[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Gezamenlijke evaluatie Participatie kabinet/sociale partners

Bijlage

Nummer: 2009D61942, datum: 2009-12-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Gezamenlijke evaluatie Participatie kabinet/sociale partners (2009D61941)

Preview document (🔗 origineel)


Gezamelijke evaluatie Participatietop kabinet / sociale partners

(30 november 2009)

1. Inleiding

Op de Participatietop van juni 2007 hebben kabinet en sociale partners
een inzet afgesproken met als doel een substantiële verhoging van de
(bruto) arbeidsparticipatie naar 80%. Ook is destijds afgesproken de
voortgang jaarlijks te bespreken. Dit is – ruim een jaar na dato –
voor het eerst gebeurd in het Najaarsoverleg 2008. Vervolgens is op 7
oktober 2008 – tezamen met de “Tripartiete verklaring Najaarsoverleg
2008” - een rapportage aan de Tweede kamer gezonden. In deze eerste
voortgangsrapportage is destijds in algemene zin geconcludeerd dat
invulling is gegeven aan de afspraken uit de Participatietop. De Tweede
Kamer heeft recent verzocht (wederom) over de voortgang te rapporteren.

Tijdens het Najaarsoverleg 2008 is – ondanks de kanteling van het
economisch beeld - afgesproken dat de op de Participatietop ingezette
lijn van het versterken van de arbeidsparticipatie wordt doorgezet. Ten
eerste zijn afspraken gemaakt over “inzet op inzetbaarheid” met als
doel een meer systematische en brede scholing van alle werknemers in
Nederland. Ten tweede zijn blijvende inspanningen voor het beter
benutten van het arbeidspotentieel noodzakelijk en is afgesproken de
arbeidsdeelname van groepen met een zwakke arbeidsmarktpositie te
blijven bevorderen, met name door het opstellen van sectorale plannen
van aanpak. Ten derde is ingezet op van-werk-naar-werk, teneinde
blijvende inzetbaarheid te bevorderen en werkloosheid te voorkomen. 

Besloten werd deze drie sporen uit te werken, met als doel tekorten op
de arbeidsmarkt tegen te gaan omwille van de bevordering van economische
groei, de versterking van de concurrentiepositie en de borging van de
kwaliteit van de publieke dienstverlening. De resultaten zijn terug te
vinden in drie werkdocumenten. Deze inzet werd aangevuld met beleid
gericht op het bevorderen van economische bestedingen en het opstarten
van vormen van werktijdverkorting. Op die manier werd getracht de
effecten van de om zich heen grijpende economische krimp zo goed
mogelijk op te vangen.

Het uitwerken van de drie sporen was overigens niet eenvoudig. Door de
kredietcrisis en de effecten daarvan op de economische ontwikkeling zijn
de afspraken over het verhogen van de arbeidsparticipatie – tijdelijk
- in een ander licht komen te staan. Grootschalige vraaguitval heeft tot
een forse economische krimp geleid waardoor veel bedrijven in de
problemen werden gebracht. Met als gevolg dat ook de werkgelegenheid
onder druk kwam te staan. Als gevolg van de vraaguitval is de focus van
werkgevers, vakbeweging en kabinet in 2009 verschoven van een krappe
arbeidsmarkt naar het aan het werk houden van werknemers en het
begeleiden van werknemers van werk naar werk. Dit leidde onder meer tot
werktijdverkorting, een tijdelijke maatregel waarmee vakbekwaam
personeel met behulp van de inzet van WW-gelden behouden kon worden voor
het bedrijf mits er voldoende economisch perspectief was.

Met het Sociaal Akkoord van 24 maart 2009 gaven kabinet en sociale
partners prioriteit aan maatregelen in het kader van het bestrijden van
de crisis, gericht op kostenbeperking en het voorkomen van werkloosheid.
De crisis miste ook het effect op het cao-overleg tussen sociale
partners niet. Het cao-seizoen komt langzaam op gang: tot september zijn
300 cao’s (circa 1 miljoen werknemers) geĂ«xpireerd zonder dat een
akkoord voor een nieuwe cao is bereikt. 

De tijdelijke effecten van de kredietcrisis doen echter niets af aan het
belang van het vergroten van de arbeidsparticipatie en lange termijn
structuurversterking van de economie. Het vergroten van de
arbeidsparticipatie blijft een voorwaarde om ook onder toekomstige 
demografische omstandigheden (ontgroening en vergrijzing) een bestendige
economische groei te kunnen verwezenlijken. 

Niet voor niets ziet de Europese Commissie het verhogen van de
arbeidsdeelname van vrouwen, ouderen en kwetsbare groepen (waaronder
laaggeschoolde, vaak allochtone werkzoekenden) als een belangrijke
uitdaging voor Nederland. Uit het voortgangsrapport 2009 in het kader
van de Lissabonstrategie blijkt dat Nederland vóór het uitbreken van
de crisis goed op koers lag met het streven naar een bruto
participatiegraad van 80%. Het is nu van het grootste belang de geboekte
winst van de afgelopen jaren zoveel mogelijk vast te houden en te
voorkomen dat de hogere conjuncturele werkloosheid omslaat in een hoger
niveau van structurele werkloosheid. 

Met het oog op het bevorderen van het herstel van de economie zijn
diverse maatregelen die al centraal stonden op de Participatietop in
crisistijd zo mogelijk nog urgenter geworden. Naast het direct
stimuleren van economische groei gaat het om het investeren in de
blijvende inzetbaarheid van ouderen en jongeren, waar scholing een
belangrijk onderdeel van is. Zo wordt voortijdig schoolverlaten
bestreden, een leven lang leren aangemoedigd (“leren loont”) en
wordt scholing met subsidies bevorderd.  

Hiernaast blijft, mede met het oog op het maximaal kunnen profiteren van
een aantrekkende conjunctuur, het wegnemen van (onnodige) belemmeringen
voor arbeidsparticipatie van ondervertegenwoordigde groepen op de
arbeidsmarkt zoals vrouwen, niet-westerse allochtonen en gedeeltelijk
arbeidsgeschikten van belang.

2. Economische context

Economische groei is – zo werd ook bij de Participatietop erkend –
noodzakelijk om de arbeidsparticipatie te kunnen laten stijgen. Met de
kredietcrisis is de noodzaak om de economische groei te stimuleren nog
urgenter geworden. 

Allereerst heeft het kabinet, in het kader van het bestrijden van de
gevolgen van de kredietcrisis, maatregelen genomen om de stabiliteit van
de financiële sector te garanderen. Vervolgens is met het Sociaal
Akkoord door kabinet en sociale partners ingezet op het voorkomen dan
wel zo kort mogelijk houden van werkloosheid en op kostenbeperkingen
voor bedrijven, pensioenfondsen en overheid. Belangrijke onderdelen van
het akkoord waren de inzet op van-werk-naar-werk, deeltijd WW en een
verantwoorde loonontwikkeling.

Met het Aanvullend beleidsakkoord van maart 2009 heeft het kabinet
besloten tot maatregelen die op korte termijn de  economische activiteit
ondersteunen, maar ook bijdragen aan lange termijn structuurversterking
van de economie. De gerichte stimuleringen omvatten een samenhangend
pakket van € 580 miljoen over 2009 en 2010. Hieronder valt een verdere
uitbreiding van de WBSO (Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk)
met € 300 miljoen.  Verder heeft het kabinet (voor 2009 en 2010) €
280 miljoen extra beschikbaar gesteld voor versterking van de
kennisinfrastructuur en behoud van werkgelegenheid voor kenniswerkers.

De in de Participatietop besproken innovatievouchersregeling is
succesvol gebleken. In 2009 zijn weer 8.000 vouchers beschikbaar voor
het midden- en kleinbedrijf. 

Daarnaast is in het Aanvullend beleidsakkoord voor 2009 en 2010 in
totaal € 543 miljoen uitgetrokken voor stimulering van de
infrastructuur. Het gaat hier vooral om versnelde reparaties en
onderhoud, een voorbeeld van het combineren van beleid gericht op
ondersteuning van economische activiteit en duurzaamheid. Naast
budgettaire stimulering wordt ook beoogd wettelijke en procedurele
belemmeringen weg te nemen (Crisis- en herstelwet).

Het bieden van voldoende ruimte voor ondernemerschap, een van de
thema’s van de Participatietop, is zeker van belang bij het
faciliteren van economisch herstel. Het kabinet wil het opstarten van
een bedrijf verder vereenvoudigen. Zo wordt het minimumkapitaal in 2009
geschrapt en kunnen subsidies en vergunning in 2010 digitaal worden
aangevraagd. Het terugdringen van regeldruk is in crisistijden extra
belangrijk. Dit beleid wordt dan ook voortgezet en in het Aanvullend
beleidsakkoord zijn aanvullende maatregelen vastgelegd.

In 2010 zal er per saldo geen sprake zijn van lastenverhoging voor
bedrijven.

Ook de liquiditeitspositie van bedrijven kwam door de kredietcrisis
onder druk te staan. Om hier verbetering in te brengen, heeft het
kabinet maatregelen genomen om kredietverlening aan bedrijven zeker te
stellen. Hiernaast is het mkb-tarief van de vennootschapsbelasting
verlaagd, btw-afdracht per kwartaal mogelijk gemaakt (in plaats van per
maand) en zijn de mogelijkheden om vervroegd af te schrijven verruimd. 

3. Investeren in blijvende inzetbaarheid ouderen

Op de Participatietop is gesproken over het belang van het aan het werk
krijgen en houden van ouderen. Het beleid gericht op het vergroten van
de inzetbaarheid van ouderen is met het oog op de vergrijzing van groot
belang. In crisistijden is het belangrijk zoveel mogelijk te voorkomen
dat ouderen hun baan verliezen, want het is moeilijk weer in het
arbeidsproces terug te keren. Met het Actieplan Talent 45+ heeft het
kabinet destijds de ambitie geformuleerd om in 2007 en 2008 30.000 extra
45-plussers aan het werk te helpen. In de evaluatie van vorig jaar was
al geconstateerd dat het gestelde doel medio 2008 al ruimschoots was
gehaald. Inmiddels kan worden vastgesteld dat meer dan 58.000
45-plussers aan het werk zijn geholpen. 

Desalniettemin geldt nog steeds dat de meerderheid van de mensen van 55
jaar en ouder niet (meer) meedoet op de arbeidsmarkt. Van de 60-plussers
verricht slechts ruim een kwart betaald werk. Dit is maatschappelijk
ongewenst en het is belangrijk dat ouderen een structureel grotere
bijdrage aan de arbeidsmarkt (kunnen) gaan leveren. Het kabinet
ondersteunt de vraag naar ouderen door een loonkostensubsidie voor het
in dienst nemen van 50-plussers en voor het in dienst houden van ouderen
van 63 jaar en ouder. Daarnaast worden ouderen geprikkeld om te blijven
werken met de doorwerkbonus vanaf 61 jaar. 

Recent heeft het kabinet – na her uitblijven van een SER-advies –
besloten tot verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar. De Tweede Kamer
is geĂŻnformeerd over de contouren van het wetsvoorstel.

Duurzaam inzetbaarheidsbeleid is vooral een zaak van cao- en
ondernemingsbeleid. Op de Participatietop is ook al vastgesteld dat in
de cao’s en uiteindelijk in de ondernemingen zelf veel kan worden
gedaan om de inzetbaarheid van ouderen te vergroten. Hierbij werd
gedacht  aan scholing met het oog op de inzetbaarheid, aan
leeftijdsbewust personeelsbeleid en aan het omvormen van generieke
ontziemaatregelen voor ouderen tot individuele keuzemogelijkheden voor
iedereen. Met een duurzaam inzetbaarheidsbeleid, gericht op alle
werknemers in de onderneming, kan hier invulling aan worden gegeven.
Duurzame inzetbaarheid kan worden bevorderd door veelsoortige afspraken,
onder meer onder de noemers employabilitybeleid, gezondheidsbeleid en
leeftijdsbewust beleid.

Het is lastig het afgelopen jaar conclusies te trekken uit
ontwikkelingen in cao’s. Vanwege de crisis zijn veel cao’s met
vertraging of nog helemaal niet tot stand gekomen. Tot september  zijn
in 2009 300 cao’s geĂ«xpireerd (met ca. 1 miljoen werknemers) zonder
dat er een nieuw akkoord is bereikt. Bovendien staat het cao-beleid,
evenals het kabinetsbeleid, primair in het teken van de crisis. De op 18
september jl. naar de Kamer gestuurde rapportage “Perspectief op
langer doorwerken” laat wel enkele positieve ontwikkelingen zien. Er
is een toename in het aantal afspraken over onderzoek naar
leeftijdsbewust personeelsbeleid en afspraken over loopbaanombuiging van
oudere werknemers. Hiernaast is er een afname in het aantal extra
vakantiedagen voor ouderen, en is er een toename van het aantal
afspraken over doorwerken na 65 jaar te zien. 

Uit de eveneens op 18 september jl. naar de Kamer gezonden rapportage
“Omgaan met vergrijzing” blijken positieve effecten van de
Stimuleringsregeling leeftijdsbewust personeelsbeleid. In de meeste van
de onderzochte projecten is sprake van toegenomen bewustwording en
draagvlak voor een duurzame inzetbaarheid van (oudere) werknemers. Het
wegnemen van belemmeringen (fysieke belasting, negatieve beeldvorming)
maakt langer doorwerken voor oudere medewerkers aantrekkelijker.

4.  Investeren in jongeren

Sinds de Participatietop is beleid geĂŻntensiveerd dat is gericht op het
verbeteren van de positie van jongeren op de arbeidsmarkt. Vanwege de
crisis is de inzet op jongeren immers alleen maar urgenter geworden.
Wanneer de werkloosheid toeneemt en de vraag naar arbeid daalt komt de
arbeidsparticipatie van jongeren onder druk te staan. Dit komt ook omdat
jongeren vaak een tijdelijk contract hebben. Daarom wil het kabinet het
tijdelijk mogelijk maken dat jongeren tot 27 jaar vaker en langer een
arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kunnen krijgen. In crisistijd zal
het alternatief immers veelal zijn dat jongeren werkloos worden, omdat
de werkgever (nu) geen vast contract kan aanbieden. Het wetsvoorstel is
op 14 september jl. naar de Tweede Kamer gestuurd.

Met het Sociaal Akkoord van maart 2009 is de toenemende kwetsbaarheid
van jongeren onderkend. Er zijn toen extra middelen beschikbaar gesteld
met het oog op een nog nader in te vullen plan van aanpak. Bovendien
werd onderkend dat in crisistijd voortijdig schoolverlaten nĂłg
onverstandiger is, omdat werkloosheid dan vaak het alternatief is.
Onderdeel van het Sociaal Akkoord was ook de afspraak in de Stichting
van de Arbeid om iedere schoolverlater die langer dan 3 maanden thuis
zit een stageplaats aan te bieden. Afgesproken is dat sociale partners
zich maximaal zullen inspannen om te voorkomen dat leerlingen hun
diploma niet kunnen halen omdat een stageplaats ontbreekt. Sociale
partners beschikken inmiddels over  informatie van UWV ten aanzien van
de omvang van de groep schoolverlaters en welke sectoren in het geding
zijn. In de bouw hebben sociale partners, VNG en UWV inmiddels een
convenant ter voorkoming van jeugdwerkloosheid afgesproken, waarin 200
stages en 800 leerwerkplekken zijn afgesproken. Dit convenant kan dienen
als voorbeeld voor andere sectoren.

Voor de zomer van 2009 is het Actieplan jeugdwerkloosheid opgesteld. Er
is € 250 miljoen extra uitgetrokken om jongeren langer op school te
houden en nog eens € 250 miljoen extra voor andere acties uit het plan
van aanpak. Zwaartepunt ligt hierbij op het sluiten van 30
regio-convenanten. Daarnaast zijn gemeenten en sociale partners in
verschillende sectoren met elkaar in gesprek om te komen tot zogenoemde
sectorarrangementen. Het gaat hier om afspraken over te realiseren
werk-, stage- en traineeplaatsen binnen de sector. Belangrijk is dat
regionale plannen kunnen aansluiten bij sectorale afspraken. 

Op 14 september jl. is de Tweede Kamer geĂŻnformeerd over de uitvoering
van het Actieplan jeugdwerkloosheid. Het doel om 10.000
MBO-gediplomeerden een jaar langer op school te houden lijkt gehaald te
kunnen worden. Ook worden schoolverlaters die nog geen baan hebben
benaderd en ondersteund door het UWV-werkbedrijf. Overigens lijken ook
hoger opgeleiden vanwege de arbeidsmarktvooruitzichten langer door te
studeren. 

Op 9 september jl. heeft Staatssecretaris Klijnsma met 24 van de 30
regio’s een convenant ondertekend. Met de resterende 6 regio’s is
dit in de laatste week van oktober gebeurd.

Sinds 1 oktober 2009 hebben gemeenten een nieuw instrument in handen om
jongeren te ondersteunen: de Wet Investeren in Jongeren (WIJ). Hoofddoel
is duurzame arbeidsparticipatie van jongeren in regulier werk. Kern is
dat werkloze jongeren tot 27 jaar die zich melden voor een uitkering een
werk- of scholingsaanbod op maat krijgen. Ook in de huidige
laagconjunctuur, met minder vraag naar arbeid, kunnen gemeenten jongeren
ondersteunen. Er kan dan ingezet worden op scholing (leeraanbod, stages
of werkervaringsplaatsen) om vaardigheden op peil te houden of nieuwe
vaardigheden te verwerven. 

 5. Nadruk op scholing

In de Participatietop is benadrukt dat scholing cruciaal is om de
inzetbaarheid van de werknemer te vergroten. Op de Participatietop stond
de bestrijding van voortijdig schoolverlaten en een leven lang leren
centraal. Extra aandacht was er voor de zogenoemde laaggeletterden. 

In het Najaarsoverleg 2008 stond de “inzet op inzetbaarheid” wederom
centraal en is de ambitie geformuleerd van een meer systematische en
brede scholing van alle werknemers. In het werkdocument “Leren
loont” van de Stichting van de Arbeid is de noodzakelijke
cultuuromslag beschreven. Werknemers en werkgevers moeten scholing als
noodzakelijk onderdeel van de loopbaan gaan zien, de arbeidsmarktwaarde
moet als urgent worden ervaren. De overheid ondersteunt dit met
verschillende (fiscale) faciliteiten, maar ook een effectieve inzet van
O&O-middelen kan daartoe bijdragen. De Stichting van de Arbeid heeft
hierover  naar aanleiding van de Participatietop aanbevelingen gedaan
over individuele trekkingsrechten, intersectorale scholing,
employability-contracten en bevordering zzp-schap. De Stichting zal deze
ontwikkelingen – zoals ook is aangegeven in de aanbeveling -
monitoren. Overigens is uit de cao-rapportages van SZW op te maken dat
er steeds meer afspraken worden gemaakt over een persoonlijk
opleidingsbudget. In 2006 had 15% van de werknemers een persoonlijk
opleidingsbudget, in 2008 was dit opgelopen tot 26% van de werknemers. 

De Stichting stelt intussen wel vast dat weliswaar het overgrote deel
van de O&O-budgetten naar functiegrichte opleidingen gaat, maar dat een
steeds groter aandeel wordt besteed aan ontwikkeling en employability.  

Vanwege de crisis is met het Sociaal Akkoord vooral aandacht besteed aan
scholing van werklozen en met ontslag bedreigden. Voor scholing vanuit
werkloosheid is er meer ruimte gecreëerd. Om de overstap naar ander
werk te vergemakkelijken kan de (nieuwe) werkgever gebruik maken van een
omscholingssubsidie. Daarnaast worden EVC-trajecten voor werknemers
zonder startkwalificatie voor de helft gesubsidieerd. Aan het gebruik
maken van deeltijd WW is een scholingsplicht gekoppeld. De Stichting van
de Arbeid heeft in het Sociaal Akkoord aangegeven dat het juist nu
belangrijk is in cao’s extra afspraken te maken over scholing voor
flexwerkers. Dit najaar buigt de Stichting zich over een aanbeveling om
de positie van flexwerkers onder de aandacht te brengen wat betreft de
toegang tot scholing(sfondsen), het tijdig informeren over het aflopen
van het contract en de problematiek van het concurrentiebeding.

Ten tijde van de Participatietop werkte het kabinet aan uitbreiding en
versterking van leerwerkloketten. Leerwerkloketten verbeteren de
aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Inmiddels zijn bij alle 30
LWI-plus-vestigingen leerwerkloketten gecreëerd en structureel
gefinancierd. In totaal zijn er nu ruim 40 leerwerkloketten.

Intussen is de aandacht voor de centrale punten van de Participatietop
(bestrijden voortijdige schooluitval, bevorderen leven lang leren) niet
minder geworden, integendeel. 

Het kabinet heeft de ambitie geformuleerd het aantal voortijdige
schoolverlaters te halveren van 71.000 in 2002 tot 35.000 in 2012. Het
blijkt ook dat de uitval in 2007/2008 10% lager was dan in 2005/2006.
Het kabinet heeft ingezet op convenanten met gemeenten en scholen;
scholen ontvangen € 2.000 euro per schooluitvaller minder. In mei 2009
zijn 17.000 jongeren, die zonder startkwalificatie zijn uitgevallen,
persoonlijk aangeschreven over het belang van doorleren. Ten slotte zal
het kabinet op korte termijn de maximale verblijfsduur in het vmbo
afschaffen.

De Stichting van de Arbeid heeft in oktober 2008 de nota “Tegengaan
groenpluk” uitgebracht om decentrale partijen erop te wijzen wat in
dit kader ondernomen kan worden. Hoewel groenpluk (bij een krappe
arbeidsmarkt) voor alle partijen op korte termijn voordelig kan zijn, is
een afgeronde opleiding op ten minste startkwalificatieniveau de beste
garantie voor het vinden en behouden van een baan. Ook het bedrijfsleven
heeft er belang bij voortijdig schoolverlaters in het (v)mbo terug te
brengen. 

Wat betreft scholing tijdens het werkzame leven en een leven lang leren
ligt de verantwoordelijkheid primair bij werkgevers en werknemers.
Vanuit die verantwoordelijkheid zetten sociale partners in op afspraken
over de invulling van scholing, de inzet van O&O-middelen, EVC-trajecten
en combinaties van leren en werken (met name ook voor werklozen).

Het kabinet bevordert een leven lang leren en de aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt vanuit de Projectdirectie Leren en Werken. De
verwachting is dat eind 2009 40.000 leerwerktrajecten zullen zijn
gerealiseerd. Vanwege de goede resultaten is een nieuwe ambitie
geformuleerd: in 2010 nog eens 50.000 leerwerktrajecten realiseren, in
totaal dus 90.000.

In de Participatietop is besloten tot een convenant over
laaggeletterdheid. Ambitie is om de laaggeletterdheid met 60% te
verminderen in 2015. De kabinetsinzet is verwoord in het Aanvalsplan
laaggeletterdheid. In de voortgangsrapportage is geconcludeerd dat het
Aanvalsplan op koers ligt. Recent heeft SZW de aanpak van
laaggeletterdheid via de Werkpleinen geĂŻntensiveerd. Via training en
e-learning leren baliemedewerkers alert te zijn op laaggeletterdheid. De
Stichting van de Arbeid volgt de inspanningen in het bedrijfsleven en
stelt vast dat er inmiddels verschillende cao-afspraken zijn gemaakt.
Ook stijgt het aantal deelnemers aan cursussen lezen en schrijven
gestaag.

6. Wegnemen belemmeringen voor arbeidsparticipatie

Op de Participatietop is uitgebreid gesproken over het belang van meer
uren werken door vrouwen en de inschakeling van kwetsbare groepen
(langdurig werklozen, gedeeltelijk arbeidsgeschikten en niet-westerse
allochtonen). Bij een krappe arbeidsmarkt – zoals ten tijde van de
Participatietop – staat de vraag centraal hoe iedereen in het
arbeidsproces kan worden betrokken. In crisistijd ligt het accent meer
op het voorkomen dat de werkloosheid onder kwetsbare groepen naar
verhouding sterk oploopt.

Om zoveel mogelijk mensen naar nieuw werk te kunnen begeleiden is een
goed zicht op de sectorale en regionale arbeidsmarkt essentieel.
Gedetailleerde informatie is inmiddels beschikbaar en laat zien dat in
laagconjunctuur op de arbeidsmarkt naast overschotten ook tekorten
bestaan. Hoewel er nog tekorten bestaan, is voor mensen met een zwakke
arbeidsmarktpositie intensievere begeleiding, maatwerk en een effectieve
inzet van re-integratiemiddelen nodig.

Er is ingezet op intensivering van de arbeidsbemiddeling door het
landelijk dekkend netwerk van mobiliteitscentra. Mobiliteitscentra
brengen alle regionale publieke en private partijen bij elkaar om met
ontslag bedreigde werknemers zo snel mogelijk naar ander werk te
begeleiden.  Zo wordt er voorlichting aan bedrijven gegeven, worden
banen en informatiemarkten georganiseerd,
van-werk-naar-werk-arrangementen opgezet en uitgevoerd, en begeleiding
en advies op het gebied van scholing gegeven. 

Structureel echter blijft de inzet van het onbenut potentieel op de
arbeidsmarkt voor de economie - maar ook voor de betrokken mensen - van
belang. Dit betekent dat het kabinet – naast de (crisis)inzet op het
voorkomen van (langdurige) werkloosheid – ook doorgaat met het
wegnemen van (onnodige) belemmeringen voor arbeidsparticipatie van
vrouwen en van kwetsbare groepen. Het structureel vergroten van het
arbeidsaanbod is volgens de Europese Commissie voor Nederland de
belangrijkste uitdaging.

Vrouwen

De participatie van vrouwen (in banen van tenminste 12 uur) is de
afgelopen jaren gestegen, maar er zijn altijd nog veel vrouwen die
relatief weinig uren werken. Om (meer) werken lonender te maken is vanaf
1 januari 2009 de inkomensafhankelijke combinatiekorting ingevoerd en is
een begin gemaakt met de afbouw van de overdraagbaarheid van de
heffingskorting.

Begin 2008 is de Taskforce deeltijd-plus opgericht, die mensen met
kleine deeltijdbanen (vooral vrouwen) moet stimuleren meer uren te gaan
werken. Het gaat vooral om het inzichtelijk maken van belemmeringen en
het zoeken van oplossingen. De taskforce heeft verschillende onderzoeken
geĂŻnitieerd en daarnaast projecten opgezet gericht op het vinden van
praktische oplossingen voor belemmeringen bij de omzetting van kleine in
grotere deeltijdbanen. In januari 2010 zal in samenwerking met de
Stichting van de Arbeid een symposium over deeltijdplus worden
georganiseerd. 

Om de combinatie van arbeid en zorg te faciliteren is per 1 januari 2009
het ouderschapsverlof verlengd van 13 naar 26 weken. Het is bovendien
eenvoudiger gemaakt om voor ouderschapsverlofkorting in aanmerking te
komen. Om de mogelijkheden te verkennen die de combinatie arbeid en zorg
beter faciliteren, hebben de ministeries van J&G en SZW op 9 maart 2009
de conferentie “Werkende gezinnen” georganiseerd. Mede op basis van
de Beleidsverkenning modernisering verlof en arbeidstijden (21 november
2008) heeft het kabinet op 9 oktober 2009 het kabinetsstandpunt over de
modernisering naar de Kamer gezonden.

De Stichting van de Arbeid heeft in oktober 2009 de aanbeveling
“Mobiliteit en telewerken” uitgebracht. Met deze aanbeveling wil de
Stichting het decentrale overleg tussen sociale partners stimuleren om
de bereikbaarheid van regio’s en bedrijven te verbeteren Ă©n in dit
kader tegelijkertijd een bijdrage te leveren aan de facilitering van de
combinatie arbeid en zorg.

De in het najaar van 2008 ingestelde Commissie Kinderopvang had als
opdracht te onderzoeken of de Regeling kinderopvangtoeslag beter
toegesneden kan worden op het bevorderen van arbeidsparticipatie. Op 24
april 2009 is het rapport van de commissie naar de Tweede Kamer
gestuurd, gevolgd door een kabinetsreactie in mei. Besloten is op korte
termijn niet het systeem opnieuw te wijzigen, ook omdat het nog niet
mogelijk is de effecten van de kinderopvangtoeslag eenduidig vast te
stellen. Het kabinet heeft wel besloten tot herziening van de vormgeving
van de gastouderopvang, met name door strengere deskundigheidseisen aan
gastouders.

Kwetsbare groepen

Kwetsbaarheid hangt veelal samen met de afstand tot de arbeidsmarkt.
Deze afstand is groter door gebrek aan werkervaring (jongeren), door te
weinig opleiding (mensen zonder startkwalificatie), door in de persoon
gelegen factoren (gedeeltelijk arbeidsgeschikten, chronisch zieken) of
door gebrekkige inburgering / taalvaardigheid / (onbewuste)
discriminatie (niet-westerse allochtonen). Vaak gaat het om een
combinatie van factoren.

Op de Participatietop is de ambitie uitgesproken zoveel mogelijk mensen
met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt aan arbeidsplaatsen te
helpen. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van brugbanen, de
inkomensafhankelijke arbeidskorting en loonkostensubsidie voor
werkgevers die mensen in dienst nemen die langer dan 1 jaar werkloos of
gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn (Wet stimulering
arbeidsparticipatie).

Scholing van laagopgeleiden

Scholing is in veel gevallen een belangrijk instrument om de afstand tot
de arbeidsmarkt te verkleinen. Juist in crisistijd is scholing een
aangewezen weg om er voor te zorgen dat mensen, die nu moeilijk aan een
(vaste) baan komen, bij een aantrekkende economie “arbeidsfit” zijn.
Dit hebben kabinet en sociale partners bij het Sociaal Akkoord ook
onderkend. 

Er wordt ingezet op extra voorlichting om de bekendheid van de
WVA-startkwalificatie te vergroten. Werkgevers kunnen een vermindering
op de loonbelasting krijgen als ze een werkloze zonder startkwalificatie
via een leerbaan opleiden tot startkwalificatie. Ook is mogelijk dat in
specifieke gevallen (bij uitzicht op een baan of bij tekortberoepen)
scholing vanuit werkloosheid wat meer tijd in beslag neemt dan de
gebruikelijke 3 maanden maximaal. 

In het Sociaal Akkoord heeft de StvdA aangegeven juist nu de positie van
flexwerkers te willen verbeteren, om te voorkomen dat de gevolgen van de
crisis onevenredig neerslaan bij de zwakkere groepen op de arbeidsmarkt.
Dit door in cao’s extra afspraken te maken over scholing voor
flexwerkers en over het niet langer vastleggen van een
concurrentiebeding voor de categorie met een tijdelijk contract.

Investeren in mensen met een arbeidshandicap

Sinds de invoering van de loondoorbetalingsplicht van twee jaar bij
ziekte (2004) en de WIA (2006) neemt het aantal arbeidsongeschikten
steeds verder af. De verwachting is dat er eind 2009 minder dan 600.000
arbeidsongeschikten zullen zijn, ruim 200.000 minder dan het hoogste
niveau in 2002.

Veel inzet is gericht op de arbeidsparticipatie van gedeeltelijk
arbeidsgeschikten. In 2009 is het aandeel werkenden onder herbeoordeelde
gedeeltelijk arbeidsgeschikten verder toegenomen en is er ook in
toenemende mate sprake van een (redelijk) duurzaam dienstverband.

De Stichting van de Arbeid heeft eind 2008 (nogmaals) aandacht gevraagd
voor de participatie van jonggehandicapten.  Inmiddels blijkt uit de op
15 juli jl. naar de Kamer gezonden notitie “Aanpak werk voor
Wajongers” dat in cao’s in toenemende mate afspraken over werk voor
Wajongers worden gemaakt. Met de gewijzigde Wajong (per 1 januari 2010)
krijgen jonggehandicapten, die perspectief hebben op het verrichten van
arbeid, recht op arbeidsondersteuning.

Ook voor mensen die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden in staat
zijn tot regelmatige arbeid (wsw’ers), wordt – mede naar aanleiding
van het advies van de Commissie De Vries – bezien op welke wijze de
arbeidsparticipatie kan worden verhoogd. Met het oog op een nieuw
stelsel worden momenteel verschillende pilots opgestart. De Tweede Kamer
is hierover bij brief van 2 juli 2009 nader geĂŻnformeerd.

Sociale partners zijn verantwoordelijk voor mensen die voor minder dan
35 procent arbeidsongeschikt zijn verklaard (“35-minners”). De StvdA
heeft in maart 2009 de jaarlijkse monitor gepubliceerd en benadrukt dat,
hoewel er sprake is van een positieve trend naar ruim 60% participatie,
het noodzakelijk is de arbeidsdeelname op een hoger niveau te krijgen.
De StvdA blijft zich inzetten langs de lijnen van de “Praktische
conclusies en aanbevelingen over re-integratie van en behoud van werk
voor 35-minners” uit 2008.

Niet-westerse allochtonen

Niet-westerse allochtonen vormen een zeer kwetsbare groep. Veel
risico-factoren komen hier samen: relatief jong, lager opgeleid, vaker
werkzaam op tijdelijke contracten en een slechte(re) taalbeheersing. Het
beleid gericht op de inschakeling van jongeren, scholing van laag
opgeleiden en flexwerkers is dus ook direct van belang voor de
participatie van niet-westerse allochtonen. Maar is onvoldoende, omdat
de vaak gebrekkige taalbeheersing een blokkade vormt en in sommige
gevallen ook (onbewuste) discriminatie een rol kan spelen. Tijdens de
Participatietop is met name ook gesproken over het belang van het
bestrijden van discriminatie en het stimuleren van inburgering.

Inburgering is van groot belang voor arbeidsparticipatie en participatie
in de maatschappij. Vanaf eind 2007 heeft het kabinet hierop met het
Deltaplan inburgering stevig op ingezet, omdat een inhaalslag
noodzakelijk werd geacht. Vooral een onvoldoende taalbeheersing is een
grote blokkade voor actieve deelname. In 2009 heeft het kabinet 90
miljoen extra uitgetrokken voor het Deltaplan, met als doel: extra
inburgeringstrajecten, stimuleren van duale trajecten en
kwaliteitsverbetering. Bovendien zijn vanaf 1 januari 2009 de budgetten
voor inburgering, educatie en reĂŻntegratie gebundeld in Ă©Ă©n
participatiebudget. Het kabinet streeft in 2009 naar 50.000
inburgeringstrajecten waarvan 40% duaal is, dus een combinatie met een
baan, een stage of vrijwilligerswerk. Vanaf  2010 streeft het kabinet
naar 60.000 inburgeringstrajecten, waarvan 60% duaal.

Discriminatie wordt langs verschillende lijnen bestreden. Per 1 augustus
2009 is de Arbowet gewijzigd, waardoor de werkgever verplicht wordt om
binnen het algemene arbobeleid aandacht te hebben voor het voorkomen en
beperken van discriminatie. Tegelijkertijd is in het Arbobesluit
opgenomen dat in de risico-inventarisatie en –evaluatie de risico’s
van discriminatie moeten worden beoordeeld en dat in een plan van aanpak
maatregelen moeten zijn vastgesteld om discriminatie te voorkomen en
beperken. 

Een negatieve beeldvorming is een oorzaak van discriminatie. SZW is –
in overleg met ondermeer het midden- en kleinbedrijf – bezig met het
vormgeven van een beeldvormingscampagne.

Er wordt door het SCP onderzoek verricht naar de praktijk van
discriminatie bij sollicitaties. Resultaten worden eind 2009 verwacht.
Ook de resultaten van de “discriminatiemonitor niet-westerse
allochtonen” komen eind dit jaar beschikbaar. 

Ten slotte

Kabinet en sociale partners achten de inschakeling van mensen uit
kwetsbare groepen, juist ook in deze extra kwetsbare tijd, van groot
belang. Voorop staat het maatwerk gericht bemiddeling naar werk. Een
voorschakeltraject en /of scholing kunnen hiervan onderdeel uitmaken.
Voor diegenen die zeer weinig kans maken op betaald werk moet gedacht
worden aan opname in een participatietraject. Essentieel is om van alle
werkzoekenden de competenties goed in beeld te krijgen. UWV en gemeenten
zijn hiermee aan de slag. 

Daarnaast dient de in het Najaarsoverleg 2008 afgesproken aanpak van
concrete plannen per sector verder inhoud te krijgen. Hierbij kunnen de
reeds gemaakte (en actueel te houden) sectorale en regionale
arbeidsmarktanalyses, alsmede het Stichtingsdocument “Aan het werk:
kansen creĂ«ren voor mensen die verder afstaan van betaald werk”
(maart 2009), dienstbaar zijn.

 In het Algemeen overleg over de arbeidsmarkt op 8 oktober 2009 is een
rapportage afspraken Participatietop toegezegd vóór de
SZW-begrotingsbehandeling. 

 De werkdocumenten “Leren loont”, “Van-werk-naar-werk: nu en in de
toekomst” en “Kansen creĂ«ren voor werkzoekenden die verder afstaan
van betaald werk” staan op   HYPERLINK "http://www.stvda.nl" 
www.stvda.nl . In de werkdocumenten zijn, voor zover van toepassing, ook
de afspraken van het Sociaal Akkoord d.d. 24 maart 2009 verwerkt. Ten
behoeve van  het opstellen van de werkdocumenten is er overleg geweest
met RWI, VNG, UWV Werkbedrijf en ABU.

 In 2008 is de website   HYPERLINK "http://www.antwoordvoorbedrijven.nl"
 www.antwoordvoorbedrijven.nl  ingesteld als centrale ingang voor
ondernemersvragen aan de overheid op het gebied van wetgeving, subsidies
en vergunningen. Het bezoekersaantal is inmiddels 140.000 per maand.

 Brief over de AOW d.d. 16 oktober 2009. Na het advies van de Raad van
State zullen de concrete wetsvoorstellen aan de Kamer worden gezonden.

 In het SER-advies “Een kwestie van gezond verstand” (februari 2009)
wordt gewezen op het belang van leefstijl en de mogelijkheden die
interventies op dit vlak bieden om productiviteit en duurzame
inzetbaarheid van werknemers te verbeteren. De SER wijst op de vele
initiatieven die in arbeidsorganisaties reeds worden genomen.

 De FNV wijst erop nooit een voorstander te zijn geweest van deze wet.

 Zie noot 2.

 Stichting van de Arbeid: “Aanbevelingen ter realisatie van de
Participatietopafspraken: de inzet van gelden uit
sector-/O&O-fondsen”, juli 2008.

 Zie “Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2007” in vergelijking met
“Voorjaarsrapportage cao-afspraken 2009”.

 De scholing van werkenden die in deeltijd WW zitten, wordt op dit
moment onderzocht door de RWI. De Stichting van de Arbeid zal zich,
zodra de resultaten hiervan bekend zijn, buigen over de uitkomsten van
dit kwalitatieve onderzoek.

 Zie hiervoor het werkdocument “Leren loont” van de Stichting van de
Arbeid.

 Sinds 7 februari 2009 (en tot 1 januari 2011) is de
stimuleringsregeling “Leren en werken” van kracht. Regionale
samenwerkingsverbanden met concrete doelstellingen voor aantallen duale
en/of EVC-trajecten kunnen subsidie aanvragen voor werkende jongeren
zonder startkwalificatie en voor werknemers die met ontslag worden
bedreigd.

 Stichting van de Arbeid en ministeries OCW, SZW en J&G: convenant
“Structurele laaggeletterdheid in de samenleving en het bedrijfsleven
2007-2015”, d.d. 11 september 2007.

 Brief Staatssecretaris Van Bijsterveldt van OCW, d.d. 29 mei 2009.

 Eindrapport van de Commissie Kinderopvang: “Van beter subsidiĂ«ren
naar beter organiseren”, april 2009.

 Stichting van de Arbeid: “Toelichting bij de aanbeveling gericht op
de bevordering van de participatie van jonggehandicapten in het
Nederlandse bedrijfsleven”, december 2008.

 Stichting van de Arbeid: “35-min op weg naar werk”, maart 2009.

 PAGE   10 

 PAGE   1