijdstip alsnog in te zetten (biomassa) en op de vraag of er
sprake is van onvermijdbare productie (mestvergisting).

Voorgesteld wordt om in de op te stellen AMvB de volgende nadere
rangorde te hanteren bij het toekennen van voorrang op transport: 

Niet-duurzame productie zal per definitie geen voorrang krijgen en dient
altijd te participeren in congestiemanagement;

Regelbare duurzame elektriciteit (100% biomassa en tevens hoogrenderende
WKK) wordt als eerste ook verplicht deel te nemen aan
congestiemanagement in situaties waar transportschaarste hiertoe
noodzaakt en het afschakelen van grijze productie onvoldoende oplossing
biedt;

Niet regelbare duurzame elektriciteit (wind, zon, water, mestvergisting
en afvalverbrandingsinstallaties) wordt pas verplicht deel te nemen aan
congestiemanagement als in uitzonderlijke gevallen ook het terugregelen
van de onder b) bedoelde productie van duurzame elektriciteit
onvoldoende is om de transportschaarste op te heffen. 

2.4. Vrijwillige deelname congestiemanagement door duurzame
elektriciteitproducent

De enige reden om bij congestie duurzame elektriciteit voorrang te geven
bij de transport van elektriciteit, is het niet belemmeren van de
productie van duurzame elektriciteit. Het is een expliciete politieke
keuze (kamerbreed aangenomen motie): groen moet zo lang mogelijk blijven
draaien. Vanuit de wereld van duurzame producenten en met name
WKK-producenten, bestaat echter de wens om wel vrijwillig mee te kunnen
doen aan het systeem voor congestiemanagement. Daarmee zouden de
WKK-producenten hun flexibiliteit in kunnen zetten door in commercieel
interessante situaties vrijwillig af te schakelen. Dit komt niet overeen
met het oogmerk van het wetsvoorstel en de motie Ten Hoopen, deze
partijen wordt daarom niet toegestaan vrijwillig deel te nemen aan
congestiemanagement. Dit behoeft echter nuance. 

De elektriciteitsproductie van met name de producenten die voorrang
genieten kent onzekerheden en is moeilijk exact te prognosticeren (met
name wind), er zullen dus afwijkingen ontstaan die de producent niet kan
corrigeren. Duurzame producenten zouden aan een vrijwel onuitvoerbaar
programma worden gebonden waardoor deze bij afwijkingen de volle
onbalanskosten zouden moeten dragen. Een mogelijkheid tot aanpassing van
het programma nà sluiting van de procedure van het congestiemanagement
is daarom wenselijk. Bijvoorbeeld windenergie producenten, zij kunnen
nog anticiperen op een veranderende weersvoorspelling, kolencentrales
met technische beperkingen kunnen nog corrigeren en flexibele WKK’s
kunnen geld verdienen aan het aanbieden van compenserend vermogen aan
minder goed regelbare producenten. Door deze flexibiliteit te houden is
deze optie ook neutraal voor de netveiligheid. Om bovenstaande redenen
behouden producenten die voorrang genieten wel de vrijheid voor deelname
aan de intraday-handel in het congestiegebied, na het sluiten van de
veiling. 

Bijlage 3: Onderzoeken ter ontwikkeling systeem voor
congestiemanagement

Hieronder volgt nadere informatie over de onderzoeken die hebben
plaatsgevonden ter ondersteuning van de ontwikkeling en keuze van het
systeem voor congestiemanagement. Allereerst wordt inzage gegeven over
de randvoorwaarden en toetsingscriteria, vervolgens wordt het onderzoek
van D-Cision en Brattle toegelicht, met daarbij een samenvatting van de
reacties van marktpartijen. Tot slot wordt er inzicht verschaft in de
studie van Energieonderzoekscentrum Nederland (ECN) waarin een
kwantificering van de modelkeuze is gemaakt.

Het rapport van D-Cision en Brattle is reeds op 8 juli 2009 gepubliceerd
op de website van het Ministerie van Economische Zaken, maar is voor de
volledigheid als bijlage toegevoegd. Het rapport van ECN wordt ook als
bijlage meegestuurd en zal ook via de website van het Ministerie kunnen
worden geraadpleegd.

3.1. Randvoorwaarden en toetsingscriteria congestiemanagementsysteem

Ten aanzien van de ontwikkeling van een systeem voor congestiemanagement
heeft EZ randvoorwaarden en toetsingscriteria vastgesteld. Hieronder
volgt voor beiden een opsomming. 

Randvoorwaarden: 

Het systeem zorgt voor een optimale benutting van het net in geval van
congestie. 

Het systeem maakt het mogelijk om duurzaam opgewekte elektriciteit met
voorrang te transporteren.

Er is sprake van gelijke behandeling van marktpartijen; het systeem
discrimineert dus niet tussen bestaande en nieuwe marktpartijen.   

Het systeem sluit aan bij de huidige marktregels binnen de
elektriciteitsmarkt. 

Het systeem tast de netveiligheid niet aan 

Toetsingscriteria:

Past binnen Europese regelgeving

Economisch efficiënt

Netveiligheid gewaarborgd

Transparant

Uitvoerbaar en handhaafbaar

Haalbaar qua implementatietermijnen

3.2. Onderzoek voor ontwikkeling systeem van congestiemanagement

Adviesbureaus D-Cision en Brattle Group hebben in opdracht van EZ
meerdere modellen onderzocht voor de uitvoering van congestiemanagement.
Deze modellen bewegen zich tussen een volledig gecentraliseerd systeem
dat wordt aangestuurd door de netbeheerder en een systeem dat volledig
aan de markt wordt overgelaten. Het betreft onderzoek naar
beheerssystemen die het mogelijk maken om in geval van congestie te
zorgen voor een toewijzing van de schaarse transportcapaciteit. Dit
systeem dient daarbij uitvoering te geven aan het principe van voorrang
voor duurzaam door bij die toewijzing van transportcapaciteit voorrang
te verlenen aan duurzaam opgewekte elektriciteit. 

Kern van het advies

Op basis van haar analyse heeft D-Cision het zgn. hybride redispatch
model aan EZ geadviseerd.

In dit model organiseert TenneT een markt voor ‘congestierechten’.
Producenten moeten aangeven hoeveel ze over hebben voor het recht om te
mogen produceren, indien er congestie optreedt. Op basis hiervan wordt
een congestieprijs vastgesteld op een zodanige hoogte dat er voldoende
productie afvalt om congestie te voorkomen. Er is dus sprake van een
veilingsysteem waarbij de TSO producenten met het laagste bod (dwz de
duurste installaties) vraagt om af te regelen. TenneT is vervolgens
verantwoordelijk voor de aankoop van extra geproduceerde elektriciteit
ter compensatie van het wegvallen van voorgenomen productie in het
congestiegebied en brengt daarvoor de APX-prijs in rekening bij de
betreffende producenten. Het verschil tussen de kosten hiervan en de
baten van de congestierechten kan positief of negatief uitpakken voor
TenneT.

3.3. Consultatie marktpartijen

Gedurende dit dossier zijn er veelvuldig informatiebijeenkomsten en
consultaties geweest met belanghebbenden en anderszins betrokkenen.
Argumenten ten aanzien van de modelkeuze voor het systeem van
congestiemanagement omvatten ondermeer een zo beperkt mogelijk ingrijpen
in de huidige werking van de elektriciteitsmarkt, maar bovenal is de
meest prominente factor ten aanzien van de modelkeuze dat de kosten niet
zouden moeten neerslaan bij desbetreffende partij. De positie van
belanghebbenden met betrekking tot het rapport van D-Cision/Brattle
resumeer ik in algemene zin als volgt: 

Conventionele elektriciteitsproducenten onderkennen de eisen van
voorrang voor duurzaam, maar wensen niet de daaruit voortkomende kosten
volledig te moeten dragen. In plaats daarvan zouden de kosten moeten
worden neergelegd bij de netbeheerder, waarna deze (mogelijk deels) in
aanmerking komen voor verwerking in de tarieven, de netbeheerder heeft
immers veelal onvoldoende tijdig geïnvesteerd in netuitbreiding.
Opbrengsten voor de netbeheerders bij congestie zijn daarnaast per
definitie ongewenst, aangezien dit tot een prikkel tot congestie en niet
investeren kan resulteren. Tevens is van belang om niet meer dan nodig
in te grijpen in de bestaande werking van de elektriciteitsmarkt en dat
ook geprognosticeerde elektriciteitsstromen uit het buitenland betrokken
worden bij het oplossen van congestie.

Voor duurzame elektriciteitsproducenten is de feitelijke voorrang voor
duurzaam het belangrijkst en daarbij zouden zij zo min mogelijk met
kosten moeten worden geconfronteerd. Voor elektriciteitsproducenten met
een hybride karakter is het belangrijkste standpunt om beschouwd te
worden als duurzame producent binnen het systeem. Daarnaast is voor wind
en afvalverbranding van belang dat deze vrijwel onmogelijk exacte
prognoses van elektriciteitsproductie kunnen doen. 

Voor afnemers van elektriciteit is het belangrijkste argument dat de
kosten neer zouden moeten slaan bij de elektriciteitsproducent die
congestie veroorzaakt in plaats van bij de netbeheerder. Doorberekening
van de kosten in de tarieven richting de afnemers is ongewenst.  Voor de
zakelijke afnemers is ook van belang dat de bestaande processen en
werking van de elektriciteitsmarkt zo min mogelijk wordt beïnvloed door
het systeem voor congestiemanagement. 

Voor de netbeheerders is allereerst een goede waarborging van de
netveiligheid van belang, daarnaast is men van mening dat een gebrek aan
investeringen niet de reden is voor congestie en dat daarom de kosten
van congestiemanagement niet zouden moeten worden afgewenteld op de
netbeheerder.

3.4. ECN rapport en conclusies

Uit de analyse van ECN volgt dat de baten van congestiemanagement de
bijbehorende redispatch kosten met een orde van grootte overstijgen. Uit
de analyse blijkt dat de baten in vrijwel alle scenario’s significant
zijn, zowel voor consumenten als voor producenten. Ze liggen in de orde
van grootte van enkele honderden miljoenen Euro’s per jaar.  Daarbij
moet wel worden gezegd dat de  feitelijke invulling van het
congestiemanagement systeem gevolgen heeft voor de hoogte van de
redispatch kosten. Bovendien heeft de invulling van het
congestiemanagement systeem gevolgen voor de verdeling van de kosten.
Daarnaast kennen de verschillende systemen elk de nodige voor- en
nadelen voor wat betreft de economische efficiëntie, toegankelijkheid
en de eventuele directe of indirecte blootstelling van de netbeheerder
en consumenten aan risico’s zoals strategisch gedrag. 

Uit de evaluatie van de onderzochte congestiemanagementsystemen blijkt
dat het ‘system redispatch’ model met doorberekening van kosten aan
de producenten gevoelig is voor strategische gedrag, met name voor
aanpassing van het biedvolume in de markt voor af te schakelen vermogen.
Daarnaast is dit systeem niet efficiënt voor wat betreft de lange
termijn. Vanwege het feit dat dit systeem compensatie biedt voor
afschakeling kent het een verminderde prikkel om inefficiënte
installaties in congestiegebieden uit productie te nemen. Het ‘market
redispatch’ model laat zeer sterke distributieve effecten zien,
waarmee bovendien het risico op prijsopdrijving in de
elektriciteitsmarkt bestaat omdat er een reëel gevaar is dat de kosten
van productie en transmissie zo hoog worden dat er minder productie
wordt aangeboden. Daarnaast is dit systeem eveneens gevoelig voor
strategisch gedrag op de markt voor af te schakelen vermogen. In het
‘hybrid redispatch’ model staat de netbeheerder bloot aan de
risico’s dat de kosten voor redispatch niet gedekt worden door de
inkomsten voor transmissie, wat bovendien versterkt kan worden door
strategisch gedrag van de producenten. Tot slot is de efficiëntie van
redispatch, in geval van de ‘market agent’ benadering, afhankelijk
van het al of niet ontstaan van een efficiënte en voldoende liquide
markt voor productievermogen. Indien dit systeem geïmplementeerd zou
worden lijkt het raadzaam om additionele regelgeving in te voeren
waarmee het ontstaan van een dergelijke markt bevorderd zou worden. Als
alternatief op de genoemde systemen concludeert ECN dat een ‘hybrid
redispatch’ model met doorberekening van kosten aan de producenten
overwogen zou kunnen worden. Met een dergelijk systeem zouden zowel de
geïdentificeerde nadelen van het ‘system redispatch’ model met
doorberekening van kosten, als de geïdentificeerde nadelen van het
‘hybrid redispatch’ model overkomen worden.

3.5. Uitwerking in AMvB

Op basis van de adviezen van D-cision en ECN wordt gewerkt aan een
nadere uitwerking van het hybride model. Dit model kent echter ook
belangrijke nadelen waar ook marktpartijen op hebben gewezen. Daarom
worden tevens elementen van het market agent model betrokken bij de
verdere ontwikkeling. De uiteindelijke vormgeving zal nadrukkelijk nog
worden geconsulteerd in de markt en onderstaande weergave is daarvoor
een eerste aanzet.

Het systeem dat in de AMvB verder zal worden uitgewerkt en dat momenteel
in ontwikkeling is gaat uit van impliciete redispatch van
productievermogen. Alle marktpartijen boven een van tevoren vastgesteld
minimum productieniveau in gebieden waar sprake is van potentiële
congestie dienen hun productievermogen op de day ahead markt in te
bieden voor het verkrijgen van transportrechten. Indien blijkt dat er op
basis van de totale geplande transportvolumes inderdaad congestie zal
gaan ontstaan, worden de duurste (niet-duurzame) centrales afgeroepen om
niet of slechts deels te produceren. Vervolgens zal TenneT buiten de
congestieregio de goedkoopste nog beschikbare biedingen afroepen
teneinde de balans in het systeem te herstellen. Deze producenten
krijgen betaald conform hun bieding. 

Het mechanisme zal ervoor zorgen dat de landelijk geldende prijs voor
elektriciteit wordt bepaald op dezelfde wijze als die nu ook op de APX
tot stand komt (de zgn. market clearing price of MCP). Daarnaast wordt
op basis van de biedingen van niet-duurzame producenten in het
congestiegebied en de omvang van de congestie bepaald welke toeslag de
producenten die wel mogen produceren aanvullend moeten betalen. Deze
toeslag wordt door TenneT benut als financiering voor het compenserende
vermogen elders en wordt als zodanig bekostigd door de betrokken
producenten in het congestiegebied. Alleen in het geval dat deze toeslag
onvoldoende bijdraagt in de kosten voor compenserend vermogen, zal het
surplus door TenneT in de tarieven worden doorberekend aan
eindverbruikers. Dit mechanisme zal zo efficiënt en kostenneutraal
mogelijk moeten worden uitgevoerd. Duurzame producenten die expliciet
hebben ingeboden voor een lagere prijs dan de MCP (zal in vrijwel alle
gevallen zo zijn uitgaande van de laagste marginale kosten) zijn
verzekerd van transport en krijgen deze MCP uitbetaald voor de
aangeboden productie. Bij deze impliciete redispatch vinden alle
transacties in één keer plaats, er hoeft geen tweede veilingronde
plaats te vinden nadat er congestie is geconstateerd. 

 PAGE    

 PAGE   10