[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de asielprocedure

Stenogram

Nummer: 2009D62443, datum: 2009-12-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

De vaste commissie voor Justitie<1> heeft op 7 december 2009 overleg
gevoerd met staatssecretaris Albayrak van Justitie over de wijziging van
de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van de
asielprocedure.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava

**

Voorzitter: Pater-van der Meer

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten:

Anker, Azough, Van Haersma Buma, De Krom, Koşer Kaya, De Pater-van der
Meer, Spekman en Van Velzen,

en mevrouw Albayrak, staatssecretaris van Justitie

**

Aan de orde is de behandeling van:

- het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met
het aanpassen van de asielprocedure (31994);

- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 7 oktober 2009
inzake rechtsbijstand en medische problematiek in het
vreemdelingenbeleid (19637, nr. 1305);

- de brief van de staatssecretaris van Justitie d.d. 3 december 2009 met
het verslag van het schriftelijk overleg over rechtsbijstand en medische
problematiek in het vreemdelingenbeleid (2009Z23460).

De voorzitter: Wij voeren vanmiddag een wetgevingsoverleg over de
wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met het aanpassen van
de asielprocedure, Kamerstuknr. 31994. Aan de agenda is een brief
toegevoegd van de staatssecretaris over de rechtsbijstand en medische
problematiek in het vreemdelingenbeleid. Wij hebben vandaag tot
uiterlijk 23.00 uur de tijd. Op dit moment zie ik van de kant van de
Kamer zes sprekers. Het zou mij verbazen als het daarbij bleef. Wij
hebben bij wetgevingsoverleggen officieel geen maximumspreektijd, maar
de leden weten allemaal dat dit debat vanavond om 23.00 uur eigenlijk
afgerond moet zijn omdat er geen gelegenheid meer is om het voor de
Kerst plenair af te ronden. Ik geef als eerste het woord aan de heer De
Krom.

**

De heer De Krom (VVD): Voorzitter. Allereerst dank ik de
staatssecretaris voor de uitvoerige stukken. Ik heb ze allemaal met
belangstelling gelezen. Ik begin met een opmerking over het voorgestelde
artikel 29, eerste lid, onderdeel b, sub 3. Over deze bepaling hebben
wij al vaker met de staatssecretaris van gedachten gewisseld. Het is de
letterlijke tekst van de Definitierichtlijn, artikel 15c, dat als
verduidelijking van artikel 29, eerste lid, onderdeel b in het
Vreemdelingenbesluit was opgenomen. Nu is er echter voor gekozen om dat
in de wet zelf te regelen op grond van de overweging dat artikel 15c
autonome rechtsbescherming biedt, aanvullend aan het
non-refoulementbeginsel ex artikel 3 EVRM. De VVD-fractie vraagt zich af
welke rechtsgevolgen dit heeft. Er ontstaat nu immers de situatie dat
sub a en sub b volledig corresponderen en gelijk lopen met artikel 3
EVRM, terwijl sub c in de wet aanvullende bescherming biedt. De regering
zegt dat dit slechts een technische wijziging betreft, omdat de bepaling
15c al in de Europese richtlijn staat. Ik betwijfel dat echter, want de
rechtsgevolgen van letterlijke vermelding in een wet lijken mij iets
anders dan opname in een lagere regelgeving, in casu het
Vreemdelingenbesluit, ter verduidelijking van een bestaand wetsartikel.
Zo is het nu immers geregeld. Kan de staatssecretaris hierop ingaan?

	Ook inhoudelijk hebben wij moeite met de bepaling. Er wordt namelijk
geregeld dat het beginsel van non-refoulement, ex artikel 3 EVRM, ook
van toepassing is in het geval waarin een persoon het risico loopt om
slachtoffer te worden van willekeurig geweld in het land van herkomst
als gevolg van een internationaal of binnenlands conflict. In de wet
wordt hiermee nu dus een vorm van subsidiaire of aanvullende bescherming
geïntroduceerd. Een persoon hoeft immers niet meer aan te tonen dat hij
zelf gevaar loopt als gevolg van gericht geweld tegen zijn persoon; het
is voldoende als hij kan aantonen dat hij in zijn land van herkomst het
risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Onze grote
zorg is dat de uitleg van deze bepaling de deur naar categoriaal beleid
de facto open kan zetten. Ik vraag de staatssecretaris of het klopt dat
een aantal landen om ons heen die officieel geen categoriaal beleid
voeren zoals Nederland dat wel deed -- dat zeg ik er uitdrukkelijk bij
-- te weten Denemarken, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden,
toch bescherming boden met bijbehorende status en opvang aan personen
uit landen voor wie in Nederland dat beleid van categoriale bescherming
juist wel gold. Kortom, het bepaalde in artikel 15c, zoals dat nu wordt
opgenomen in de wet, kan volgens mijn fractie op gespannen voet staan
met het uitgangspunt van de Vreemdelingenwet, namelijk dat een
vluchteling in zijn individuele geval de noodzaak tot bescherming moet
kunnen aantonen. De vraag is bovendien hoe dit artikel zich verhoudt tot
het blijven bestaan van de vangnetfunctie van artikel 29, lid 1, van de
Vreemdelingenwet. Wij hebben het al vaker gezegd: de VVD wil helemaal af
van welke vorm van categoriaal beleid dan ook. Wij willen het niet meer
via de voordeur en ook niet via de achterdeur. Hierop wil ik graag een
reactie van de staatssecretaris.

	Door middel van het onderhavige wetsvoorstel stelt de regering voor,
een rust- en voorbereidingstermijn in te voeren van minimaal zes dagen
voor asielzoekers en de 48-uurstermijn om te zetten in een termijn van
acht dagen. De motivering is dat de verwachting is dat het
afdoeningspercentage in de aanmeldcentra zal stijgen, de verwachting dat
dit leidt tot verbetering van de kwaliteit van het nader gehoor en de
verwachting dat het leidt tot vermindering van het aantal
vervolgaanvragen, alsook de verwachting dat het in de verlengde
procedure aanzienlijke tijd scheelt. De vraag is natuurlijk of die
verwachting gerechtvaardigd is. Dat is natuurlijk de crux van de
discussie. Ik memoreer in de eerste plaats dat de regering zelf zegt en
dus ook zelf van mening is dat de huidige 48-uursprocedure, inclusief
het beroep op de rechter, de toets der kritiek kan doorstaan en nu al
een zorgvuldige procedure is. Dat lees ik in de memorie van toelichting.
Bovendien daalt het aantal vervolgaanvragen ook zonder deze nieuwe
procedure, namelijk van 27% in 2007 tot 12% in 2008, zo schrijft de
regering in de stukken. Ook daar hoeven wij het allemaal dus niet te
doen, zou ik zo denken.

	Voorts erkent de regering dat de precieze effecten van de nieuwe
procedure ook niet zijn in te schatten. Met andere woorden: wij halen
een hoop overhoop zonder dat wij weten wat het oplevert en zonder dat
wij weten wat de garanties zijn in die zin dat het beoogde resultaat ook
daadwerkelijk wordt bereikt. Op geen enkele manier wordt immers
gegarandeerd dat het recht op herhaalde aanvragen wordt ingeperkt. Met
andere woorden: aan de voorkant van de procedure ontstaat extra tijd en
ontstaan extra rechten voor asielzoekers in de hoop, maar zonder de
garantie, dat dit aan de achterkant ook echt wat oplevert.

	In de aanloop, zowel mondeling als in de schriftelijke voorbereiding,
van dit wetsvoorstel heeft de VVD al laten weten, hier niets voor te
voelen. De mogelijkheden om door "vluchtelingenwerk" en asieladvocaten
te worden voorgelicht, nemen toe. Er komt meer rechtsbijstand, in de
algemene procedure zelfs substantieel meer rechtsbijstand, zo lees ik.
Advocaten zullen meer in de aanmeldcentra aanwezig moeten zijn. De
asielzoeker mag zelfs naar zijn advocaat toe reizen. De asielzoeker
heeft meer tijd, zich voor te bereiden op de procedure, dus neemt ook de
kans om een aannemelijk vluchtverhaal te verzinnen, toe. Dat lijkt ons
de wereld op zijn kop.

	De regering vertrouwt erop dat de asieladvocaten hun werk zo'n beetje
vanuit het algemeen belang doen en een reële afweging maken tussen
juridische mogelijkheden en kansrijkheid. Eerlijk gezegd, geloof ik daar
niet zo veel van. Immers, jaren rekken en trekken, loont: hoe langer je
je verblijf in Nederland weet te rekken, des te groter de kans is dat je
hier ook kan blijven. Deze regering heeft daarvoor zelfs het ultieme
bewijs geleverd door de wet opzij te schuiven en een generaal pardon af
te kondigen, waarmee duizenden mensen die geen recht hadden op een
verblijfstitel alsnog konden blijven. Dat alles gebeurde natuurlijk met
hartelijke steun van "vluchtelingenhulp" en de asieladvocatuur.

	Veruit de meeste mensen die naar Nederland komen, hebben maar één
doel: linksom of rechtsom het verkrijgen van een verblijfsvergunning en
de daarmee samenhangende rits aan voorzieningen waar heel veel mensen in
de wereld hun vingers bij aflikken. Ik noem een huis, bijstand,
scholing, medische zorg, et cetera. De taak van de advocatuur is
natuurlijk, hen daarbij zo veel mogelijk te helpen. Daar worden zij
immers voor betaald; dus zij zijn per definitie partijdig.

	Betreffende de rust- en voorbereidingsperiode doet het merkwaardige
feit zich voor, dat de wachttijd in de TNV nu al veel langer is dan de
voorgestelde minimale zes dagen. Ook vanuit dat oogpunt lijkt het mij
prematuur om deze wetswijziging voor te stellen, zo lang die wachttijd
niet aanzienlijk of zelfs tot nul is gereduceerd. Waarom lukt dat maar
niet, terwijl dat op Schiphol wel kan? Het argument dat in de rust- en
voorbereidingstermijn alvast een medische check wordt aangeboden, is
weliswaar mooi, maar die check kan ook worden geweigerd. De vraag is dan
ook wat dat gaat opleveren. Als wij dat aanbieden, waarom stellen wij
dat niet alvast verplicht? Als tijdens de rustperiode van zes dagen
alvast kan worden begonnen met de identiteits- en
nationaliteitsvaststelling kan dat ook nu al tijdens het verblijf in de
TNV.

Al die argumenten overtuigen mij dus niet en ik stel het op prijs als de
staatssecretaris daarop zou ingaan.

	Mocht er in de algemene procedure tijd te kort zijn, dan kan die in
bepaalde gevallen worden verlengd. Als dat zo is, vraag ik mij af
waaruit de noodzaak bestaat om die algemene procedure te verlengen, want
die mogelijkheden zijn er immers al.

	Een volgend argument is dat het nader gehoor in de algemene procedure
wordt afgerond. In hoeveel gevallen is dat nu niet het geval? Bovendien
spreekt de regering over het voordeel van het voorkomen van dubbel
gehoor, zoals nu het geval is in de algemene en in de verlengde
procedure. Dat zou een aantal weken tijdwinst in de verlengde procedure
opleveren. Het komt mij echter voor dat het schrappen van onnodig dubbel
horen ook kan zonder dat de termijn voor aanvang van de verlengde
procedure wordt verruimd. Ik hoor hierop graag een reactie. De vier
weken voor de correctietermijn van het verslag van het nader gehoor in
het AZC vervalt dan ook vanzelf. Die tijdwinst kunnen we sowieso boeken.
Begrijp ik goed dat als het nieuwe justitiecomplex op Schiphol er is,
het nader gehoor en de correcties wel binnen de termijn kunnen worden
afgerond? In hoeveel procent van de gevallen is dat nu niet het geval?

	Na afwijzing van het asielverzoek in het aanmeldcentrum moeten
asielzoekers het land onmiddellijk verlaten. Beroep bij de rechter tegen
de beschikking kan niet in Nederland worden afgewacht, tenzij een
voorlopige voorziening wordt aangevraagd. De uitkomst daarvan mag in de
regel, zo lees ik, in Nederland worden afgewacht. Uit die zinsnede leid
ik af dat een negatieve beslissing van de voorzieningenrechter inderdaad
uitzondering is. Maar ik vraag toch in hoeveel eerste, tweede en
volgende aanvragen een voorlopige voorziening wordt aangevraagd en hoe
vaak daarop positief wordt beslist.

	Gedurende de periode van aanvraag voorlopige voorziening bestaat nu
geen recht van opvang. Ik lees in de stukken dat dit als onwenselijk
wordt gezien. Ik citeer de regering letterlijk uit de stukken. Door wie
wordt dat als niet wenselijk gezien? Het voorstel is in ieder geval om
een termijn van vier weken opvang toe te kennen. Opnieuw zien wij hier
een uitbreiding van de rechten voor de asielzoeker. Mijn fractie vraag
zich af waarom dit wordt voorgesteld. Het komt mij voor dat het
aanvragen van een voorlopige voorziening zo alleen maar aantrekkelijker
wordt gemaakt.

Een belangrijke reden voor herhaalde verzoeken is nieuwe of gewijzigde
feiten en omstandigheden, samengevat nieuwe gegevens, of een wijziging
van het beleid. Die kunnen beide nu niet door de rechter worden
meegenomen. Daar zit wat mij betreft een logica achter, immers, de
rechter moet niet op de stoel van de bestuurder gaan zitten. De
bestuurders zijn degenen die onderzoek doen. Zij verzamelen de
informatie, zij wikken en wegen en nemen vervolgens een besluit. De
rechter moet toetsen of het bestreden besluit zorgvuldig en rechtmatig
tot stand is gekomen, uiteraard met inachtneming van internationaal
geldende regels. In het wetsvoorstel stelt de regering voor, bij
wijziging van artikel 83 van de Vreemdelingenwet, de ex nunc-toetsing te
verruimen door nieuwe gegevens gedurende de beroepsprocedure wel mee te
nemen, om herhaalde aanvragen te voorkomen. Dit lijkt voor de hand te
liggen, maar dit roept wel een aantal belangrijke vragen is.

De eerste is of de rechter niet op de stoel van de bestuurder gaat
zitten en of dit niet een uitnodiging is om eindeloos nieuwe feiten en
omstandigheden op tafel te leggen met de bedoeling om de zaak zo lang
mogelijk te vertragen of om onwelgevallige feiten achter te houden tot
tijdens de rechterlijke procedure. Dat laatste risico wordt door de
regering uitdrukkelijk onderkend, lees ik in de stukken, terwijl dat nu
volgens de huidige vaste jurisprudentie van de Raad van State in hoger
beroep nog kan worden tegengeworpen. Op het moment dat je een beroep
instelt en je had nieuwe gegevens op tafel kunnen leggen tijdens het
bestuurlijke proces, worden die niet meer meegenomen in de
beroepsprocedure.

De regering voert aan dat die risico's in de rechtspraktijk beperkt
zullen zijn, omdat die informatie relevant moet zijn voor de zaak,
vanwege de eisen van een goede procesorde en ontoelaatbare vertraging
van afdoening, terwijl op ontoereikende gronden het laat aanleveren van
relevante informatie tevens kan meewegen bij de beoordeling. Maar het
blijft staan dat de voorgestelde regeling meer ruimte biedt aan de
belanghebbende dan op grond van artikel 613a Algemene wet bestuursrecht
is vereist. Kennelijk gaat het belang van non-refoulement ex artikel 3
EVRM zelfs zo ver dat het opzettelijk laat aanleveren van informatie,
wellicht met als oogmerk toetsing in de bestuurlijke fase te ontlopen
door eigen schuld van belanghebbende, hem niet langer kan worden
tegengeworpen. Dat gaat mijn fractie wel een beetje ver. Waarom, zo
vraag ik de staatssecretaris, is dat nu noodzakelijk? Waarom moet dat?

	Waarom kan de rechtbank overigens wel termijnen opleggen aan de
minister om op nieuwe gegevens te reageren, als ik het goed heb
begrepen, maar niet aan de verzoeker als het gaat om het verzamelen van
aanvullend bewijs? Dit lijkt onevenwichtig. Ik zou hierop graag een
toelichting krijgen.

	Het bezwaar dat de rechter op de stoel van de bestuurder gaat zitten,
wordt volgens de regering ondervangen door de inbouw van een
bestuurlijke lus. De minister heeft de gelegenheid, op nieuwe gegevens
te reageren in hoeverre dit al dan niet leidt tot wijziging of
intrekking van het bestreden besluit. Dat argument lijkt mij
overtuigend, zo lang maar is gegarandeerd dat de minister die
mogelijkheid ook altijd krijgt en zo lang de rechter niet inhoudelijk
toetst. Dat moet toch uitgangspunt zijn en blijven?

	Ik vraag de regering hoe precies wordt gegarandeerd dat een
rechterlijke beroepsprocedure door verruiming van de ex nunc-toetsing
niet eindeloos lang gaat duren. Welke garanties zijn daarvoor en hoe
wordt de uitwerking van het voorgestelde artikel 83 gemonitord?

	Samenvattend, de VVD is geen voorstander van dit wetsvoorstel en dus
ook niet van het daaronder liggende, gewijzigde Vreemdelingenbesluit,
waarbij -- het moge duidelijk zijn -- onze bezwaren zich primair en
vooral richten tegen de herinrichting van de asielprocedure. De VVD
vindt het snel vaststellen van de identiteit, de nationaliteit, de
reisroute, de noodzaak tot het geven van bescherming en het
vluchtverhaal van groot belang om misbruik of oneigenlijk gebruik zo
snel mogelijk aan het licht te brengen. Dat doe je niet door extra tijd
en middelen in te bouwen voor vluchtelingen, VluchtelingenWerk en
asieladvocaten. Volgens de regering gaat het aantal afgeronde algemene
procedures als wij dit allemaal doen -- althans, zo is de verwachting --
omhoog van 27 naar 40%. Mijn vraag is dan natuurlijk om te beginnen
waarom het nu maar 27% is. Waarom is dat zo laag in de algemene
procedure?

	Ten slotte ga ik de staatssecretaris nog een kleine déjà vu bezorgen.
Ongetwijfeld zullen wij er ook een aantal van mevrouw Van Velzen
krijgen. De asielprocedure moet heel anders in elkaar worden gezet wat
ons betreft. Het verkrijgen van asiel op aanvraag is nu eerder regel dan
uitzondering. Krijg je het niet via herhaalde aanvragen of eindeloze
procedures, dan krijg je het wel via een generaal pardon. Ik realiseer
mij natuurlijk dat internationale verdragsbepalingen of richtlijnen een
aantal voorstellen die wij ook eerder hebben gedaan zouden kunnen
doorkruisen, maar dat neemt niet weg dat het streven op die
uitgangspunten wel gericht moet zijn om het zo te organiseren. In de
eerste plaats moeten wij terug naar het uitgangspunt van de
Vreemdelingenwet, namelijk dat de asielzoeker de noodzaak tot
bescherming moet aantonen. Nu is vaak een geloofwaardig vluchtverhaal al
voldoende, en soms dat niet eens, als ik kijk naar de documentaire De
Poortwachters. Misschien kan de staatssecretaris ook nog even
gelegenheid geven om daarop te reageren.

	Ik heb het al gezegd, wij willen af van elke vorm van categoriaal
beleid. Het instellen daarvan was een fout die wij nooit meer moeten
maken. Mensen die zonder papieren op Schiphol aankomen, krijgen wat ons
betreft niet langer toegang tot de asielprocedure. Iedereen weet immers
dat je alleen met papieren een vliegtuig in komt en dus ook met papieren
eruit moet komen, maar dat gebeurt lang niet altijd. Mensen die over
land Nederland bereiken, krijgen wat ons betreft eveneens geen toegang.
Immers, de afspraak in Europa is dat in het eerste veilige land waar je
aankomt asiel moet worden aangevraagd. Dit sluit Nederland in die
gevallen dus wat ons betreft uit.

Dan is het ook afgelopen met de busjes vol Somaliërs die aan de Duitse
kant van de grens worden afgezet en vervolgens naar Ter Apel gaan.

	Uitgeprocedeerde asielzoekers moeten wat ons betreft worden vastgenomen
tot ze worden uitgezet. Als mensen zelf meewerken aan hun terugkeer, dan
kan dat ook heel kort duren. We hebben het al vaker gezegd, de procedure
moet in beginsel worden beperkt tot een aanvraag. Ik realiseer mij dat
er internationaal verdragsrechtelijke beperkingen aan dit uitgangspunt
vastzitten. We moeten proberen om er in internationaal verband op in te
zetten om dat te veranderen.

	Mensen die een gevaar vormen voor de openbare orde of veiligheid, zo
staat het nu ook al in de Vreemdelingenwet, maar ook mensen die
frauderen, die bewust tegenwerken of die zich bewust misdragen, moeten
wat ons betreft van de asielprocedure worden uitgesloten of afgesloten,
in hechtenis worden genomen en zo spoedig mogelijk worden uitgezet.

	Ik heb al eerder gevraagd waarom wij loketshoppen toestaan. Je komt
Nederland binnen via een visum, via een reguliere aanvraag of via asiel,
maar niet via alle drie tegelijk of via de ene aanvraag, volgend op de
ander. Dat gebeurt nu ook.

	Over beperking van de gezinsmigratie hebben wij het onlangs al gehad.
Nareizende familieleden van asielzoekers moeten wat ons betreft aan
dezelfde inburgeringseisen voldoen als in het geval van reguliere
aanvragen.

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Van Velzen van de SP.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. We bespreken vandaag het
wetsvoorstel van het kabinet voor een nieuwe asielprocedure, drie weken
na ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag en de
antwoorden op de schriftelijke vragen over de rechtsbijstand en medische
procedures. De inkt is eigenlijk nog nat. Dat geeft aan hoe snel de
Kamer en het kabinet aan de slag willen met deze nieuwe asielprocedure.
Ik heb de indruk dat de zorgvuldigheid op het tweede plan wordt gezet.
Als dat de voorbode is van de nieuwe asielprocedure, dan houd ik mijn
hart vast. Voordat ik inga op de details van het wetsvoorstel, wil ik
een aantal algemene opmerkingen maken.

	Eerst iets over de zorgvuldigheid. Dat is naar de mening van de
SP-fractie de sleutel tot een effectieve asielprocedure. Voor
zorgvuldigheid heb je tijd nodig. Natuurlijk moeten procedures
efficiënt worden ingericht, maar als je snelheid boven zorgvuldigheid
stelt, dan sluit je de ogen voor de gevolgen op langere termijn.
Tijdrovende, herhaalde aanvragen kunnen worden voorkomen door aan het
begin van de procedure tijd te investeren. Hoe zorgvuldiger en completer
de aanvraag wordt gedaan en wordt onderzocht in het begin van de
procedure, zoveel sneller en gemotiveerder kun je beslissingen nemen op
eventuele vervolgaanvragen. Ook de SP-fractie is van mening dat het
stapelen van aanvragen beperkt moet worden. Maar daar waar het kabinet
dat nog in stand zal laten, is een zorgvuldige procedure een goede
oplossing, zodat je snel besluiten kunt nemen en snel een besluit kunt
nemen op een herhaalde aanvraag. Een goed gedocumenteerd dossier is de
basis voor een goede beslissing op een asielaanvraag. Daarnaast kan
beslissen op vervolgaanvragen een kwestie van dagen, misschien weken,
worden in plaats van jaren. Herhaalde aanvragen voorkomen of mogelijk
verminderen doe je niet door verdragsrechtelijke verplichtingen te
verzaken, maar door herhaalde aanvragen overbodig te maken. Mijn
collega, Jan de Wit, heeft er al eerder voor gepleit om de procedure
naar voren te halen. Ik zou dat pleidooi hier, bij dit
wetgevingsoverleg, nog eens met klem willen herhalen. Ik zal daar later
in mijn betoog ook nog op terugkomen.

	Laten we eens door de procedure heen gaan zoals deze staatssecretaris
die voorstelt. Ik begin met de rust- en voorbereidingstijd. Ik vind het
een goed idee om de asielzoeker een periode van rust te bieden waarin
hij zich kan voorbereiden op de procedure. Ik benadruk dat die periode
er ook echt moet zijn om rust te krijgen en tijd te hebben om zich voor
te bereiden op de procedure. Dat er op Schiphol een uitzondering wordt
gemaakt, vind ik ongewenst; er ontstaat daardoor een vorm van
rechtsongelijkheid. Ik vraag mij af hoe de rechtspraak daarmee zal
omgaan, maar dat zal de tijd uitwijzen, tenzij deze staatssecretaris
bereid is om hier rechtsgelijkheid te creëren. Het is van groot belang
dat de advocaten die in de rust- en voorbereidingstijd bijstand geven
aan de asielzoeker, zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheden.
Rechtsbijstand in een asielprocedure betekent eerlijke voorlichting en
openheid over de haalbaarheid, maar ook over de onhaalbaarheid van
procedures. Dat geldt onverminderd en misschien zelfs wel met meer
nadruk in de eerste fase. Ik vertrouw erop dat asieladvocaten zich
hiervan bewust zijn en dus ook geen onnodige procedures beginnen.

	Wij verwelkomen de stellige uitspraak van de staatssecretaris in het
schriftelijk overleg van 3 december dat er geen sprake van is dat de
asielrechtsbijstand zal worden aanbesteed aan een
rechtsbijstandverzekeraar. Wij zijn erg blij met die stellige
toezegging.

	De asielprocedure start pas na de rust- en voorbereidingstijd, begrijp
ik uit de procedure. Ik krijg graag de garantie dat het retour afzender
sturen van asielzoekers op basis van de Dublin-verordening niet zal
gebeuren in de rust- en voorbereidingstijd, want dan is die procedure
nog niet gestart. Graag een toezegging op dat punt. Wij voelen er niets
voor dat de staatssecretaris straks weer wordt teruggefloten door een
Europese rechter op dit punt, zodat wij de voorgestelde procedure alsnog
moeten aanpassen. Ik vraag mij af of de manier van handelen zoals de
staatssecretaris die voorstelt, boven elke vorm van twijfel verheven is.

	Dan de medische kant van het verhaal. Het onderzoek naar de medische
situatie en de achtergronden van de asielzoeker is een belangrijk
onderdeel van de procedure. Het medisch advies wordt afgerond binnen de
periode van de rust- en voorbereidingstijd. Hoe gaat de voorlichting aan
de asielzoeker over het medisch onderzoek plaatsvinden? Het eerste
onderzoek vindt plaats door een sociaal verpleegkundige. Zijn die mensen
thuis in de specifieke problematiek van vluchtelingen? Bij twijfel of
als de verpleegkundige daar aanleiding toe ziet, wordt er doorverwezen
naar een sociaal geneeskundige voor een uitgebreider onderzoek, maar
waarom wordt niet iedereen onderzocht door een sociaal geneeskundige?
Dat komt de opbouw van het dossier alleen maar ten goede. Is dat een
financiële afweging? Is dat een kwestie waarover je besluit op korte
termijn besparingen te boeken, terwijl je daar op langere termijn dubbel
en dwars voor moet betalen? Graag helderheid daarover, want ik overweeg
een motie op dat punt.

	Het is nog niet duidelijk hoe de onderzoeken eruit gaan zien, wat er
gaat worden onderzocht en hoe een advies eruit gaat zien. Dat moet
allemaal nog verder worden uitgewerkt, maar waar hebben wij het dan
eigenlijk over? Moeten wij nu ja zeggen tegen iets dat de
staatssecretaris voorstelt, maar wat nog niet is uitgewerkt en waarvan
wij dus niet weten of dat voldoet aan de eisen die de SP-fractie
neerlegt wat dit betreft? Ik constateer dat sprake is van haastwerk, om
niet te zeggen broddelwerk. Waarom moeten wij hier op deze manier mee
omgaan? Dat is toch niet zorgvuldig? De staatssecretaris schrijft dat
zij verwacht dat wanneer een asielzoeker littekens heeft de sociaal
geneeskundige dat zal noteren, maar niet iedere asielzoeker ziet een
sociaal geneeskundige. Dat heb ik zojuist al aangegeven. De
staatssecretaris laat dus aardig wat aan het toeval over. Ik vraag mij
af waarom zij deze kwestie niet grondig regelt. Iedere asielzoeker moet
een medisch onderzoek krijgen, zodat de procedure sneller en
zorgvuldiger kan plaatsvinden. Dan hoeven wij, met de woorden van de
heer De Krom, niet te stapelen, want dan is alles in de eerste fase al
duidelijk. Iedereen is dan onderzocht. Daarbij kan dan ook een
inventarisatie worden gemaakt van het medisch steunbewijs. Mijn fractie
vindt namelijk dat dit wel degelijk een rol moet spelen bij het gehoor.

	Wij vinden ook dat de adviezen van het BMA niet alleen moeten gaan over
de beschikbaarheid van medische zorg in het land van herkomst, maar ook
over de mate van beschikbaarheid. De staatssecretaris ziet dat totaal
niet zitten. Ik houd daar nogmaals een pleidooi voor. Ik overweeg op dat
punt een motie in te dienen.

	Dan iets over de asielprocedure. Je kunt ex ante uitvoeringstoetsen
maken zoveel je wilt, maar de praktijk, die wij allen kennen, blijft
weerbarstig. De staatssecretaris gaf al aan dat zij verwacht dat met de
nieuwe procedure 40% van de zaken zal worden afgedaan in de eerste
algemene asielprocedure. Dat is een toename van 50% ten opzichte van de
huidige aanmeldprocedure, maar in de huidige procedure hebben wij het
over vijf werkdagen. In de nieuwe procedure gaat over het acht
kalenderdagen. Zit er zo'n groot verschil in de procedures? Als sprake
is van kalenderdagen kan er een weekend tussen zitten. Is die
verwachting van een toename van het aantal afdoeningen dan wel
realistisch? Het baart mij grote zorgen dat het tijdschema nog steeds
enorm straks is. De minste verstoring kan dus leiden tot een ontregeling
van de procedure.	

Ik wijs bijvoorbeeld op de Somalische procedures waarin toch geregeld
sprake is van een gebrek aan tolken. Dat strooit dan meteen zand in de
procedure van acht werkdagen. Op papier wordt daarnaast een medewerker
verantwoordelijk voor een aanvraag en komt er een
rechtsbijstandverlener. Capaciteitsproblemen bij de IND vormen echter
geen grond voor verlenging van deze periode. De weken tijdswinst vliegen
je om de oren, maar wordt niet te veel uitgegaan van een wenselijke
situatie, van een best case scenario in plaats van echte kennis van de
manier waarop de huidige procedures lopen? Wordt deze nieuwe procedure
niet te veel ingericht op een papieren, een gewenste werkelijkheid?
Waarom sluit de staatssecretaris de ogen voor de praktijk, waarin het
toch lang niet zo soepel gaat? Ik overweeg een motie in te dienen om de
periode van acht dagen toch wat realistischer en dus langer te maken. Ik
koop niets voor een asielprocedure die alleen op papier werkt. Ik wil
een goede asielprocedure die ook in de praktijk stevig staat. Deze
algemene asielprocedure moet het fundament zijn van de totale procedure.
De staatssecretaris zegt dat extra tijd in de algemene
asielprocedure-aanvraag niet nodig is, maar wanneer acht dagen in de
praktijk toch te kort blijken te zijn, grijpt zij dan in en verlengt zij
die termijn? Kunnen wij daarvan uitgaan of blijft zij doormodderen en
zegt zij dat het kinderziektes en aanloopproblemen in de nieuwe
procedure zijn? Ik kan alle argumenten nu al bedenken.

	Ik ondersteun van harte het principe van een asielprocedure met gewicht
aan de voorkant, maar dan wel op de voorwaarde dat die procedure aan de
voorkant ook echt effectief is. De staatssecretaris heeft het
schriftelijk al afgedaan, maar ik vraag haar toch of het niet wenselijk
is om een evaluatie van deze nieuwe procedure in te lassen. De
VVD-fractie heeft daar overigens ook om gevraagd. Hoe het ook uitpakt,
mijns inziens is het wenselijk om te kijken of deze nieuwe procedure
effectief is en men zich houdt aan de bestaande verdragen. Is de
staatssecretaris bereid om tegemoet te komen aan de wens van de
SP-fractie om na inwerkingtreding van deze wet na twaalf maanden een
evaluatie te starten? Ook op dat punt overweeg ik een motie in te
dienen.

	Ik kom aan de achterkant van de procedure, het vertrek. Er is een
vertrektermijn van vier weken vastgesteld na het afwijzen van het
verzoek. Het goede is dat tijdens deze periode opvang wordt geboden.
Anders dan de VVD-fractie zie ik dat als winst, maar naar mijn mening
zal rechtmatig verblijf ook altijd recht op opvang moeten inhouden.
Uitgeprocedeerde mensen horen niet op straat zolang zij actief bezig
zijn met het voorbereiden van hun terugkeer. Ik overweeg een motie op
dat punt in te dienen.

	Wij hebben met vreemdelingenrechters gesproken en zij bestempelen de
termijn van vier weken als onhaalbaar. De staatssecretaris zegt op
formele gronden vast te houden aan de termijn van 28 dagen, vanwege het
spoedeisende karakter voor de rechtspraak. Maar hangen deze vier weken
als een zwaard van Damocles boven de asielzoeker, terwijl het boven de
rechtspraak zou moeten hangen. De asielzoeker is de dupe van de
stroperigheid van de uitspraken van de rechter. Ik vind dat het zwaard
dus bij de verkeerde persoon hangt. Wel ben ik van mening dat vol moet
worden getoetst door de rechter, zoals wordt voorgesteld in het
initiatiefvoorstel van de leden Pechtold en Van der Ham. Zo’n volle
toets heeft ook zijn nut bij vervolgaanvragen, want die kunnen dan
effectiever worden afgehandeld. Ik overweeg op dat punt een amendement
in te dienen.

Daarnaast gaat de vergelijking met de huidige procedure met betrekking
tot de beslissingstermijn totaal mank, omdat er nu in AC-zaken ongeveer
drie weken na indiening een uitspraak wordt gedaan. Dat worden 28 dagen,
maar daarin moet dan ook alles worden gedaan, ook de uitgebreide
toetsing. Waarom negeert de staatssecretaris de waarschuwingssignalen
van de rechters? Die heeft zij toch ook gehoord? Die signalen staan op
rood en ik vraag mij af waarom de staatssecretaris zich daar doof voor
houdt. Wat gaat zij doen als er geen beslissing komt binnen 28 dagen?
Dat is nu toch de praktijk? Wat gaat zij dan doen? Laat zij daar nu eens
een duidelijk antwoord op geven. Gooit zij de mensen op straat, terwijl
zij niet de oorzaak van het probleem zijn? Het probleem ligt namelijk
bij de rechterlijke macht.

	Met de nieuwe procedure wordt het probleem van de vreemdelingen met
rechtmatig verblijf maar geen recht op opvang niet opgelost, zoals ik in
het eerder overleg over de uitvoering van de motie-Spekman heb
aangegeven. Hoe staat het overigens met de uitvoering van de motie? Wij
hebben nog steeds geen besluit van het kabinet, geen brief aan de Kamer
gezien. Hebt u die net, terwijl het debat al begonnen is, rondgestuurd?

Staatssecretaris Albayrak: De brief is vanochtend naar de Kamer gegaan.

Mevrouw Van Velzen (SP): Fantastisch. Die heeft mij niet bereikt.

Staatssecretaris Albayrak: Die is ook niet relevant voor dit debat.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik zie wel degelijk een relevantie, want ik
constateer dat met de nieuwe procedure het probleem van vreemdelingen
met rechtmatig verblijf maar geen recht op opvang opnieuw niet wordt
opgelost. Ik ben benieuwd naar de reactie van de indiener op de
uitvoering van zijn motie. Wij moeten erop terugkomen, want ik vind het
wel degelijk relevant. Het geheel wordt aan elkaar gekoppeld: het
generaal pardon, de uitvoering van de motie-Spekman, de nieuwe
asielprocedure. Het is één pakket, het was een package deal.

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. Ik had de Kamer toegezegd de
brief voor het kerstreces naar de Kamer te sturen. Volgens mij hadden
wij niet de afspraak gemaakt dat de brief nog relevant was voor dit
wetgevingsoverleg.

De voorzitter: Los daarvan dacht ik niet dat er een verzoek is geweest
om überhaupt de antwoorden op deze vragen voor dit debat binnen te
hebben, dus het is niet aan de orde op dit moment.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Met alle respect, voorzitter, maar dat ziet u
verkeerd. Wij hebben er al eerder een debat over gehad. Ik mag hier
weliswaar puur het standpunt van de SP vertolken, maar ik vind het wel
degelijk relevant en ik heb het wel degelijk aan de staatssecretaris
gevraagd. Zij heeft mij dat niet toegezegd, maar dat wil nog niet zeggen
dat mijn mening verandert. Zo werkt het hier gelukkig niet.

De voorzitter: Daar gaat het ook niet om. Het gaat erom dat ik in de
procedurevergadering of anderszins niet heb gehoord dat de antwoorden op
deze vragen van de heer Spekman ruim voor dit debat binnen moesten zijn.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Dat zijn procedures en regels. Ik zie alles in
samenhang. Ik had dat bijzonder wenselijk gevonden. Ik vind dan ook dat
opvang geboden moet worden gedurende de hele asielprocedure. Alles hangt
hier samen. De staatssecretaris zegt: het staat niet op de agenda. Dan
hoeft zij ook geen commentaar vanaf de zijlijn te geven, als ik overga
naar het volgende punt.

	Als je aan de voorkant van de procedure investeert, beperk je
automatisch ook het aantal beroepen. Dat lijkt mij logisch. Als je werkt
met een volledig en een uitgebreid dossier, kun je snel beslissingen
nemen en wordt de noodzaak van noodopvang minder. Maar goed, deze
staatssecretaris is bezig om de noodopvang leeg te managen. Rare woorden
zijn dat, maar het zijn wel de hare. Ik zie niet in waarom er geen
filter komt: een filter voor buiten schuld, een filter voor
schrijnendheid; de heer Spekman heeft een filter voor medische
schrijnendheid geïntroduceerd. Wij houden anders de wat mij betreft
ongewenste situatie dat iemand volledig meewerkt aan terugkeer, maar
alsnog op straat belandt omdat het land van herkomst niet meewerkt. Die
situatie is ook met het huidige wetsvoorstel nog steeds mogelijk. Zou de
staatssecretaris willen meedenken over en meewerken aan het opstellen
van een filter voor buiten schuld en schrijnendheid?

	Tot slot heb ik een opmerking over terugkeer en vreemdelingenbewaring.
Zonder goed geregelde terugkeer is iedere asielprocedure gedoemd te
mislukken. Ook deze procedure kan niet werken zonder goed
terugkeerbeleid. Dat betekent dat wij kritisch naar
vreemdelingenbewaring moeten kijken. Een plek in de
vreemdelingenbewaring is meer dan drie keer duurder dan een plek in de
opvang bij het COA. Dat zijn de getallen van de staatssecretaris zelf:
€174 in de vreemdelingenbewaring en €55 bij het COA. Ongeveer de
helft van alle mensen die in de vreemdelingenbewaring zijn geplaatst,
wordt weer vrijgelaten zonder te zijn uitgezet. Dat is enorm kostbaar
voor iedereen die belasting betaalt. Er moet toch een betere oplossing
mogelijk zijn. Dit verhaal zou zelfs de VVD kunnen houden, maar het is
wel relevant. Als een procedure niet werkt maar wel enorm kostbaar is,
moet je dat gewoon niet doen. Dan moet je dat beter formuleren. Meer
opvang en inzetten op terugkeer; dat moet naar mijn mening ook
financieel tot een beter terugkeerbeleid kunnen leiden. Opsluiten en
vervolgens weer vrijlaten is in ieder geval niet de oplossing. Ik zou
hierop graag een reactie van de staatssecretaris willen hebben.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Dit wetsvoorstel is een
invulling van een afspraak in het coalitieakkoord. Aan de ene kant is
een pardonregeling afgesproken en aan de andere kant een verbetering van
de asielprocedure met als doel minder herhaalde aanvragen en een
versnelling van de hele procedure.

Wij hebben de hoofdlijnen van wat nu in de wetgeving wordt voorgesteld
eerder besproken, naar aanleiding van een brief van de staatssecretaris
halverwege vorig jaar. Gelet op het feit dat de CDA-fractie en een
meerderheid van de Kamer met de hoofdlijnen konden instemmen, kan ik wel
beginnen met te zeggen dat wij op hoofdlijnen akkoord zijn met het feit
dat deze nu in een wet vastliggen. Sterker nog, wij verwachten het
nodige van deze wet, hoewel wij ook wel een aantal vragen hebben.

	Evenals de Vreemdelingenwet 2000, is deze wet uitvoerig gecommuniceerd
met het veld. Wat mij betreft is dat een groot voordeel van deze wet en
ik hoop dat de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn,
overheidsdiensten maar ook maatschappelijke organisaties en advocaten,
daadwerkelijk mee zullen helpen om de nieuwe procedure efficiënt,
zorgvuldig en uiteindelijk ook snel te maken.

	De wet heeft volgens ons een aantal positieve elementen, maar daarnaast
een aantal elementen dat zich nog moet bewijzen. Positief is dat aan het
begin van een procedure een meer intensief onderzoek komt naar
identiteit, nationaliteit en documenten. We hopen dat dit het resultaat
zal hebben dat wij willen, want nog steeds komen veel mensen
ongedocumenteerd binnen. Dat zou toch op zijn minst een indicatie tegen
de aanvraag moeten zijn, maar wij weten ook dat dit verdragsrechtelijk
moeilijk ligt. Niet ten onrechte heeft de heer De Krom eerder ook al
aangegeven dat wij bij veel zaken in deze wet nog moeten kijken hoe zij
in de praktijk gaan uitwerken. Dat geldt zeker ook voor dit element.

	We vinden de verruiming van de 48-uurs procedure naar een procedure van
acht dagen zinvol. Wij verwachten meer zorgvuldigheid en vooral ook meer
afdoening in de eerste periode. De opvang van vier weken, die men nu
krijgt als men in beroep gaat tegen de afwijzing van het eerste verzoek
in de eerste procedure, voldoet zeker bij gemeenten aan een behoefte. Op
zichzelf is dit wel iets om in de gaten te houden, want het is niet de
bedoeling dat men in beroep gaat met het doel vier weken langer opvang
te krijgen. De vorige sprekers hadden het al over het eventueel
evalueren van de wet. Ik denk dat het van belang is om te monitoren. Het
gaat mij er niet om dat wij voortdurend weer nieuwe rapportages krijgen,
maar dit soort zaken moet echt wel gemonitord worden.

	Belangrijk zijn ook de verkorting van de vervolgprocedure bij de
verlengde asielprocedure en de grotere aandacht voor de medische
aspecten van de aanvraag aan het begin van de procedure. Vanochtend was
ik bij een rechtbank en toen ik vertelde dat ik naar de behandeling van
de Vreemdelingenwet toeging, zei men mij dat men zo tevreden is met de
ex nunc-beoordeling die er aankomt.

	Ook van belang is de rust- en voorbereidingstijd van zes dagen. Ik wil
daar straks nog wel een aantal kritische vragen over stellen.

	Dan is er ook een aantal elementen waarvan wij vinden dat het zich in
de praktijk nog wel zal moeten bewijzen. Zullen wij inderdaad
uiteindelijk een snellere procedure krijgen? Uiteindelijk is het
natuurlijk de grote wens van de aanvrager om in Nederland te mogen
blijven. Hoe zeker zijn wij dat niet toch herhaalde aanvragen zullen
worden ingediend? Wordt er in deze wetgeving ook wel voldoende aan
gedaan om te voorkomen dat herhaalde aanvragen worden ingediend? Is er
in de wetgeving niet meer mogelijk om dit te voorkomen? Dan denk ik
bijvoorbeeld aan de Awb-toetsing. Is het wel zo logisch dat als je een
hele procedure hebt doorlopen op basis van de Awb, er dan weer een
vervolgprocedure komt op basis van de Awb? Kunnen we de vervolgprocedure
niet bij de uitgezonderde procedures van de Awb gaan benoemen?

	Ook een belangrijk punt is of er daadwerkelijk minder medische
aanvragen na de asielprocedure worden ingediend. We hebben net even de
brief besproken die om 16.03 uur is binnengekomen. Het is inderdaad een
aparte procedure. We bespreken die nu niet. Maar ik ben wel medeindiener
van een amendement van de heer Spekman om geld binnen de
vreemdelingenbegroting te herschikken, zodat mensen ook als zij een
medische aanvraag indienen, opvang kunnen krijgen. Maar het is
tegelijkertijd niet de bedoeling om daarmee medische aanvragen te
genereren.

	Een ander belangrijk punt is of er straks daadwerkelijk meer vrijwillig
vertrek is van uitgeprocedeerde asielzoekers.

En houden de gemeenten zich ook aan de afspraken die ook in het kader
van het bestuursakkoord zijn gemaakt, om niet meer mee te werken aan het
onrechtmatig verblijf van vreemdelingen in ons land? Op zichzelf heeft
dat meer met de pardonregeling te maken dan met de wetgeving, maar ik
hoorde vandaag weer dat in Gelderland de gemeenten Wageningen, Arnhem en
Apeldoorn op dit moment voornemens zijn om de opvang open te houden. Ik
blijf dat heel ongelukkig vinden en druk de staatssecretaris op het hart
om alles in het werk te stellen om de opvang per 1 januari te hebben
beëindigd.

	Ik ga nu iets dieper in op de reguliere aanvragen van mensen nadat hun
asielverzoek is afgewezen. Ik spreek daarbij met name over medische
asielverzoeken, maar het gaat ook over "buiten schuld", "schrijnendheid"
of "verblijf bij kind". Mijn fractie ziet niet dat je die groep ook nog
opvang kan bieden. Zij kan dat plaatsen, en wil dat daarom ook op deze
manier zeggen. Het zou heel mooi zijn, maar het wordt heel erg lastig om
ook die groep nog categorisch te gaan benoemen voor opvang. Ik denk dat
dat kan bij medische zaken, maar hierbij is het heel erg moeilijk. Toch
vraag ik de staatssecretaris hoe wij op een goede manier met deze zaken
kunnen omgaan onder de nieuwe wet. Ik wil het woord "filteren"
gebruiken. Men moet de echt schrijnende zaken eruit filteren. Voor de
overigen moet het heel duidelijk zijn dat men terug moet.

	Mijn fractie staat een beetje dubbel tegenover de rust- en
voorbereidingstijd. Aan de ene kant zien wij heel goed dat het zinvol is
om mensen rust te geven en om in een heel vroeg stadium te beginnen met
het vaststellen van de identiteit, eventuele documenten en
nationaliteit, en het doen van een medische check. Het is ook zinvol om
een paar dagen te wachten met het asielverhaal. In het verleden hebben
wij vaak gezien dat de verhalen in de eerste dagen heel warrig zijn en
dat pas na een paar dagen een consistent verhaal komt. Tegelijkertijd
moeten wij er ook voor zorgen dat men niet in die periode met elkaar
overlegt hoe het meest kansrijke asielverhaal in elkaar kan worden
gezet. In het verleden hebben wij daarvan wel voorbeelden gezien. Zeker
in de huidige periode waarin die zes dagen in de praktijk, met de
paviljoens waarin zij tijdelijk verblijven, nog veel langer is, is dat
risico er. Wij hebben dat trouwens ook in de schriftelijke ronde
gevraagd en de staatssecretaris heeft er op zichzelf duidelijk op
geantwoord. Zij zei dat de IND professioneel genoeg is om te weten wat
een in elkaar gezet vluchtverhaal is en wat niet. Maar het is wel een
aandachtspunt en het hoort bij de elementen die zich volgens ons nog in
de praktijk moeten bewijzen.

	Ik vraag mij wel af -- die vraag hebben wij ook schriftelijk gesteld en
de staatssecretaris heeft erop geantwoord -- waarom altijd van zes dagen
wordt uitgegaan. Ik kan mij twee voorbeelden voorstellen waarin je aan
die zes dagen niet toe zou moeten komen. Het eerste voorbeeld is dat de
vluchteling zelf aangeeft dat hij meteen een verzoek wil indienen omdat
hij niet zes dagen wil wachten. Hij wil een aanvraag indienen en vraagt
zich af waarom dat wordt uitgesloten, want in het Vreemdelingenbesluit
wordt het uitgesloten. Het tweede voorbeeld betreft zaken waarbij het
bij de eerste oogopslag evident is dat het niets wordt. Een aantal jaren
geleden -- wij praten over de jaren negentig -- hebben wij groepen
jongeren uit Oost-Europa gehad die een paar weken naar de Nederlandse
opvang gingen. Zij hadden een zomervakantie en gingen weer terug. Ik wil
niet zeggen dat dat weer terugkomt, maar waarom sluiten wij uit dat, als
dit gebeurt, deze mensen gezegd wordt dat zij geen zes dagen mogen
blijven en meteen terug moeten? Ik praat hierbij dus niet over
vluchtelingen van wie het de vraag is of de aanvraag terecht is. Ik heb
het over evidente gevallen, waarbij het om niets anders gaat dan het
gebruikmaken van onze schaarse opvangcapaciteit.

	Een ander punt in die rust- en voorbereidingstijd is dat de advocaat en
de vluchtelingenhulp contact kunnen hebben met de vreemdeling. De
staatssecretaris gaat uit van de professionaliteit van de advocaat bij
de ondersteuning. Ik ga daarvan ook uit, maar tegelijkertijd weet ik uit
mijn eigen ervaring, opgedaan in de tijd dat ik zelf bij de Raad van
State werkte en vreemdelingenzaken deed, dat er een heel groot verschil
is tussen advocaten. Sommigen doen hun werk goed en anderen helemaal
niet. Bij "het goed doen" hoort voor mij ook dat een advocaat in de
eerste zes dagen zegt: dit wordt niets, ik zou überhaupt geen aanvraag
indienen. Ik vraag de staatssecretaris in hoeverre op die manier ook
overleg plaatsvindt met de Orde van Advocaten.

	Een ander punt is dat er in die zes dagen naar de advocaat toe gereisd
kan worden. Daar zet ik toch wel vraagtekens bij. Is het wel logisch dat
tegen iemand die hier als vluchteling komt, wordt gezegd: ga je maar
melden bij je advocaat ergens in een plaats in de buurt? Hoe gaat dat?
Ik kan mij nauwelijks voorstellen dat er taxi's gaan rijden naar
advocaten. Het is van de advocaat uit geredeneerd misschien wel handig,
maar een advocaat moet toch in staat zijn om een planning te maken,
waarbij hij enkele asielzoekers in een centrum na elkaar spreekt, en die
zaken vervolgens in zijn eigen kantoor uit te werken. Ik zet er dus
grote vraagtekens bij dat er naar de advocaat moet worden gereisd. Ik
wil ook graag weten wat daar voor budget bij gaat komen. Wat kost het om
deze mensen te gaan vervoeren?

	In die zes dagen moet ook een medisch onderzoek plaatsvinden. Volgens
mij is dat essentieel. Hoe vrijblijvend is dat? Het is niet verplicht.
Dat snap ik op zichzelf wel, want je kunt mensen niet zo maar tot een
medisch onderzoek verplichten, maar je kunt ook nauwelijks tot een
beoordeling komen zonder medisch onderzoek. Zou daarom niet gezegd
moeten worden dat men de aanvraag pas in behandeling neemt na een
medisch onderzoek? Dan kan namelijk alles worden gewogen. Ik kan mij
overigens bijna niet voostellen dat die mensen niet meewerken. Misschien
zijn er cijfers van gevallen dat mensen niet meewerken. Ik vind in ieder
geval dat het aan het begin moet.

	Ik heb nog een vraag over de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig
beslissen. In 70% van de gevallen worden de eerste asielaanvragen binnen
de wettelijke termijn beslist. Maar wat gebeurt er als die wet geldt?
Denkt de staatssecretaris dan dat het richting de 100% gaat of moeten
wij een budget apart gaat zetten om te betalen -- aan wie dan? -- in het
geval er niet tijdig beslist wordt?

	Over de herhaalde aanvraag heb ik aan het begin al het nodige gevraagd.
Mijn punt is dat ik de indruk heb dat het echt afwachten wordt of er
minder herhaalde aanvragen komen. Het wordt mogelijk voor de vluchteling
om zijn hele verhaal in de eerste procedure te vertellen. Maar er blijft
altijd een mogelijkheid bestaan om door te gaan. En waarom zou je dat
niet doen als je denkt dat je nog een kans hebt? Je krijgt dan langer
opvang en wie weet is er nog een kans. Is het niet mogelijk om dat tegen
te gaan? Ik denk dan aan het selectief gebruik van de AWB. Men heeft een
hele procedure gehad en ik kan mij voorstellen dat men vervolgens nog
maar één keer in beroep kan gaan of überhaupt maar één keer een
beslissing kan krijgen, omdat men de hele procedure al doorlopen heeft.

Mevrouw Van Velzen (SP): Is de heer van Haersma Buma het met mij eens
dat als je die eerste procedure zorgvuldig doet en zo veel mogelijk
informatie op tafel krijgt, het in beroep gaan of in een andere vorm een
herhaalde aanvraag indienen, geen enkel probleem zou moeten zijn,
aangezien alle informatie dan al op tafel ligt? Dan kun je toch snel een
besluit nemen? Moeten wij niet meer op de voorkant van de procedure in
gaan zetten, dan maar eeuwig blijven hameren op het stapelen van
procedures?

De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is ook de bedoeling van de wet. De
wet maakt heel duidelijk maken dat alles aan het begin van die periode
gedaan moet worden en dat alle zaken behandeld moeten worden. Dan draai
ik het echter bijna om, want dan kun je ook zeggen: waarom sluit je, als
het aan het begin zo zorgvuldig is gedaan, een tweede verzoek dan niet
uit? Dat kan verdragsrechtelijk niet, maar het laat wel zien dat het
niet een soort loterij is, waarbij de tweede keer alle kansen weer open
liggen. Je kunt de procedure rekken en rekken en rekken, maar ooit moet
het definitief zijn.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik proef in de woorden van de heer Van Haersma
Buma toch een bepaalde angst dat de praktijk van herhaalde aanvragen
gewoon zal blijven bestaan. Zegt hij daarmee niet de facto dat die
zogenaamde zorgvuldigere procedure dat eigenlijk helemaal niet is? Dat
de informatie blijkbaar nog steeds niet voldoende boven tafel komt,
zodat er snel besluiten genomen kunnen worden over een herhaalde
aanvraag? Waar zit zijn angst eigenlijk?

De heer Van Haersma Buma (CDA): Mijn angst is dat de prikkel om toch te
proberen om via een herhaalde aanvraag in Nederland te blijven,
weliswaar gedeeltelijk weggenomen is, maar niet helemaal. Je kunt het
namelijk altijd nog een keer proberen. Ik snap heel goed dat men ten
koste van heel veel in Nederland wil blijven als men hier een aantal
maanden geweest is en echt het gevoel heeft vluchteling te zijn. Maar
als na een zorgvuldige procedure uiteindelijk in hoogste instantie is
gezegd "u mag niet blijven", dan is het apart dat je een week later weer
opnieuw kunt beginnen, aangezien nu tot en met het laatste moment
getoetst kan worden of er nieuwe feiten zijn. Geen Nederlander kan op
die manier procederen. Die kan niet zeggen: ik ga het nog een keer
proberen. Dat zou men in dat geval overigens zelf moeten betalen.

	Mijn angst is dus dat de prikkel blijft om het nog een keer te
proberen. Mijn hoop is wel dat de advocatuur zal zeggen: ik ga u niet
helpen, want het heeft geen zin. In die zin is het puntensysteem ook een
beetje aanlokkelijk, want je krijgt meer punten als je doorgaat. Dat
vind ik toch wel risicovol.

	Ik wil nog een ding zeggen over die herhaalde aanvragen. Dat is eerder
door mij al naar voren gebracht in een algemeen overleg. Dat is het punt
dat men "op de vliegtuigtrap" nog een aanvraag indient. Is er niet toch
in deze wetgeving of in het vreemdelingenbesluit een voorziening te
treffen dat je bijvoorbeeld op het moment dat je hoort dat men
daadwerkelijk gaat beginnen met het vertrek, ook te horen krijgt: dit is
het laatste moment dat u een verzoek kan indienen; hierna verlaat u
Nederland en de Nederlandse procedures en u kunt hierna geen verzoek
meer indienen. Wij hebben het herhaalde verzoek. Daarna gaat men
beginnen aan het vertrek. Dan moet het afgelopen zijn. Is het niet
mogelijk om dat ergens in deze wet of in het besluit een plek te geven?

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik vind het fascinerend dat de heer Van
Buma deze vraag opnieuw stelt. Deze heeft hij toch kort geleden bij een
VAO in de plenaire zaal al gesteld? Hij heeft daarop ook al antwoord
gekregen van de staatssecretaris, namelijk dat het juridisch gewoonweg
niet mogelijk is. Waarom werpt hij dit probleem -- hij ziet het althans
als een probleem -- nu voor de bühne weer op om vervolgens weer
hetzelfde antwoord van de staatssecretaris te krijgen?

De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat gaat toch een beetje voorbij aan het
feit dat wij nu over het wetsvoorstel spreken en ik de artikelen heb
gelezen. Toen was er een VAO waarbij de staatssecretaris gezegd heeft
met een pilot te beginnen. Juist in het kader van wetgeving stel ik die
vraag nog een keer, omdat ik mij nog steeds afvraag of aan de hand van
het Vreemdelingenbesluit of de Vreemdelingenwet niet op z'n minst in de
periode van vertrek een valbijl kan worden geplaatst of in de
regelgeving opgenomen kan worden dat een aanvraag meteen terzijde
geschoven kan worden. Kan ervoor worden gezorgd dat die mogelijkheid
formeel bestaat, maar meteen zonder horen en dergelijke schriftelijk kan
worden afgedaan? Ik kan mij voorstellen dat er mogelijkheden zijn zonder
een en ander helemaal op nul te zetten. Daarom stel ik het nu weer aan
de orde.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Volgens mij heeft de staatssecretaris toen
helemaal niet volledig afwijzend op uw voorstel gereageerd. Zij heeft
wel gezegd dat die mogelijkheid moet bestaan en dat een en ander dan
afgehandeld moet worden, desnoods vlak voor het vertrek. Volgens mij
zijn de Europeesrechtelijke verdragen op basis waarvan de
staatssecretaris dit verplicht is te doen, niet veranderd. Ik snap dus
niet waar u plotseling nieuwe wetten of nieuwe voorstellen vandaan denkt
te halen.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is een extra reden om het nu juist
wel aan de orde te stellen. De staatssecretaris doet wel zaken in die
richting die ik ook zeer waardeer. Ik vraag mij dan af of het in een
pilot mogelijk is om de regelgeving daarop aan te passen, nu of in een
volgende ronde. Als veranderingen al worden doorgevoerd zonder in strijd
te zijn met het verdrag, is het de vraag of die niet in een wet of in
het uitvoeringsbesluit opgenomen kunnen worden.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): De heer Haersma zegt herhaalde aanvragen te
willen voorkomen.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Hoe heet ik nu eigenlijk?

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Mag ik niet mijnheer Haersma zeggen?

De heer Van Haersma Buma (CDA): Zeg maar wat u wilt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik wil ook wel mijnheer Van Haersma Buma
zeggen.

	De heer Van Haersma Buma wil dus herhaalde aanvragen voorkomen, maar
tegelijkertijd vindt hij ook dat er geen volledige toets moet zijn. Als
niet-volledige toetsing mogelijk gemaakt wordt, is de toetsing minder
zorgvuldig. De kans op herhaalde aanvragen en nieuwe procedures is dan
aanwezig. Hoe kijkt de heer Van Haersma Buma daar tegenaan?

De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik bedoel niet dat de procedure zelf
anders moet. Dat is een AMvB-procedure: je krijgt een beschikking, je
gaat naar de rechtbank en je gaat naar de Raad van State. Het verbaast
mij echter dat je bij een herhaalde aanvraag nog een keer een procedure
kan beginnen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Op dit moment is volledige toetsing niet
mogelijk. De D66-fractie heeft vaker voor volledige toetsing gepleit.
Door dat wel mogelijk te maken, ontstaat een heel zorgvuldige procedure.
De kans op een herhaald verzoek is daarbij niet meer aanwezig. Als u
wilt voorkomen dat die herhaalde aanvragen er komen, dan moet u toch
pleiten voor een volledige toetsing?

De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik begrijp nu uw vraag. Het gaat over
het initiatiefwetsvoorstel van uw fractie, van de heren Pechtold en Van
der Ham. Vanochtend was ik toevallig bij een rechtbank waar men zei blij
te zijn met die ex nunc-toetsing, maar men vroeg ook om het hen niet aan
te doen om volledig te moeten toetsen. Voor een rechtbank betekent dat
namelijk dat het hele vluchtelingenverhaal volledig moet worden
getoetst. Dat betekent dat al die diensten van de IND naar de rechters
moeten worden verplaatst om te bekijken hoe het precies in dat land is
gegaan. Het bestuur doet niet maar wat, maar heeft al een en ander heeft
afgewogen als het een besluit neemt, bijvoorbeeld door ambtsberichten te
bekijken en dergelijke. Vervolgens gaat het bestuur naar de rechter met
de vraag of dit een beetje of, sterker nog, helemaal volgens de regels
is gegaan en of er andere informatie bij moet worden betrokken. Wij
zullen dit nog bespreken, maar u hoort wel dat ik kritisch ben over dat
voorstel. Het lijkt mij buitengewoon moeilijk voor de rechtbanken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik hoop dat de rechtbank niet een beetje
toetst, maar gewoon toetst, het liefst volledig. Er zijn ook heel veel
anderen uit het veld die aangeven dat die volledige toetsing juist erg
zou helpen bij die zorgvuldige behandeling.

Ik begrijp dus niet waarom een enkele rechter die opmerking ook voor de
rest heeft gemaakt. Ik doel op al die anderen die er juist voor pleiten
dat dit voortgang zou moeten hebben.

De voorzitter: Mijnheer Van Haersma Buma, u kunt er nog op ingaan, maar
ik heb al een antwoord op de vraag gehoord.

**

De heer Van Haersma Buma (CDA): Het antwoord is hetzelfde: ik zie niet
hoe de rechtbanken dit allemaal in de praktijk gaan uitvoeren, inclusief
de gerechtelijke plaatsopneming.

De voorzitter: Gaat u door met uw betoog.

**

De heer Van Haersma Buma (CDA): Volgens mij heb ik al zo'n beetje alle
vragen gesteld. Ik vraag mij nog wel even het volgende af. Deze
wetgevingsoperatie heeft ook een capaciteitsverandering tot gevolg,
alsook een kostenaspect. De eerste drie jaren worden er meer kosten
verwacht, gevolgd door structurele besparingen. De invoering wordt dan
budgettair neutraal genoemd. Als ik het goed begrijp, moeten er nu wel
investeringskosten zijn. Wat zijn die kosten precies? Wat wordt in de
toekomst verwacht? Als het op termijn goedkoper is, heb je op lange
termijn daadwerkelijk een efficiencywinst. Is er in het vervolg
inderdaad sprake van een efficiencywinst? Ik herhaal dat gesteld wordt
dat de invoering budgettair neutraal is: de kosten aan het begin worden
later terugverdiend. Uiteindelijk moet er toch een efficiënter systeem
komen. Dat vind ik zinvol, omdat wij natuurlijk toch praten over een
buitengewoon kostbare procedure. Om die voor Nederland verdedigbaar te
houden, moeten wij die procedure ook efficiënt houden. Dit was mijn
vraag over de kosten. Voor het overige heb ik al mijn vragen gesteld.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. De afgelopen jaren hebben wij
rapport na rapport gehad, ook onderzoek na onderzoek en debat na debat
over de tekortkomingen van de huidige procedures. De commissie-Scheltema
was dan ook helder in haar kritiek. Dit geldt ook voor de ACVZ. De kern
van de kritiek was kortweg: er was met onvoldoende zorgvuldigheid een en
ander aangegeven, er waren te lange termijnen en het systeem werkte te
traag en dat was in het nadeel van de asielzoekers.

	Het is dus te prijzen dat dit kabinet erkent dat de Vreemdelingenwet
2000 verandering behoeft. In de afgelopen tien jaar heeft GroenLinks
niet alleen het rechtsgehalte van de asielprocedure, maar ook dat van de
reguliere verblijfsprocedures zien afnemen. Zoals ik al zei: bijna elk
aspect, om niet te zeggen elk aspect van die vreemdelingenrechterlijke
procedures is in de afgelopen jaren wel onderwerp van debat geweest, of
het nu gaat over de AC-procedure, de opvangvoorzieningen, de
28-dagentermijn of de medische aspecten. Het is te veel om op te noemen.

	Het onderhavige wetsvoorstel bevat een aantal verbeteringen waar
GroenLinks blij mee is. Ik moet echter zeggen dat ik mijn slotoordeel
nog wel enigszins voor mij houd, omdat ik ook een aantal kanttekeningen
plaats bij het wetsvoorstel. Zo vraag ik mij af of het wetsvoorstel wel
voldoet aan de wijze waarop GroenLinks graag een asielprocedure ziet, of
het voldoet aan de rust die geboden zou moeten worden en of er
bijzondere aandacht zal zijn voor kwetsbare groepen. Bij dit laatste
denk ik bijvoorbeeld aan vrouwen van wie vermoed wordt dat zij in het
land van herkomst of tijdens de vlucht verkracht zijn; ook denk ik dan
aan lichamelijk of psychisch zieke mensen. Waarom is er bijvoorbeeld
geen inhoudelijk criterium voor de AA-procedure? Daarbij moet het wat
ons betreft gaan om duidelijk kansloze asielverzoeken. In hoeverre
zullen de medische aspecten voldoende aandacht krijgen in de gehele
procedure? Kortom, er is wel een aantal kanttekeningen bij het
wetsvoorstel te plaatsen. Ik ga daar nu gedetailleerder op in.

	Veel van de wijzigingen die nu voorgesteld worden, worden niet in de
Vreemdelingenwet 2000 doorgevoerd, maar in lagere wetgeving, zoals het
Vreemdelingenbesluit 2000 en de Vreemdelingencirculaire 2000. Wat mij
betreft, moeten die wijzigingen via de Kamer gespeeld worden.

	Ik wil beginnen met de invoering van de rust- en voorbereidingstijd.
Het is heel goed om asielzoekers de rust, de tijd te geven om tot rust
te komen en om zich op hun procedure te kunnen voorbereiden. Het is zaal
dat er dan goede toegang bestaat tot medische, psychologische en
rechtskundige hulp. De vraag is echter de volgende. Wij zitten met een
soort dilemma. Enerzijds: zullen die zes dagen sec voldoende zijn? Er
moet in die zes dagen namelijk ontzettend veel gebeuren. Ik noem een
medisch advies, voorlichting door advocaat of rechtsbijstandsverleners
en onderzoek naar documenten en naar identiteit. Kortom, hoe rustig is
die rusttermijn eigenlijk? Immers, in de tussentijd gaan allerlei
voorbereidende IND-werkzaamheden gewoon door. Dat is echter wel een
tikkeltje een hypothetische situatie. Zoals de heer De Krom al aangaf:
op dit moment is de gemiddelde wachttermijn in TNV 60 dagen. Het mag
niet zo zijn dat die termijn van zes dagen ertoe leidt dat het bij wijze
van spreken gestandaardiseerd wordt.

De toegang tot rechtskundige hulp is alleen zinvol als de asielzoeker
inhoudelijk kan worden voorbereid. Dan is die termijn wel heel krap, als
daarin ook de vertaling van documenten moet worden aangevraagd en
ontbrekende documenten moeten worden opgespoord. Ik vraag mij af, dit
meen ik oprecht, in hoeverre er sprake zal zijn van een concrete
rusttermijn. Bovendien kijk ik naar het AC Schiphol. De rust- en
voorbereidingstijd worden door de staatssecretaris als een fundamenteel
onderdeel van de verbeterde procedure gezien. Het is voor haar cruciaal
om die procedure te volgen. De asielzoeker kan zich goed voorbereiden et
cetera, maar vervolgens is dit niet van toepassing op de mensen die zich
melden op het AC Schiphol. Ik vind dit een fundamentele lacune en ik
vind dat de staatssecretaris daaraan voorbijgaat in haar memorie van
toelichting en in de antwoorden op de vragen van de verschillende
fracties. Hoe ziet zij het precies? In hoeverre kan zij staande houden
dat de procedure op het AC Schiphol zorgvuldig zal zijn? Ik kan mij dat
nauwelijks voorstellen, zeker omdat een fundamenteel onderdeel niet zal
worden geboden van wat zij zelf naar voren brengt als wezenlijk voor de
zorgvuldigheid.

	Medisch advies staat nu geformuleerd als een kan-bepaling, maar waarom
niet als een mogelijkheid die verplicht aangeboden dient te worden? Ik
heb het niet over een verplichting voor de asielzoeker, die moet er
vrijwillig op ingaan. Ik vind dat er in de wetstekst geen twijfel over
mag bestaan. Ik weet dat de staatssecretaris dit ook zo ziet, maar ik
zie het graag zo concreet en duidelijk mogelijk in de wetstekst, dan
haal je de onzekerheid eruit.

	Het medische advies mogen we geen medische check meer noemen, omdat die
te veel inhoudt en in zekere zin te concreet wordt. Maar wat houdt dat
advies precies in? Het klinkt allemaal tamelijk algemeen. Wat wordt
precies de functie van het medisch advies? Komt het erop neer dat het
vooral van belang is voor de beoordeling of iemand gehoord kan worden en
of die lichamelijk gezond genoeg is om gehoord te worden? Of betekent
het dat er ook anders tegen de verklaring kan worden aangekeken, omdat
medische factoren de verklaringen kunnen hebben beïnvloed? Hoe wordt in
het medisch advies de MAPP-problematiek getackeld? Is het haalbaar in
zo'n korte sessie? De staatssecretaris zegt dat zij niet van plan is om
er een langere tijd aan te verbinden, zoals bij de zogenaamde MOG van
Amnesty International, die twee à drie uur kost. Hoe lang duurt dit
medische advies? Wat is het verschil tussen dit medische advies en de
intake op het AC? Zal het een paar vraagjes meer zijn, dus meer vinkjes
bij wijze van spreken? Ik hoop van niet. Ik hoop dat het veel grondiger
is dan nu uit de teksten lijkt.

	Ik sluit mij aan bij de vragen van mevrouw Van Velzen. Waarom laten wij
dit niet doen door sociaal geneeskundigen? Het lijkt mij van groot
belang dat je vanaf het begin zo zorgvuldig en grondig mogelijk
onderzoekt, juist als je spreekt over het tackelen van het probleem dat
medische problemen zich gaandeweg de procedure openbaren. Daarom stel ik
de vraag waarom die sociaal geneeskundige niet centraal wordt ingesteld.

	Ook als het gaat om een medisch steunbewijs blijft de tekst tamelijk
vaag. Het is prima dat het verduidelijkt wordt in de
Vreemdelingencirculaire, maar de vraag blijft hoe het medische advies
zich verhoudt tot dat medisch steunbewijs. Het wordt duidelijk dat de
asielzoeker het zelf moet gaan regelen en organiseren, maar hoe moet die
dat doen? Kan de staatssecretaris duidelijkheid geven hoe zij dit voor
zich ziet of in hoeverre het een hypothetische mogelijkheid blijft? Het
lijkt mij een tamelijk ingewikkeld gegeven. Hoort de overheid daarin
niet sowieso ondersteuning te bieden, conform artikel 4, lid 1 van de
Definitierichtlijn? Ik hoor graag waarom de staatssecretaris daarvan
niet gewoon een regulier onderdeel maakt, in die zin dat het medische
steunbewijs wordt geregeld, dat er ruimte voor is en niet achteraf via
eventuele adviezen van Amnesty International. Volgens mij kun je als
asielzoeker daar toevallig bij terechtkomen. Ik vind dat dit standaard
moet en niet op basis van willekeur.

Amnesty International heeft een medische onderzoeksgroep, de MOG, die
die medische aspecten in kaart brengt. De staatssecretaris blijft te
vrijblijvend in haar toezeggingen wat zij precies met de uitkomsten van
zo'n medische onderzoek doet.

	Over de medische zorg komen wij nader te spreken, ook naar aanleiding
van de brief van de staatssecretaris die om 16.03 uur is verstuurd over
de uitvoering van de motie-Spekman. Wij breien die uitgebreide brief
over de medische aspecten, over artikel 64 en over fundamentele
wijzigingen die zij voorstelt nu in dit wetgevingsoverleg, maar wij
moeten daar, misschien nog voor het reces en zeker in het nieuwe jaar,
uitgebreider over komen te spreken dan nu het geval is. Want wat de
staatssecretaris voorstelt, heeft nogal wat gevolgen, waarover ik graag
nader wil komen te spreken.

	Hoe om te gaan met een zieke asielzoeker? Naast de normale
asielprocedure kan een parallelle medische procedure worden gestart. Als
er eerder een definitieve asielbeslissing valt dan een beslissing op de
medische procedure, zal tijdelijk artikel 64 van de Vreemdelingenwet
2000 worden toegepast. Dat voorstel van de staatssecretaris is wat mij
betreft te kort door de bocht. Zij gaat veel te gemakkelijk voorbij aan
de beperkte rechtspositie die een asielzoeker heeft als het gaat om het
uitstel van vertrek verlenen. Dat is een heel andere positie die aan de
asielzoeker wordt verleend dan als het gaat om een verblijfsvergunning
op grond van medische aspecten. Ik wil daarop nu graag van de
staatssecretaris een betere toelichting, want ik schrok van de brief en
van haar toelichting, ook gezien het feit dat er op bladzijde 20 heel
gemakkelijk wordt gesteld dat er wel leges verschuldigd zullen zijn. Ik
vind dat de staatssecretaris daarmee opnieuw voorbijgaat aan de situatie
zoals die nu is en aan het feit dat dit een fundamentele verslechtering
is van die situatie.

	Over naar de algemene asielprocedure, die misschien wel de kern is van
dit debat. Pas in die algemene asielprocedure start de asielaanvraag. Ik
zei al dat de gemiddelde wachttermijn in de TNV op dit moment 60 dagen
is. Dat kan betekenen dat men heel lang moet wachten. Waarom kan de
asielzoeker niet als hij heeft bepaald dat hij genoeg rust heeft gehad
op eigen gelegenheid besluiten een asielaanvraag in te dienen? Waarom is
dat onmogelijk? Waarom heeft de staatssecretaris in haar beantwoording
aangegeven dat zij dat niet wenselijk vindt? Nu wordt de RVT, de rust-
en voorbereidingstijd, voorgesteld als rust- en voorbereidingstijd, maar
het moet natuurlijk niet zo zijn dat dit een soort
ik-zet-je-in-de-ijskast-tijd wordt voor de asielzoeker, dat allerlei
vertragingen zich daar ophopen en dat dit geen consequenties heeft voor
de staatssecretaris, omdat er nog geen asielaanvrage is ingediend. Dat
vind ik een gevaar dat uit de tekst naar voren komt. De staatssecretaris
gaat daar volledig aan voorbij in haar beantwoording.

	Als het gaat om die algemene asielprocedure zou dat een aanzienlijke
verbetering moeten zijn, maar zoals de ACVZ al in haar brief van maart
2009 aangaf, kiest de staatssecretaris aan de ene kant voor een kleine
verbetering van de huidige AC-procedure. Zij stelt het voor alsof er
iets fundamenteel groots verandert. Er komen dagen bij -- hiep, hiep,
hoera, laten wij vooral ballonnen oplaten met een enorm fanfareorkest
erbij -- maar als ik dan ga kijken wat het nu echt concreet voorstelt,
stelt dat mij een tikje teleur, om het maar eufemistisch te zeggen. Want
laten wij wel wezen, hoe veel meer tijd zal er nu zijn? Wij zien dat een
advocaat nu twee weken de tijd heeft voor het indienen van correcties en
aanvullingen en straks één dag, en dat er voor het indienen van een
zienswijze een verkorting is van vier weken naar één dag. Dat zijn
aanzienlijke beperkingen in de termijnen, waar vooral de IND van
profiteert en niet advocaten, rechtsbijstandverleners en zeker niet
asielzoekers.

	Ook is onduidelijk hoe bijvoorbeeld voorzieningen zoals tolken beter
zullen worden geregeld in de huidige procedure, terwijl dat in de
afgelopen jaren regelmatig tot grote vertragingen en problemen heeft
geleid. Ik wil dus graag van de staatssecretaris horen waarom zij denkt
dat die acht kalenderdagen -- omdat AC Schiphol ook in het weekend open
is, wat betekent dat meteen alles op die acht kalenderdagen wordt
geworpen -- nu zo'n fundamentele verbetering vormen van de huidige
procedure.

	Ook de positie van kwetsbare groepen in deze asielprocedure baart mijn
fractie zorgen. Het ontbreekt immers aan een duidelijk inhoudelijk
criterium. Daar wil de staatssecretaris niet aan, maar bijvoorbeeld het
project MAPP, Meldpunt voor Asielzoekers met Psychische problemen,
bewees wel hoe belangrijk het is om asielzoekers vooraf te onderzoeken
op de vraag of zij wel consistent en coherent kunnen verklaren over hun
asielrelaas, omdat anders te snel afwijzing van het asielverzoek volgt.

Hoe worden kwetsbare asielzoekers nu snel en doeltreffend opgespoord en,
indien nodig, doorgestuurd naar de verlengde procedure? Daarop wordt
nauwelijks ingegaan in de beantwoording van de staatssecretaris. Waarom
is er bijvoorbeeld wel een uitzondering voor alleenstaande minderjarige
vreemdelingen onder 12 jaar, maar niet voor vrouwen die als gevolg van
trauma’s en angst voor ontdekking vaak niet meteen het seksueel geweld
waarmee ze geconfronteerd zijn kunnen of durven te vertellen? De
staatssecretaris heeft zich als Kamerlid hiervoor ook vaak hardgemaakt.
Het verbaast mij dat een dergelijke groep -- kinderen boven de 12 jaar
-- volstrekt terzijde worden geschoven als kwetsbare groep. Het is een
gemis dat er geen inhoudelijk criterium wordt gegeven voor de afdoening
in de algemene asielprocedure. Ik geloof best dat er iets meer ruimte is
voor asielzoekers in de nieuwe, voorgestelde asielprocedure, maar wat
mijn fractie betreft moet er een duidelijke afbakening zijn tussen
afdoening in de algemene asielprocedure en de verlengde procedure, zeker
omdat de staatssecretaris voorstelt om twee keer zoveel zaken in de
algemene asielprocedure te behandelen.

	Tot slot, als het gaat om de procedure en de rust- en
voorbereidingstijd, de continuïteit. We hebben daarover ook in het
vorige algemeen overleg, iets korter dan een jaar geleden, gesproken.
GroenLinks is het met de staatssecretaris eens dat snelheid geboden is,
maar juist vanwege de zorgvuldigheid moet er sprake zijn van
continuïteit als het gaat om degene die de asielzoeker bijstaat. Hoe
gaat de spreekuurvoorziening daarin voorzien? De staatssecretaris stelt
het voor en het klinkt sympathiek, ik lees tenminste dat het sympathiek
is, maar vervolgens denk ik: waarom is dit sympathiek? In welk opzicht
zal dit tot de continuïteit leiden die wij en hopelijk ook de
staatssecretaris zouden willen?

	Ik kom op artikel 83. Het wetsvoorstel is erop gericht om de
asielprocedure te verbeteren en er zo voor te zorgen dat er minder
doorgeprocedeerd wordt en er minder herhaalde aanvragen zijn. Daarom
wordt die rechterlijke ex nunc toets uitgebreid. Tot nu toe toetste de
rechter alleen op de feiten die de IND wist toen zij een besluit nam.
Feiten die daarna bekend werden, nam de rechter niet mee in zijn
beoordeling. In de toekomst zullen deze feiten wel betrokken worden in
het rechterlijk oordeel. Dat is goed nieuws en daar ben ik echt blij
mee. De keerzijde is wel dat vreemdelingenrechters uitvoeriger onderzoek
zullen moeten doen, waardoor de werklast van de rechters toeneemt. De
zittende magistratuur, zijn mensen die heel welbeleefd zijn en niet snel
met de vuist op tafel slaan als het gaat om problemen in de eigen
sector. Wanneer ik de brieven zie die vanuit de zittende magistratuur
naar de Kamer zijn gestuurd, dan maak ik me toch zorgen dat de
rechtbanken dit uitvoeriger onderzoek niet op een zorgvuldige manier
zullen kunnen uitvoeren en dat er meer rechters en misschien ook wel
meer budget nodig zullen zijn voor deze zaken. De staatssecretaris gaat
daar niet op in. Misschien bestaat het probleem niet als je er niet op
ingaat, maar dat is een beetje kort door de bocht. We zijn straks bezig
met de realiteit, met de praktijk, en de staatssecretaris dient zich
daarop voor te bereiden. Als je zwaardere en veel meer zaken -- twee
keer zoveel -- plus een ex nunc toetsing aan de rechterlijke macht
toewijst, dan kan dat niet anders betekenen dan dat er meer geld bij
komt kijken. Dat is ook duidelijk geworden in de EAUT, maar het heeft
geen gevolgen gehad voor het budget.

	Tot slot, is het vol genoeg? Deze vraag hebben meer fracties naar voren
gebracht, onder andere die van mevrouw Van Velzen, en deze zal
waarschijnlijk ook door andere fracties naar voren worden gebracht.

Hoe vol is de toets die de staatssecretaris nu voorstelt? Welke
beperkingen blijven bestaan waardoor relevante nieuwe feiten en
omstandigheden niet zullen kunnen worden meegenomen in de
beroepsprocedure? Te veel geluiden van deskundigen, die zich hebben
gebogen over het wetsvoorstel, geven aan dat de kabinetsplannen op
gespannen voet blijven staan met het Gemeenschapsrecht, dat het Europees
Hof nu eenmaal een volle rechterlijke ex nunc toets eist en dat daarin
zou moeten worden voorzien. Graag dus een toelichting waarom niet
gekozen is voor een veel vollere toets dan nu het geval is.

Bovendien hoop ik dat de staatssecretaris kan garanderen dat deze
wetswijziging niet alsnog wordt uitgelegd als een marginale toets. Ik ga
daar niet van uit, maar de wetgeving met betrekking tot de
Vreemdelingenwet 2000 beoogde die marginale toets destijds ook niet. Dat
maakte de Raad van State ervan. Ik hoor graag van de staatssecretaris
dat dit deze keer niet het geval zal zijn.

	Dan iets over het rechtmatig verblijf en de opvang. In de nieuwe
systematiek krijgt een asielzoeker eerst zes dagen rusttijd voordat hij
of zij officieel een asielverzoek kan indienen. In hoeverre geldt wat
deze termijn betreft dat asielzoekers dan rechtmatig verblijf in
Nederland genieten? Het is mij ook niet helemaal duidelijk wanneer de
termijn van de asielaanvraag gaat lopen. Gaat die lopen als iemand
kenbaar heeft gemaakt dat hij of zij asiel wil vragen, of gebeurt dat op
de datum waarop het asielverzoek officieel wordt ingediend?

	Na de algemene asielprocedure krijgt de afgewezen asielzoeker nog vier
weken opvang, dit onder druk van de gemeenten die een sluitende aanpak
van de asielketen eisen. Wij vinden overigens dat sprake moet zijn van
opvang tijdens de gehele procedure, ook indien uitzetting niet mogelijk
is buiten schuld van de asielzoeker. Rechters kunnen, gelet op de
termijn van vier weken, volgens mij absoluut niet toezeggen dat ze alle
voorlopige voorzieningen in vier weken behandelen. Ze doen wel hun best,
maar ook bij de huidige AC-zaken kunnen ze de voorlopige voorziening
vaak niet binnen vier weken behandelen. In de voorgestelde regeling gaat
het echter om veel meer en veel ingewikkelder zaken. De regering neemt
volgens mij welbewust het risico dat mensen na vier weken op straat
worden gezet, terwijl de rechter nog niet naar het verzoek heeft kunnen
kijken. Als de staatssecretaris zo vol vertrouwen is dat dit de rechters
wel zal lukken, dan kan zij de opvang toch gerust koppelen aan de
uitspraak van de rechters? Nu getuigt een en ander van weinig vertrouwen
in de rechter. Daar komt bij dat de opvangrichtlijn verplicht om opvang
te verlenen zo lang nog niet definitief is beslist. Ook mag de
asielzoeker de beslissing afwachten. Richtlijnen moeten worden
geïmplementeerd via een wet of een algemeen verbindende maatregel en
niet via de praktijk, zoals nu gebeurt. Ik krijg daar graag een reactie
op. De staatssecretaris spreekt zichzelf ook tegen. Zij wil minder
herhaalde aanvragen en procedures, maar door de automatisch schorsende
werking en het onthouden van opvang wordt een veelheid van andere
procedures gecreëerd, zoals de voorlopige voorziening voor de
schorsende werking en een procedure om de opvang te behouden. Daar kan
de vreemdelingenrechter niet over beslissen. Voor elk verzoek dat nu
automatisch leidt tot schorsende werking en het onthouden van opvang,
hangende het beroep, komen er nu procedures extra. Ik vraag mij af of
dat een verbetering is van de huidige AC-procedure. Ik verzoek de
staatssecretaris daarop in te gaan.

	Wij komen nog te spreken over de brief over de uitvoering van de
motie-Spekman. Ik betrek daarbij de brief van de staatssecretaris van 7
oktober, waarover wij een uitgebreid schriftelijk overleg hebben gehad.
Dat hebben wij afgelopen donderdag of vrijdag binnengekregen.

	Ik concludeer dat deze verbeteringen een begin zijn, maar ze dragen
niet bij aan meer zorgvuldigheid, want de asielzaken moeten nog steeds
in een te korte tijd worden afgewerkt. De versnelde procedure wordt de
algemene procedure, maar de verlengde procedure blijft buiten bereik van
veel asielzoekers. Dat is vragen om ellende. Ik vraag mij af in hoeverre
dit het aantal vervolgaanvragen zal terugdringen.

	Ik wijs voorts op een ander probleem dat tot nu toe buiten beschouwing
is gelaten. De afgelopen jaren ging het niet alleen om herhaalde
verzoeken en procedures die lang duurden. Ook de IND werkte te traag. De
staatssecretaris is in de schriftelijke vragenronde ingegaan op de
oplossing van dit probleem door middel van de Wet dwangsom en beroep bij
niet tijdig betalen, maar ik vraag mij af of dit een oplossing is. In
het huidige voorstel zitten volgens mij te weinig prikkels om het werk
van de IND te verbeteren. De IND heeft de afgelopen jaren zijn best
gedaan. Dat erken ik. Er heeft een flinke reorganisatie plaatsgevonden.
Er is ook veel minder instroom geweest.

Mijn vraag is in hoeverre het voor een lerende organisatie als de IND
niet van nut zou zijn om een commissie van toezicht te hebben, net als
de AIVD. Wij zien dat de CTIVD, die haar werk doet als commissie van
toezicht bij de AIVD, een heel goede functie heeft voor het werken van
de AIVD, omdat zij ervoor zorgt dat de AIVD scherp blijft. Daar waar
nodig wordt gecorrigeerd en dat gebeurt op een objectieve en
onafhankelijke manier. Waarom zou zoiets niet kunnen voor de IND? Het
gaat om een commissie van toezicht die klachten kan behandelen, maar die
ook zelfstandig en eigener beweging onderzoek kan doen naar het
functioneren van de dienst en die de staatssecretaris en de minister zou
kunnen adviseren. Wellicht kan zij, in het geval van de IND, een rol
spelen in het tot stand komen van individuele ambtsberichten. Juist
daarin zie ik voor een commissie van toezicht een grote functie in het
geheel, zodat wij geen rapporten meer nodig hebben van de Algemene
Rekenkamer of van de Nationale Ombudsman over allerlei kleine zaakjes,
maar dat wij echt kunnen kijken naar de werking van de IND. Daarmee
kunnen wij onze parlementaire controle op een objectieve en
onafhankelijke manier uitoefenen, waar de IND als lerende organisatie
heel veel baat bij zou kunnen hebben. Ik ben heel benieuwd naar wat de
staatssecretaris hierover kan zeggen.

De voorzitter: Ik hoorde u tussendoor zonder het te noemen een
ordevoorstel doen om de tweede brief met de antwoorden opnieuw te
agenderen, samen met de brief die vandaag is ingekomen. Het lijkt mij
goed om dat even terug te nemen naar de procedurevergadering van 17
december. Dan doen wij die brief dus niet af hier.

**

De heer Van Haersma Buma (CDA): De heer Spekman heeft een mede door mij
ondertekend amendement ingediend op het terrein van de medische
asielzoekers. Dat is een amendement op de begroting en daarover moet
voor het einde van het jaar gestemd worden.

De heer Spekman (PvdA): Ik sluit mij daarbij aan. Ik ben overigens van
mening dat wij voortgang moeten maken. Wij willen uiteindelijk iets met
de noodopvang, maar dan moet het Rijk zelf ook iets doen. Ik vind het
van belang dat de staatssecretaris doorgaat met de voorbereiding van het
uitvoeren van de motie die door de Kamer is aangenomen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Als wij toch een openbare procedurevergadering
houden: wij hebben niet eens de tijd gehad om de brief over de medische
bijstand goed te bestuderen, laat staan dat wij die met anderen konden
bespreken.

De voorzitter: Het gaat niet over de brief over de medische bijstand.
Die komt sowieso op een ander moment aan de orde. Ik hoorde echter
mevrouw Azough tussendoor zeggen dat zij daarop wilde terugkomen samen
de brief die nu wel op de agenda staat.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik steun het verzoek van GroenLinks.

De heer Anker (ChristenUnie): In verband met de zaken die lopen in de
noodopvang vind ik het prima om de brief van de heer Spekman voor
kennisgeving aan te nemen, zodat wij verder kunnen gaan.

De voorzitter: Dat is niet aan de orde! Aan de orde is de vraag of de
brief die daaraan voorafging over rechtsbijstand en medische
problematiek vandaag samen met dit wetsvoorstel wordt afgedaan.

	Goed. Ik begrijp dat alleen de brief die vandaag is binnengekomen terug
in de procedurevergadering komt.

**

De heer Anker (ChristenUnie): Hoewel wij discussiëren over wat wij
vandaag wel en niet bespreken en er natuurlijk voortdurend stukken
bijkomen, is mijn eerste zin toch nog dat wij vandaag eindelijk over de
nieuwe asielwetgeving spreken. Daar hebben wij lang op gewacht. Nu de
wetgeving er uiteindelijk ligt, lijkt het uiteindelijk toch nog een heel
bescheiden stuk wetgeving te zijn van slechts een aantal artikelen. De
meeste spanning zit natuurlijk in de uitwerking van deze wetgeving en in
het Vreemdelingenbesluit. Ik merk ook aan alles dat wij in dit debat
daarop vooruitgrijpen.

	Dit kabinet heeft een nieuwe koers ingeslagen met het asielbeleid en
met het vreemdelingenbeleid in het algemeen. In de beleving van mijn
fractie volgt de nieuwe koers drie sporen. Het eerste spoor was de
uitvoering van het generaal pardon, dit met onder meer het doel om een
groot aantal dossiers eindelijk af te kunnen ronden en mensen niet
langer in onzekerheid te houden. Het tweede spoor is het verbeteren van
de asielwetgeving. Wij willen niet meer dat mensen wonen in hun
asielprocedure. Het is van belang dat men zo snel mogelijk weet waar men
aan toe is. Het derde spoor is het realiseren van meer terugkeer van
uitgeprocedeerden en het tegengaan van illegaliteit. Uit de laatste
rapportage van de vreemdelingenketen hebben wij kunnen constateren dat
die terugkeer langzamerhand ook gauw komt, maar ik geef grif toe dat het
een belangrijke ambitie blijft.

	Vandaag spreken wij dus over het tweede spoor, de verbeteringen van de
asielwetgeving.

Het doel van de verbeteringen is om de procedures te verkorten en het
aantal herhaalaanvragen te beperken. Dat laatste moet vooral worden
bereikt door zo veel mogelijk feiten mee te nemen in de algemene
asielprocedure.

	Ik wil toch een opmerking maken. Wij zijn er bijna allemaal in de een
na laatste week voor het kerstreces, maar ik mis toch een collega die zo
vaak heeft gezegd dat er een eind moet komen aan vreselijk lange
procedures, de heer Fritsma. Ik had hem vandaag echt verwacht met een
gereedschapskist vol amendement. Ik vind het jammer dat hij er niet is,
want hij had een keertje wat meters kunnen maken.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik ben een beetje verbaasd over de
verbazing. Het lijkt mij eerlijk gezegd heel voorspelbaar en logisch dat
de heer Fritsma er niet is, als het gaat om inhoudelijke
wetsvoorstellen.

De voorzitter: Daar hoeft u niet op te reageren.

**

De heer Anker (ChristenUnie): Ik heb gewoon een primaire emotie
uitgesproken.

Mevrouw Van Velzen (SP): Als mensen hier niet komen en dus zwijgen, ga
ik ervan uit dat zij toestemmen. Anders ben je ongeloofwaardig, zeker
als PVV'er.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik moet doorgaan, want nu gaan
wij via mij met de heer Fritsma debatteren, die ikzelf heel erg mis. En
mevrouw Verdonk; het is allemaal wat.

	Bijna een jaar geleden spraken wij in een algemeen overleg over de
hoofdlijnen van de nieuwe procedure. Destijds waren er nogal wat zorgen
over hoe de nieuwe procedure eruit zou zien. Dat heeft naar ik vermoed
bij veel aanwezigen op de publieke tribune, die ik formeel niet mag
aanspreken, ook tot veel zorgen geleid. Het heeft tot heel veel
discussies geleid. Ik herinner mij nog een bijeenkomst, een
expertmeeting in Sociëteit De Witte hiernaast met daarin een brede
schakering van mensen uit het veld der non-gouvernementele organisaties.
Er zijn nog steeds wat kritische geluiden, maar ik heb ook kunnen
constateren uit alle brieven die wij hebben gekregen van organisaties
dat een aantal zorgen die er toen waren er nu niet meer zijn. Ik vind
dat op zichzelf een compliment waard. In de memorie van toelichting en
in de nota naar aanleiding van het verslag lees ik wat een ontzettend
uitgebreid consultatieproces er is geweest. Dat is een goede zaak en dat
moet ook, want wij hebben te maken met een ontzaglijk complexe keten van
diensten die dichtbij het Rijk staan zoals de IND tot diensten die
eigenlijk helemaal tegenover het Rijk staan, namelijk de advocatuur, of
die helemaal onafhankelijk zijn, de rechters en alles wat daaromheen
staat. Het is van belang dat met al die mensen goed wordt gesproken.

	Ook wij hebben nog wat opmerkingen en vragen. Om te beginnen zijn er
dingen waarmee wij blij zijn. De ChristenUnie is erg blij dat met deze
nieuwe procedure een einde komt aan de 48-uursprocedure. Die was te kort
en te krap. Snelheid is goed, maar de zorgvuldigheid moet gegarandeerd
zijn. Een slordige procedure leidt alleen maar tot vervolgprocedures. Ik
krijg wel eens het idee dat de 48-uursprocedure was bedacht om de
obligate backpacker weer terug te sturen. De procedure werd natuurlijk
voor veel meer dingen ingezet.

	De ChristenUnie is ook blij met de voorgestelde verruiming van het
huidige toetsingskader van artikel 83 van de Vreemdelingenwet en daarmee
de uitbreiding van de mogelijkheden om nieuwe feiten en omstandigheden
en nieuw beleid in de beroepsprocedure mee te nemen. Dit kan een
belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van herhaalde aanvragen.
Ondanks de kritiek vanuit de Raad voor de rechtspraak ziet men ook daar
de meerwaarde en voorziet men zelfs na een in eerste instantie iets
hogere werkdruk toch een verlaging van de werklast doordat er geen
herhaalde procedures zijn.

	De nieuwe asielprocedure wordt voorafgegaan door een rust- en
voorbereidingstermijn. Als het goed is, komt dit de zorgvuldigheid ten
goede. Die rust- en voorbereidingstermijn wordt gebruikt om de
documenten op orde te krijgen. VluchtelingenWerk en de rechtsbijstand
mogen dan ook al helpen bij de voorbereiding van de procedure. Het is
goed dat er op die kwalitatieve voorbereiding wordt ingezet. Het is ook
correct dat die voorbereidende handelingen ten faveure van de
asielzoeker zijn. De staatssecretaris stelt in een toelichting op de
nota van wijziging dat in het kader van de toepassing van de
Dublinverordening reeds in de rust- en voorbereidingstermijn de nodige
stappen kunnen worden gezet, zoals het indienen van een claim indien
blijkt dat de vreemdeling eerder in een andere lidstaat heeft verbleven.
Op zichzelf valt dat te begrijpen. Je moet niet onnodig tijd verloren
laten gaan, als duidelijk is dat mensen terug moeten. Wel vraag ik mij
af hoe dit zich verhoudt tot de waarborgen uit de Dublinverordening ten
behoeve van onder andere minderjarigen en statushoudende gezinsleden.
VluchtelingenWerk heeft dit punt onder onze aandacht gebracht. Scheert
de staatssecretaris vluchtelingen in de RVT over een kam met illegale
vreemdelingen die op Nederlands grondgebied worden aangetroffen of met
vreemdelingen die een asielverzoek hebben ingediend? Het is toch een van
tweeën. Graag krijg ik duidelijkheid daarover.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik heb twee vragen aan de heer Anker. U zegt
terecht dat de 48-uursprocedure te vol en te kort was. Maar waarom bent
u dan zo tevreden over de nieuwe procedure, die acht kalenderdagen
inhoudt en in aantal uren eigenlijk amper verschil maakt?

De heer Anker (ChristenUnie): Dat ben ik niet met mevrouw Van Velzen
eens. Het gevolg van de 48 uursprocedure was dat men voor het voornemen
tot besluit ongeveer twee uur de tijd had. Dan moest de zaak eerst nog
vertaald worden enzovoort. In deze algemene procedure hebben we een dag
voor de IND, een dag voor de asielzoeker, een dag voor de IND, een dag
voor de asielzoeker. Volgens mij geeft deze veel meer flexibiliteit om
mee te kunnen werken, in plaats van dat je een fax binnenkrijgt en bij
wijze van spreken aan het einde van de middag moet constateren dat je te
laat bent om nog een zienswijze in te dienen. Ik zie daar dus wel
degelijk een verruiming in.

Mevrouw Van Velzen (SP): Die mening deel ik niet. Ik zie nog steeds een
te volle procedure.

	U stelde net een kritische vraag over de Dublin-procedure, namelijk of
het terugclaimen van Dublin-claimanten tijdens de rust- en
voorbereidingstijd zou moeten gebeuren. Vreemde zin, het betekent
eigenlijk uitzetten naar het land waar de eerste aanvraag is ingediend.
Als u daar kritisch over bent, bent u dan van mening dat het niet zou
moeten gebeuren, en dat de staatssecretaris die Dublin-claimanten ook
zes dagen de rust zou moeten geven voordat de procedure en dus het
terugsturen in zouden moeten gaan?

De heer Anker (ChristenUnie): Ik kan me heel goed voorstellen dat op het
moment dat duidelijk is dat iemand onder de Dublin-procedure valt en dus
terug zou moeten naar het land van de eerste asielaanvraag, men daar
niet al te lange tijd mee wacht, en degene niet de hele procedure
instuurt. Ik vind dat een logische zaak. Op het moment dat
VluchtelingenWerk dit aankaart en zegt dat men even moet wachten, zijn
die mensen nog niet in de asielprocedure waardoor ze allerlei
randvoorwaarden en waarborgen missen. Daar moeten we wel scherp op zijn.
Ik ben erg van het meters maken en ik begrijp dat dit ook het idee is
achter dit voorstel van de staatssecretaris. Ik vraag dit omdat ik niet
wil dat wij een mooie procedure aan het maken zijn en dan over een
tijdje door het Europese Hof worden teruggefloten. Ik vind dat wij dat
op een goede manier moeten regelen. Het moge duidelijk zijn dat ik het
EVRM daarin niet als een last zie, maar als een groot instrument dat wij
hebben om de rechten van de mens in de gaten te houden. Ik neem dit heel
serieus.

Mevrouw Van Velzen (SP): De heer Anker zegt terecht dat deze wet op dit
punt niet bij het Europese Hof zou moeten stranden, maar de
staatssecretaris heeft al aangegeven dat ze daar geen enkele twijfel
over heeft. De wet is Europese-Hof-"proof", maar de heer Anker blijft
met twijfels zitten. Dan is het antwoord natuurlijk voorspelbaar. De
staatssecretaris gaat nog een keer zeggen wat ze ons al schriftelijk
heeft medegedeeld. Wat zijn de woorden van de heer Anker dan waard? Wat
gaat hij concreet ondernemen? Neemt hij eigen initiatief, komt hij met
voorstellen, amendementen, moties of wil hij nog een keer het al
geëffende pad bewandelen?

De heer Anker (ChristenUnie): Dat is altijd interessant. Ik doe het zelf
ook graag, vooruitkijken wat er allemaal precies gaat gebeuren. Ik stel
nu in dit wetgevingsoverleg een vraag aan de staatssecretaris. Ik
verwacht dat zij daar serieus op antwoordt. Ik weet niet of ik dat zo
moet gaan invullen zoals u dat nu al bij voorbaat invult. We zullen in
de tweede termijn zien wat nodig is. Die vraag is ons voorgelegd en ik
ben daar heel benieuwd naar.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik heb dezelfde vraag, en ik ben benieuwd
wat de fractie van de ChristenUnie in de tweede termijn zal zeggen.

De heer Anker (ChristenUnie): Blijkbaar weten de fracties van de SP en
GroenLinks al precies wat de staatssecretaris gaat zeggen.

	Dan kom ik bij het medisch advies. Het medisch advies moet sneller
duidelijkheid geven over eventuele medische aanvragen. Ik mis in de
stukken nog wel hoe de resultaten van het advies mee worden genomen in
het gehoor. Er wordt wel gezegd dat bepaalde indicaties eventueel worden
meegenomen voor een medische aanvraag. Maar iemand die getraumatiseerd
is, zou misschien wel verhoord kunnen worden, maar alleen onder speciale
omstandigheden, met een verhoorder die speciale instructies heeft
gekregen.

Eigenlijk datgene waarvoor de map bedoeld is, mis ik in deze
beantwoording. Er zou namelijk een meerwaarde voor iedereen in kunnen
zitten, dat mensen niet nodeloos blijven wachten op een procedure omdat
de IND niet weet hoe die ermee verder moet. Het is daarbij ook van
belang dat de IND wat schot krijgt in zo'n zaak. Ik krijg hierop graag
de reactie van de staatssecretaris.

	Een aantal fracties heeft het dilemma geschetst of je zo'n medische
adviesaanvraag wel verplicht mag stellen. Ik zie er ook wel wat
juridische bezwaren tegen, maar tegelijkertijd zou het iedereen helpen,
ook de asielzoeker zelf, als dit gebeurt. Is er op dit punt inderdaad
niet meer mogelijk? Ik zou het liefste hebben dat wij niet later te
horen krijgen van mensen: eigenlijk had ik ook nog wel wat klachten waar
ik eerder niet over heb gesproken. Dit soort zaken moet wel eerder naar
voren komen.

	Bij het eerste debat over de nieuwe asielprocedure in december hebben
wij ook gesproken over de opvang van rechtmatig verblijvenden. Het gaat
dan om mensen die aan het eind van hun asielprocedure zijn gekomen maar
die bijvoorbeeld nog een kind in procedure hebben of medische problemen
hebben. Het gaat om mensen die proberen terug te keren zonder dat het
lukt. Ofwel gaat het om schrijnende gevallen. De staatssecretaris heeft
december vorig jaar toegezegd om de mogelijkheden voor opvang van
categorieën anders dan de medische categorieën, ook mee te nemen in de
ex ante-uitvoeringstoets. Uit de stukken begrijp ik dat dit met de
medische groep is gebeurd maar ten aanzien van de andere groep lees ik
dat ernaar gekeken is maar dat er vooral principiële redenen zouden
zijn om deze groep niet op te vangen. Er zou dan onderscheid worden
gemaakt tussen de verschillende groepen reguliere aanvragers. Dit zijn
mensen die ons voor een voldongen feit stellen, namelijk dat zij in
Nederland zijn na een asielprocedure en dat onderscheid zou dan niet
gemaakt kunnen worden. Of ze hier nu mogen blijven of teruggaan, wij
hebben er alle belang bij dat deze mensen in beeld blijven. Als het
bijvoorbeeld gaat om de groep "buiten schuld" heb ik veel liever dat die
vanuit een opvangsituatie probeert terug te keren of dat vanuit die
opvangsituatie geconstateerd moet worden dat terugkeer niet lukt, dan
dat deze groep verblijft op straat of onder een brug. Ik vraag de
staatssecretaris nogmaals om serieus te kijken naar wat er mogelijk is
voor deze groep. Ze had dit overigens al toegezegd maar ik vraag dit
natuurlijk ook met het oog op de nieuwe procedure en tevens met in
achterhoofd datgene wat wij aan de gemeenten beloofd hebben, namelijk
dat wij zouden proberen de mensen in de procedure opvang te bieden zodat
ze geen gebruik behoeven te maken van de noodopvang. Dit is mijnerzijds
een serieus verzoek aan de staatssecretaris. Ik heb erover ook een motie
voorbereid. En als ik de vorige sprekers heb gehoord, ben ik op dat punt
niet de enige. Wat mij betreft proberen wij het uitgangspunt te laten
zijn dat wanneer deze mensen rechtmatig in Nederland zijn, ze opvang
krijgen. Ik begrijp heel goed de belangrijke slag om de arm die daarbij
gemaakt moet worden, in de zin dat het een aanzuigende werking kan
hebben en dat er misbruik van kan worden gemaakt. Oftewel het filter is
van cruciaal belang. Ik ben eerlijk gezegd niet echt overtuigd door de
principiële argumentatie van de staatssecretaris op dit punt. Die heb
ik niet eerder gehoord toen wij het hierover hadden. Het was weliswaar
twee weken geleden bij het debat over het generaal pardon aan de orde
maar voor de rest was het nieuw.

	Mijn volgende punt betreft de overgang van de algemene asielprocedure
naar de verlengde asielprocedure. Het criterium voor die overstap is
zorgvuldigheid. Op zichzelf zou het fantastisch zijn als wij ons daarmee
konden redden, maar mijn vraag is toch hoe dit nu precies tot stand
komt. Gaat alleen de IND erover of kan ook een advocaat zeggen: ik vrees
voor mijn cliënt in deze procedure en wil daarom een overstap maken
naar de verlengde procedure?

	Mijn laatste punt betreft de advocatuur. Wij weten dat er in Nederland
advocaten zijn die in het belang van hun cliënt handelen. Dat is ook
hun taak. Wij weten ook dat er juridisch adviseurs zijn die niet langer
advocaat zijn maar die het wel voor elkaar krijgen om tegen
onfatsoenlijke betaling mensen zo lang mogelijk in procedure te houden.
Het is ontzaggelijk storend dat deze adviseurs die beloven in dienst van
de rechtsstaat te handelen, dit helemaal niet doen. Is het niet mogelijk
op dit punt eisen te stellen, in de zin dat mensen die in de procedure
zitten gebruik moeten maken van een echte advocaat en niet van allerlei
sjoemelende figuren die dit soort dingen vanuit hun eigen bureautjes
doen voor woekerwinsten? Dit is een redelijk emotionele oproep
mijnerzijds aan de staatssecretaris om daaraan iets te doen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Normaal neem niet ik, maar
collega Pechtold geen deel aan deze commissie. Ik heb dit onderwerp de
vorige keer echter ook besproken en zal dat nu weer doen.

	Met de bespreking van dit wetsvoorstel ronden wij, althans voorlopig,
een traject af dat meer dan drie jaar geleden begon met de evaluatie van
de Vreemdelingenwet 2000 door de commissie-Scheltema. Deze commissie
constateerde een aantal problemen met de toepassing en uitwerking van
die wet, zoals de korte procedure in het aanmeldcentrum en de te lange
procedure na het aanmeldcentrum. De commissie adviseerde om een betere
balans te vinden tussen de gewenste snelheid en de zorgvuldigheid. Dat
is een moeilijke zoektocht. Dat zal het waarschijnlijk ook blijven. Een
moeilijke zoektocht is het ook naar een balans tussen enerzijds de
gevolgen die ons asielbeleid kan hebben voor de Nederlandse samenleving
en anderzijds de impact van ons beleid op het leven van individuele,
vaak kwetsbare personen. Daarom is een goede rechtsbescherming voor
asielzoekers en een zorgvuldige en snelle asielprocedure zo belangrijk.

	Dan de concrete invulling van het wetsvoorstel. Ik begin met een aantal
punten waar mijn fractie blij mee is. Ik noem het invoeren van een rust-
en voorbereidingstermijn, zodat asielzoekers beter voorbereid aan hun
procedure kunnen beginnen; de verbetering of invoering van de zogenaamde
ex nunc-toetsing waardoor actuele veranderingen in de situatie in het
land van herkomst of in ons eigen asielbeleid in een lopende procedure
kunnen worden meegenomen en het aantal herhaalde aanvragen kan worden
teruggedrongen; meer aandacht voor medische problematiek van asielzoeker
en het toekennen van een recht op opvang gedurende de nieuwe
vertrektermijn van vier weken.

	Tijdens het algemeen overleg dat wij verleden jaar hebben gehouden over
de kabinetsreactie op het rapport van de commissie-Scheltema, bracht ik
ook een aantal bedenkingen naar voren. Allereerst dat de verkorte
procedure in een licht gewijzigde vorm tot standaard wordt verheven. De
tweede is dat asielzoekers met te veel verschillende advocaten te maken
zouden kunnen krijgen. De derde dat het kabinet niet besloot tot
aanpassing van de marginale toetsing door de rechter.

	Ik begin met het eerste punt, de verkorte procedure als standaard. De
huidige AC-procedure, die ongeveer vijf dagen duurt, wordt licht
opgetuigd en verlengd tot acht dagen en krijgt in de nieuwe situatie de
naam "algemene asielprocedure". Met de suggestie dat dit de
standaardprocedure wordt, terwijl de AC-procedure als uitzondering
bedoeld was. Ik wil graag van de staatssecretaris horen hoe zij dat
ziet.

	Het vele wisselen van advocaat is het tweede punt. Uit het oogpunt van
zorgvuldigheid vind ik dat onwenselijk. Voor mij hebben verschillende
collega's het hier ook over gehad. Het lijkt mij heel relevant dat
asielzoekers een vertrouwensrelatie met een advocaat kunnen opbouwen en
zo veel mogelijk door dezelfde advocaat worden bijgestaan. Als je dat
niet doet, lijkt mij dat uit het oogpunt van zorgvuldigheid niet zo
handig. De staatssecretaris heeft een deel van mijn zorgen hierover
weggenomen door asielzoekers de mogelijkheid te bieden naar hun advocaat
toe te reizen en een spreekuurvoorziening in te bouwen. Dat klinkt op
papier wel heel erg mooi, maar in de praktijk zal dat toch tot allerlei
problemen leiden. Een asielzoeker met een paar ov-bewijzen en een
routebeschrijving op pad sturen naar zijn advocaat, klinkt makkelijk,
maar lijkt mij in de praktijk toch niet zo eenvoudig. Wat zijn de
consequenties voor de continuïteit van de rechtsbijstand als er
vertragingen optreden in een bepaalde fase van de procedure? Waarom zou
de advocaat niet naar de persoon komen die asiel heeft gevraagd?

	Dan de marginale toetsing. Voor mijn fractie is die heel belangrijk. Om
de rechtsbescherming van asielzoekers te verzekeren, is voldoende
effectieve controle op de IND noodzakelijk. Dit is soms letterlijk van
levensbelang. Dat weet de staatssecretaris ook. De rechtbank moet zich
wat mijn fractie betreft, niet beperken tot die marginale toetsing. Om
te weten of het oordeel van de IND omtrent de geloofwaardigheid van het
asielrelaas klopt, moet de rechter een volledige toetsing doen.

Ook het gebruik maken door de rechter van zijn onderzoeksbevoegdheid in
asielzaken is door de afdeling ingeperkt. Het gevolg daarvan is dat de
rechter het oordeel van de IND omtrent de feiten moet accepteren tenzij
dat evident onjuist is of de IND procedurele fouten heeft gemaakt.
Zekerheid is er in asielzaken zelden. Mijn fractie vindt dat het
uiteindelijk aan de onafhankelijke rechter moet zijn om te bepalen of
het standpunt van de IND of dat van de asielzoeker het dichtst bij de
waarheid ligt, niet aan de IND zelf. Het is ook de basis van ons
rechtstelsel dat de rechter bij uitstek degene is die oordeelt over de
vraag of iets klopt of niet.

	Een volledige toetsing kan ook helpen bij het terugdringen van het
aantal herhaalde asielverzoeken. Om die reden deed ik de interruptie in
het betoog van de heer Van Haersma Buma. Het kabinet is bang dat dit een
aanmerkelijk groter belang op de middelen van de rechter zal betekenen.
Op dit punt verwijs ik naar het advies van de Raad voor de Rechtspraak
over het initiatiefvoorstel, waarin de volle toetsing is opgenomen. De
Raad raamt de benodigde extra middelen op ongeveer 1 mln.; om precies te
zijn, op 1.124.000 euro per jaar. Naar verwachting zal juist die
zorgvuldigheid ervoor zorgen dat herhaalde aanvragen niet plaatsvinden.
Dat aspect wordt ten onrechte niet meegenomen. Ik vraag de
staatssecretaris om daarop te reageren.

	Ik noem ten slotte nog een aantal bedenkingen. Verschillende
woordvoerders hebben al gesproken over AC Schiphol. Voor asielzoekers in
AC Schiphol zal de eerste jaren geen rust en voorbereidingstijd gelden.
Zij komen in een nadelige positie. Dit brengt naar mijn idee
rechtsongelijkheid met zich mee. Ik hoor graag een reactie hierop. Om
welk deel van de asielzoekers gaat het? Hoe beoordeelt de
staatssecretaris dit?

	In de nota van wijziging die wij op 25 november ontvingen, wordt de
mogelijkheid geopperd om tijdens de rust- en voorbereidingstijd een
Dublin-claim te leggen. De asielprocedure is dan volgens de
staatssecretaris nog niet begonnen. De waarborgen in de
Dublin-verordening zijn dan dus nog niet van toepassing. Ik vind dat
nogal raar. Waarom is de staatssecretaris niet van mening dat dit
voornemen in strijd is met de verordening? Waarom heeft zij hiertoe
besloten? Waarom heeft zij dat zo laat gedaan?

	Voorzitter, ik kom tot een conclusie. Het kabinet streeft naar een
nieuwe balans tussen snelheid en zorgvuldigheid in de asielprocedure.
Mijn fractie steunt het merendeel van de voorstellen daartoe. Op een
paar punten, met name op dat van de marginale toetsing, mis ik nog een
stap. Het kabinet wil een toekomstbestendige asielprocedure en dat lijkt
mij een goed streven. De vraag is echter of die met het huidige voorstel
wordt bereikt. Het Europese beleid is volop in beweging, wat
waarschijnlijk op korte termijn een nieuwe wijziging zal vergen. Het is
sowieso belangrijk om in de komende jaren de vinger aan de pols te
houden en na te gaan hoe de voorstellen van het kabinet in de praktijk
uitwerken. Wanneer verwacht de staatssecretaris de volgende evaluatie te
houden? Welke vorm zal die hebben? De heer De Krom sprak hier al over.

	In relatie tot die marginale toetsing hebben de D66-leden Pechtold en
Van der Ham een wetsvoorstel opgesteld. Dat wetsvoorstel is echter
breder en daarom is mijn fractie van plan om op het punt van de
marginale toetsing een amendement in te dienen, samen met de fractie van
de SP. Ik hoop dat wij dit kunnen regelen.

De voorzitter: Het woord is aan de heer Spekman van de PvdA-fractie.

**

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij vandaag
bespreken, heeft belangrijke doelen: snellere en zorgvuldigere
procedures, beperking van de hoeveelheid herhaalde aanvragen en
beperking van het rechtmatig verblijf in de bijzondere opvang. Een
aantal zaken heeft onze volle steun. Wij steunen de maatregelen in het
wetsvoorstel. Als het gevolg van de voorstellen wordt de verkorte
asielprocedure zorgvuldiger en kunnen er meer asielaanvragen in de
verkorte procedure worden afgehandeld. De totale duur zal naar
verwachting met drie maanden worden beperkt. Wij zijn positief over de
voorgestelde rust- en voorbereidingsperiode. Wij hebben daar vorig jaar
overigens in ongeveer dezelfde periode hierover ook gedebatteerd. Wij
vinden die echt een verbetering.

	Wij zijn verder positief over de mogelijke opvang van asielzoekers die
tegen een afwijzing in de verkorte procedure bij de rechtbank in beroep
zijn gegaan. Dat is een reële verbetering die gesleep met mensen naar
en uit de opvang voorkomt. Ook zijn wij positief over de uitvoering van
de motie-Spekman.

Het is hier namelijk niet altijd vanzelfsprekend dat een motie wordt
uitgevoerd. Dat is mij ondertussen wel opgevallen. Ik ging er altijd van
uit dat een motie werd uitgevoerd. Vandaar dat ik blij ben dat dit nu
wel gebeurt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Mogen wij dit in andere debatten
citeren? Ik vind dit namelijk een mooie uitspraak.

De voorzitter: U mag altijd citeren.

**

De heer Spekman (PvdA): Ik heb mij er hier over verbaasd dat niet alle
moties worden uitgevoerd. De meeste moties halen het overigens niet; dat
is het verschil.

De voorzitter: Gaat u door met uw betoog, mijnheer Spekman.

**

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Er is een aantal punten waarbij wij
kritisch zijn. Op een aantal zal ik ingaan; een aantal andere punten is
al benoemd door de collega's. Ik zijn mijn inbreng beëindigen met twee
hoofdpunten voor ons. Dat zijn de hoeveelheid herhaalde aanvragen met
daaraan gekoppeld de vraag of wij daar nog meer aan kunnen doen en de
positie van het kind in de wetgeving.

	Allereerst wil ik ingaan op het volgende punt: geen mensen op straat
die hebben meegewerkt aan hun terugkeer, maar die niet kunnen
terugkeren. Wij hebben in dit verband aan de hand van een aantal
casussen ook een aantal vragen gesteld over deze mensen. Evenals de heer
De Krom heb ik op tv de documentaire gezien over de werkwijze van de
IND. Ik moet zeggen dat ik onder de indruk was van de zorgvuldigheid
waarmee gewerkt werd. Het valt of staat er echter mee, ook het draagvlak
in het land voor de wetgeving die wij met elkaar vaststellen, of wij
erin slagen om de hoeveelheid mensen die op straat belanden tot een
minimum te beperken. Dat hangt weer samen met de hoeveelheid mensen die
terugkeren. Ook mevrouw Van Velzen heeft hierover gesproken.

	Uiteindelijk vind ik het wel cruciaal om geleidelijk meer grip te
krijgen op het tijdstip waarop wij zeggen: deze mensen hebben het echt
aan zichzelf te wijten en zij komen door hun eigen gedrag op straat te
staan, waarmee zij in een kommerrijke situatie belanden. Sommige mensen
met een warm hart zeggen daarvan: dat moet toch echt anders. Ik ben er
dan ook voor, als wij mensen maximaal een eerlijke kans bieden op een
verblijf in Nederland als asielzoeker. Als die mensen die kans niet
blijken te hebben, moet het terugkeerbeleid veel strakker gevolgd
worden.

	Op het volgende punt zijn wij ook kritisch. Daarover is een aantal
brieven geschreven. Tevens heeft een aantal collega's dit punt benoemd.
Ik doel op de brief van Amnesty, alsook een brief van de groep Vrouwen
Tegen Uitzetting. Dit punt is ook terug te vinden in de EAUT. Het gaat
dan over de positie van medische aspecten, vooral over traumatische
ervaringen, zoals verkrachtingszaken in het land van herkomst. Het gaat
ook een beetje over de interpretatie van het Istanbul-protocol. Je ziet
dan hoe moeilijk het is om die zaken in de beginfase mee te wegen, dus
om bij het begin te bedenken hoe wij dat zo zorgvuldig mogelijk doen.

	In de EAUT, de uitvoeringstoets, wordt aangegeven dat de map daar een
heel geschikte methode voor heeft. Collega Azough heeft daar zojuist
over gesproken en, als ik mij niet vergis, collega Anker. Ik zou graag
zien dat er toch meer gebeurt dan tot nu toe in de wet ter zake is
omschreven. Er wordt gekeken naar de aanbevelingen uit de EAUT. Ik noem
ook de brief van Amnesty inzake de medische aspecten die vooral te maken
hebben met traumatische ervaringen of met marteling.

	Wat het volgende punt betreft, kan ik mij volgens mij aansluiten bij
mevrouw Van Velzen van de SP. Zij heeft gesproken over de procedure van
Schiphol; zij wil die zo veel mogelijk gelijk schakelen, in ieder geval
betreffende het medisch advies. Dat is volgens mij belangrijk.

	Over een ander punt is zelfs al even kort aan de orde geweest in een
interruptiedebatje tussen mevrouw Van Velzen en de heer Anker. Daarbij
gaat het over de dubbeling in claims, als het asielverzoek nog niet is
ingediend. Anders gelden waarborgen van de Europese asielrichtlijnen.
Dat kan een probleem zijn. Dat was ook het probleem waar de heer Anker
zojuist naar verwees en waarover hij een vraag stelde. Dat vinden wij
een serieus probleem. Ik snap dus wel de doelstelling van de
staatssecretaris en die steun ik volmondig. Met mijn boerenverstand zou
ik dan ook zeggen: ja, dat is ook volstrekt logisch; hoe eerder je het
doet, des te beter. Alleen, als de asielzoekers aan de andere kant weer
bescherming mislopen waar zij op zich wel recht op zouden moeten hebben,
omdat anders andere dingen weer mis gaan, is dat ook weer te betreuren.
Daarom vraag ik de staatssecretaris hoe zij daarmee denkt om te gaan.

Mevrouw Van Velzen (SP): Voordat wij in een totale herhaling vervallen,
wil ik opmerken dat ik aanneem dat de heer Spekman de stukken wel
gelezen heeft. Hij heeft toch ook de overduidelijke antwoorden van de
staatssecretaris gezien? Ik wil hem dan ook dezelfde vraag stellen die
ik aan de heer Anker heb voorgelegd. Ik hoop wel dat hij een ander
antwoord kan geven dan de heer Anker. Wat gaat de heer Spekman dan doen?

De heer Spekman (PvdA): Ik had al bedacht dat u mij die vraag zou
stellen. Ik nam mij voor, te antwoorden: ik sluit mij aan bij mijn
collega Anker. Wij zijn nu met elkaar in debat. Mij is dat zeker
opgevallen. Juist omdat het mij is opgevallen en omdat ik ook de brief
van VluchtelingenWerk Nederland zeer serieus neem, vraag ik de
staatssecretaris nog een keer dringend hoe zij dat dilemma denkt op te
lossen. Er is immers sprake van een dilemma. Daar zit de asielwetgeving
overigens vol mee.

Die wetgeving zit constant vol met dilemma's, want hoe barmhartiger we
worden, hoe meer er misbruik zal worden gemaakt, waardoor het draagvlak
weer in elkaar zakt. Zo blijf je heen en weer gegooid worden binnen de
asielwetgeving, die van dilemma's aan elkaar hangt. Uiteindelijk is de
bodemlijn dat mensen die terecht gebruik maken van of een beroep doen op
de asielprocedure, bescherming genieten en wij voorkomen dat mensen die
terecht asiel aanvragen door krakkemikkige procedures of beroerde opvang
mensonwaardig worden behandeld. Dat zijn de dilemma's die je in de
asielwetgeving constant zult tegenkomen. Zo ook op de laatste twee
punten die ik belangrijk vind.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik begrijp dat de heer Spekman zegt dat hij
een dilemma voorziet en dat de staatssecretaris daarop moet antwoorden.
Ik hoor graag van hem welke oplossingsrichting de staatssecretaris moet
kiezen in dit dilemma en welk principe hij daarin centraal wil stellen.

De heer Spekman (PvdA): Het meest botte is ook het meest gemakzuchtige,
dus daar kies ik niet vanzelfsprekend voor. Als je die bescherming zo
belangrijk vindt, en die vind ik belangrijk, leg je geen Dublin-claims
op het moment dat er nog geen asielverzoek is ingediend. Ik begrijp ook
dat dan gelijk een procedure in gang moet worden gezet, dat er opvang
moet worden geregeld, dat dit kosten met zich meebrengt en dat het
uiteindelijke resultaat hetzelfde is, namelijk dat de persoon terug moet
naar het land van herkomst. Ik zoek dus naar een derde weg en ik weet
niet of die er is, maar ik vraag uitdrukkelijk aan de staatssecretaris
om naar die derde weg te zoeken, daar meerdere partijen hier aan tafel
dat zo belangrijk vinden.

	Wij vinden het cruciaal dat wij hier zorgvuldige procedures hebben. Ik
ben geen voorstander van herhaalde aanvragen, omdat ik vind dat
herhaalde aanvragen heel vaak tot niets leiden. Ik ben meer voor extra
zorgvuldigheid bij de eerste procedure dan voor herhaalde aanvragen. Ik
wil mij echter altijd houden aan internationaalrechtelijke verdragen. Ik
zie alleen dat herhaalde aanvragen op dit moment vaak worden gebruikt om
te rekken en dat leidt uiteindelijk tot niets, niet voor ons als land
maar ook niet voor de meeste asielzoekers. Ik zoek nu naar wat er extra
mogelijk is bovenop wat de staatssecretaris voorstelt. Voor de herhaalde
asielaanvragen maakt het wetsvoorstel een aantal keuzen. De rechter mag
meer zaken meenemen in het beroep, dat is ontzettend belangrijk en goed,
en medische aspecten worden eerder betrokken in de procedure. Dat is ook
ontzettend goed. Ik heb zojuist al gezegd wat er op dat gebied extra zou
moeten.

	Wij hebben bedacht dat er eventueel een aantal zaken extra mogelijk
zijn. Je zou kunnen zeggen dat aanvragen misschien minder vaak in
Nederland moeten worden afgewacht, je kunt de afdoening iets versoberen,
je kunt iets doen met het versimpelen van inhoudelijke beoordelingen en
zo kun je nog een aantal keuzen maken. Ook bij de rechtmatige aanvragen
kun je keuzen maken en ook daar worden keuzen gemaakt in het
wetsvoorstel, maar ook daar zijn er andere opties om aanvragen te
voorkomen. Je moet dit altijd doen vanuit het principe dat je ervoor
zorgt dat mensen die met recht en reden een aanvraag doen, voldoende en
zorgvuldig behandeld worden.

	We hebben een aantal zaken in voorbereiding om een motie of een
amendement in te dienen. De eerste gaat erover dat het aantal
rechtsmiddelen dat tegen een afwijzing van een herhaalde asielaanvraag
wordt ingediend, wordt teruggebracht. Het gaat dan om de afwijzing van
een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel op grond
van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000. Als er na een eerdere
onherroepelijk geworden afwijzing door de staatssecretaris van Justitie
van deze asielaanvraag, aan een tweede aanvraag op grond van hetzelfde
artikel 29 door de asielzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden ten
grondslag worden gelegd, kan de staatssecretaris die aanvraag versneld
afwijzen. In dat geval is sprake van een afwijzing van een herhaalde
asielaanvraag. Volgens een amendement dat wij in voorbereiding hebben,
kan er maar maximaal een keer bij de rechter worden geprocedeerd.
Daarmee breng je een versobering aan die wel mogelijk is. Ik hoor hierop
graag een reactie van de staatssecretaris.

	Een andere optie zou kunnen zijn om de regelgeving zodanig te wijzigen
dat de mogelijkheden worden beperkt om beslissingen op herhaalde
asielaanvragen en reguliere vervolgaanvragen af te wachten, niet-zijnde
aanvragen voor verblijf op medische gronden in Nederland die moeten
worden afgewacht.

Dat kun je doen voor een aantal situaties, waarbij bijvoorbeeld sprake
is van een derde asielaanvraag, waarbij de eerste, afgewezen
asielaanvraag langer dan een jaar voor het indienen van een nieuwe
aanvraag onherroepelijk is geworden en -- een aantal van dat soort
voorwaarden kun je bedenken -- een vreemdeling binnen een week voor zijn
geplande vertrek een nieuwe aanvraag indient. Dat is een andere optie.
Ook daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

	De laatste is nog ingewikkelder. Die verzoekt namelijk het kabinet om
met het oog op de beperkte, herhaalde aanvraag een vervolgaanvraag te
onderzoeken en de Kamer misschien te informeren over een aantal
mogelijke concrete maatregelen om de vergoeding van de rechtsbijstand in
vreemdelingenzaken in uitzonderlijke situaties te beperken, bijvoorbeeld
wanneer er sprake is van een derde of vierde verblijfsaanvraag of een
kansloze aanvraag. Wat ik daar zelf lastig aan vind, is dat wij
natuurlijk zoeken naar methodes om het aantal herhaalde aanvragen te
beperken en het kaf van het koren te scheiden. Ik steek mijn hand ervoor
in het vuur dat 99% van de asieladvocaten het werk naar eer en geweten
doet en het ook supergoed doet. Wij mogen trots zijn dat wij zo veel
mensen hebben die voor dit vakgebied hebben gekozen en het ook zo goed
doen. Maar er is een deel -- daarin sluit ik mij wel aan bij collega
Anker -- van de advocatuur die bewust probeert mensen alleen maar te
werven en dan vervolgens eigenlijk kansloze exercities met hen aangaat.
En die hun ook inspreekt dat zij dan echt nog wel een kans hebben. Dat
vind ik vrij hopeloos. Ik zoek naar een methode om voor dat deel de
stimulans weg te halen om weer een herhaalde aanvraag in te dienen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Volgens mij haal je die stimulans gewoon weg
met een goede inhoudelijke procedure aan het begin van de
asielprocedure. Dan heb je alle informatie en dan kunnen mensen ook
terecht op basis van internationale verdragen nog een zaak aanspannen.
Dan kun je daar snel over beslissen. Ik hoor u worstelen. U zegt zelf
dat het nu nog ingewikkelder wordt, maar wij kunnen het toch simpel
maken door gewoon een goede startprocedure te hebben waardoor informatie
op tafel ligt en de rechter gewoon snel besluiten kan nemen over welke
aanvrage dan ook? Daarmee hoeven wij toch niet te gaan schuren tegen de
randen van internationale verdragen om te kijken of wij nog procedures
kunnen afschaffen? Ik zie niet waarom u het nu zo ingewikkeld maakt.
Bent u dat met mij eens?

De heer Spekman (PvdA): Ik heb heel veel vragen gesteld, juist over deze
situatie. In de nota naar aanleiding van het verslag komen eigenlijk
alle antwoorden erop neer dat we ons maximaal inspannen en dat onze
verwachting positief is. Maar niets wordt omschreven in getallen en
uiteindelijke resultaten. Hoe zorgvuldig wij ook zijn, er kan één
persoon zijn die advocaat is en die toch een belang ziet om iemand aan
het lijntje te houden. Het gaat dan om een kwetsbaar mens, ook als het
geen echte asielzoeker is, want hij of zij is niet voor zijn of haar lol
gevlucht. Dus als zo'n advocaat hoop in het hoofd van die persoon duwt
dat hij echt nog een kans heeft om hier te blijven, is waarschijnlijk
dat hoop in het hoofd duwen vrij succesvol. Ik heb het dus niet over al
die advocaten die het werk naar eer en geweten doen, wat echt overwegend
zo is. Er zullen altijd mensen blijven die die hoop in die hoofden van
die mensen weten te brengen, en dat zorgt volgens mij ook voor herhaalde
aanvragen. Dus ik ben voor die zorgvuldigheid. Ik heb de verwachting dat
je vooral met het medische meenemen echt veel kunt voorkomen. Maar ik
weet zeker, ook gezien de antwoorden die ik heb gekregen, dat dat nooit
voldoende zal zijn. Ik wil dat meer doen, want hoe beter wij erin slagen
om herhaalde asielaanvragen te voorkomen, hoe menswaardiger onze opvang
zal worden en hoe groter het draagvlak zal zijn in ons land om die echte
asielzoekers, niet alleen nu, maar ook morgen en overmorgen en ongeacht
welk kabinet er ooit komt, welkom te heten in Nederland. Dat gaat mij
aan het hart.

Mevrouw Van Velzen (SP): Het is toch niet de herhaalde aanvraag die het
probleem is? Het gaat erom dat het dossier zo volledig moet zijn dat er
gewoon een snel besluit kan komen. Wanneer bij de procedures waar u het
over heeft -- die bestaan inderdaad wel degelijk, waarin mensen zouden
kunnen weten dat het zinloos is -- dan snel een negatief besluit komt,
haal je daarmee ook de prikkel voor andere mensen weg om zinloze
procedures aan te spannen. Dat hangt allemaal op de zorgvuldigheid van
die algemene basisprocedure.

De heer Spekman (PvdA): Die is ontzettend belangrijk, dus dat onderken
ik, maar dan ga je vervolgens nog steeds naar de rechter en moet je
wachten tot je daar weer aan de beurt bent. Dus dat vraagt allemaal toch
tijd. Dan kan het nog een keer en tot op het laatste moment. Wij vinden
volgens mij allemaal dat wij mensen kansen moeten bieden via een
eerlijke en zorgvuldige procedure om hier te blijven en dat wij zo veel
mogelijk moeten proberen om geen valse hoop te geven aan mensen. Of je
hebt hier de kans om een echt leven op te bouwen, of je moet terug naar
je land van herkomst, maar niet die heel lange, grijze tussenfase.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Het verbaast mij dat de heer Spekman in
zijn voorstellen niet kiest voor de 99% die zijn werk oprecht doet en
die rechtmatig, gelegitimeerd gebruik maakt van de procedures. Hij laat
die in de steek door ervoor te zorgen dat de procedures zo ingeperkt
worden dat hij die ene procent aanpakt. Is hij niet bang dat hij juist
al die mensen die zo hard werken, die het op een goede en zorgvuldige
manier doen en die gelegitimeerd gebruik maken van de juridische ruimte,
op deze manier pakt?

De heer Spekman (PvdA): Nee, volgens mij pak ik niemand. Ik zoek alleen
naar een mogelijkheid om het aantal malen dat iemand een herhaalde
aanvraag kan doen, te beperken. Nogmaals, met respect voor de
internationale afspraken die we daarover hebben gemaakt, maar wel met
een schuin oog naar het resultaat dat we willen behalen ben ik voor een
heel snelle procedure die zorgvuldig is en mensen een eerlijke kans
geeft. Daarom is de PvdA ooit voor de volle toets geweest. Dat hebben
wij uitgesproken bij de eerste bijdrage over het initiatiefvoorstel van
D66. Dus zorgvuldig, volledig, maar niet eindeloos, want dan houden we
mensen en onszelf ook aan het lijntje.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ik ben blij dat de PvdA wederom uitspreekt
dat de volledige toets gesteund zal worden. Mijn vraag betreft iets
anders. Ik begrijp het dilemma van de heer Spekman wel, maar er zijn nu
eenmaal advocaten die hoop bieden aan mensen die minder kennis hebben
van het recht. Dat is ook bij letselschade en echtscheidingen het geval.
Er zal altijd een aantal zijn dat het voor de rest, die het heel goed
doet, verziekt. Hoe wil de heer Spekman dat vormgeven? En gaat hij dan
ook op al die andere rechtsgebieden uitzoeken hoe je advocaten kunt
aanpakken die misbruik maken van het geloof in een goede afloop bij
cliënten. Ik vind dat een beetje moeilijk.

De heer Spekman (PvdA): We zitten hier voor de aanpassing van de
asielwetgeving met als hoofddoelstelling -- en die is ook afgesproken in
het coalitieakkoord -- te proberen het aantal herhaalde aanvragen zoveel
mogelijk te beperken. Ik probeer te bedenken hoe we zoveel mogelijk de
herhaalde aanvragen kunnen beperken, zonder dat we afbreuk doen aan de
faire en ook heel belangrijke kans dat mensen hier kunnen blijven. En
zonder brokken te maken en mensen terug te sturen die met recht en reden
asielzoeker zijn en hier een veilig heenkomen hebben gezocht. Daar zoek
ik naar, daar blijf ik naar zoeken en daar doe ik voorstellen voor, het
liefst zonder aan de zorgvuldigheid af te doen, want daar ligt mijn
piketpaal.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik heb een aanvullende vraag. Ik verbaas
mij over het feit dat de PvdA zegt dat het hoofddoel het voorkomen van
herhaalde aanvragen is. Ik was in de veronderstelling dat de
hoofddoelstelling was dat er een zorgvuldiger procedure zou komen, die
bestendig was en beter bestand was tegen mogelijke nieuwe feiten. Een
betere ex nunc toetsing dus en dat er daardoor minder herhaalde
aanvragen zouden komen. Ik vind het een beetje vreemd dat de PvdA dat nu
omdraait ten koste van én de advocaten/rechtsbijstandverleners die hun
werk goed doen én van de asielzoekers die terecht gebruik maken van de
juridische ruimte die asielprocedures moeten bieden.

De heer Spekman (PvdA): Ik doe nergens afbreuk aan. Ik heb in het begin
al gezegd wat de belangrijkste doelen waren van dit wetsvoorstel.
Hoofddoel was ook de zorgvuldige procedure. De achtergrond daarvan was
om herhaalde procedures te voorkomen. Waarom nemen we bij het begin al
die medische gegevens en medische zaken mee en kijken we wat er aan de
hand is? Dat is om niet iedere keer daarna ook nog een medische
procedure te krijgen. Ik vind dat ontzettend belangrijk, omdat de mensen
anders toch weer langer in onzekerheid verkeren. Ik ben er altijd voor
geweest, en dat zal ik ook altijd blijven, om zo snel mogelijk op een
eerlijke en goede manier duidelijkheid te geven aan mensen. Wat wij in
Nederland heel vaak doen en wat we tot nu toe, ook met de huidige
asielwetgeving hebben gedaan, is dat we mensen aan het lijntje houden en
dat we hoop in het hoofd stoppen. Heel vaak doen heel veel mensen met
recht een beroep op een herhaalde procedure. Heel veel mensen krijgen
via die herhaalde asielprocedure alsnog het gelijk van de rechter. Dat
bewijst dat de huidige asielprocedure niet goed genoeg is en dat die
moet worden verbeterd. De procedure moet zorgvuldiger en beter. We halen
de eerste herhaling er niet uit, maar op een gegeven moment kan de
procedure stoppen en moet je gebruik maken van een aantal slimme dingen
om de slechte advocaten een prikkel te geven. Zij mogen niet zo
makkelijk en gemakzuchtig doen.

De goede advocaten die wat dat betreft hun kans zien, kunnen het altijd
doen, want die krijgen een en ander gewoon bekostigd.

	Dan de keerzijde van het wetsvoorstel. Je wilt misbruik voorkomen, maar
het is ook belangrijk dat er erkenning komt voor de positie van het kind
in de asielwetgeving. Nederland heeft het kinderrechtenverdrag
ondertekend, ook Europees, maar een en ander staat niet in de
asielwetgeving. Wij dienen daarom een amendement in om ervoor te zorgen
dat, als kinderen hier al lang zijn, zeg tien jaar, in de leeftijd
tussen nul en achttien, en als de overheid heeft gefaald door zich niet
te houden aan de afgesproken procedures en bijvoorbeeld ook een dwangsom
heeft opgelegd gekregen, op een bepaald moment een knoop wordt
doorgehakt, hoe moeilijk dat ook is. Misschien zijn de PVV en de VVD
daar niet enthousiast over, maar een kind mag niet de dupe worden, noch
van falend ouderschap, hoe moeilijk dat ook is, noch van een falende
overheid, wat de consequenties daarvan ook zijn. Daar creëert uiteraard
wel een dilemma, want zo'n kind kan een ticket voor een verblijf zijn en
er kan dan nodeloos worden getraineerd. Daarom zoek ik naar een weg
waarlangs wij dat traineren kunnen voorkomen, maar als mensen dat niet
doen, als zij gebruik maken van de bestaande procedures, maar te maken
krijgen met een overheid die haar verplichtingen niet nakomt,
bijvoorbeeld omdat zij een zaak die bijna voor de rechter komt,
terugtrekt en dan weer een jaar wacht voordat de zaak opnieuw bij de
rechter wordt gebracht, dan kies ik voor het belang van het kind. Dat
amendement is inmiddels onderweg. Ik krijg er graag een reactie van de
staatssecretaris op.

De heer De Krom (VVD): De heer Spekman is voor volle toetsing. Dat
betekent dat hij de argumentatie van de staatssecretaris in de stukken,
erop neerkomend dat dit geen goed idee is -- een en ander is zojuist ook
eloquent verwoord door de collega van het CDA -- niet deelt. Is de heer
Spekman voornemens een amendement op artikel 83 in te dienen? Ik neem
aan, als hij dat niet doet, dat hij het initiatiefwetsvoorstel van D66
op dit punt steunt.

De heer Spekman (PvdA): Wij hebben naar aanleiding van het
initiatiefwetsvoorstel vragen gesteld. Nu is het het
initiatiefwetsvoorstel-Pechtold/Van der Ham, maar destijds heette het
anders. Wij hebben toen aangegeven dat wij daarvoor waren.

De heer De Krom (VVD): De uitvoerige argumentatie van de
staatssecretaris waarom dit geen goed idee is, wijst de heer Spekman dus
af, maar waarom komt hij dan niet met een amendement? Het mag overigens
duidelijk zijn dat ik het in dit geval eens ben met de regering en met
collega Van Haersma Buma.

De heer Spekman (PvdA): Ik heb mij destijds voorstander betoond van het
initiatiefwetsvoorstel. De heer Pechtold was daarmee bezig, dus ik heb
dat afgewacht. Ik hoorde zojuist van mijn buurvrouw dat zij bezig is met
amendementen en misschien met het initiatiefwetsvoorstel, dus ik wacht
een en ander af. Ik ben voor een volle toets. Neem het voorbeeld van de
herhaalde aanvraag. Als je het beperkt tot één toets, zodat er niet
van rechter naar rechter kan worden gedaan, dan is het op een gegeven
moment over en uit. Dat is veel zorgvuldiger.

Mevrouw Van Velzen (SP): De heer Spekman spreekt over de positie van het
kind in de asielprocedure. Wij wachten al heel lang op een notitie van
het kabinet over de positie van het kind in de asielprocedure. Eerst zou
die voor de zomer komen, toen voor de herfst, en nu voor het kerstreces.

Mag ik ervan uitgaan dat het amendement dat u aankondigt dus een
PvdA-solo is en dat u uit de veilige boezem van de coalitieamendementen
stapt? Vindt u het nodig om het kabinet op te schudden op dit punt?

De heer Spekman (PvdA): De moties over de ex-ama’s en over de medische
opvang van asielzoekers heb ik alle ingediend. Ook bij dit amendement
volgen wij onze overtuiging. Ik hoop dat het amendement op steun kan
rekenen van de Kamer. Het is nu in ieder geval medeondertekend door de
heer Anker, maar ik hoop dat collega Van Haersma Buma het ook zal
steunen. Als het door de coalitie wordt ingediend, is er niets mis mee.
Ik ben uit op het creeren van meerderheden in de Kamer en ik wil gaan
waarvoor ik geloof. In dit geval is dat uiteindelijk een keer bodem in
de asielwetgeving, dat je kinderen de dupe laat zijn van een falende
overheid.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik juich elke verbetering van de positie van
het kind in een asielprocedure toe, want dat is heel hard nodig. Ik hoor
de heer Spekman spreken over amendementen die hij met anderen
voorbereidt. In de regel zijn dat de coalitiepartijen en wordt de
oppositie hierin niet gekend. Ik vraag mij hardop of de heer Spekman
steun nodig heeft van de oppositie in dezen. Ik vrees namelijk van wel.
Ik vrees dat het CDA hem niet steunt in dezen. Dient hij dit amendement
namens de PvdA-fractie in of is hij bereid iets verder te kijken dan
zijn eigen partij en de coalitiepartijen?

De heer Spekman (PvdA): Het amendement is al ingediend.

De vergadering wordt van 18.30 - 19.15 uur geschorst.

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. De Vreemdelingenwet 2000 is die
gaan heten, maar ik weet dat de behandeling in de Tweede Kamer in 1999
was, inmiddels zo'n tien jaar geleden. Tien jaar hebben wij de werking
in de praktijk mogen zien van de nieuwe Vreemdelingenwet, die veel goeds
heeft gebracht. Maar met tien jaar ervaring ben je ook in staat om aan
te geven waar de wet in de praktijk tekortkomingen laat zien. Misschien
waren die er al vanaf het begin en misschien is de wet in de praktijk
anders gaan uitwerken dan was bedoeld. Het biedt ons in ieder geval de
gelegenheid om nu, met de eerste grondige verbouwing van het huis van de
nieuwe Vreemdelingenwet 2000, na deze wijziging de oude
Vreemdelingenwet, te kijken hoe wij met deze wetswijziging de doelen die
wij onszelf hebben gesteld maximaal kunnen dienen.

	De wet heeft belangrijke verbeteringen gebracht wat betreft de
overzichtelijkheid van procedures, die gestroomlijnd zijn en het type
beslissingen, waarbij dubbels eruit zijn gehaald. Doordat een hoop
onterechte procedures werden gevoerd, liep de hele toelatingsmachinerie
en ook de opvang- en terugkeermachinerie vast. Wij hebben daarin
verbeteringen aangebracht waarvan wij vandaag de dag nog steeds veel
profijt hebben. Vandaag de dag leven er nog steeds vragen en bezwaren
rondom de duur en de zorgvuldigheid van de asielprocedure. Dat werkt
twee kanten op.

	Aan de ene kant is de vraag in hoeverre wij in staat zijn om de
kansarme dan wel kansloze aanvragen al aan het begin eruit te filteren
om de kansrijke aanvragers, die met recht een beroep doen op
bescherming, dat recht te geven. Aan de andere kant is er de
zorgvuldigheid voor de asielzoeker, zodat hij weet dat procedures, die
altijd kort zullen moeten zijn, niet ten koste gaan van bijvoorbeeld
zijn recht op rechtsbijstand en bijstand door organisaties die zich
terecht bekommeren om het lot van deze mensen, die om welke reden dan
ook een bestaan in Nederland zoeken.

	De heer Van Haersma Buma verwees naar het coalitieakkoord, waarin dit
kabinet heeft geprobeerd de balans te zoeken in de maatregelen die in
ieder geval in deze vier jaar moesten worden genomen op het terrein van
asiel, te beginnen met het generaal pardon. Dat blok aan ons been moest
eerst weg. Vervolgens konden wij kijken hoe wij toekomstgericht een
nieuwe wet kunnen maken die precies dat doet: kijken naar de duur en de
zorgvuldigheid van de procedure met als impliciet doel aan de ene kant
het zo veel mogelijk voorkomen van onterechte herhaalde aanvragen en aan
de andere kant het openhouden van de mogelijkheid voor die gevallen
waarin dat terecht is.

	Het kabinet had in het coalitieakkoord in ieder geval de ambitie om de
48-uursprocedure aan te passen. Daar was en is terecht heel veel wrevel
over. Het is in de praktijk allang niet meer de procedure die in 1999 in
de Kamer is besproken. Toen gingen wij uit van een korte en zorgvuldige
procedure, maar gaandeweg werd het een steeds langere procedure om onder
andere diezelfde zorgvuldigheid te kunnen waarborgen. Ook ging het
kabinet in het coalitieakkoord ervan uit dat later ingetreden beletselen
bijvoorbeeld op grond van artikel 3 EVRM en later bekend geworden feiten
en omstandigheden zo veel mogelijk in het kader van een lopende
procedure moesten worden beoordeeld.

We hebben een systeem zien groeien, waarbij men eerst een hele procedure
op basis van zijn eerste verhaal moest doorlopen, om vervolgens op basis
van nieuwe feiten en omstandigheden een nieuwe procedure te starten.
Daar wilde het kabinet een einde aan maken door nieuwe omstandigheden,
gewijzigd beleid, nieuwe feiten en nieuw bewijs zo veel mogelijk in de
eerste procedure mee te nemen, met als doel herhaalde aanvragen zo veel
mogelijk te voorkomen en te beperken.

	Het kabinet heeft de voorstellen op vier punten getracht te verbeteren,
vooral ook in samenhang met elkaar. Het eerste punt is de verkorting van
de asielprocedure en de zorgvuldigheid van de algemene asielprocedure.
Ik heb een aantal Kamerleden horen zeggen dat er een kwaliteits- of
zorgvuldigheidsimpuls nodig is aan het begin, om ellende later te
voorkomen voor zowel de Staat als de vreemdeling. Dat betekent dat de
focus op het aanmeldcentrum, de procedure met de verlenging en de
voorbereidingstijd, dat doel dient. De procedure is dus niet alleen in
zijn totaliteit korter, omdat je later in de procedure minder tijd nodig
hebt, maar aan het begin ook nadrukkelijk zorgvuldiger.

	Het tweede punt is dat wij zo veel mogelijk voorkomen dat asielzoekers
of mensen die via de asielroute naar Nederland zijn gekomen en
rechtmatig verblijf hebben, op straat belanden. Dit is een van de
hoofddoelen. Met alles wat wij de afgelopen jaren hebben gedaan, hebben
wij de maximale voorbereiding van een andere realiteit in Nederland. Met
het pardon en met deze gewijzigde procedure zullen wij in staat zijn om
de groep rechtmatig verblijvenden zonder opvang minimaal te houden. Ik
geloof wat dat betreft echt in het effect van de voorstellen zoals ze
met name in dit wetsvoorstel zijn neergelegd. Over de details kom ik nog
te spreken, maar die groep wordt zonder meer kleiner.

	Het derde punt betreft ex-asielzoekers die nieuwe asielaanvragen of
reguliere aanvragen indienen. We willen herhaalde aanvragen bestrijden.
Dit is wederom een van de hoofddoelen.

	Het vierde doel van deze voorstellen is om de terugkeer effectiever te
laten verlopen voor diegenen voor wie er geen perspectief of verblijf in
Nederland mogelijk is, door een andere manier van omgaan met de
vreemdeling in de procedure.

	Dit is niet de eerste keer dat wij over deze voorstellen spreken. Ik
hoorde een aantal leden van de Kamer dat het allemaal onzorgvuldig was
en niet goed voorbereid. Ik hoorde zelfs zeggen dat het broddelwerk was.
Ik roep in herinnering dat wij de vrij uitvoerige brief over de nieuwe
voorgenomen asielprocedure, in hoofdlijnen en waar mogelijk al
uitgewerkt, al in juni 2008 naar de Kamer hebben gestuurd. Vervolgens is
daar in december 2008 een debat met de Kamer over geweest. In dat debat
hebben wij afgesproken dat er op een tweetal punten een nadere
uitwerking naar de Kamer zou gaan, omdat dit essentiële onderdelen
waren van de uitwerking van de nieuwe plannen. Het eerste punt betreft
de rechtsbijstand en de continuïteit in de rechtsbijstandsverlening. De
rechtsbijstand krijgt veel meer ruimte; er komen meer uren bij aan het
begin. Bovendien wordt deze zorgvuldiger aangepakt, ook als het gaat om
de rechtsbijstandverlening aan de asielzoeker. Het tweede punt betreft
het medisch advies en hoe wij dat zouden gaan vormgeven. Een van de
belangrijkste plannen uit deze voorstellen is dat wij parallel aan de
asielprocedure ook gaan kijken of er redenen zijn, bijvoorbeeld als
mensen geen vluchteling blijken te zijn, om toch een verblijfsvergunning
op basis van medische gronden te geven, en dat zo snel mogelijk, al
tijdens de asielprocedure. Deze mensen hoeven niet eerst de hele
asielroute te doorlopen om vervolgens te horen dat ze een reguliere
aanvraag moeten indienen, waarna de hele molen weer opnieuw begint. Dat
is denk ik een van de grootste winstpunten als het gaat om de redenen
die mensen hebben om herhaalde vervolgaanvragen in te dienen. Deze twee
punten, de rechtsbijstand en het medisch advies zijn essentiële
onderdelen. Dat geldt niet alleen de wetsartikelen maar ook de
uitwerking daarvan, zoals beschreven in de brief die de Kamer al eerder
heeft ontvangen. Daarnaast heeft de Kamer inmiddels de voorstellen
gekregen voor de aanpassing van het Vreemdelingenbesluit.

Deze plannen worden niet alleen neergeslagen in de Vreemdelingenwet.
Inmiddels is het concept-Vreemdelingenbesluit aan de Kamer aangeboden
die de nadere uitwerking omvat. Dat besluit gaat pas naar de Raad van
State nadat de Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen. Dat betekent dat
er in ieder geval nog ruimte is om het Vreemdelingenbesluit aan te
passen mocht dat naar aanleiding van dit debat nodig zijn. Het
Vreemdelingenvoorschrift en de instructies ter zake worden ook nog
gewijzigd maar dat kan pas in het laatste stadium als wij het met elkaar
helemaal eens zijn over de uitwerking van deze plannen.

	Een aantal leden heeft gezegd dat het vooral gaat om verwachtingen, om
verwachte effecten, verwachte resultaten en verwachte verbeteringen.
Voordat wij beginnen met de uitvoering staaf ik de verwachte effecten.
Dat mag ook blijken uit het feit dat wij een uitgebreide consultatie
hebben gedaan en dat wij waar mogelijk de bedenkingen, meningen, zorgen
en suggesties van alle geconsulteerden hebben meegenomen, waaronder de
Raad voor de rechtspraak. Laatstgenoemd orgaan heeft aangegeven dat de
28 dagentermijn voor afwikkeling van het beroep nadat mensen in het
aanmeldcentrum afgewezen zijn, een realistische termijn is die gehaald
zal worden. Dat is het advies van de Raad voor de rechtspraak waarvan ik
mag uitgaan. Er is dus een brede consultatie geweest van ongeveer alle
afnemers en gebruikers van deze wet en niet in de laatste plaats de
uitvoeringsorganisaties. Bovendien is er sprake van een ex
ante-uitvoeringstoets tijdens het maken van deze plannen. Bij zo'n
uitvoeringstoets heeft niemand er belang bij om de werkelijkheid
rooskleuriger af te schilderen dan die is. Mijn ervaring met ex
ante-uitvoeringstoetsen is dat zeker de IND voor wie het werkbaar moet
zijn, zeer kritisch kijkt naar de uitvoerbaarheid en de haalbaarheid.
Als wij er van uit waren gegaan dat dit met ongekende risico's gepaard
ging, zouden de conclusies van de ex ante-uitvoeringstoets nooit geweest
zijn zoals ze nu zijn. Ze zijn zodanig dat ik ervan uit mag gaan dat het
uitvoerbaar en haalbaar is. Het is dus veel meer dan een educated
expectancy; een guess is het allang niet meer. Dit is de onderbouwing
waardoor wij erop mogen vertrouwen dat de praktijk zal zijn zoals wij
die verwachten.

	Verder is gevraagd naar de evaluatie en de monitoring. Zoals gezegd,
gaat het om een belangrijke wijziging van de Vreemdelingenwet, de eerste
grote verbouwing. Het kan dus ook niet anders dan dat wij strak
monitoren of al die verwachte effecten zich in de praktijk ook gaan
voordoen. Dat betekent dus een goede monitoring. Bij de start van de
implementatie die als alles loopt zoals verwacht, zal zijn half 2010,
acht ik het raadzaam dat ik de Kamer een bericht, een soort
stand-van-zakenrapportage stuur over alle belangrijke aspecten van de
implementatie van de wet. Het lijkt mij goed dit te doen, los van de
halfjaarlijkse rapportage over de Vreemdelingenketen waarin wordt
ingegaan op onder andere afdoening, inwilliging en afwijzing.

	Wetten worden geëvalueerd. Dat is ook hier het voornemen. Ik denk
echter dat, zeker bij zo'n grote wijziging, een evaluatie na één jaar
niet erg veel zin heeft. Het WODC heeft gekeken naar wat een
realistische termijn is om wetten te evalueren en komt met een termijn
van ongeveer drie jaar. Na de implementatie, de uitvoering en de
praktijk die moet groeien, heb je ongeveer drie jaar nodig om te kijken
of de effecten die je ermee beoogde, ook echt optreden. Ik ga met het
WODC in gesprek over de evaluatie. Ik denk dat het goed is dat ik dan
ook de termijn bespreek en of voor deze wet ook een termijn van drie
jaar zou moeten gelden. Ik denk echter dat het wijs is om het WODC in
ieder geval om nader advies te vragen over de vraag op welke wijze de
evaluatie vorm kan krijgen. Ik zal de Kamer melden wat de uitkomst is.
Die toezegging wil ik de Kamer graag doen.

	Dit waren mijn inleidende punten en het antwoord op de algemene vragen.

Mevrouw Van Velzen (SP): De staatssecretaris zegt dat het WODC een
termijn van drie jaar voorstelt. Dat is inderdaad regulier. Dit is
echter een wetsvoorstel waar haken en ogen aan zitten en het is
gebaseerd op verwachtingen. Ik zou daarom toch een jaar na de
implementatie van deze wet, graag een overzicht willen hebben van de
getalletjes, van de feiten die op dat moment gemeld kunnen worden. Noem
het dan anders dan een evaluatie, maar ik wil gewoon een overzicht
hebben van wat de wet tot dan toe bereikt heeft. Kan de staatssecretaris
dat toezeggen?

Staatssecretaris Albayrak: Ik heb niet alleen op de evaluatie gewezen.
Ik heb niet gezegd dat als het WODC zegt dat het pas na drie jaar kan,
wij elkaar na drie jaar weer zien. Ik heb het uitdrukkelijk gekoppeld
aan wat u de nulmeting noemde, de stand van zaken bij de implementatie
-- hoe beginnen wij half 2010 en waar staan wij dan -- en vervolgens aan
de rapportage Vreemdelingenketen, waarin al die cijfers regelmatig
terugkomen. Het lijkt mij goed om het zo te doen, want wij moeten het in
samenhang zien. Ik wil ook toezeggen dat als wij hangende die evaluatie
-- stel dat wij op een termijn van drie jaar gaan zitten --
ontwikkelingen zien die haaks staan op de verwachtingen, ik de Kamer
actief zal melden dat er een ontwikkeling is die anders is dan wij ons
hadden voorgesteld.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat laatste waardeer ik zeer. Ik kan mij
voorstellen dat zoiets gecombineerd wordt met de rapportage
Vreemdelingenketen, waarin die cijfers vaak staan. Dan kan eventueel aan
de hand daarvan worden gekeken hoe de ontwikkeling is. Dus geen
evaluatie, maar wel een monitoring van cijfers die al dan niet afwijken
van de verwachting.

Staatssecretaris Albayrak: Zeker als het gaat om jurisprudentie hebben
wij echt tijd nodig om te kijken hoe die zich ontwikkelt. Dat raakt ook
aan het initiatiefwetsvoorstel Pechtold/Van der Ham, waarmee zij denken
een vergroeiing te kunnen repareren. Ik zal daar straks nog veel meer
over zeggen. Je hebt echt een paar jaar nodig, voordat je ziet hoe de
jurisprudentie zich in de praktijk ontwikkelt.

	Ik wil de volgorde aanhouden die ook geldt in de procedure die de
asielzoeker doorloopt, en beginnen met de rust- en voorbereidingstijden.
Daarna zal ik komen te spreken over het medisch onderzoek, de
rechterlijke toets en wat algemene zaken over de procedure, de herhaalde
aanvragen en de opvang. In tegenstelling tot de gedachte die soms leeft
dat alles van tevoren is vastgelegd, waren een aantal dingen die de heer
Spekman naar voren bracht nieuw voor mij. Ik wil op die concrete
voorstellen ingaan, voor zover wij die mee hebben kunnen schrijven en
wij die in die korte tijd die ons gegeven was, hebben kunnen uitzoeken.
De heer Spekman ging het meest ver in aanpassingsvoorstellen op de
voorstellen die wij hebben gedaan. Ik zal daarop straks proberen te
reageren.

	Dan de rust- en voorbereidingstijd. Mevrouw Azough heeft gevraagd
waarom wij niet hebben gekozen voor een inhoudelijk criterium.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Dat ging over de algemene asielprocedure.

Staatssecretaris Albayrak: Inderdaad, die vraag komt terug bij dat
onderwerp.

	In relatie tot de rust- en voorbereidingstijd zijn er veel vragen
gesteld over de termijn van zes dagen. Er is mij gevraagd waarom ik
daaraan vasthoud en of er geen redenen zijn om daarvan af te wijken. Ik
roep in herinnering dat die RVT niet alleen wordt gebruikt om de
asielzoeker voor te bereiden. Die tijd is ook bedoeld om tot rust te
komen. De voorbereiding van de asielzoeker, met zijn rechtshulpverlener
en Vluchtelingenwerk Nederland, is overigens één element. Een ander
belangrijk element is het plannen van de asielzoeker in de algemene
asielprocedure. Over die planning is in het debat van december lang
gesproken. Er is gekeken naar die termijn van acht dagen. Er is toen
gezegd dat de planning strak is. Daarom is de tijd daarvoor nodig; zes
dagen met een flexibele achterwand. Het kan langer duren als dat ten
goede komt aan de zorgvuldigheid in het begin. Die tijd is bedoeld voor
de asielzoeker, maar ook voor het onderzoek naar identiteit en
nationaliteit waarmee gestart wordt op het moment dat iemand zich
aanmeldt. Die zes dagen zijn niet alleen bedoeld om rust te geven, maar
ook om de IND de ruimte te geven om onderzoek te doen. Dat strookt niet
met het verzoek van een aantal leden om de asielzoeker zelf te laten
bepalen wanneer hij wil instromen in de algemene procedure. Wij moeten
weten hoe wij die acht dagen kunnen plannen. Op het moment dat zij
instromen, gaat de klok tellen. Dan moeten de goed voorbereide stappen
volgens het schema doorlopen kunnen worden. Overigens gaat het ook om de
beschikbaarheid van IND-medewerkers, van tolken en van advocaten. Voor
de planning is het nodig dat het geen "free for all" wordt en de
asielzoeker niet na twee dagen kan zeggen: doet u mij maar alvast die
algemene asielprocedure.

	Ik kom te spreken over het reisgedrag van de asielzoeker naar de
advocaten in de RVT. Kan van asielzoekers verwacht worden dat zij
zelfstandig reizen? Aangezien wij mensen vanuit alle windstreken
spontaan in Nederland aantreffen, denk ik dat wij van hen kunnen vragen
naar een advocaat te reizen. Dat gebeurt nu ook al. Mensen zitten in
open centra en de kans dat mensen niet meer terugkomen is in dit stadium
niet aanwezig omdat zij er alle belang bij hebben om beschikbaar te
blijven omdat zij een aanvraag hebben ingediend. Zij krijgen ov-bewijzen
en er gaan dus geen taxi's rijden. Verder krijgen zij de nodige
ondersteuning van de mensen op het aanmeldcentrum bij het vinden van het
advocatenkantoor. Ik ga ervan uit dat ook de advocaat zelf hen daarin
zal bijstaan. Ik verwacht dan ook geen problemen van het reizen met het
openbaar vervoer.

	De leden vragen naar hoe het precies zit met de Dublin-claim tijdens de
RVT. Zodra zich in het identiteitsonderzoek een eurodac-hit voordoet en
via de vingerafdrukken bekend wordt dat iemand eerder in een ander land
asiel heeft aangevraagd, start de claimprocedure. Die claimprocedure
wordt niet op het AC afgerond. Het duurt altijd veel langer voordat er
een antwoord komt. Wij willen daarom vanaf het moment dat wij die
eurodac-hits hebben, beginnen met een procedure. Dat mag echter niet tot
het misverstand leiden dat in de RVT de Dublin-claim wordt afgewikkeld
en mensen zonder toegang tot de asielprocedure worden uitgezet naar het
Europese land. Dat lukt sowieso niet. Zo snel reageert geen enkel land.
Het belangrijkste is dat mensen de gelegenheid krijgen om hun verhaal te
vertellen en er vervolgens een belangenafweging wordt gedaan. Bij de
start van de asielprocedure blijkt wellicht dat een vreemdeling eerst in
Italië is geweest. Als zijn hele gezin in Nederland asiel heeft
gekregen, kan dat een reden zijn, ondanks het starten van een
claimprocedure op basis van eurodac, om die persoon een tijdelijke
verblijfsvergunning in Nederland te geven. Die afspraken zijn in Europa
gemaakt.

	Ik kijk even of ik opkomende vragen kan wegnemen. Het starten van een
basaal onderzoek naar de claim is wat mij betreft ook niet in strijd met
de uitgangspunten van de rust- en voorbereidingstijd en evenmin met
afspraken die wij in het kader van welke richtlijn dan ook gemaakt
hebben. In principe beginnen wij met de contacten, maar uiteindelijk is
het oordeel in de asielprocedure zelf naar aanleiding van de vraag of je
de claim daadwerkelijk effectueert of niet.

	Ik ga verder over Dublin, maar dat heb ik eigenlijk allemaal al gehad.
Dat ging over het volgende. Het feit dat je een claim indient, wil nog
niet zeggen dat het "claimakkoord" er ook is. Dat laat namelijk meestal
even op zich wachten. Ook qua tijd lukt het niet in de RVT. Dat is dus
ook niet de bedoeling.

	Ik heb het nog steeds over de RVT. Met name de heren De Krom en Van
Haersma Buma hebben gevraagd naar het risico van fraude. Wij zijn wel
een beetje door schade en schande wijs geworden. Als je af en toe de
verhalen hoort! Die zijn zo standaard en zo aangeleerd, soms zelfs
gekocht. Je weet dan ook wel hoe je daar in de rust- en
voorbereidingstijd mee moet omgaan. De manier waarop de IND, grondig en
zorgvuldig, bekijkt of een verhaal aannemelijk is, doet mij in ieder
geval zeggen dat ik er geen risico in zie dat nu onder andere een rust-
en voorbereidingstijd van formeel zes dagen en feitelijk wellicht
langer, en extra rechtsbijstand het aanleren in de hand zullen werken en
dat dit betekent dat nog meer mensen de "verkeerde" verhalen gaan
vertellen. Gezien de kennis, de deskundigheid en de ervarenheid van de
IND-ers denk ik dat die verhalen doorgeprikt worden. Een onwaar
asielrelaas wordt herkend en dat werkt tegen mensen.

	Het volgende verwacht ik ook niet. Ik heb al eerder een bepaald
mensbeeld weggenomen. Dat wil ik nu weer doen. Ik herken dat gedrag ook
niet van VluchtelingenWerk Nederland en de rechtsbijstandsverleners.
Over het algemeen zijn dat bij uitstek degenen die ervan doordrongen
zijn dat het draagvlak voor het vluchtelingenbeleid zo belangrijk is dat
ook zij een verantwoordelijkheid dragen voor het eruit filteren van de
"verkeerde" verhalen van de mensen die nergens recht op hebben, maar die
toch een poging wagen. Zeker anno 2009/2010 is men zich daar, gezien
alle politieke debatten, heel goed van bewust. Ik heb dan ook helemaal
niet de verwachting dat zij nu massaal de RVT gaan gebruiken om de
"verkeerde" verhalen aan de mensen te leren.

	De heer De Krom en mevrouw Azough informeerden naar de huidige
ervaringen in de TNV, de tijdelijke noodvoorzieningen. De aantallen daar
zijn eigenlijk onacceptabel hoog. Wij hebben daar ook al vele debatten
met elkaar over gevoerd. Ik denk onder andere aan de tenten, een hogere
instroom en een lagere doorstroom. De vraag die gesteld is, is: hoe
kunnen wij ervoor zorgen dat de TNV binnen de perken blijft? De IND is
wat dat betreft echt bezig met een inhaalslag, niet alleen om ervoor te
zorgen dat de huidige achterstanden worden weggewerkt, maar ook om
ervoor te zorgen dat de kans op dit soort uitschieters naar boven
structureel klein blijft. Elke week loopt de IND nu ongeveer 50 tot 100
aanvragen in. De achterstand wordt nu dus versneld weggewerkt. Het
aantal mensen dat nu in de TNV wacht op het indienen van een
asielaanvraag is ook drastisch gedaald: van rond 2000 personen met wie
nog niet al te lang geleden te maken hadden naar ongeveer 1100 personen.
Dat aantal daalt nu heel snel. Eigenlijk hebben wij de redenen en de
maatregelen al voldoende met de Kamer besproken. In ieder geval is de
verwachting dat een normaal aantal mensen in de tijdelijke
noodvoorziening in het voorjaar van 2010 zal zijn bereikt: 600 à 700.
Dat is een acceptabele "werkvoorraad"; ook brengt dat een acceptabele
wachttijd met zich. Dat zou voor de TNV ook een acceptabel gemiddelde
zijn.

U hebt in de brief een aantal randvoorwaarden in de vorm van een
flexibele inzet van de IND kunnen lezen. Op het moment dat er een hogere
instroom is, ook op andere locaties op afstand, zitten er IND'ers bij om
in de aanmeldfase achterstanden weg te werken. De bufferdiscussie
waarover wij onder andere met Financiën in gesprek zijn, zorgt ervoor
dat wij structureel de problemen met de vulling van de TNV en straks de
RVT adresseren.

	Tijdelijk is er geen rust- en voorbereidingstijd op Schiphol totdat de
nieuwbouw klaar is. Dat is medio 2012. Het is niet anders. De gebouwen
hebben beperkingen en ik kan op dit moment geen rust- en
voorbereidingstijd bieden. Bij de nieuwbouw houden wij rekening met een
volledige invoering van de procedure. Dit betekent dat we verwachten dat
mensen sneller naar de verlengde procedure zullen doorstromen vanuit
Schiphol, als de zorgvuldigheid dat vereist. Mijn verwachting is dat dit
vaker zal gebeuren met het oog op de zorgvuldigheid.

	De suggestie werd gewekt dat er sprake zou zijn van rechtsongelijkheid.
Daar is per definitie geen sprake van, omdat dit gaat om
toegangsweigering en het om mensen gaat met een andere juridische
positie dan mensen die aan de grens geweigerd zijn. Juridisch is dit
houdbaar.

	Ik dank de Kamer omdat zij mij in de gelegenheid stelde om een zaak op
te lossen waarnaar we kort hebben gekeken maar die wij niet expliciet
hadden verwerkt. Het gaat om de juridische status van mensen die in de
RVT terechtkomen. Dit is een belangrijk punt en ik meen het echt dat de
leden daarvoor zonder uitzondering aandacht vroegen. Er is nu nog niet
expliciet in voorzien dat het een rechtmatig verblijf betekent. Ik kan
mij voorstellen dat mensen die wel naar een advocaat mogen reizen maar
hier niet rechtmatig zijn, zich niet kunnen legitimeren en geen
documenten hebben, als zij staande worden gehouden door de
vreemdelingenpolitie in problemen kunnen komen. Ik stel voor dat ik de
Kamer een nota van wijziging doe toekomen waarin wij artikel 8 van de
Vreemdelingenwet 2000 aanpassen, om te voorzien in het rechtmatige
verblijf van de vreemdelingen in de rust- en voorbereidingstijd. Het
gaat om een geringe aanpassing, dus dat kan vrij snel. Ik zal die u zo
snel mogelijk doen toekomen.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik kan mij iets voorstellen bij het
amendement, want het is in wezen een omissie die aangepast moet worden
in de rust- en voorbereidingstijd.

	Ik heb twee vragen. De eerste gaat over de hardheid van de termijn van
zes dagen en de onmogelijkheid om die in te korten. In grote lijnen kan
ik de staatssecretaris daarin volgen, maar dat is een praktisch
argument, namelijk dat de IND de tijd moet hebben om die acht dagen in
te vullen en niet eerder wil. Ik begrijp nog steeds niet waarom dat in
het Vreemdelingenbesluit als regel moet worden opgeschreven. Als de
check praktisch niet kan, is de termijn zes dagen. Maar stel dat het
over een jaar praktisch wel in vier dagen lukt. Als iemand zijn
identiteitbewijs wel bij zich heeft, hoeft er geen enorme check te
komen. Ik vind dat de mogelijkheid er dan moet zijn om de termijn toch
korter te maken. Het andere voorbeeld dat ik net noemde is de
Oost-Europese jongere die met zijn rugzak naar Nederland komt, zoals dat
in de jaren negentig het geval was, en hier zes dagen gratis onderdak
heeft. Dat wil je niet. Het zal geen regel worden en het zal een
uitzondering blijven, maar waarom is de mogelijkheid niet opgenomen om
de check eerder te doen?

	De tweede vraag gaat over het reizen. Dat blijf ik merkwaardig vinden.
Het is toch niet logisch dat iemand in die zes dagen rust- en
voorbereidingstijd een OV-chipkaart wordt gegeven om naar de advocaat te
reizen? Het is toch voor een advocaat te plannen om een paar mensen
achter elkaar in het centrum te horen? Ik pleit ervoor om de mensen in
het centrum te houden en ervoor te zorgen dat zij daar contact hebben
met de advocaat.

Staatssecretaris Albayrak: Tegen het argument van de heer Van Haersma
Buma dat je het niet met die zes dagen moet regelen maar het moeten
openlaten, zodat je ook kunt afwijken, gaat het pleidooi in van velen,
waar ik mij goed bij voel en waarvoor ik dan ook uiteindelijk heb
gekozen, dat je deze rechten ook gewoon moet vastleggen in het
Vreemdelingenbesluit en dat die zes dagen als rust- en
voorbereidingstijd ook zes dagen moeten zijn. En dat wij ook van onze
kant niet willekeur mogen betrachten door daarvan af te wijken, waar ook
weer allerlei procedures over kunnen ontstaan. Dus ik denk dat het goed
is om het zo te regelen.

	De tweede zorg die is genoemd, is die van backpackers die dat zij daar
in de opvang terecht kunnen. In de procedure die ik u heb beschreven, is
het eerste contact met en de eerste melding bij de vreemdelingenpolitie
de voorwaarde voor de opvang in de RVT. Dat is ook het moment waarop
meteen de vingerafdrukken worden genomen et cetera. Dat is een andere
werkelijkheid dan de incidentele gevallen waar vroeger wel eens sprake
van was, dat een backpacker verdwaalde in de opvang. Dus even los van de
vraag hoe incidenteel dat was en of je daarvoor iets moet regelen, denk
ik dat met deze procedure de kans dat mensen via deze systematiek
geregistreerd willen worden en richting de asielprocedure gaan vrijwel
uitgesloten is. Dus ik denk dat wij het daarvoor niet hoeven te regelen.
Ik denk dat het goed is om het op die zes dagen te houden. Ook voor de
IND zal dat disciplinerend werken, als het gaat om de planning, de
voorbereiding en het identiteitsonderzoek waar wij vaart mee moeten
maken.

Overigens kijken wij niet alleen of er hits zijn in EURODAC maar ook of
er strafrechtelijke antecedenten zijn. Dus mochten bijvoorbeeld
Oost-Europese bendes daarvan gebruik willen maken, dan weten zij dat zij
ook in de strafregisters mogelijk kunnen worden opgespoord. Ik denk dan
ook dat de drempel vrij hoog is voor mensen om misbruik te maken van
deze opvangvoorzieningen.

	Kunnen de advocaten niet toch ook in de RVT naar de asielzoeker, is
gevraagd. Ik snap die gedachte wel. Wij hebben ook echt gekeken wat nu
voor ons en voor de uitvoering het meest praktisch is. Als wij dat van
advocaten zouden verlangen, zou dat nogal wat betekenen voor de hele
planning. Als een advocaat zegt dat hij op donderdag kan komen voor vier
cliënten en die dan in één keer doet, moet ik dus al mijn tolken en
al mijn processen gaan afstemmen op wat de advocaat zegt dat voor hem
haalbaar of wenselijk is. Dat is organisatorisch voor mij niet
acceptabel. Dus onze processen zijn leading en daarbinnen hebben wij de
keuze gemaakt om in dit geval, vanuit de geringe risico's in de RVT, te
zeggen dat de asielzoeker maar naar de advocaat moet reizen.

Overigens was dit ook een van de elementen waarom vanuit de advocatuur
is gevraagd als het gaat om de continuïteit en de spreekuurvoorziening.
Wat voegt dat dan toe en waarom gaat dat niet ten koste van de
continuïteit, vroeg mevrouw Azough. Dit is uitdrukkelijk ook een van de
elementen waarop de advocatuur zelf goed heeft gereageerd, omdat dat
advocaten ook de ruimte geeft om een keer niet naar het aanmeldcentrum
te gaan maar te zeggen: ik laat het over aan mijn collega daar, want het
gaat alleen om het uitreiken van iets of zo.

Mevrouw Van Velzen (SP): De staatssecretaris probeerde uit te leggen hoe
in die rust- en voorbereidingstijd met Dublinclemanten werd omgegaan.
Zij deed een poging, maar het werd mij niet helemaal duidelijk. Ik heb
een vraag om dit scherp te krijgen, want het is wel belangrijk dat wij
hier wederzijds helderheid over hebben. Zegt zij nu eigenlijk dat
iedereen die aanklopt onder de rust- en voorbereidingstijd valt en dat
niemand voor het einde van dag zeven zal worden weggestuurd? Er zijn
acht dagen rust, dus niemand wordt voor het einde van dag zeven
weggestuurd.

Staatssecretaris Albayrak: Dat klopt.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik ga terug naar wat mevrouw Van Velzen
zegt.

De voorzitter: U mag zelf uw interruptievraag stellen over het
voorgaande blokje.

**

Ik wil even terugkomen op wat mevrouw Van Velzen heeft gevraagd: waarom
stelt de staatssecretaris dat niet gewoon vast in de tekst? Ik snap niet
dat het niet verduidelijkt kan worden in plaats van het enigszins vaag
te laten. Als de situatie verandert en er bijvoorbeeld door een ander
EU-land wel sneller kan worden gereageerd op de Dublin-claim, kan dat er
alsnog toe leiden dat er binnen die zes dagen teruggeclaimd wordt. Mijn
vraag is waarom niet gewoon op basis van het eigen voorstel van de
staatssecretaris wordt gehandeld om pas vanaf dag een van de Algemene
asielprocedure (AAP) mensen hier toe te laten of op basis van de
Dublin-verordening uit te zetten.

Staatssecretaris Albayrak: We hebben dat geregeld in het
Vreemdelingenbesluit.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik heb nog een andere vraag. De
staatssecretaris sprak over de flexibele achterwand die nodig is in de
RVT. De termijn is minimaal zes dagen, maar die kan uitlopen omdat er
tijd nodig is ter voorbereiding op de Algemene asielprocedure. Wat vindt
de staatssecretaris van de prikkel dat een asielzoeker vanaf minimaal
zes dagen een eigen asielaanvraag kan indienen, als hij of zij dat
verzoekt?

Staatssecretaris Albayrak: Dat doorkruist de planning waarover ik het
net had. Ik wil zelf kunnen gaan over wanneer de officiële start van de
achtdagentermijn is. Deze zal strak gepland zijn om de termijn ook kort
en zorgvuldig te houden.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Dat kan er echter toe leiden dat de termijn
voor een asielzoeker niet minimaal zes dagen wordt, maar veel langer dan
minimaal zes dagen. Daar heb ik dan wel mijn zorgen over.

Staatssecretaris Albayrak: Het zal hoe dan ook een verbetering zijn van
de huidige situatie. We hebben het nu over de V van de RVT, maar de R
van rust moeten wij ook niet vergeten. Naar aanleiding van de adviezen
van de commissie-Scheltema en de ACVZ was het de uitdrukkelijk wens om
deze procedure zo vorm te geven. Alle adviezen behelsden om niet meteen
met een stortvloed aan vragen aan de vreemdeling te beginnen. Men krijgt
dan soms niet de juiste verhalen en dat is voor het bestuur ook niet
goed. Je zou aan de voorkant even de ruimte, de rust en de
voorbereidingstijd kunnen geven om alle partijen maximaal in stelling te
kunnen brengen om een zorgvuldige procedure te starten.

Mevrouw Azough (GroenLinks): De staatssecretaris geeft geen antwoord op
mijn vraag. Ik zeg niet dat het een plicht is voor de asielzoeker. Ik
denk dat het een vrijwillige keuze zou kunnen zijn voor de asielzoeker
om na zes dagen te kiezen voor een asielaanvraag. Daarmee legt de
staatssecretaris zichzelf een prikkel op. Nu is er in de wettekst sprake
van een laboratoriumsituatie, maar niet van een feitelijke situatie. De
feitelijke situatie, zoals de heer De Krom en ik naar voren brachten, is
een heel andere.

Staatssecretaris Albayrak: Voor een deel ligt het bij de asielzoeker,
maar na zes dagen kan het zijn dat wij nog niet klaar zijn met het
identiteitsonderzoek en dat er nog vragen zijn waar nader onderzoek voor
nodig is. Of dat er bijvoorbeeld na die zes dagen geen tolken
beschikbaar zijn, het punt waarmee mevrouw Azough ook zelf kwam. De
planning, het moment van de zorgvuldige start om de acht dagen af te
lopen zoals we die hebben voorzien, moet strak zijn. En je kunt daarin,
afhankelijk van de wil van de vreemdeling, niet schuiven.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Wat zijn de consequenties als er vertragingen
in die fase optreden? Daar zouden we toch ook over moeten nadenken?

Staatssecretaris Albayrak: Daarover is nagedacht; dat is die flexibele
achterwand. Als die vertragingen met recht optreden, bijvoorbeeld
vanwege de vreemdeling zelf of vanuit het identiteitsonderzoek, dan
betekent dat dat de algemene procedure later start. Dat is de
zorgvuldigheid waar de Kamer zelf om gevraagd heeft in december.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Ook als het die acht dagen overschrijdt?

Staatssecretaris Albayrak: Dat is een andere vraag en daar kom ik zo op
terug. We hebben het nu over de RVT.

De heer De Krom (VVD): Op Schiphol hebben we geen tijdelijke noodopvang
en daar gaat de nieuwe voorbereidingsprocedure voorlopig ook niet
gelden. Wat gaat daar allemaal mis in vergelijking met de gewone
aanmeldcentra?

Staatssecretaris Albayrak: Er gaat niet zoveel mis. De consequentie is
dat er in veel gevallen naar het onderzoekscentrum wordt doorgestuurd
voor uitgebreider onderzoek.

De heer De Krom (VVD): Is dat meer dan de gemiddelde 27%? In hoeveel
gevallen dan?

Staatssecretaris Albayrak: Dat zoeken wij op. Ik doel dan op het
AC-Schiphol.

	Ik kom bij de vragen over de medische kant. Mevrouw Van Velzen
suggereerde dat een en ander onzorgvuldig zou zijn, maar de brief die de
Kamer heeft gekregen, bevat de uitwerking waar de Kamer december vorig
jaar om heeft verzocht. De Kamer wilde een nadere uitwerking van de
medische kant en de rechtsbijstand. Dat is in de brief gebeurd. Mevrouw
Van Velzen stelt dat er nog veel moet worden uitgewerkt, maar in de
brief is die uitwerking aangegeven. Op onderdelen volgt nog een nadere
invulling en uitvoering, maar de hoofdlijnen, de plannen, de voornemens
en de veranderingen staan in de brief aangegeven. Op één onderdeel
worden de medische kant en de rechtsbijstand nader bekeken. Dat betreft
het op een ander moment, bijvoorbeeld tijdens de algemene
asielprocedure, vormgeven van het medisch advies op het AC-Schiphol. Ook
wordt bekeken hoe wij de continuïteit van de rechtsbijstand nader
kunnen regelen. Dat wordt dus nog nader ingevuld.

	Veel sprekers vroegen naar de vrijwilligheid op basis waarvan het
medisch advies wordt gemaakt. Een medisch advies kan alleen worden
uitgevoerd na schriftelijke toestemming van de vreemdeling. De ACVZ
heeft erop aangedrongen dit niet af te dwingen en om het in behandeling
nemen van de procedure niet afhankelijk te maken van bijvoorbeeld de
medewerking aan een medisch advies. Dat heeft deels te maken met de
medische ethiek waar wij aan zijn gebonden. Er moet terughoudend worden
omgegaan met dwang, al wordt daar af en toe een uitzondering op gemaakt
als de volksgezondheid in het geding is, bijvoorbeeld met het verplichte
tbc-onderzoek. Het gaat daarnaast ook om de vertrouwensrelatie tussen de
arts en zijn patiënt en de lichamelijke integriteit. Dat zijn de
algemene beperkingen vanuit de volksgezondheid waar ik aan ben gehouden.
Wij hebben ons daar ook heel expliciet aan gehouden.

	Het is overigens niet nodig om te dwingen. Op elk moment van de
asielprocedure kan iemand aanvoeren dat sprake is van een medische
situatie. Die situatie kan op dat moment zijn ontstaan. Pas dan kan men
er een beroep op doen, maar er kan ook al eerder sprake zijn geweest van
die medische situatie. Dan kan betrokkene aangeven dat hij of zij
redenen had om die medische situatie niet eerder te vermelden. Het gaat
dus om de aard van het verzoek van de vreemdeling. Als deze aangeeft te
maken te hebben met een medische situatie, dan moet worden beoordeeld of
dat al of niet het geval is en of die op dat moment recht geeft op
verblijf. Het feit dat de kwestie niet eerder is gemeld, doet daar niet
zo veel aan af. Ik zou in strijd met allerlei internationale
verplichtingen handelen als ik zou aangeven dat ik geen rekening houd
met het feit dat betrokkene echt ziek is, waardoor ik hem of haar niet
mag uitzetten, omdat dit feit al eerder had kunnen worden gemeld. Deze
suggestie is praktisch van weinig waarde. Het betekent in ieder geval
dat wij hebben gekozen voor de vrijwilligheid op basis waarvan het
medisch advies wordt gemaakt. Wij kunnen het niet tegenwerpen. Overigens
is dit ook een vrij academische en vrij theoretische discussie, omdat
elke vreemdeling en elke persoon die de vreemdeling bijstaat ervan uit
zal gaan dat de vreemdeling in deze procedure er alle belang bij heeft
om helemaal aan het begin te vertellen of er medisch iets aan de hand
is. Dat betekent allereerst iets voor het advies. Wij mogen twee dingen
niet met elkaar verwarren. Het advies is tijdens de rust- en
voorbereidingstijd het advies dat gaat over indicaties en over de vraag
of de medische toestand een effect heeft op het horen: kan de
vreemdeling gehoord worden? Daar hebben wij in feite de MAPP-procedure
overgenomen. Het MAPP is uitgebreid geconsulteerd. Het was een project,
dat is gestopt. Zo veel mogelijk van die procedure, ook als het gaat om
trauma’s en psychische aandoeningen en beletselen, wordt in dat
medisch advies meegenomen. Sterker nog, wij hebben het voor een
belangrijk deel van de MAPP-procedure afgekeken.

	Het is echter per definitie een beperkt onderzoek. Het zijn de eerste
indicaties, de eerste aantekeningen van wat er lichamelijk en psychisch
aan de hand is en of iemand gehoord kan worden. Het mag niet verward
worden met de parallelle medische procedure. Dat is het uitgebreid
medisch onderzoek met een advies van het Bureau Medisch Adviseur.

	De heer Van Haersma Buma heeft gevraagd of wij het medisch advies per
se nodig hebben om een asielbeslissing te kunnen nemen. In principe is
een medisch advies niet per se nodig. Zoals wij nu ook al doen, kunnen
wij een asielverzoek in principe beoordelen op basis van het
asielrelaas. Het medisch advies heeft vooral voordelen voor de
asielzoeker. Wij kunnen er rekening mee houden bij het horen,
bijvoorbeeld dat iemand gebrekkig is in de wijze waarop hij zich
uitdrukt door trauma’s of dingen die hij voor zich houdt. Wij houden
er ook rekening mee bij de beoordeling van het relaas. Als hij ervoor
kiest om niet deel te nemen aan het medisch advies, kan het dus ook niet
in zijn voordeel werken. Zo simpel is het. Daarom gaan wij ervan uit dat
wij in onze voorlichting uitgebreid aandacht zullen geven aan het belang
van meewerken, maar ook dat anderen dat zullen doen.

	In de asielprocedure betrekken wij het medisch advies bij de wijze van
doorlopen van de asielprocedure. Als dat geïndiceerd is, zullen wij
zeer ervaren hoormedewerkers inzetten. Dat zijn gespecialiseerde
medewerkers die gericht met trauma’s en met gender kunnen omgaan. Het
zal ons aanwijzingen geven om ook zo gericht mogelijk de IND-medewerkers
in te zetten die de meeste expertise in huis hebben. Het wordt ook
betrokken bij de beoordeling van de consistentie van het verhaal. Het
medisch advies zal ons veel meer inzicht verschaffen in de reden waarom
het verhaal wordt verteld zoals het wordt verteld.

	In de parallelle procedure zullen wij vervolgens beoordelen of er op
medische gronden een reden is voor verblijfsrecht. Ook daarvoor zullen
de eerste aanwijzingen vaak naar boven komen in het medisch advies. Dat
zal het eerste moment zijn waarop het wordt gemeld, waarna het verder
uitgezocht zal worden. Dat is dus niet de asielbeoordeling. Wij proberen
zo veel mogelijk tegelijk met de asielprocedure met de parallelle
medische procedure klaar te zijn. Als de asielprocedure al is doorlopen
en wij nog niet toe zijn aan een oordeel over de reguliere
verblijfsvergunning -- medisch -- wordt tijdelijk verblijf ingevolge
artikel 64 gegeven, totdat de parallelle procedure is afgerond.

Het medisch advies wordt altijd uitgevoerd door gekwalificeerd personeel
met specifieke deskundigheid op het gebied van de psychische
problematiek. Ik heb net al gezegd hoe wij die procedures hebben
vormgegeven. Voor het uitvoeren van het medisch advies tijdens de RVT
wordt een Europees aanbestedingstraject gevolgd.

	Mevrouw Van Velzen vraagt: waarom niet meteen een sociaal
geneeskundige? Wij hebben uitdrukkelijk gekozen voor een getrapt
systeem. Iedereen ziet een sociaal verpleegkundige. Als er dan niets aan
de hand is, hoef je ook niet de dure en schaarse capaciteit van de
sociaal geneeskundige in te zetten. Die hoeft alleen maar gericht
ingezet te worden, wanneer er twijfel is -- bij de geringste twijfel,
kan ik u toezeggen -- en als er indicaties zijn dat de asielzoeker door
een arts gezien moet worden, op voorwaarde dat de asielzoeker daarmee
instemt.

	De heer Spekman heeft uitgebreid stilgestaan bij het medisch
steunbewijs en het Istanbulprotocol. Het meenemen van steunbewijs in het
medisch advies is niet nodig. Van een asielzoeker wordt immers niet
gevraagd om te bewijzen dat hij door een bepaalde gebeurtenis een trauma
heeft opgelopen. Voor ons is alleen van belang dat het geloofwaardig en
aannemelijk is. Dat is het enige wat hij op dat moment aannemelijk moet
maken.

	De toegevoegde waarde van dit soort onderzoek voor het nemen van
beslissingen is in de praktijk zeer beperkt, omdat nooit met zekerheid
uitspraken zijn te doen over de causaliteit tussen de lichamelijke en
psychische toestand en de oorzaak die volgens de asielzoeker daaraan ten
grondslag ligt. Steunbewijs kan ook nooit los van de verklaringen van
betrokkene worden beoordeeld. In het advies zul je daar dan ook geen
uitspraak over kunnen doen. De medisch adviseur zou dan als eerste
moeten ingaan op het asielrelaas op een moment dat dat asielrelaas nog
niet eens bekend is. Het is dan ook praktisch onmogelijk om dat in met
medisch advies als steunbewijs te laten bestempelen. Ik zal het hier
kortheidshalve bij laten. Over het vraagstuk van het steunbewijs en het
Istanbulprotocol heb ik in de stukken veel geschreven en ook geantwoord
op de vragen van de leden van de Kamer.

	Mevrouw Azough vraagt naar het medisch advies en de relatie tot de
kwetsbare personen, de RVT en de aanwezige ruimte. Het advies als
zodanig heeft niet tot doel om speciale opvangbehoeftes van kwetsbare
personen in beeld te brengen. In de medische intake door COA en Menzis,
op het moment dat een asielzoeker zich meldt, wordt dat aspect
meegenomen. Het medisch advies in de RVT heeft tot doel om voorafgaand
aan de asielprocedure vast te stellen of er sprake is van een medische
problematiek die van invloed kan zijn op het verloop van de procedure.
Verder is het een vorm van vroegsignalering van medische problematiek.
Dat verhaal heb ik u al gedaan. Het doel dat u wilt dienen, wordt al
gediend via de intake door COA en Menzis. Dan vangen wij kwetsbare
groepen op een geëigende manier op.

	Mevrouw Azough vraagt om het medisch advies als verplichting in de wet
op te nemen. Zij vraagt: waarom regelt u dat recht niet in de wet? Ik
kan haar hopelijk geruststellen dat het aanbieden van medisch onderzoek
echt de standaard zal worden. Het is te zien als een verplichting van de
overheid. U hoort dat nu expliciet uit mijn mond; dat is ook voor de
wetsgeschiedenis niet onbelangrijk. Wetstechnisch past het beter op het
niveau van het Vreemdelingenbesluit dan op het niveau van de
Vreemdelingenwet. Ik neem aan dat het niet nodig is om alle zaken die
geregeld moeten worden en waaraan u mij wilt en mag houden in de wet
vast te leggen.

	Mevrouw Azough vraagt naar de relatie met artikel 4 van de
kwalificatierichtlijn. De asielzoeker moet zonder steun van de overheid
medisch steunbewijs verzamelen ten behoeve van zijn asielrelaas. Is dat
de bedoeling, blijft dat zo? Ja, dat is de bedoeling.

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State is het inmiddels zo dat er geen grond is om aan te nemen
dat artikel vier van de kwalificatierichtlijn verder strekt dan dat de
vreemdeling in de gelegenheid moet worden gesteld om elementen ter
staving van zijn asielverzoek in te dienen. Daarin zit geen plicht voor
de overheid om zelf actief medisch steunbewijs te verzamelen.

	Mevrouw Van Velzen had een vraag over de medische aanvraag en over de
parallelle procedure, namelijk waarom het criterium van de
beschikbaarheid van de behandelmogelijkheden tot uitgangspunt is genomen
in plaats van de toegankelijkheid of de daadwerkelijke beschikbaarheid
voor individuen. Dat komt omdat dit het enig objectief vast te stellen
criterium is. Toegankelijkheid is niet objectief vast te stellen omdat
er vaak ook niet-medische aspecten een rol spelen. Ik denk daarbij aan
financiële, geografische of infrastructurele aspecten. Als we dat alles
zouden moeten meewegen bij de vraag of iemand bijvoorbeeld de zorg in
zijn land van herkomst kan betalen, ben ik bang dat we iets over ons
afroepen wat onoverzienbare gevolgen heeft. Dat zou betekenen dat
eenieder met een medische aandoening hiernaartoe zou kunnen komen die de
zorg in zijn eigen land niet kan betalen, of niet kan bereiken omdat hij
er te ver vanaf woont, terwijl de zorg in het land van herkomst wel
beschikbaar is. Dan zouden we de behandeling van die mensen hier middels
een verblijfsvergunning moeten toestaan. Ik geloof niet dat dit de
bedoeling van de SP-fractie kan zijn. Ik zie het doel wel dat mevrouw
Van Velzen wil dienen, maar het is niet objectief vast te stellen en ik
denk dat het risico te groot is om het anders te regelen dan we nu
hebben gedaan. Overigens wordt in de jurisprudentie van het EVRM
doorslaggevende betekenis toegekend aan de aanwezigheid van de medische
voorzieningen en niet aan de vraag of die voorzieningen in het
individuele geval ook feitelijk toegankelijk zijn.

	Mevrouw Van Velzen vroeg ook hoe de voorlichting over het medisch
advies wordt geregeld. De voorlichting moet hoe dan ook zo vroeg
mogelijk worden gegeven. Ik stel me voor dat VluchtelingenWerk Nederland
hier een rol in zal spelen, in de eerste contacten. Mocht er op dat
moment nog geen contact met de rechtsbijstandverlener zijn geweest, dan
is het vooral de eerste hulpverlener die daarop wijst. We zullen er in
ieder geval in de procedure op toezien dat dit concreet is uitgewerkt.

De heer De Krom (VVD): Ik heb een vraag over de verplichting van de
overheid om een aanbod tot medisch onderzoek te doen. Waarom staat daar
geen verplichting tegenover om dat te accepteren? Betekent de parallelle
procedure nu per definitie een vrijstelling van het MVV-vereiste?

Staatssecretaris Albayrak: Wat betreft die verplichting zitten wij met
medisch-ethische beperkingen, waar wij ons aan moeten houden, ook vanuit
de relatie met volksgezondheid. De verplichting heeft ook geen
toegevoegde waarde, omdat je deze toch niet kunt tegenwerpen als er een
daadwerkelijke medische situatie is.

	Dan de vraag over de parallelle procedure. De ingang is asiel. Het
enige wat wij doen, is hangende dat asielverzoek, parallel medisch
kijken of er iets aan de hand is. Je kunt niet asielzoekers MVV
tegenwerpen. Parallel kijken wij of er nog iets anders aan de hand is.
De oorspronkelijke juridische positie is dat het om een persoon gaat van
wie vastgesteld moet worden of hij een vluchteling is.

De heer De Krom (VVD): Het is voor mij toch nog niet helder. Wat gebeurt
er dan als het antwoord op die vraag "ja" is? Welke andere procedure
hebben we dan precies? Ik neem aan dat de asielprocedure dan gewoon
doorloopt. Misschien kunt u dat nog even toelichten.

Staatssecretaris Albayrak: In principe zijn het geschakelde procedures.
De asielprocedure loopt door. Parallel daaraan wordt er op basis van het
medisch advies en wat op dat moment bekend is, ambtshalve bekeken of er
gronden zijn voor een andere titel voor toelating. Dat doen wij dus
ambtshalve als daar reden toe is. Als de asielprocedure positief is
terwijl de medische aanvraag nog in behandeling is, dan kun je stellen
dat er voorzien is in een verblijfsvergunning en dan kan nog de keuze
gemaakt worden om wel of niet met "medisch" door te gaan. Op het moment
dat iemands asielverzoek is afgewezen en wij parallel ambtshalve zijn
begonnen en er medisch iets aan de hand is waar wij nog even mee bezig
zijn, dan is er sprake van een tijdelijke artikel 64-procedure, dus
uitstel van vertrek op medische gronden totdat wij het antwoord op die
medische vraag hebben gegeven.

De heer De Krom (VVD): Ik probeer het toch helder en scherp voor de
geest te krijgen. Stel dat in die parallelle procedure ambtshalve geen
grond wordt gezien tot een verblijf op medische gronden. Die
asielprocedure wordt afgewerkt. Het antwoord is: nee, u hebt geen recht
op asiel. Ontstaat er daarna een nieuwe mogelijkheid om verblijf op
medische gronden aan te vragen? Als het antwoord daarop ja is, heeft het
natuurlijk allemaal weinig zin.

Staatssecretaris Albayrak: Het heeft juist heel erg veel zin. Er komt
geen nieuw recht. Het is niet zo dat je door die parallelle procedure de
gronden voor toelating uitbreidt. Het is nu al zo dat als je wat betreft
asiel uitgeprocedeerd bent, je pas daarna, dus volgtijdelijk de medische
procedure start. Dan heb je heel veel tijd verloren. Dan heb je te maken
met MVV, maar vaak wordt er dan een VoVo uitgesproken. Wij zeggen dan
dat men de uitkomst niet in Nederland mag afwachten. In de praktijk is
dat echter vaak wel het geval. Mensen werken niet mee aan hun terugkeer.
Als ze geen documenten hebben wordt het al moeilijk. Die complicaties
uit de praktijk zijn genoegzaam bekend. Dat willen wij nu allemaal
ondervangen door parallel aan de asielprocedure helemaal aan het begin
na te gaan of er gronden zijn op basis waarvan iemand een
verblijfsvergunning zou moeten krijgen. Dat kan dus betekenen dat wij
met een veel grotere tijdswinst tot een beslissing kunnen komen. In een
kwart van alle gevallen krijgen mensen die een aanvraag op medische
gronden indienen een verblijfsvergunning. Dus die kunnen wij nu de tijd,
de moeite en de energie besparen en zij zullen dus eerder op basis van
hun medische situatie een verblijfsvergunning krijgen. Voor de overige
driekwart zal het ook betekenen dat wij al sneller hebben kunnen
toetsen. Als nadat ze uitgeprocedeerd zijn alsnog een aanvraag regulier
wordt opgestart dan zijn wij ook in staat om heel snel na te gaan --
veel sneller dan wij nu in de medische procedure doen -- of er sprake is
van nieuwe feiten en omstandigheden. Er zal dan een medisch dossier
beschikbaar zijn. De afwijzing zal dan dus ook sneller komen. Als wij
die eerste zorgvuldigheid in de procedure hebben betracht, is de
verwachting gerechtvaardigd dat rechters veel minder vaak VoVo's zullen
toewijzen als zij zien dat het allemaal is gecheckt en er geen nieuwe
feiten en omstandigheden zijn. Dan zal de vreemdeling veel sneller in de
situatie terechtkomen dat er geen sprake is van rechtmatig verblijf. Dan
behoeven wij dus ook geen opvang te verlenen. Dan vragen wij de
vreemdeling om naar het land van herkomst terug te gaan en aldaar de
uitkomst van de nieuwe procedure af te wachten.

De heer De Krom (VVD): Wordt die parallelle procedure ambtshalve
opgestart? Ik zie u knikken. Als de uitkomst daarvan is dat men geen
recht op verblijf heeft op medische gronden anders dan asiel, staat,
naar ik aanneem, de mogelijkheid tot beroep tegen dat besluit open.

Staatssecretaris Albayrak: Ja.

De heer De Krom (VVD): Dus daar staat de mogelijkheid tot beroep open.
Dat betekent in feite dat je een extra beroepsmogelijkheid creëert. In
de vervolgaanvraag regulier is namelijk ook beroep mogelijk. Dus wat
zijn wij nu precies aan het doen?

Staatssecretaris Albayrak: In de huidige omstandigheden geldt dat
wanneer je een reguliere procedure start na je asielprocedure, je ook de
volledige rechtsgangmogelijkheid hebt.

De heer De Krom (VVD): Maar dit is een extra stap, een extra
mogelijkheid.

Staatssecretaris Albayrak: Ja. Daarom hebben wij gezegd dat hiervoor
geen extra parallelle beroepsprocedure is. Dat loopt namelijk mee in de
beroepsprocedure asiel.

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Ik wil inhaken op de antwoorden die
de staatssecretaris mij gaf op mijn vragen over de BMA-adviezen op het
punt van de medische zorg in het land waar iemand naar teruggestuurd
wordt. Het gaat mij niet om de toegankelijkheid, want daarin volg ik de
staatssecretaris. Je kunt niet gaan kijken of de zorg daar betaalbaar is
en of het toevallig op 500 km afstand beschikbaar is. Het gaat echter
wel om de beschikbaarheid. Dat mis ik in de adviezen. Als iemand in het
land van herkomst wel aan een nierdialyseapparaat kan hangen, maar er
maar vijf plaatsen beschikbaar zijn in het hele land, vind ik dat dat
meegenomen moet worden in het BMA-advies. Ik krijg daarom graag een
nadere precisering van het antwoord van de staatssecretaris.

	Ik heb nog een tweede vraag. Ik heb de staatssecretaris gevraagd waarom
zij er niet voor kiest om bij elke aanvraag voor asiel, de asielzoeker
naar een sociaal geneeskundige te sturen en of dit niet een te
gemakkelijke manier van bezuinigen is. Zij heeft daar geen antwoord op
gegeven. In haar brief van 7 oktober zegt zij echter zelf dat zij er uit
financiële overwegingen voor kiest om niet een uitgebreid medisch
onderzoek te doen. Vindt zij zelf ook niet dat een volwaardig en
uitbreid onderzoek aan iedereen aangeboden zou moeten worden? Het moet
niet verplicht worden, maar het moet wel worden aangeboden. Mensen
moeten die kans krijgen, gewoon vanwege de zorgvuldigheid van de eerste
procedure.

Staatssecretaris Albayrak: Ik heb de keuze die wij hebben gemaakt al
uitgebreid toegelicht en heb aangegeven waarom die zo beperkt is
gebleven. Ik heb ook gezegd dat dat niets afdoet aan de parallelle
procedure waarin, als er redenen zijn om mensen vanwege de medische
situatie zo'n onderzoek aan te bieden, die route open wordt gehouden. Ik
acht het niet haalbaar om eenieder standaard een uitgebreid medisch
onderzoek aan te bieden. Lang niet alle mensen zijn ziek. Als je dan zou
uitlokken dat ze er allemaal gebruik van gaan maken, dan weet ik niet
hoe wij dat met zijn allen zouden moeten betalen.

	Dan de beschikbaar van de gezondheidszorg in de landen van herkomst.
Dat is niet een oordeel dat het BMA hier zelfstandig velt. Wij hebben
internationale bronnen geraadpleegd. Ik ben even kwijt welke
organisaties wij allemaal raadplegen, maar er is naar gekeken of je op
basis van de verkregen informatie uit mag gaan van de beschikbaarheid
van de zorg. Dit staat allemaal uitgebreid in de brief. Het is dus niet
de IND die zelf een oordeel velt. Over de medische stand van zaken en de
beschikbaarheid van behandelingen in die landen zijn objectieve gegevens
beschikbaar die internationaal gebruikt mogen worden. Ik zeg het nu heel
algemeen, maar wel op de goede manier.

De heer Spekman (PvdA): Ik heb drie korte vragen. Ten eerste heb ik de
staatssecretaris horen zeggen dat er nog iets bekeken wordt als het gaat
om de procedure bij Schiphol en dat het dan vooral gaat om de positie
van het medisch advies daar. Ik neem aan dat wij daarover geïnformeerd
worden.

	Ten tweede had ik de staatssecretaris gevraagd naar de brief van
Vrouwen tegen uitzetting. Daarin werd de vraag gesteld hoe wordt
omgegaan met seksueel geweld. Ik heb begrepen dat de staatssecretaris
heeft gezegd dat MAPP uitgangspunt is van de wijze waarop wij daarmee
omgaan. Deze groep maakt zich echter zorgen over de specifieke training
die nodig is om hier enigszins begripvol mee om te gaan in interviews.
Daar is de staatssecretaris niet op ingegaan.

	Ten derde krijg ik nog graag een reactie op hetgeen Amnesty heeft
gezegd -- men verschilt blijkbaar van mening met de staatssecretaris --
over de noodzaak om de medische rapportages die voldoen aan bepaalde
kwaliteitseisen op basis van het Istanbul-protocol mee te wegen bij de
beoordeling van het asielverzoek. Het uitgangspunt van Amnesty is dat
dergelijke medische rapportages conform artikel 4, lid 3 van de Europese
kwalificatierichtlijn dienen te worden meegewogen bij de beoordeling van
asielrelaas.

Staatssecretaris Albayrak: Op het punt van het medisch advies op
Schiphol en de continuïteit van de rechtsbijstand heb ik gezegd dat wij
die nader uit gaan werken. Wij zullen dit punt meenemen bij de
stand-van-zakenrapportage over de implementatie van de wet, die
uiterlijk medio 2010 bij de Kamer bekend zal zijn.

De invoering van het wetsvoorstel is op 1 juli 2010 voorzien. Vandaar
dat ik net zei dat het medio 2010 bekend zal zijn.

	Dan kom ik bij VTU, seksueel geweld, MAPP en specifieke training.
Eenieder die regelmatig in de keuken van de IND kijkt, heeft de
ontwikkeling kunnen zien van gendersensitiviteit. Zo zijn er nu
gendercontactpersonen. Denk ook aan het opbouwen van de kennis van alles
wat met gendergerelateerd geweld te maken heeft. Ik verwijs ook naar de
erkenning van gendergerelateerd geweld als grond voor asiel of als
bijdrage aan het vluchtverhaal. Wij zijn een eind opgeschoten. Dat geldt
ook voor de deskundigheid van de mensen die de verhoren afnemen. Ik zal
kijken of genderelementen specifieke aandacht behoeven binnen de
deskundigheid die ik net noemde, waarvoor wij de MAPP-systematiek hebben
gevolgd. Als het nodig is, zal ik daar ook in voorzien. Ik denk dat wij
nu redelijk op weg zijn. Ik zal kijken waar wij mogelijk nog
tekortschieten, maar ik denk dat de IND wat dit betreft inmiddels wel
redelijk op orde is. Dat geldt overigens ook voor het horen van
alleenstaande minderjarigen, et cetera.

	De heer Spekman heeft gevraagd naar het steunbewijs en het medisch
advies. Hij zegt dat ik blijkbaar van mening verschil met Amnesty
International. Dan zeg ik: ja, daarover verschillen wij van mening.

De heer Spekman (PvdA): Dat constateer ik inderdaad. Ik vraag me alleen
af waar dat in zit. In reactie op schriftelijke vragen van de SP-fractie
schrijft u dat het medisch steunbewijs van generlei waarde is. Het is
een beetje bruut uitgedrukt misschien, maar daar komt het ongeveer op
neer. Het staat op bladzijde 25. Vervolgens stuurt Amnesty ons een brief
waarin staat dat het volgens het Istanbul Protocol van waarde behoort te
zijn. Het moet op een bepaalde manier gebeuren. Dat betekent dat de wet-
en regelgeving moet worden aangepast. Dat moet gebeuren op basis van de
Europese regelgeving over de kwalificatierichtlijn. Het is dus meer dan
een meningsverschil. De vraag is dan ook hoe het juridisch in elkaar
steekt. Moet het en, zo ja, waarom zit het er dan niet in? Het heeft in
ieder geval wel waarde.

Staatssecretaris Albayrak: Ik denk dat het niet alleen een verschil van
mening is, maar ook een verschil in interpretatie van die
kwalificatierichtlijn. Ik heb gewezen op de jurisprudentie die inmiddels
redelijk vaststaat. De overheid hoeft niet actief naar dat bewijs op
zoek te gaan. Het staat de vreemdeling vrij om het mee te nemen en dan
wordt het meegewogen. De vreemdeling wordt dus in de gelegenheid gesteld
om het te overleggen. Daar verplicht de kwalificatierichtlijn ons toe.
Er rust dus geen plicht op de overheid om actief op zoek te gaan. De
jurisprudentie geeft ons ook gelijk in die interpretatie.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik heb ook een aantal vragen gesteld over
het steunbewijs, waar de staatssecretaris nog niet op is ingegaan.
Waarom staat dan wel in de schriftelijke beantwoording dat rapporten van
de Medische Onderzoeksgroep van Amnesty International wel degelijk
worden meegenomen in de beoordeling van de asielrelazen? Dat staat haaks
op wat de heer Spekman net constateerde.

	Dan heb ik nog een tweede vraag. De asielzoeker moet zelf actief op
zoek gaan naar mogelijkheden om het steunbewijs te vergaren. Hoe ziet de
staatssecretaris dat dan voor zich? Op welke manier kan de asielzoeker
dat nog meer doen dan bij Amnesty International aankloppen?

	Dan de derde vraag. Stel dat de asielzoeker zelf tijdens het medisch
advies zegt dat hij op zijn lichaam tekenen van marteling heeft. Hij kan
bij wijze van spreken zelfs zijn T-shirt optillen om het te laten zien.
Wat gebeurt daar dan mee? Wordt dat opgetekend? Wordt daar verslag van
gedaan, zodat het meegenomen kan worden in de algemene asielprocedure?

Staatssecretaris Albayrak: De beschermingsbehoefte wordt primair
vastgesteld aan de hand van de aannemelijkheid van het verhaal van de
vluchteling. Als er bij het medisch onderzoek of tijdens het gesprek
uiterlijke verminkingen aan het licht komen, wordt daarvan aantekening
gemaakt. Dat geldt ook voor de eventuele uitleg van de vreemdeling,
bijvoorbeeld dat een litteken het gevolg is van een schot in zijn been.
In het dossier komt echter nadrukkelijk niet te staan: de verminking aan
het been is het gevolg van een schot in het been. Een dergelijk causaal
verband kunnen de medici op dat moment ook helemaal niet leggen. Er
wordt dus aantekening van gemaakt en die aantekening wordt door de
IND-medewerker in de procedure meegenomen.

	Als het onderzoek naar medisch steunbewijs zou worden opgenomen in het
medisch advies van de RVT, zou het medisch advies te omvangrijk worden
om nog werkbaar te zijn. Ik baseer dat op de manier waarop bijvoorbeeld
Amnesty het op dit moment doet. Het staat de vreemdeling natuurlijk
altijd vrij om alles wat volgens hem zijn vluchtverhaal ondersteunt,
voor te leggen. Als er bijvoorbeeld een MOG-rapport wordt ingediend, zal
de IND dat meenemen bij de weging van de feiten. De overheid hoeft daar
echter niet zelf achteraan te gaan.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik begrijp waarom de staatssecretaris zegt
dat zij daarvoor geen verantwoordelijkheid draagt. Maar hoe moet de
asielzoeker volgens haar die verantwoordelijkheid dan wel invullen?

Staatssecretaris Albayrak: Als een vreemdeling stelt dat hij over
bewijzen beschikt, mag hij geacht worden zelf met dat bewijs te komen.
Hij hoeft dat overigens niet te doen, want wij kunnen op basis van zijn
relaas de aannemelijkheid ervan bepalen.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Dat is natuurlijk geen antwoord. De
asielzoeker moet dus zelf een doktersverklaring zien te krijgen,
bijvoorbeeld door een MOG-onderzoek. In de RVT-periode van zes dagen
lukt dat nooit! De verwijzing naar de eigen verantwoordelijkheid van de
asielzoeker wordt daardoor natuurlijk wel een farce. Iemand moet immers
wel in de gelegenheid worden gesteld om op een redelijke manier dat
steunbewijs te overleggen.

Staatssecretaris Albayrak: U suggereert opnieuw dat het medisch advies
bedoeld is om het asielverhaal te staven. Dat hoeft helemaal niet te
gebeuren in het medisch advies. Dat advies heeft een heel ander doel. Al
het bewijs dat na het starten van de asielprocedure wordt aangeleverd,
wordt meegewogen.

De heer De Krom (VVD): Ik weet niet of het in de Vreemdelingenrapportage
staat, maar ik zou graag van de staatssecretaris horen hoeveel procent
van de asielzoekers gebruikmaakt van artikel 64 en hoeveel procent van
de reguliere aanvragen medisch is.

Staatssecretaris Albayrak: Volgens mij staat het erin, maar in tweede
termijn zal ik u die percentages geven.

	Voorzitter. Ik kom toe aan de vragen die ik onder het kopje procedure
heb verzameld.

	Mevrouw Azough vroeg waarom in de algemene procedure geen inhoudelijk
criterium voor afdoening is opgenomen. Daarover hebben wij in december
al uitgebreid gedebatteerd. Ik ga dat debat niet overdoen, maar ik wil
haar er nog wel op wijzen dat een inhoudelijk criterium in dat stadium
niet nodig is. Er kleeft bovendien een risico aan. Als je namelijk in de
algemene procedure moet gaan besluiten om een vreemdeling op grond van
inhoudelijk vastgelegde gronden wel of niet door te verwijzen naar de
verlengde procedure, leidt dat tot een enorme juridisering. Je moet dan
namelijk antwoord gaan geven op vragen als: Kloppen de criteria wel?
Zijn de criteria wel goed gewogen? Mag de IND er wel van uitgaan dat er
wel of niet aan die criteria kan worden voldaan? Alles overziend denk ik
dat wij aan het begin van de procedure onze tijd en energie beter aan
iets anders kunnen besteden.

Het is ook niet nodig om de zorgvuldigheid van de procedure te
garanderen. In principe wordt er namelijk altijd doorverwezen als de
tijd te kort blijkt om in de aanmeldprocedure een zorgvuldig besluit te
nemen.

Mevrouw Van Velzen vraagt of de algemene asielprocedure langer zal duren
dan acht dagen, indien blijkt dat deze periode in de praktijk te kort
is. Wij hebben goed gekeken naar de tijd die voor de processtappen nodig
is. Ik heb al een aantal keer verwezen naar de strakke planning van die
acht dagen. Daaraan gaat een lange voorbereiding vooraf.

In veel gevallen duurt een processtap echt niet langer dan een dag. Om
die reden hebben wij ervoor gekozen om de algemene asielprocedure acht
dagen te laten duren, waarbij in principe voor elke processtap één
kalenderdag is uitgetrokken. Omdat voorafgaand aan de indiening van de
asielaanvraag de planning te maken is, verwacht ik dat deze acht dagen
voldoende zullen zijn om de aanvraag zorgvuldig te bekijken. Daarnaast
kijken wij naar mogelijkheden om deze termijn van acht dagen in een
beperkt aantal gevallen met enkele dagen te verlengen, bijvoorbeeld als
er plotseling geen tolk meer beschikbaar is. Dat kan een reden zijn om
de termijn te verlengen. In sommige onverwachte situaties is daarmee
gewaarborgd dat in de algemene asielprocedure voldoende tijd beschikbaar
is om de asielaanvragen te behandelen tenzij langduriger onderzoek nodig
is. Het kan ook gaan om ziekte van de vreemdeling. Alles wat niet aan de
vreemdeling zelf ligt of aan ons, kan reden zijn voor verlenging.

	Op het punt van de rechtsbijstand vroeg mevrouw Azough hoe de
spreekuurvoorziening zich verhoudt tot het beginsel van de
continuïteit. De advocaat die in de spreekuurvoorziening zit, doet dit
ten behoeve van de advocaat van de asielzoeker. Hij fungeert als een
soort verlengde arm. De spreekuurvoorziening zal daarom zoveel mogelijk
beperkt worden tot processtappen waarbij zo min mogelijk afbreuk wordt
gedaan aan het uiteindelijke doel van de continuïteit. Het zal bij
uitstek gaan om procedurele handelingen, zoals uitreiking, toelichting,
et cetera. Dit geldt in ieder geval voor de dag waarop de voorbereiding
op het nader gehoor plaatsvindt omdat de asielzoeker al tijdens de rust-
en voorbereidingstijd uitgebreid is voorbereid op het eerste en vaak ook
al het nader gehoor. Het geldt ook voor de dag waarop een zienswijze kan
worden ingediend. De eigen advocaat zal dat vaak zelf doen, in alle
rust, ruimte en beslotenheid van zijn eigen kantoor, terwijl de
spreekuuradvocaat in het aanmeldcentrum de asielzoeker hierover zal
voorlichten en eventuele vragen zal beantwoorden. Ik wees er al op dat
de advocatuur zelf erg blij was met deze flexibele voorziening die de
continuïteit ook wat hen betreft ten goede komt.

	Ik kom te spreken over de continuïteit van de rechtsbijstand als er
vertragingen optreden. Mevrouw Koşer Kaya sprak daarover. Ik kan mij
goed voorstellen dat er zich ondanks alle maatregelen situaties voordoen
waarin het vanwege logistieke redenen niet mogelijk is om een
asielzoeker gedurende de hele procedure door één advocaat te laten
begeleiden. Dat kan het geval zijn als er aanleiding bestaat om de
asielprocedure met enkele dagen te verlengen. Als zich zo'n situatie
voordoet, en wij streven ernaar om dergelijke situaties zoveel mogelijk
te beperken, dan zullen wij vanuit de gedachte van continuïteit ernaar
streven om het aantal advocaten dat zich met een asielzoeker bezig houdt
te beperken. Wij houden er evenwel rekening mee dat het in de praktijk
nooit volledig voorkomen kan worden.

	De heer De Krom sprak over de procedure en over artikel 15c. Hij begon
daarmee zijn betoog. Hij stelde een interessante vraag, namelijk of dit
wetsvoorstel niet eigenlijk een uitbreiding van de categoriale
bescherming in Europa behelst. Mijn antwoord daarop is ja. Het is een
voor mij zeer welkome uitbreiding, ongeacht of het komt omdat er de
facto categoriaal beleid in de landen bestaat, waardoor mensen daar
dezelfde bescherming krijgen als in Nederland, of omdat jurisprudentie
van het Europees Hof van Justitie ertoe dwingt om de
kwalificatierichtlijn zodanig te implementeren dat alle landen hetzelfde
niveau van bescherming bieden. Die harmonisatie in Europa zal naar mijn
verwachting in het voordeel zijn van landen zoals Nederland dat de
traditie heeft van een relatief hoger niveau van bescherming.

	Overigens is de vertaling van artikel 15c in de wet slechts een
verplaatsing, en wel van wat eerst in het Vreemdelingenbesluit stond
naar de Vreemdelingenwet. Dat gebeurt zonder dat dit een uitbreiding van
de werkingsfeer met zich brengt. Eerder is mij om een reactie gevraagd
op de prejudiciële antwoorden van het Europese Hof; die gingen over
artikel 15c. Die reactie heeft de Kamer ook gekregen. Daarbij heb ik
uitgebreid verteld waarom het in mijn ogen geen uitgebreide aanvullende
bescherming biedt bovenop artikel 3 van het EVRM. In mijn ogen breidt
het de bescherming in die zien dus niet uit. Ik heb het hele verhaal nog
op mijn netvlies, maar ik denk dat het wat ver gaat om dat nu te
herhalen. Ik doel op de combinatie van gewapend conflict en de
uitzonderlijke omstandigheden, waar de prejudiciële vragen over
spreken. Dat heb ik ooit een dubbelslot genoemd; dat maakt dat je de
facto eigenlijk op een vorm van bescherming zit waar artikel 3 van het
EVRM ons ook al in de weg zou staan om mensen uit te zetten.

	De heer De Krom heeft een vraag gesteld over asielzoekers die via het
land komen en niet via Schiphol. Volgens hem zouden zij dan geen recht
meer moeten hebben op asiel. Feit is – en dat is niet anders dan in de
voorafgaande jaren – dat de mensen hier al zijn. Je kunt dan niet
mensen weigeren zonder te checken of zij gevaar voor hun leven lopen.
Als je geen "dubbel in claim" kunt leggen, kan je mensen ook niet naar
een ander Europees land sturen; je zult ze dus in behandeling moeten
nemen.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik wil nog even iets zeggen in vervolg
op de vraag van de heer De Krom over artikel 15c en de vertaling daarvan
in artikel 29. U bent een beetje hybride als u zegt: het is een
uitbreiding of niet. Ik ga ervan uit dat dit artikel zoals het in de wet
komt te staan, geen uitbreiding is ten opzichte van de wijze waarop wij
het deden. Ik ga er dus van uit dat het eigenlijk niets anders is dan de
implementatie van een richtlijn en dat het niet verder gaat dan de
implementatie van de richtlijn. Of wordt daar bovenop nog jurisprudentie
in de wet neergelegd?

Staatssecretaris Albayrak: Nee, het is twee keer hetzelfde. De
implementatie van de richtlijn via de prejudiciële vragen die de
Afdeling bestuursrechtspraak aan het Hof had gesteld, is duidelijk
geworden. Dat biedt ons nu de gelegenheid om het zo in de wet op te
nemen.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Daarmee doen wij hetzelfde als andere
landen?

Staatssecretaris Albayrak: Wij doen het in ieder geval. Of alle andere
landen het nu ook al codificeren, is een tweede vraag.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Dat is iets waar wij op moeten letten.
Het gaat erom dat wij geen bescherming in de wet neerleggen die afwijkt
van die in andere landen, waardoor je hier sneller een asielstatus
krijgt dan elders.

Staatssecretaris Albayrak: Voor de Nederlandse situatie is dat geen
uitbreiding; wij hadden het namelijk al letterlijk opgenomen. Artikel
15c was dus al geïmplementeerd in het Vreemdelingenbesluit.

De heer De Krom (VVD): Inderdaad hebben wij al vaker de discussie
gevoerd over artikel 15c van de richtlijn. Ik vind dat geen prettig
artikel; maar goed, die discussie hoeven wij nu niet over te doen. De
vraag is nu wel wat het rechtsgevolg is van het verplaatsen van dit
artikel van het besluit naar de wet. Ik kan mij toch niet voorstellen
dat dit geen rechtsgevolgen heeft. Toen het in het besluit stond, was
dat ter ondersteuning en ter nadere uitleg van artikel 29, eerste lid.
Nu gaat het deel uitmaken van dat eerste lid. U kunt toch niet zeggen
dat het niets uitmaakt? Als het niets uitmaakt, waarom doen wij het dan?

Staatssecretaris Albayrak: Omdat wij nu met een wetswijziging bezig zijn
die ons ook het handvat biedt om dit in de wet te regelen. Toen wij de
kwalificatierichtlijn implementeerden, hebben wij er uitdrukkelijk voor
gekozen om het via de makkelijke weg te doen. Dat paste ook in onze
wetsystematiek; bovendien hadden wij het Vreemdelingenbesluit. Veel
andere Europese landen hebben dat element rechtstreeks in de wet
geïmplementeerd. Het is een technische "correctie", als u het zo wilt
noemen. Het Vreemdelingenbesluit heb ik indertijd ook met veel
overtuiging verdedigd. Toen was de kritiek uit de Kamer waarom wij het
niet meteen in de wet opnamen. Dat debat staat mij nog heel goed bij.
Gezien het feit dat er inmiddels antwoorden zijn op de prejudiciële
vragen en wij met een wetswijziging bezig zijn, doen wij het nu in een
keer goed. Het is dus een technische wijziging.

De voorzitter: Ik kijk even op de klok. De staatssecretaris is nu ruim
anderhalf uur bezig met de beantwoording, maar als ik goed tel, is zij
nog niet op de helft. 23.00 uur halen wij dus makkelijk, zeg ik er maar
even bij, al moeten wij ons misschien even afvragen met hoeveel tijd we
dat tijdstip willen overschrijden. Gaat u door, mevrouw de
staatssecretaris.

**

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter, misschien niet het aantal mapjes,
maar wel de inhoud van de mapjes zegt mij dat ik wel degelijk over de
helft ben.

De voorzitter: We zullen zien.

**

Staatssecretaris Albayrak: Waarom heb ik er niet voor gekozen om een
ruimere beoordeling van het asielrelaas door de rechter mogelijk te
maken, zoals wordt beoogd met het initiatief Pechtold/Van der Ham? Het
begrip ex nunc is genoemd. U moet dat niet op zichzelf zien, want dat is
niet de enige weg waarlangs ik in ieder geval mijn argumenten opbouw om
te stellen dat de volle toets bij de rechter niet nodig is en niet
wenselijk vanwege de risico's die eraan kleven. Ik zal daar nog veel
meer over zeggen. Het gaat erom dat het pakket dat er nu ligt voor de
gehele aanpassing van de asielprocedure niet alleen stevig is als het
gaat om de rechtspositie van de vreemdeling, maar in mijn ogen ook
evenwichtig is, om het doel van de asielprocedure, dus snelheid in
combinatie met zorgvuldigheid, te waarborgen. De volle toetsing vind ik
niet wenselijk, want u moet beseffen dat het gaat om de toets van de
geloofwaardigheid van het asielrelaas. Allereerst is vreemdelingenrecht
bestuursrecht. In het bestuursrecht is de beoordeling van de
geloofwaardigheid van het relaas in eerste instantie aan het
bestuursorgaan. Bij de IND zit de kennis, expertise, tijd, energie en
het geld om uitgebreid op alle feiten die worden aangedragen, in te
gaan, om onderzoek te doen, om taalanalyses te doen, om uitgebreid te
onderzoeken of een verhaal klopt. Het beslag dat door een volle toetsing
op een rechtbank wordt gelegd, en dus op rechters, mensen en middelen,
moeten we niet onderschatten. Als zij ten volle alles wat de IND heeft
gedaan zouden moeten narekenen en overdoen, zou de verantwoordelijkheid
van het bestuursorgaan naar de rechter verschuiven. Dat is in het
bestuursrecht nooit de bedoeling. Dit zou niet alleen een uitbreiding
van de capaciteit van rechtbanken, maar ook van de afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State betekenen. Je kunt volgens mij
bovendien serieus betwijfelen of dit de rechtspositie, de
rechtsbescherming van de vreemdeling ten goede komt. Wij hebben nu de
volle eerste procedure bij het bestuur. Dan heb je de rechter die
inderdaad misschien ten onrechte -- nee, niet ten onrechte, want ik vind
het een grote vooruitgang; laat ik het positief zeggen -- ex nunc gaat
toetsen. Dat betekent dat die op dat moment alle feiten en
omstandigheden die bekend zijn én alle beleidswijzigingen die intussen
zijn doorgevoerd, zoals bijvoorbeeld een categoriale bescherming die is
ingeroepen, mag meewegen om na te gaan of de IND tot het oordeel heeft
kunnen komen dat voorligt. Er zal dus ook veel meer via die rechter
gerepareerd worden, als ik het zo mag noemen, zo dat op dat moment
geïndiceerd is. De rechter hoeft dus niet alleen maar af te gaan op de
feiten en omstandigheden zoals die waren toen de IND ernaar keek, maar
mag het doen op basis van de informatie op dat moment, dus ex nunc.
Daarbij komt wat ik de Kamer eerder heb toegezegd, namelijk dat alle
wijzigingen en feiten en omstandigheden die hangende de procedure al
bekend worden, door de IND zelf worden meegenomen. Er zit dus ook bij
het bestuur een correctiemoment. De IND doet daar wat mee en als het bij
de rechter komt, kan die dat ook allemaal meewegen. Daarbij komt dat de
afdeling bestuursrechtspraak echt een andere functie heeft. Daarvan kun
je niet vragen dat die de volle toets van de rechter nog eens gaat
toetsen. Dat zou een redelijk volle toetsing door de Raad van State
betekenen, maar dat kan echt nooit de bedoeling zijn. Als je de
rechterlijke toets over de volle linie zo gaat optuigen, gaat het
volgens mij ten koste van de focus met de beperkte middelen en mensen
die hiermee aan de slag zullen gaan. Daarom heb ik liever dat de
verantwoordelijkheid blijft liggen waar die ligt, namelijk bij het
bestuursorgaan, bij de staatssecretaris, en dat de rechterlijke toets,
ex nunc, sterk verbetert en ons in staat stelt om uw zorgen weg te
nemen.

	Artikel 83 met de ex nunc-toetsing en de bestuurlijke lus in lid 5 is
een uitdrukkelijke verbetering en een duidelijke versterking van de
toetsing door de rechtbank. Ik aarzel een beetje of ik de lange teksten
die ik hier voor mij heb liggen moet voorlezen. Het allerbelangrijkste
is dat ik de te brede aandacht bij de rechter en de Raad van State voor
de vreemdeling in het kader van rechtsbescherming als een risico ervaar.
De kosten aan mensen en middelen voor het optuigen van de rechtbanken en
de Raad van State wegen niet op tegen de voordelen die wij via een
andere weg benutten. Ik zou ook niet weten waar wij dat geld vandaan
moeten halen. Bovendien, ik kom hiermee terug op mijn eerste argument,
is het in ons bestuursrecht in de verhouding tussen bestuur en rechter
zo dat de verantwoordelijkheid voor het toetsen van het asielrelaas hier
ligt en dat de rechter zonder enige terughoudendheid -- dat zegt de
afdeling wel -- moet toetsen of het bestuursorgaan zorgvuldig tot zijn
besluit heeft kunnen komen. Er is dus wel degelijk een
niet-terughoudende toetsing door de rechter of ik in alle zorgvuldigheid
tot dat besluit heb kunnen komen. Maar dit is echt wat anders dan dat
hij alle feiten, omstandigheden en het bewijs gaat wegen, en het
onderzoek gaat herhalen waarvoor het bestuursorgaan is opgericht. Er
zijn dus forse verbeteringen.

Ik vind het jammer dat ik de Kamer niet heb kunnen overtuigen dat de
oorzaken van het doorprocedeergedrag worden weggenomen met deze
verbeteringen, in combinatie met alles wat er gebeurt in de parallelle
procedure en het medisch onderzoek en met de uitbreiding van de ruimte
voor de asielzoeker om zijn verhaal te doen. Ik zie een risico in de
volle toets, niet alleen in personele en financiële zin, maar ook voor
ons rechtsbestel, omdat het atypisch is in de verhouding tussen
bestuursorgaan en rechter.

	De heer De Krom heeft nog een korte vraag gesteld over dit onderwerp.
Waarom heeft de rechter wel aan de minister een termijn gegeven om in te
gaan op nieuwe feiten en niet aan de vreemdeling als het gaat om de
toetsing van feiten? In de vraag is de procedure niet juist weergegeven.
Lid 5 van het nieuwe artikel 83 geeft de minister de mogelijkheid om te
reageren op de nieuwe gegevens en lid 6 biedt de vreemdeling die
mogelijkheid. Er is uiteraard één verschil. De minister zal moeten
aangeven wat de gevolgen van de nieuwe gegevens zijn voor het besluit.
Dat is de bestuurlijke lus waar ik net over sprak.

De heer De Krom (VVD): De staatssecretaris heeft misschien de
meerderheid van de Kamer niet kunnen overtuigen.

Staatssecretaris Albayrak: Ik weet niet of het de meerderheid is, maar
het is een deel van de Kamer.

De heer De Krom (VVD): Zij heeft een belangrijk deel van de Kamer er
niet van kunnen overtuigen dat volle toetsing door de rechter echt een
ongelooflijk slecht idee is. Mevrouw Koşer Kaya lacht erom, maar het is
een regelrechte ramp als dit door de Kamer zou worden aangenomen. In het
verleden gebeurde het wel, als ik het goed zeg. Dat leidde ertoe dat er
in 2002 80.000 mensen in de opvang zaten met een enorm stuwmeer aan
zaken bij de rechtbanken. Ik geloof dat dat de piek was. Als dit
doorgaat, gaan wij terug naar de jaren negentig. Ik zou het een absolute
ramp vinden als dit gebeurt. Voor zover de staatssecretaris vraagt om
steun voor haar standpunt over die volle toetsing, heeft zij die ten
volle van de VVD.

De voorzitter: Dat is geen vraag maar een opmerking, dus wat mij
betreft, hoeft de staatssecretaris daar niet op te reageren.

**

Mevrouw Koşer Kaya (D66): De heer De Krom staat het vrij om tegen te
stemmen, maar ik denk dat het juist een ongelofelijk goed idee is om het
zorgvuldig te doen, zodat wij niet straks herhaalde verzoeken krijgen.
Ik heb drie argumenten waarom het wel zou moeten en een vraag. Ten
eerste lijkt mij toch de rechter bij uitstek degene die gaat beoordelen
of een asielrelaas juist is of niet. Daarom hebben wij ons systeem ook
zo opgezet als wij het hebben opgezet. Ten tweede wijs ik op artikel
3.46, want de opmerking van de staatssecretaris is naar mijn idee
moeilijk te rijmen met het motiveringsbeginsel. Traditioneel betekent de
eis dat een besluit moet berusten op een deugdelijke motivering onder
meer dat de feitelijke grondslag van het besluit juist is. Ten derde
vraag ik mij af of het meer geld gaat zou kosten, omdat je veel minder
herhaalde verzoeken zult krijgen en het dan ook zorgvuldiger wordt. Ik
heb nu een amendement ingediend, samen met mevrouw Van Velzen. Daarin
spreken wij uit om in gevallen waarin het oordeel van de minister
omtrent de verblijfsvergunning gebaseerd is op het oordeel dat het
asielrelaas van de vreemdeling niet geloofwaardig is een vollere
toetsing te laten doen door de rechter. Dus daarmee beperken wij het ook
voor een deel. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris straks
wellicht op dat amendement reageert.

De voorzitter: Die vraag is terecht, en natuurlijk moet de
staatssecretaris op het amendement reageren, maar het amendement is
binnengebracht op het moment dat de staatssecretaris haar eerste reactie
op het mondeling door u aangekondigde al had gegeven, dus het mag ook
schriftelijk. Dat mag altijd met amendementen die later worden
ingediend. Ik kijk even naar de staatssecretaris of het verstandig is om
nu te reageren of om dat in tweede termijn of schriftelijk te doen.

**

De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb wel een procedurele vraag, ook
aan de indieners. Dit is wat mij betreft wel een onderwerp dat een apart
debat vergt, dus het staat u vrij om dit amendement in te dienen, maar
die volle toetsing -- zeker op dit onderdeel, namelijk de vraag of het
verhaal geloofwaardig is -- is nog wel de meest moeilijke van alle
toetsingen, want dan moet de rechter dus inderdaad bij de hele
IND-organisatie gaan kijken hoe het werkelijk is in het land van
herkomst. Dat gaat voor mijn gevoel elke efficiencywinst en verbetering
van de procedures te boven. Als wij dat willen, zou ik de indieners
adviseren -- die dit zelf moeten weten -- om het in zijn geheel in die
wet op te nemen. Dan kan ik het ook beter beoordelen, want nu reageer ik
ook op dit amendement, en kan ik beter antwoorden op de dan vanuit vak K
gegeven argumenten.

De voorzitter: Procedureel hebt u een punt. Dit voorstel is nu alleen
als amendement ingediend en niet meer als initiatiefwet. Dat maakt het
lastiger.

**

De heer Van Haersma Buma (CDA): Mijn procedurele vraag was om dit toch
in de vorm van een initiatiefwet in te dienen, zodat ik veel beter met
de indieners in vak K het debat kan voeren over deze verstrekkende
wijziging.

De voorzitter: Wil de staatssecretaris nog reageren? Of liever straks?

**

Staatssecretaris Albayrak: Eigenlijk heb ik hierover al heel veel
gezegd. Ik kom straks nog wel even terug met een reactie op het
amendement. Ik denk dat dat het beste is, want ik lees nu dat de
indieners het niet hebben over een volle toets maar over een vollere
toets.

De voorzitter: Het wordt er niet eenvoudiger op.

**

Staatssecretaris Albayrak: Dus ik wil even kijken wat u nu precies zegt
en in hoeverre dit nu weer anders is dan het initiatief-Pechtold. Want
dit lijkt af te wijken van wat u eerder hebt betoogd.

De voorzitter: Dan doe ik het voorstel dat de staatssecretaris hierop
schriftelijk reageert, zodat zij er ook nog even goed kennis van kan
nemen hoe het initiatief-Pechtold eruit zag en zij ook kan ingaan op de
verschillen tussen dit amendement en dat initiatief. Dat lijkt mij beter
dan nu te reageren.

**

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik heb twee vragen. Ten eerste vraag ik aan
mevrouw Koşer Kaya wat zij bedoelt met "een vollere toetsing", want dat
is mij niet helemaal duidelijk. Ten tweede heb ik een vraag aan de
staatssecretaris, die in de memorie van toelichting zegt dat de ex
nunc-toetsing zoals zij die voorstelt door de rechter van relevante
feiten en omstandigheden ervoor zal zorgen dat vervolgprocedures korter
en uitzonderlijker zullen worden. Maar waarom zou dat niet eveneens
gelden voor de fase van hoger beroep?

De voorzitter: Vindt u het goed, voordat u allemaal op deze min of meer
procedurele maar ook inhoudelijke zaken ingaat, dat ik even
inventariseer wat voor vragen u hebt?

**

De heer Anker (ChristenUnie): Ik wil een ordevoorstel doen, want ik
constateer dat wij stiekem aan een tweede termijn over een amendement
van een van de leden zijn begonnen. Omwille van de eindtijd van het
debat zou ik liever de staatssecretaris haar eerste termijn willen laten
afmaken, zodat wij dan in de tweede termijn onderling aan de gang
kunnen.

De voorzitter: Ik heb net een procedurevoorstel gedaan, namelijk dat de
staatssecretaris nadrukkelijk ingaat op de verschillen tussen dit
amendement en het initiatief-Pechtold en wat dat betekent voor dit
wetsvoorstel. Ik zie dat de heer De Krom daarop wil reageren.

**

De heer De Krom (VVD): Het komt mij voor dat dit amendement de kern van
het wetsvoorstel van het kabinet onderuit haalt, namelijk geen volle
toetsing door de rechter. Als dit amendement na een schriftelijke
reactie toch zou worden aangenomen, dan kan ik mij voorstellen dat het
kabinet dit wetsvoorstel intrekt. Ik zou in ieder geval in de
schriftelijke reactie ook willen zien wat het kabinet met de wet gaat
doen als dit amendement wordt aangenomen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Wij zijn bezig met een wetgevingsoverleg, met
de behandeling van een wetsvoorstel. Ik vind het procedureel onjuist om
er dan een ander initiatiefwetsvoorstel bij te betrekken. Er ligt een
amendement voor van mevrouw Koşer Kaya en mijzelf; ik denk dat we dat
amendement moeten behandelen.

De voorzitter: U hebt gelijk, mevrouw van Velzen, maar een van uw
collega’s heeft nadrukkelijk gevraagd, zowel aan de indiener van dit
amendement als aan de staatssecretaris, wat het verschil is tussen het
initiatiefwetsvoorstel en het amendement.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Nu reageert u op mijn reactie en dat maakt het
een beetje ingewikkeld. Ik hoef op dit moment geen oordeel over een
initiatiefwetsvoorstel dat nu niet aan de orde is. Het gaat hier om het
amendement, zoals dat is ingediend.

De voorzitter: Dat kan niet, want u stelt verschillende vragen. Ik denk
dat we er verstandig aan doen om aan de staatssecretaris te vragen om op
al die vragen, zoals gebruikelijk bij wetgeving, antwoord te geven. Ik
denk dat het nog verstandiger is als ze dat schriftelijk doet.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Dat lijkt me helemaal onwenselijk. We zitten
hier midden in de behandeling van een wetsvoorstel en dan dient er niet
een deel schriftelijk behandeld te worden. Ik zou dan willen voorstellen
na de eerste termijn te schorsen en op een ander moment de tweede
termijn in te plannen.

De heer Van Haersma Buma (CDA): Het is mij in ieder geval duidelijk dat
dit amendement wel een bommetje onder die wet is, omdat het amendement
vrij structureel is. Ik heb aan meer dan een brief behoefte en wil in
ieder geval een antwoord van de staatssecretaris horen. Dat mag wat mij
betreft in tweede termijn, dan is er misschien iets meer tijd en kunnen
we eerst de eerste termijn afronden. Maar dan zou ik het wel graag
daarna willen horen, omdat het bepalend is voor mijn positie ten aanzien
van het wetsvoorstel. Er staat in het artikel overigens "ten volle" en
niet "vollere toetsing", dus het artikel is zo duidelijk als wat. Dat
maakt mij, gecombineerd met het feit dat het over de geloofwaardigheid
van het verhaal gaat, wel extra bezorgd. Misschien kunnen we nu de
eerste termijn afhandelen, waarna de staatssecretaris er wat mij betreft
in de tweede termijn op terugkomt.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Kan de staatssecretaris antwoord geven op
de vragen die gesteld zijn? Laten we vooral verdergaan met het debat,
want volgens mij is er hier sprake van overdreven reacties als er
gesproken wordt over bommetjes en dergelijke.

De voorzitter: In ieder geval bent u het op dat punt al niet met elkaar
eens.

**

Staatssecretaris Albayrak: Laat ik een poging doen om hier inhoudelijk,
specifiek op het amendement gericht, een antwoord op te geven. Terwijl
de commissieleden met elkaar in gesprek waren, had ik de tijd om het
amendement nauwkeuriger te lezen, dus dat scheelt weer.

Ik lees dat het voorgestelde artikel concreet moet luiden: "voor zover
het besluit omtrent een verblijfsvergunning berust op het oordeel dat de
door de vreemdeling aangevoerde feiten en omstandigheden niet
geloofwaardig zijn, toetst de rechter de beoordeling door onze minister
ten volle.". Daar zit geen woord Spaans bij: niets voller of een beetje
vol, niet iets minder vol, maar ten volle. Dan kom ik weer terug op de
argumenten die ik net noemde en die voor een deel puur staatsrecht zijn.
Nederland heeft in het bestuursrecht de rechterlijke toets in twee
instanties vormgegeven: eerst de rechtbank en daarna de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State. In de toelichting zeggen de
indieners van het amendement ook nog eens dat het gaat om "een vollere
toetsing dan nu volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State". Het gaat dus ook nog eens om
de toets door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Ik vraag de commissieleden om even met mij mee te lopen langs de
totstandkoming van de Vreemdelingenwet 2000 en de reden waarom we
destijds hebben gekozen voor een beperkte functie van het hoger beroep.

	In het bestuursrecht wordt in hoger beroep een oordeel gegeven over de
aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er wordt dus geen rechtstreeks
oordeel gegeven over de eerder in de zaak door het bestuursorgaan, door
de staatssecretaris genomen beslissing. De Raad van State oordeelt over
de aangevallen uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling kan in hoger
beroep gaan, maar in heel veel gevallen is dat de staatssecretaris zelf.
In het vreemdelingenrecht geldt deze bestuursrechtelijke vorm te meer,
omdat voor hoger beroep in vreemdelingenzaken het zogeheten
grievenstelsel geldt. In dat stelsel wordt in dit voorstel geen
wijziging aangebracht. Het grievenstelsel blijft dus bestaan. Wij hebben
bewust gekozen voor een beperkte vorm van hoger beroep. Wij hebben die
beperking niet primair gezocht in het type zaken waarin hoger beroep
ontstaat. Wij hebben een procedure ontworpen die de Afdeling
bestuursrechtspraak in staat stelt om de grote aantallen zaken waarin
geen vragen spelen over het belang van de rechtseenheid, ook na de
afschaffing van de Rechtseenheidkamer, het belang van de rechtseenheid,
de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen, relatief
snel af te doen, op een doelmatige wijze. Dat betreft de bulk van alle
zaken, zaken dus die geen raakvlak hebben met de rechtseenheid en
zaaksoverstijgende belangen. Vervolgens kan men zich doelmatig richten
op de zaken waarvoor hoger beroep wel is bedoeld. Wij hebben
uitdrukkelijk gekozen voor een hoger beroep dat zich richt op de
zaaksoverstijgende belangen, op de rechtseenheid en de rechtsbescherming
in algemene zin. Als je de Afdeling bestuursrechtspraak via de volle
toets zou belasten met een uitgebreide toets op alle zaken die worden
aangedragen, dan gaat dat hoe dan ook ten koste van de functie van het
hoger beroep, iets waarvoor wij met volle verstand hebben gekozen en
waarmee wij voorzien in een behoefte in ons rechtssysteem. Een
belangrijk onderdeel daarvan is het grievenstelsel. Wij hebben in de
Vreemdelingenwet 2000 geregeld dat een of meer grieven tegen de
uitspraak van de rechtbank moeten worden ingebracht. Indien ook de
Afdeling bestuursrechtspraak nieuwe gegevens in de beoordeling zou
moeten betrekken, zou het grievenstelsel als zodanig niet meer te
hanteren zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak zou haar rol in de
zaaksoverstijgende kwesties feitelijk niet meer kunnen vervullen. Op die
manier wordt het hoger beroep, zoals dat is bedoeld, met de functie die
het heeft in de rechtseenheid en de rechtsbescherming in het algemeen,
met dit amendement opgeblazen.

	Dan de vraag van de heer De Krom naar de consequenties voor het
wetsvoorstel, mocht het amendement in deze vorm worden aangenomen. Wij
gaan ons daar dan op beraden. Ik kan daar nu niet op vooruitlopen.

De heer Spekman (PvdA): Ik keer de redenering even om. De ratio waarom
mijn fractie altijd voor de volle toets was, en dat eerder heeft
uitgesproken, had te maken met het feit dat het bijvoorbeeld bij
botanalyses en taalanalyses onbevredigend was als een rechter liet
blijken dat die van geen kant deugden, maar er toch geen uitspraak over
kon doen, omdat hij de geloofwaardigheid niet mocht toetsen. Als die
kwestie op een andere manier te ondervangen is, dan hoor ik dat graag.
Het is voor het rechtsgevoel niet goed dat, als mensen een beroep doen
op de rechter en deze wel iets ziet, hij er officieel geen uitspraak
over mag doen.

Staatssecretaris Albayrak: Daar heb ik al op geantwoord. De rechter
toetst het asielrelaas, de geloofwaardigheid ervan, weliswaar
terughoudend, maar hij toetst wel of het besluit van de IND zorgvuldig
tot stand heeft kunnen komen. Als de rechter denkt dat een botonderzoek
onvoldoende of te veel weging heeft gehad, waardoor het besluit te veel
is beïnvloed, dan kan hij stellen, gelet op wat hij heeft gezien, dat
een en ander onzorgvuldig tot stand is gekomen.

Dan wordt het gewoon weer teruggelegd bij het bestuursorgaan om een
nieuw besluit te nemen. Die route is toch al voldoende waarborg om die
zorgvuldigheid te betrachten. Over de Raad van State heb ik het
voldoende uitgebreid gehad, maar bij de rechtbank is de grootste winst
de ex nunc-toetsing. Als de vreemdeling in de tussentijd een onderzoek
heeft waarmee zijn leeftijd wel kan worden aangetoond of waarmee de
grondslagen van een onderzoek van de IND onderuit worden gehaald, kan de
rechtbank het op basis van die informatie wegen. De uitbreiding met de
ex nunc-toetsing is volgens mij de enige terechte reparatie van een
vergroeiing, waar de toetsing te beperkt was en waarvan in de praktijk
is gebleken dat het herhaalde aanvragen in de hand werkte. Door de ex
nunc-toetsing nu zelf in artikel 83 van de wet te regelen, hebben wij
dat in ieder geval opgelost. Daar zit naar mijn mening ook de grootste
zorg als het gaat om herhaalde aanvragen. Die zitten niet bij de Raad
van State.

De heer Spekman (PvdA): Gebleken is dat het in het verleden heel vaak
fout ging bij botanalyse en taalanalyse. Bij botanalyse is dat nu veel
minder, maar bij taalanalyse gebeurt dat nog steeds veel, zeker bij
Afrikaanse landen waar in een land vaak meerdere dialecten en talen
worden gesproken. Die afweging over geloofwaardigheid wordt heel vaak
gebaseerd op een taalanalyse. De rechterlijke macht is van mening dat
zij de geloofwaardigheid onvoldoende kan beoordelen, omdat zij gehouden
is aan de ruimte die de wet nu biedt. Die is te beperkt. Dat is ook de
voornaamste kritiek van al die maatschappelijke organisaties.

Staatssecretaris Albayrak: Die zorg zou dus moeten leiden tot twijfel
bij de rechter over de vraag of het besluit zorgvuldig tot stand is
gekomen. Die ruimte is er uitdrukkelijk en met inachtneming van de
uitspraak worden wij geacht een nieuw besluit te nemen. Dat is de
waarborg die er nu in zit.

De heer De Krom (VVD): De heer Spekman kan proberen het heel ingewikkeld
te maken, maar dat is het niet. Je toetst namelijk of vol of marginaal.
Daar zit weinig licht tussen. Als ik de staatssecretaris echter goed
versta, is haar advies aan de heer Spekman en de fractie van de PvdA om
tegen dit amendement te stemmen. Kan zij dat bevestigen?

Staatssecretaris Albayrak: Mijn advies aan de gehele Tweede Kamer is om
tegen het amendement te stemmen, inclusief de indiener.

De heer De Krom (VVD): Maar dan ben ik benieuwd wat de heer Spekman en
de fractie van de PvdA met het amendement gaan doen.

De voorzitter: De heer Spekman zal dat in tweede termijn zeggen, als hij
dat wil.

**

Staatssecretaris Albayrak: Ik begrijp de zorg van de heer Spekman goed.
Het zal echter in de praktijk meevallen, omdat wij langs andere wegen de
zorgen -- bijvoorbeeld wat betreft het botonderzoek -- redelijk hebben
weggenomen. Zelfs als de Kamer mijn antwoord niet voldoende vindt, mag
het alternatief nooit zijn dat wij het dan maar bij de rechter
neerleggen en dat hij volledig, van A tot Z, het werk van de IND over
gaat doen. Hij werkt namelijk in principe met dezelfde
onderzoeksmogelijkheden. De vraag is of je dat de rechters moet aandoen.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Wil de staatssecretaris ingaan op bezwaren
die bijvoorbeeld door Amnesty International naar voren worden gebracht?
Daarbij gaat het om de volle toetsing, die volgens de staatssecretaris
niet mogelijk is. Het probleem is dat de rechtbank weliswaar toetst of
het asielrelaas voldoende zwaarwegend is, maar dan wel op basis van de
beoordeling door de IND. Als die beoordeling luidt dat het relaas
ongeloofwaardig is, levert dat het probleem op. Dat heeft ervoor gezorgd
dat het Europese Hof naar aanleiding van het asielrelaas van de Eritrese
dienstweigeraar -- de zaak Said versus Nederland -- oordeelde dat er wel
degelijk elementen in het asielrelaas zaten die geloofwaardig werden
geacht. Dat was naar aanleiding van een volle toetsing. De
staatssecretaris kan wel zeggen dat er allerlei mogelijkheden zijn voor
de rechter om te toetsen, maar wel op basis van de feiten en het relaas
dat bij de IND naar voren wordt gebracht.

Staatssecretaris Albayrak: Wij hebben natuurlijk lang met elkaar
gepraat, ook in het verleden, over de vraag of deze toetsing ook onder
de Vreemdelingenwet 2000 voldoet aan de eisen van het Europese Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Daaraan toetsen wij steeds. Dat is onze lat. Dat hebben wij steeds
volgehouden, dat full and ex nunc assessment een rechtsmiddel is dat een
waardige rechtsbescherming aan de vreemdeling biedt. De Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State zelf geeft de erkenning dat
wij moeten voldoen aan het EVRM, in zijn jurisprudentie ook een plek. Er
is een recente uitspraak van 21 juli van dit jaar. Daarin overweegt de
afdeling dat bij de toetsing door de rechter van mijn standpunt -- de
aannemelijkheid, de geloofwaardigheid -- omtrent het realiteitsgehalte
van de door de vreemdeling aan niet ongeloofwaardig geachte feiten en
omstandigheden ontleende vermoedens over wat hem bij terugkeer naar het
land van herkomst te wachten staat, voor een terughoudende toetsing geen
plaats is. Dat is ook zeer relevant voor u, mijnheer Spekman. De
afdeling zegt dus dat rechters het oordeel van de staatssecretaris niet
terughoudend moeten toetsen. Op het moment dat het bijvoorbeeld gaat om
artikel 3 van het EVRM, is er voor terughoudendheid geen plaats en
zullen zij moeten bekijken of het besluit van de staatssecretaris
zorgvuldig tot stand is gekomen. Dat is dus nu zo, dat is
jurisprudentie. Daar zit de rechtswaarborg en de ruimte voor de rechters
om een oordeel te vellen of ik in alle redelijkheid zorgvuldig tot die
afweging heb kunnen komen, met alles wat mij ter beschikking stond.

De heer De Krom (VVD): In artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht
staat dat nieuwe feiten en omstandigheden kunnen worden ingebracht,
tenzij de belanghebbende redelijkerwijs kan worden verweten dit niet te
hebben gedaan. Dat is de algemene regel in de bestuursrechtspraak. Wat
de staatssecretaris voorstelt, gaat veel verder. Zelfs als het iemand
verweten kan worden bepaalde feiten of omstandigheden niet eerder te
hebben ingebracht, kan hem dat toch niet worden tegengeworpen in de
procedure. Dat gaat dus veel verder. Dat is veel ruimer dan wat in de
Algemene wet bestuursrecht is opgenomen. Mij ontgaat de logica daarvan
volledig. Ik ben het er ook echt niet mee eens. Kan de staatssecretaris
daarop ingaan?

Staatssecretaris Albayrak: Dat is eigenlijk dezelfde ruimte voor
zorgvuldigheid en rechtswaarborgen als ik net probeerde uit te leggen.
Als je kijkt, zeker als het gaat om een toets op grond van artikel 3 van
het EVRM, of op dat moment met de op dat moment beschikbare informatie
je iemand mag weigeren en uitzetten naar een land van herkomst, gaat het
erom dat je de informatie die je op dat moment hebt, ook moet gebruiken.
Het feit dat iemand die eerder in de procedure had kunnen inbrengen,
maar dat niet heeft gedaan, zou afdoen aan de zorgvuldigheid in de
procedure als de rechter zou zeggen dat wij dat niet meer gaan meewegen.
Dus met name bij de toets op grond van artikel 3 van het EVRM is het
ondenkbaar dat je wel beschikt over informatie die relevant is voor de
veiligheidsvraag, maar dat je die niet zou willen gebruiken omdat iemand
die niet eerder heeft ingebracht.

De heer De Krom (VVD): In dat geval ben ik tegen deze bepaling. Dit gaat
mij gewoon te ver.

Staatssecretaris Albayrak: Kan ik nog iemand blij maken vanavond?

De voorzitter: Ja hoor, mij, door gewoon door te gaan.

**

Staatssecretaris Albayrak: Over de herhaalde aanvragen heb ik eigenlijk
al heel veel gesproken. Kortheidshalve ga ik in op de samenhang tussen
een aantal elementen. Men had het al over de parallelle procedure, de
rust- en voorbereidingstijd, medisch aan het begin, vervolgens de snelle
beoordeling van herhaalde aanvragen als er geen nieuwe feiten en
omstandigheden meer zijn en de ex-nunctoetsing door de rechter. Het
indienen van een herhaalde aanvraag kan nooit helemaal worden voorkomen.
Je kunt nooit uitsluiten dat er daadwerkelijk nieuwe feiten en
omstandigheden zijn die een weging waard zijn. Ik verwacht wel dat met
de met dit voorstel beoogde verbetering de noodzaak tot het indienen van
herhaalde aanvragen en ook het rechtsbelang om door te procederen
feitelijk zal afnemen. De maatregelen in de brief spreken wat dat
betreft voor zich.

De heer Anker (ChristenUnie): We willen allemaal volgens mij zo min
mogelijk ruimte geven om door te procederen. Zegt u nu eigenlijk dat er
een moment komt dat het weinig zin meer heeft om herhaalde aanvragen in
te dienen, en dat het enige doel waarvoor ze nog zouden kunnen worden
ingediend, is om telkens weer de procedure te verlengen? Of zit er nog
een natuurlijke grens aan?

Staatssecretaris Albayrak: Als je hier aan het begin al naar kijkt, kan
het zijn dat iemand die daadwerkelijk ziek is veel sneller dan nu een
verblijfsvergunning krijgt. Het kan ook betekenen dat het verhaal dat nu
pas na anderhalf jaar wordt gehouden, eerder wordt gehouden en heel snel
ongeloofwaardig wordt geacht, of dat er geen medische nood of situatie
wordt geconstateerd, die een reden zou kunnen zijn voor een tijdelijke
of permanente verblijfsvergunning. Als je dit hebt gecheckt, kunnen
mensen alsnog na het uitgeprocedeerd zijn een aanvraag indienen, maar
als er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn, kun je deze ook
relatief snel afwijzen. Maar het kan ook zijn dat iemand in de
tussentijd een aandoening krijgt of ziek wordt, waardoor er een nieuwe
situatie is en er wel degelijk nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Dat
zul je dus moeten beoordelen.

	Dan kom ik bij de vragen over opvang van mevrouw Van Velzen, de heer
Van Haersma Buma en de heer Anker. Mevrouw Van Velzen vroeg of de
rechtbanken binnen vier weken een uitspraak doen. Dat is het advies van
de Raad voor de rechtspraak in de consultatieronde. Deze zegt dat ze dat
gewoon gaan halen. Er wordt voldoende spoedeisend belang aanwezig geacht
omdat er gedurende die vier weken opvang is, waardoor ze ook binnen die
vier weken een zaak zullen afdoen. Er zullen vast individuele rechters
zijn die zich daar zorgen over maken, maar ik mag uitgaan van het advies
van de Raad voor de rechtspraak.

	Ik blijf bij het uitgangspunt dat een reguliere procedure die opgestart
is na een asielprocedure in principe geen recht op opvang geeft. Dat is
de algemene procedure. Deze mensen zijn geen vluchteling en zitten dus
in dezelfde situatie als andere reguliere aanvragers. Iemand die zonder
visum naar Nederland is gekomen en hier een partner vindt, geven we ook
geen opvang. Dat zijn vergelijkbare situaties. Dat betekent dat een
reguliere procedure in principe in het land van herkomst opgestart moet
worden. Als ze hier al zijn, vragen we hun om terug te gaan en netjes de
procedure te volgen die we daarvoor hebben bedacht, namelijk eerst een
MVV aanvragen voordat ze hiernaartoe kunnen komen.

	De heer Anker vraagt nadrukkelijk aandacht voor uitgeprocedeerde
asielzoekers. De heer Van Haersma Buma ziet het ook als een dilemma,
omdat het voor een deel kan gaan om rechtmatig verblijvenden zonder
opvang, een soort restgroep, nadat we de opvang voor de medische zaken
al hebben geregeld. Ik heb inmiddels een brief gestuurd waarin ik vertel
hoe we vanaf 1 januari de opvang van mensen met een medische aanvraag
gaan doen. Ik heb gezegd dat ik hiervoor een filter nodig heb dat in de
praktijk zal moeten werken. Dat filter is er nu, en we moeten kijken of
dit in de praktijk zal werken. We willen geen van allen dat het aantal
medische aanvragen gaat toenemen, omdat zo'n aanvraag recht op opvang
geeft. Daar zal ik goed op toezien. Daarom hebben we een testfase. Bij
een medische aanvraag hebben we nog iets in handen om een filter op te
bouwen, namelijk een medisch dossier. We hebben daar een secure
procedure voor. Ik heb er vraagtekens bij, maar we gaan het doen. We
gaan hen opvangen.

	Voor de overige rechtmatig verblijvenden, zoals de mensen met een
aanvraag buiten schuld, een aanvraag schrijnend of een aanvraag verblijf
bij partner, is het veel moeilijker om objectief met een filter te
werken. Was het maar waar dat er een zeef was waar je mensen op kon
zetten, om te kijken of ze erdoorheen vallen of erop blijven hangen. Zo
werkt een filter dus niet. Zo'n zeef hebben we niet en dat betekent dus
dat ik voor deze rechtmatige categorieën niet iets kan bedenken waarmee
we kunnen zeggen dat mensen met een kansrijke aanvraag opvang krijgen,
omdat ze uiteindelijk toch wel in het gelijk worden gesteld.

Het risico is hier meer aanwezig dan bij "medisch", als wij ook deze
vormen van verblijfsaanvraagopvang genereren, dat het aantal mensen zal
toenemen die zeggen dat zij niet terug kunnen terwijl zij dat wel
kunnen, dat het tegenwerken in de procedure zal toenemen en dat
überhaupt het aantal aanvragen zal toenemen, omdat men weet dat het
indienen van een aanvraag recht op opvang geeft. Ook van die ervaringen
uit het verleden hebben wij geleerd. Ik snap uw wens wel. Wij hebben het
voor "medisch" geregeld, omdat het een noodzaak was. Als mensen
rechtmatig verblijf hebben, moet de overheid daar dan niet
verantwoordelijk voor zijn? Er zijn inhoudelijke redenen om dat niet te
doen. Op uw vraag om de kansrijken eruit te filteren, zeg ik dat ik geen
methode heb gevonden, ondanks alle pogingen, om voor de overige
rechtmatig verblijvenden zo'n filter tot stand te brengen.

	Voor de alleenstaande minderjarigen geldt een andere systematiek. Via
een andere motie, de perspectiefmotie, hebben wij nu in de opvang
voorzien van de doelgroep van die motie.

	De relatie met de noodopvang werd kort gelegd. Wij zullen er
ongetwijfeld nog met u over spreken. Ik heb via maatwerk alle gemeenten
waar de noodopvang nog is de gelegenheid geboden om met mij naar de
individuele dossiers te kijken, opdat ik op 1 januari een oplossing heb
gevonden voor alle mensen die nu nog in de noodopvang zitten. Als de
noodopvang ondanks dit aanbod open wordt gehouden met de bedoeling om
daar ook nieuwe gevallen te plaatsen in een toekomstig jaar, is dat
uitdrukkelijk in strijd met de afspraken die ik met de VNG heb gemaakt.
Ik zal de datum van 1 januari afwachten voor het opmaken van een balans.
Het overgrote merendeel van de gemeenten werkt mee. Een enkele gemeente
kondigt aan geld beschikbaar te hebben gehouden voor de noodopvang
volgend jaar. Ik hoop -- vele gemeenten hopen dat met mij -- dat zij dat
geld niet nodig zullen hebben voor de noodopvang, tenzij zij verkeerde
bedoelingen hebben, namelijk om nieuwe uitgeprocedeerde gevallen in de
noodopvang te plaatsen. Dan zullen wij daartegen de afspraken inroepen
die wij met de minister van Binnenlandse Zaken hebben gemaakt over het
opschalen van het optreden tegen gemeenten.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik ben een beetje verbaasd over uw redenering
naar aanleiding van de roep van verschillende fracties om een filter
voor bijvoorbeeld "buiten schuld" in te stellen. U zegt: ik kan niet
iets bedenken. Het gaat erom dat een asielzoeker alles doet wat aan hem
gevraagd wordt om mee te werken aan uitzetting. U kunt daar toch wel een
lijstje van maken? Ik neem tenminste aan dat de IND al zo'n lijstje
heeft. Als de asielzoeker in kwestie dan ook nog eens uit China komt of
uit een van die andere 44 landen die niet van plan zijn om asielzoekers
terug te nemen, dan kunt u toch een redelijk objectief lijstje maken en
op basis daarvan een filter formuleren? Laat ik hier te stevige woorden
neerzetten. "Ik kan niet iets bedenken"; zo ken ik u niet. U kunt wel
degelijk iets bedenken; u wilt dat niet. Ik vraag mij af waarom u dat
niet wilt. Je ziet toch dat die mensen uitgezet moet worden, dat het
niet lukt, dat zij dan op straat komen en dat zij in een
vreemdelingencentrum terechtkomen. Denk aan de mallemolen en de kosten,
als je mensen in uitzetcentra zet. Ik gaf net de bedragen al aan.
Daarvoor moeten wij toch een oplossing kunnen vinden?

Staatssecretaris Albayrak: Een paar jaar geleden hadden wij het
meewerkcriterium. Het gevolg van het werken met zo'n criterium op papier
was dat niemand meer meewerkte. Het was voor ons behoorlijk onmogelijk
om aan te tonen dat iemand niet meewerkte en het was voor de vreemdeling
vrij makkelijk om te zeggen dat hij wel meewerkte, zonder dat dit door
ons te toetsen was. Een voorbeeld zijn mensen die liegen over de
identiteit, de naam en de nationaliteit. Zelfs als die nationaliteit bij
vermoeden vaststond en wij met zo iemand naar de ambassade gingen om
papieren te krijgen -- het ongedocumenteerd zijn is vaak de grote
hindernis om mensen te kunnen uitzetten -- zei de ambassade: die persoon
kan zo niet heten of komt in onze bestanden niet voor. Als je
systematisch over je naam blijft liegen, kun je heel lang volhouden dat
je meewerkt, dat je elke keer weer meegaat naar de ambassade. Dat
meewerkcriterium is niet werkbaar. Dat had überhaupt een nadelig effect
op de medewerking. Het zong rond, mensen vertelden het aan elkaar en nog
minder mensen gingen meewerken. Wij zijn daar dan ook terecht van
afgestapt. Ik zou niet terug willen naar die werkelijkheid.

Ik ben het met u eens dat wij gebruiken moeten maken van het
buitenschuldcriterium, zoals met de Kamer ook is afgesproken. Dat wij
daar in het verleden wat terughoudender mee waren en dat wij dat nu
moeten toepassen zoals het is bedoeld, dat ben ik ook met u eens. Mijn
instructie is ook dat als de Dienst Terugkeer &Vertrek bij pogingen om
mensen uit te zetten, signalen heeft dat het echt niet door de
vreemdeling komt, maar dat er objectieve redenen zijn waarom iemand niet
weg kan -- tegenwerking van het land van herkomst bij herhaalde pogingen
enzovoort -- DT&V en IND in dat samenspel vaker gebruik moeten maken van
het buitenschuldcriterium. Dat is de instructie waarmee ik bij het
beëindigen van de noodopvang een deel van de oplossing biedt. U zult
zien dat wij daar ook daadwerkelijk gebruik van maken.

Mevrouw Van Velzen (SP): Dan concludeer ik dat u niet bereid bent om een
filter in te stellen, uit angst dat mensen zich dan calculerend op gaan
stellen. Het is dus niet een inhoudelijk, maar een puur pragmatisch
verhaal.

Staatssecretaris Albayrak: Ik vind het behoorlijk inhoudelijk. Als ik de
naam niet kan toetsen, is zo'n filter niet te maken, mevrouw Van Velzen.
Er is geen objectief meewerkfilter.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik zie dat een groep asielzoekers uit
specifieke landen gewoon niet uitzetbaar is en dat wij die toch in een
carrousel blijven houden en blijven proberen en proberen en proberen. Ik
denk dat wij daar wel degelijk een objectief filter tegenover kunnen
zetten.

Staatssecretaris Albayrak: Mijn stelling is dat als mensen vrijwillig
terug willen, het in bijna 100% van de gevallen ook lukt. Voor die
landen waar dat niet voor geldt, hebben wij andere voorzieningen. Daar
is het buitenschuldcriterium voor.

De heer Anker (ChristenUnie): De kwestie is dat wij op dit moment een
noodopvang hebben, die nu "leeggemanaged" moet worden, maar waar voor de
helft groepen in zitten die nu wachten op een laatste poging via
schrijnendheid, die er buiten schuld zitten of die er met een kind
zitten. Daar kunnen wij heel moeilijk over doen, maar op het moment dat
iemand nog een kind of partner in procedure heeft, moet het volgens mij
niet zo heel erg moeilijk zijn om te zeggen: wij wachten even af hoe het
met die andere procedure gaat. Dan geef je zo'n gezin in ieder geval de
gelegenheid om dat met elkaar af te wachten, in plaats van dat je de een
al gaat uitzetten, terwijl de ander nog in Nederland aan het wachten is.
Stel dat diegene dan wel verblijf krijgt, dan mag die ander weer
terugkomen.

	De DT&V mag nu adviseren of iemand in aanmerking komt voor het
buitenschuldcriterium. Ik zit er niet op te wachten dat iemand die daar
wel aan meewerkt en alles goed doet, toch, omdat een bepaalde termijn
afloopt en er een bepaalde regel is, op straat terechtkomt, terwijl nog
wordt bekeken of het buitenschuldcriterium van toepassing is en de DT&V
wellicht constateert dat het niet echt aan deze mijnheer of mevrouw te
wijten is dat hij of zij nog in Nederland is. Als het gaat om
schrijnendheid, kan ik mij levendig voorstellen dat je niet na tien jaar
procederen zegt: nu gaan wij nog een keer schrijnendheid proberen.
Volgens mij kun je dat prima filteren op het moment dat je dat kort op
de reguliere procedure zet. Dan kun je zeggen: de IND heeft nu echt een
foutje gemaakt; zij hebben ontzettend goed alle regels nageleefd, maar
hier zou de staatssecretaris toch nog een keer naar moeten kijken. Het
is volgens mij niet zo moeilijk. De staatssecretaris zegt dat ik geen
alternatieven heb, maar kan zij hier niet eens op reageren?

Staatssecretaris Albayrak: Ik vind de gedachte van de heer Anker erg
sympathiek en ik vind die al heel lang sympathiek. Ik meen dat de heer
Van Haersma Buma ook graag hoort hoe het zit, omdat hij dit ook een
sympathiek punt vindt. Dat geldt ook voor andere leden van de Kamer. Het
enig wat ik zeg is dat ik niet voor al die andere categorieën -- buiten
schuld, schrijnendheid, discretionaire bevoegdheid, verblijf bij
partner, verblijf bij ouder, verblijf als alleenstaande minderjarige --
een algemene voorziening voor de opvang kan maken. Ik merk dat er af en
toe nog heel veel activisme uit de vorige kabinetsperiode is, terwijl er
in de praktijk van werken van DT&V en IND heel veel veranderd is. Er
wordt nadrukkelijk ruimte genomen om het buitenschuldcriterium een
uitkomst te laten bieden voor de gevallen die u aan het hart gaan,
zonder dat er weer een categoriale voorziening wordt gecreëerd.

Als het gaat om mensen die verblijf bij partner vragen is er in negen
van de tien gevallen, zo niet in tien van de tien gevallen reeds sprake
van een woonsituatie met partner en is er dus al opvang. Het gaat dan
niet vaak om mensen die acuut in de centrale opvang moeten. Met
betrekking tot schrijnendheid is vaak sprake van een combinatie met
medisch en is er een opvangvoorziening. Dus ik denk dat in de praktijk
het aantal mensen voor wie er geen oplossing zou zijn in het beleid, zo
klein is dat ik de stelling aandurf dat die zaken individueel moeten
worden aangedragen en dat ik middels het plan van aanpak Beëindiging
noodopvang, ook in de praktische samenwerking met gemeenten in principe
altijd in staat moet zijn om een oplossing te vinden. Overigens hebben
wij het hier wel over rechtmatig verblijvende mensen. Wij hebben het
niet over mensen die uitgeprocedeerd zijn en zelf de
verantwoordelijkheid niet nemen om weg te gaan, mensen die hier dus
onrechtmatig zijn en ten aanzien van wie wij hier met z'n allen moeten
zeggen: en hier trekken wij één lijn. Dat betekent dat door de
rijksoverheid, de gemeenten en de provincies aan hen geen opvang geboden
mag worden.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik ben altijd bereid tot introspectie als
er nog sporen zijn van activisme uit het vorige kabinet. Ook daar kan ik
mij overigens levendig iets bij voorstellen. De staatssecretaris
refereerde aan het project Beëindiging noodopvang. Dat project is nodig
aangezien die opvang in de loop der jaren is volgestroomd. Het is
belangrijk dat die nu wordt afgebouwd. Wij gaan nu over naar een nieuwe
procedure. Ik hoop van harte dat die geen rafels zal hebben en dat die
geen regels bevat waardoor mensen op straat terechtkomen terwijl zij nog
druk bezig zijn met bijvoorbeeld hun terugkeer te regelen. Het verleden
geeft in ieder geval niet de garantie dat wij niet weer in dat soort
situaties terechtkomen. Ik ben mij nog druk aan het beraden, maar de
staatssecretaris weet hoe graag wij dit willen. En ik ben daarin niet
alleen. Kan de staatssecretaris aangeven hoe zij denkt de noodopvang
leeg te krijgen? Hoe vaak zal er dan gebruik worden gemaakt van het
"buiten schuld"-criterium? Hoe vaak is het nu echt een werkbaar iets? De
staatssecretaris heeft gezegd dat er in het verleden wat terughoudend
mee is omgegaan. Welnu, volgens mij hebben wij het nauwelijks gebruikt.
En nu ineens zou het de oplossing zijn, een soort haarlemmerolie? U moet
er begrip voor hebben dat dit er bij mij ook niet in een keer ingaat.

Staatssecretaris Albayrak: Ik heb in het vorige debat al toegezegd dat
ik na 1 januari de Kamer de cijfers over het project Beëindiging
noodopvang dat tot 31 december loopt, zal overleggen. Daarbij zal ook
inzicht gegeven worden in het aantal inwilligingen op basis van het
"buiten schuld"-criterium. Ik weet dat die percentages in de tientallen
lopen en veel hoger liggen. Dan heb ik het dus over de berusting in het
feit dat het niet aan de vreemdeling ligt dat hij niet terug kan.

De voorzitter: U bent nu toe aan de beoordeling van de amendementen?

**

Staatssecretaris Albayrak: Ja. De heer Spekman heeft twee voorstellen
gedaan voor het verder beperken van de herhaalde aanvragen en hij heeft
een amendement ingediend over de positie van kinderen en een grotere
bescherming tegen de uitzetting van minderjarige kinderen.

Eerst ga ik in op de herhaalde aanvragen. Ik begin met een algemene
opmerking over de suggesties die de heer Spekman heeft gedaan. Wij
hebben snel meegeschreven. Misschien kan hij op schrift stellen wat hij
precies wil. Dan ben ik bereid om te kijken of het kan. Elke suggestie
die werkbaar en haalbaar is om herhaalde aanvragen verder te beperken,
zal ik overnemen. Het gaat er alleen om dat het zorgvuldig en
uitvoerbaar is. Ik zal de voorstellen dus laten onderzoeken op de
juridische implicaties ervan.

	De heer Spekman heeft ook nog een specifieke vraag gesteld. Iemand
heeft asiel aangevraagd en dat wordt geweigerd. Vervolgens wordt er
zonder nieuwe feiten en omstandigheden een nieuwe asielprocedure
gestart. Dan is na het besluit van de IND nog slechts één gang tot de
rechter mogelijk. Ik vind het een aardig idee om de zaak in één
instantie te laten afdoen, dus niet in twee instanties: eerst beroep en
dan hoger beroep. Ik kan alleen de implicaties nog niet helemaal
overzien. Ik hoop dat het niet de bedoeling is om de Raad van State te
schrappen. Ik kan me er wel iets bij voorstellen dat wij kijken of wij
bij deze herhaalde asielverzoeken de rechter kunnen overslaan en of
beroep bij de Raad van State mogelijk is. Als ik het zo mag begrijpen,
wil ik het onderzoeken. Als wij het bij de rechter laten, zie ik te veel
negatieve consequenties.

De heer Spekman (PvdA): U begrijpt het goed.

Staatssecretaris Albayrak: Staat u mij toe dat ik er onderzoek naar doe
en dat ik daar schriftelijk op terugkom. Ik denk dat het geen voorwaarde
is om eerst het antwoord op deze vraag te hebben voordat wij met deze
wet verdergaan. Ik neem de suggesties mee en waar mogelijk zullen wij de
voorstellen overnemen.

	Dan kom ik bij het amendement-Spekman/Anker. Ik zal het niet voorlezen,
want het is een lang amendement. Ik vat het even in mijn eigen woorden
samen. Het amendement beoogt een wat uitgebreidere bescherming tegen
uitzetting met het oog op langdurig verblijf van een in Nederland
geworteld kind tot achttien jaar. Het moet gaan om een kind met minimaal
twee jaar een legale verblijfsstatus, geringe banden met het land van
herkomst en het moet mede aan de Nederlandse overheid te wijten zijn dat
het kind meer dan tien jaar in Nederland heeft verbleven en niet is
teruggekeerd. In die tien jaar is dat kind niet in het land van herkomst
geweest en is het niet veroordeeld voor een geweldsmisdrijf. We zien
regelmatig via de media het dilemma tot ons komen van hier gewortelde
kinderen, soms zelfs hier geboren, die langdurig in Nederland zijn. Dat
komt soms ook omdat de ouders niet de verantwoordelijkheid willen nemen
voor terugkeer. Feit is dat zij hier lang zitten. Dat dit veel
Nederlanders het gevoel geeft dat die kinderen onrecht wordt aangedaan,
kan ik meevoelen.

De gedachte om iets te betekenen voor kinderen die hier al lang zijn en
die zich feitelijk in de door de heer Spekman omschreven situatie
bevinden, kan ik begrijpen. Ik hoop niet dat het hem te doen is om
minderjarige vreemdelingen. Dan doorkruist dit plan namelijk de
inmiddels al zeer vergevorderde herijking. Volgens mij wordt die deze
week in de Ministerraad besproken. Voor alleenstaande minderjarigen
zoeken wij langs een andere route een oplossing voor een vergelijkbaar
probleem. Die plannen zal de Kamer nog ontvangen. Mocht de heer Spekman
verwijzen naar kinderen die hier met ouders, soms via de asielprocedure,
zijn gekomen en die hier langdurig illegaal zijn, dan heb ik mijn
aarzelingen. Hij vraagt mij om de wet aan te passen. Ik geef meteen toe
dat de heer Spekman het strak heeft ingekleed. Het is geen
openeinderegeling, maar het is desalniettemin een regeling waarin je
berust in het verblijf, niet alleen van die kinderen maar ook van de
ouders van die kinderen.

Dat zijn vaak de mensen die zich niet houden aan de gevolgen van een
afwijzing van een aanvraag. Dat vind ik een dilemma. Mensen kiezen
ervoor om tien of vijftien jaar nadat ze zijn afgewezen hier illegaal te
verblijven. Vervolgens komen zij naar voren en wijzen op de hier geboren
kinderen. Dat is een dilemma voor de overheid en voor de
toelatingsorganisaties. De rechten van het kind zijn in het geding, maar
het kan nooit zo zijn dat louter de aanwezigheid van die kinderen
betekent dat die ouders zich niet aan de regels hoeven te houden. Ik
vind dat een probleem. Het is niet alleen de aanwezigheid van het kind,
maar het is een complex van omstandigheden dat maakt dat een situatie
als schrijnend bestempeld kan worden. Het kind is hier geboren of de
ziekte van een ouder zijn precies de zaken waarvoor de discretionaire
bevoegdheid van de staatssecretaris in het leven is geroepen. Maar wel
met de discretie waar die hoort, namelijk een weging van een aantal
aspecten om te kijken of je moet berusten in verblijf, ondanks het feit
dat mensen zich niet aan de afspraken hebben gehouden. Dat is een
complex aan omstandigheden en daar zie ik een complicatie.

	Ik heb niet naar gekeken naar de consequenties van het samenspel van de
voorwaarden. Het gaat per definitie om een zeer beperkte groep wanneer
je het langs deze criteria beoordeelt. Het zijn immers vrij strakke
criteria. Dan is het de vraag of het doel dat materieel gediend wordt,
niet al voldoende wordt gediend door het gebruik van de discretionaire
bevoegdheid. Met deze regeling worden meer mensen uitgesloten dan
ingesloten.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik hoorde de staatssecretaris aankondigen dat
er nu eindelijk op dit punt AMV-beleid komt.

Staatssecretaris Albayrak: Mevrouw Van Velzen moet wel goed luisteren.
Ik heb een herijkingsbrief voor het reces toegezegd. Daarin staat mijn
oplossing voor het probleem dat jongeren langdurig met een tijdelijke
vergunning worden opgevangen en die vergunning verliezen op het moment
dat zij achttien worden.

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik vraag de staatssecretaris of zij die
oplossing aan de Kamer kan sturen voordat wij over deze wet gaan
stemmen. Als zij denkt een betere oplossing te hebben dan wat er in het
amendement van de heer Spekman staat, dan is het zinnig om dat bij de
beraadslaging te betrekken. Dit amendement is inderdaad bijzonder strak
geformuleerd. Is het niet zo strak geformuleerd dat wij er bijna geen
schrijnende gevallen meer mee bedienen? De heer Spekman heeft zijn
amendement pas na zijn termijn rondgestuurd, maar ik kreeg het idee dat
hij het zo strak formuleerde om het CDA te bedienen. Nu zie ik dat zijn
amendement helemaal niet door het CDA is getekend. Is dat niet een reden
om bijvoorbeeld van die tien jaar verblijf een redelijker periode van
vijf jaar te maken? Het CDA doet immers toch niet mee.

De voorzitter: De heer Spekman mag zo dadelijk reageren. Wij zijn nu nog
in debat met de staatssecretaris over dit amendement.

**

Staatssecretaris Albayrak: Het verzoek was of ik de herijking van het
AMV-beleid naar de Kamer kan sturen voor de stemmingen. Ik vraag nu de
voorzitter wanneer die stemmingen wordt gehouden.

De voorzitter: De stemming kan worden gehouden wanneer alle amendementen
zijn ingediend en beoordeeld. Dat is waarschijnlijk niet morgen, maar
waarschijnlijk volgende week dinsdag.

**

Staatssecretaris Albayrak: Het moet lukken om de brief voor de
stemmingen naar de Tweede Kamer te sturen. Die brief is overigens niet
erg relevant, omdat dit amendement volgens de heer Spekman niet is
bedoeld voor alleenstaande minderjarigen, maar met name voor kinderen
met ouders die hier langdurig illegaal zijn.

De heer Spekman kan mij hardop horen worstelen in mijn oordeel over zijn
amendement. Dit debat is ook de eerste gelegenheid om elkaar hierover te
spreken.

De voorzitter: Ik geef eerst de andere leden gelegenheid om hierover een
vraag te stellen.

**

De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik heb op zich wel behoefte aan het
oordeel van de staatssecretaris. Ik kan mij echter voorstellen dat zij
dat later geeft nadat zij het nog eens goed bekeken heeft. Ik heb zelf
vragen waarop de staatssecretaris misschien nog niet op kan antwoorden,
maar dat merk ik wel. Ik heb niet meeondertekend, hoewel ik het doel
sympathiek vind. Het middel is naar mijn mening echter niet zonder
risico's. Een onderdeel van het criterium is dat het lange verblijf van
het kind mede aan de Nederlandse overheid te wijten is, en zelfs aan de
minister. Vervolgens worden er voorwaarden aan verbonden waarbij een
limitatief omschreven aantal situaties wordt gegeven waarin sprake is
van de bedoelde verwijtbaarheid. Ik kan dat zelf niet zomaar wegen. Als
de staatssecretaris dat wel kan, dan vind ik dat best. Als zij er
schriftelijk op wil reageren, dan vind ik dat ook prima. Ik weet niet of
wij hiermee iets die wet binnenhalen waarvan wij achteraf spijt krijgen.
Ik heb zelf liever wat meer tijd om het te kunnen wegen voorafgaand aan
de stemmingen. Wij hebben toch nog een week.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. De staatssecretaris geeft aan
dat zij het amendement niet wil steunen omdat zij al de mogelijkheid
heeft van haar discretionaire bevoegdheid. Zij zegt echter zelf dat het
om een heel kleine groep gaat. Juist omdat het om zo'n kleine groep
gaat, zou dit wel degelijk een heel goede oplossing kunnen zijn. Dan is
er niet meer de willekeur van de discretionaire bevoegdheid waardoor
kinderen die voldoen aan de voorwaarden soms wel en soms niet
verblijfsrechten krijgen.

Staatssecretaris Albayrak: Ik ben hardop aan het denken over een manier
waarop ik het doel kan dienen dat een meerderheid van de Kamer wil
bereiken zonder risico's in te bouwen. Ik vraag de heer Spekman heel
oprecht om nog eens na te denken over de vraag of hij het bij amendement
wil regelen, waar naar mijn inschatting beperkingen aan zitten, terwijl
de toepassing van de discretionaire bevoegdheid veel ruimer is. Ik weet
ook niet in welke juridische situatie wij onszelf brengen als wij dit
bij wet zo limitatief opsommen. Wellicht betekent het dat ik in de
toepassing van mijn discretionaire bevoegdheid beperkt wordt omdat die
voor een deel wordt ingevuld met dit artikel. Ik houd op dat punt echter
liever mijn handen vrij.

De voorzitter: Als u zegt dat u het niet goed kunt overzien, dan staat
voor u de weg open om daar schriftelijk op te reageren en om de
argumenten nog eens goed juridisch te bekijken. Die weg staat u gewoon
open en die beveel ik u ook aan.

**

Staatssecretaris Albayrak: Een puur formeel puntje is dat in het
amendement wordt gevraagd om het Vreemdelingenbesluit te wijzigen. Dat
is formeel niet mogelijk; het is onmogelijk om bij amendement het
Vreemdelingenbesluit te wijzigen. Materieel kan ik wel toezeggen dat ik
zal nagaan of ik in de geest van dit amendement -- ik zal daar
schriftelijk op reageren evenals op de vragen van de heer Van Haersma
Buma in relatie tot het limitatief omschrijven van wanneer er sprake is
van verwijtbaarheid -- een voorziening kan treffen waarmee het doel dat
de heer Spekman voor ogen heeft, wordt gediend. Ik zeg eerlijk dat ik
vermoed dat die ruimte beperkt is vanwege de risico's. Ik denk nu te
veel hardop. Ik kom hier graag schriftelijk op terug. Ik ontraad in elk
geval het amendement in deze vorm.

De voorzitter: Het lijkt mij het beste dat u uw oordeel opneemt in uw
schriftelijke antwoord. Als u alle voors en tegens op een rij hebt
gezet, kunt u daarna een oordeel over het amendement vellen. Dat lijkt
mij het zuiverst.

**

De heer Spekman (PvdA): Ik ben mevrouw Van Velzen en de staatssecretaris
een korte reactie schuldig.

	Het zou het mooiste zijn als niemand hiervan gebruik hoefde te maken,
omdat de overheid perfect functioneert en dus geen fouten maakt. Het zou
het mooiste zijn als er nooit een wettelijke dwangsom hoeft te worden
opgelegd, omdat het nooit fout gaat. De overheid maakt echter zo nu en
dan wel fouten en dat is ook helemaal niet zo erg, want het is en blijft
mensenwerken.

	Ik vind het belangrijk dat wij de kinderrechten nu eens een keer
benoemen in de wet- en regelgeving en niet alleen met de mond belijden.
Daarom wil ik het vastleggen. Ik doe dat niet, omdat ik hoop dat hier
honderdduizenden kinderen onder gaan vallen en al helemaal niet omdat
het tot misbruik en langere procedures zou leiden. Het is mijn bottom
line dat kinderen niet de dupe mogen worden van een falende overheid,
net zo goed als kinderen niet de dupe mogen worden van falend
ouderschap. Hieraan kleven heel veel dilemma's, net zoals bij het
voorkomen van falend ouderschap.

	U kent nu mijn uitgangspunt en u zult begrijpen dat ik de brief van de
staatssecretaris afwacht. Ik ga zelf ook zoeken naar een betere
oplossing, zeker als blijkt dat het amendement technisch niet in orde
is. Ik kan mij goed voorstellen dat dat nodig is, want het Bureau
Wetgeving heeft mij gezegd dat het erg ingewikkeld is. Wij komen hier
vast nog op terug, desnoods bij de stemmingen.

Staatssecretaris Albayrak: Een formeel verzoek. De behandeling van het
wetsvoorstel hoeft hierop niet te wachten. Voor de behandeling van het
Vreemdelingenbesluit hebben wij immers nog alle tijd. De stemmingen
hoeven hierop dus niet te wachten.

De voorzitter: Het zou wel goed zijn als u de Kamer uw oordeel
schriftelijk voor de stemmingen doet toekomen. De leden kunnen dat
oordeel dan betrekken bij de vraag of het amendement in deze vorm in
stemming kan worden gebracht.

	Voor wij met de tweede termijn beginnen, schors ik de vergadering
enkele minuten.

**

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter: Wij gaan verder met de tweede termijn van de kant van de
Kamer. U ziet het, het is wat beperkt, maar u hebt in de tweede termijn
in ieder geval de gelegenheid om moties in te dienen.

**

De heer De Krom (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de
gegeven antwoorden. Uiteindelijk is het natuurlijk een politieke weging
van argumenten. Ik heb niet zo gek veel nieuwe dingen gehoord over de
inrichting van de asielprocedure. Dit is geen diskwalificatie van het
betoog van de staatssecretaris, maar wel een onderstreping van het feit
dat ik al die argumenten al in de schriftelijke beantwoording terug heb
kunnen vinden evenals in de motivatie van het wetsvoorstel. Ik zal mijn
fractie adviseren om tegen dit wetsvoorstel te stemmen vanwege de
argumenten die ik in mijn eerste termijn heb aangevoerd.

	Als het amendement van de fractie van D66 over de volle toetsing wordt
aangenomen, dan zij wij ten volle -- laat ik het zo maar formuleren --
bij de jaren negentig en alle problemen die wij toen hadden, terug. Dat
blijf ik zeggen. Ik doe echt een beroep op mijn collega's om dit niet te
doen, want niet alleen de inhoudelijke, maar ook de praktische
implicaties zijn totaal niet te overzien. Ik heb de staatssecretaris
terecht horen zeggen dat de regering het wetsvoorstel zal heroverwegen
als dit amendement wordt aangenomen. Uiteraard vraag ik aan de fractie
van de Partij van de Arbeid hoe zij tegenover dit amendement staat.

Ik heb in eerste termijn aangegeven hoe mijn fractie het asielbeleid wil
veranderen. Dat was een déjà vu voor de staatssecretaris, dat weet ik
zeker, want ik heb het al gezegd. Ik hoef het dan ook niet te herhalen.

Wij komen apart terug op het Vreemdelingenbesluit, dus daar ga ik in
deze tweede termijn ook niet en detail op in.

Het amendement op stuk nr. 9 van de leden Spekman en Anker kan ik niet
anders zien dan als nieuwe prikkel om procedures eindeloos te rekken.
"Rekken en trekken loont" is de strekking van dit amendement. Ik ben
hier dus zeer tegen. Mijn fractie zal dan ook tegen dit amendement
stemmen.

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Ik ben helemaal niet zo ver dat
hier nu tegen gestemd zou moeten worden, want de staatssecretaris doet
wel haar best om de asielprocedure te verbeteren. Wij hebben er
inhoudelijk op een aantal punten stevig commentaar op, maar er worden
ook stappen vooruit gezet. Het verbaast mij eigenlijk dat de VVD-fractie
dat niet ziet, maar goed. Terugkomend op mijn betoog in eerste termijn,
merk ik op dat het zou moeten gaan om zorgvuldigheid die ertoe leidt dat
er minder noodzaak is tot herhaalde aanvragen en vervolgprocedures,
zorgvuldigheid bij de eerste beoordeling van de eerste aanvraag. Ik heb
in mijn eerste termijn gezegd dat ik acht dagen te kort vind. De
staatssecretaris heeft mij op dat punt niet overtuigd, dus daarom dien
ik er een motie over in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat asielaanvragen zorgvuldig en voortvarend moeten worden
afgehandeld;

constaterende dat de regering de Algemene asielprocedure acht dagen wil
laten duren;

constaterende dat de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken een termijn
heeft geadviseerd van minimaal twaalf tot maximaal zeventien dagen;

constaterende dat de instroom van asielzoekers zal worden afgestemd op
de beschikbare capaciteit van alle ketenpartners;

van mening dat een verlenging met enkele dagen een substantiële
bijdrage kan leveren aan het voorkomen van het vanwege organisatorische
problemen verplicht afhandelen van aanvragen in de Verlengde
asielprocedure;

verzoekt de regering, de eerste fase van de asielprocedure te verlengen
tot veertien dagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 11 (31994).

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik zal niet de discussie over de
beschikbaarheid van medische zorg en het advies van BMA herhalen, zoals
ik in eerste termijn heb aangegeven en in een interruptiedebat met de
staatssecretaris. Ik zal er een uitspraak van de Kamer over vragen.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een advies door het Bureau Medische Advisering over de
beschikbaarheid van een medische behandeling in een land van herkomst
zich beperkt tot de vraag of er op enige plek in dat land voldoende
medische behandelmogelijkheden beschikbaar casu quo aanwezig zijn voor
specifieke medische klachten die een vreemdeling heeft;

van mening dat de mate van beschikbaarheid van die medische

behandelmogelijkheden een rol kan spelen bij de afwegingen in een
procedure;

verzoekt de regering, te bewerkstellingen dat adviezen van het Bureau
Medische Advisering over de beschikbaarheid van een medische behandeling
in een land van herkomst tevens een indicatie geven van de mate van
beschikbaarheid van die medische behandelmogelijkheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 12 (31994).

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Ik werp een blik op de klok, maar
ik zeg nog wel dat ik nog steeds van mening ben dat medisch onderzoek
aan iedere asielzoeker aangeboden zou moeten worden. Dat moet dus niet
verplicht gesteld worden, maar moet wel als een mogelijkheid gezien
worden. Ook wat dat betreft heeft de staatssecretaris mij er niet van
overtuigd dat dit niet meer nodig zou zijn in verband met haar eerdere
wens om een stevige en zorgvuldige procedure te voeren. Vandaar de
volgende motie.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Rust- en Voorbereidingstijd vanuit kosten- en

efficiencyoverwegingen wordt afgezien van een uitgebreid 2-3 uur durend
medisch onderzoek zoals bij de uitgebreide rapportages van de Medische
Onderzoeksgroep van Amnesty International;

van mening dat een zorgvuldig medisch onderzoek aan het begin van de

asielprocedure in belangrijke mate kan bijdragen aan het voortvarend af
kunnen doen van asielaanvragen en het voorkomen van herhaalde aanvragen;

verzoekt de regering, te bewerkstellingen dat asielzoekers bij eerste
aanvraag een uitgebreid medisch onderzoek zullen kunnen ondergaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 13 (31994).

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Ik heb nog een motie, de laatste
vandaag. Die gaat over een onderwerp waarover wij in eerdere debatten
ook al van gedachten hebben gewisseld. De mening van de SP-fractie in
dezen is dat de mensen die rechtmatig in Nederland verblijven ook opvang
zouden moeten krijgen. Daar voldoet dit wetsvoorstel niet aan; het
blijft beperkt. Ook zijn wij van mening dat naast opvang bieden,
tegelijkertijd fraude wel degelijk aangepakt zou moeten worden. Vandaar
dat ik de volgende motie indien.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het ongewenst is dat vreemdelingen die tijdens hun
procedure rechtmatig in Nederland verblijven op straat belanden;

constaterende dat niet aan alle rechtmatig in Nederland verblijvende

vreemdelingen tijdens hun procedure opvang wordt geboden;

van mening dat het wenselijk is dat gedurende rechtmatig verblijf
tijdens

de procedure opvang wordt geboden;

van mening dat voorkomen moet worden dat misbruik wordt gemaakt van
opvang tijdens rechtmatig verblijf in Nederland;

verzoekt de regering, te bewerkstellingen dat aan vreemdelingen die
rechtmatig in Nederland verblijven gedurende hun procedure opvang wordt
geboden en maatregelen te nemen om fraude bij opvang tijdens rechtmatig
verblijf tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Van Velzen. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 14 (31994).

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Ik verwacht nog een motie van de
fractie van de ChristenUnie over de filters. Daar heb ik in eerste
termijn over gesproken. Ik zal dat niet allemaal herhalen.

	In verband met het amendement van de heer Spekman hoor ik graag of hij
bereid is om de periode van tien jaar in te korten. Elk voorstel, elk
amendement, elke motie die de positie van kinderen in de asielprocedure
verbetert, steunen wij per definitie, omdat aan die positie nog veel te
verbeteren is. Elke stap in die richting is een stap vooruit.

De voorzitter: Het woord is aan de heer De Krom.

**

De heer De Krom (VVD): Voorzitter. Mijn excuses, maar ik vergat nog te
melden dat ik overweeg om nog een aantal amendementen in te dienen. Ik
wilde dit debat eerst afwachten. Ik weet dat dit niet helemaal is zoals
het hoort tegenover de collega's, maar het kan wel. Ik zal die zo
uitvoerig toelichten, dat u daarover allemaal een mening kunt hebben.

De voorzitter: Wij zien die amendementen tegemoet. Voor de duidelijkheid
merk ik op dat de heer De Krom overweegt om nog een aantal amendementen
in te dienen.

**

De heer De Krom (VVD): In ieder geval twee amendementen. Het ene strekt
ertoe om het aantal dagen die nu in het wetsvoorstel staan, weer te
veranderen in uren. Wij gaan dan gewoon terug; dat haalt de kern van het
wetsvoorstel eruit. Dat is goed. Daar kunnen de collega's dus rustig
voor stemmen. Het andere amendement gaat over de ruimere mogelijkheden
dan in de Algemene wet bestuursrecht zijn geformuleerd, als het gaat
over het aanleveren van nieuwe gegevens, terwijl dat eerder mogelijk was
geweest.

Mevrouw Van Velzen (SP): Voorzitter. Het is jammer dat de VVD-fractie de
amendementen pas na dit wetgevingsoverleg indient. Dat maakt het voor
ons moeilijk om daarover van gedachten te wisselen. Maar goed, de heer
De Krom zal het druk hebben; daar heb ik alle begrip voor. Dan wil ik
ook wel dezelfde vraag aan de staatssecretaris willen voorleggen die u
opperde, toen u mijn amendement besprak. Als dit amendement,
aangekondigd door de VVD-fractie, om terug te gaan naar de 48-uurs
procedure wordt aangenomen, trekt u dan het wetsvoorstel in?

De voorzitter: Nee, dat heeft de staatssecretaris niet gezegd. Straks
krijgt u daar nog een oordeel over te horen. Zij heeft namelijk niet
gezegd dat zij een wetsvoorstel intrekt als er een amendement wordt
aangenomen.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Sorry, voorzitter, maar daar ging mijn vraag
niet over. Mijn vraag is echt nadrukkelijk aan de staatssecretaris
gericht en niet aan u. Wat de VVD-fractie …

De voorzitter: Nee, maar ik mag wel zeggen …

**

Mevrouw Van Velzen (SP): Mag ik alstublieft mijn zin afmaken?

De voorzitter: … dat er niets ingetrokken wordt. Gaat u door.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): U gaat er niet over of wetsvoorstellen worden
ingetrokken. Daar gaat het kabinet over.

De voorzitter: Daar hebt u gelijk in.

**

De voorzitter: Daar hebt u gelijk in.

**

Mevrouw Van Velzen (SP): De VVD-fractie vroeg of de staatssecretaris het
wetsvoorstel zou intrekken, als amendement dat de fractie van D66 en ik
gezamenlijk hebben ingediend zou worden aangenomen. Diezelfde vraag wil
ik ook stellen bij dit aangekondigde het amendement. Ik wil hier graag
een reactie op van de staatssecretaris.

De voorzitter: Dat zal zij doen.

**

De heer Van Haersma Buma (CDA): Voorzitter. Als de heer De Krom een
amendement in uren gaat maken, overweeg ik een amendement in minuten te
maken en wel 24 maal 60 maal 8 minuten. Dan komen wij ongeveer op
hetzelfde uit.

	Ik heb nog een aantal punten naar aanleiding van de bespreking tot nog
toe. De staatssecretaris heeft een aantal toezeggingen gedaan. De eerste
ging over de herhaalde aanvragen. Zij zal proberen de tekst scherper te
formuleren om ze te beperken. Ik vraag mij af hoe zij dat precies gaat
doen. Zij heeft in reactie op wat de heer Spekman naar voren heeft
gebracht, gezegd te overwegen om de rechter over te slaan en in een keer
naar de Raad van State te stappen. Ik vraag mij af wanneer zij daarover
nadenkt. Nu ligt de wet er en daarover gaan wij stemmen. Zij praat in
wezen over een nota van wijziging, of in ieder geval een wijziging van
de wet. De vraag is hoe zij dat beoogt en of het op een andere manier
kan, als dit inderdaad wordt veranderd.

Staatssecretaris Albayrak: Kunt u de vraag herhalen?

De heer Van Haersma Buma (CDA): Ik herhaal dat de staatssecretaris heeft
gezegd dat de herhaalde aanvragen wellicht langs de rechter meteen door
kunnen als een soort sprongberoep naar de Raad van State. Volgens mij
betekent dit een wijziging van de wet. Dan komt de vraag of dit een nota
van wijziging wordt, of dat het op een andere manier wordt geregeld. Ik
heb zelf de vraag gesteld of je de Awb-procedure voor herhaalde
aanvragen van toepassing moet verklaren. Dat is een andere optie, maar
in wezen is dit met het bovenstaande ondervangen.

	De staatssecretaris heeft vrij uitgebreid gereageerd op mijn vraag over
wat er met andere categorieën moet gebeuren die al of niet opvang
moeten hebben buiten schuld, schrijnendheid en verblijf bij partner. Uit
de historie weten wij dat het nauwelijks mogelijk is om daarvoor een
goed filter te maken. Op een gegeven moment houdt het gewoon op en is
het niet meer mogelijk om daar iets op te vinden, zonder dat iedereen
daar gebruik van maakt. Maar de staatssecretaris komt daar nog op terug
en dat wachten wij af.

	We hebben uitgebreid gesproken over het amendement over de volle
toetsing door de rechter. Ik zie grote risico's. Ik neem aan dat dit
niet kan zonder advies van de Raad voor de rechtspraak, want die zal een
aantal fte erbij moeten krijgen, en niet weinig ook, om dit uit te
voeren.

	Op mijn vraag bij de rust- en voorbereidingstermijn heeft de
staatssecretaris geantwoord waarom de asielzoeker wel naar de advocaat
moet en de advocaat niet naar de asielzoeker kan komen. Ik kan mij daar
wel in vinden. Ik heb zelf grote twijfel of dit nodig is, maar zoals de
staatssecretaris dat verwoordt, kan het niet anders dan dat ik mij daar
ook in kan vinden. Op de opmerking over de duur van die periode van zes
dagen heeft de staatssecretaris vrij uitgebreid gereageerd. Ik blijf met
de vraag zitten waarom niet kan worden bekeken of deze periode ook
korter kan duren dan zes dagen. De staatssecretaris stelt voor om de wet
inclusief de periode van zes dagen in te voeren, omdat er nieuwe
juridische procedures zullen volgen als die periode korter wordt
gemaakt. Om de periode als punt overeind te houden, dien ik samen met de
heer Spekman een motie in die de staatssecretaris de gelegenheid biedt
om de wet in te voeren, maar die nadrukkelijk vraagt te kijken of de
periode van zes dagen in de praktijk werkt.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voorkomen moet worden dat de rust- en voorbereidingstijd
langer duurt dan strikt noodzakelijk;

overwegende dat in de praktijk moet blijken of er behoefte bestaat aan
de mogelijkheid eerder dan na zes dagen een asielverzoek in te dienen;

verzoekt de regering, nadrukkelijk bij de monitoring en in de evaluatie
de mogelijkheid te onderzoeken om in meer gevallen dan genoemd in
artikel 3.109, lid 6, van het Vreemdelingenbesluit 2000, eerder dan na
zes dagen een asielverzoek in behandeling te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Van Haersma Buma
en Spekman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.

	Zij krijgt nr. 15 (31994).

**

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris
voor haar beantwoording, maar er blijft een aantal vragen over die zij
nog niet heeft beantwoord.

	Ik kom terug op de rust- en voorbereidingstermijn. Zij spreekt over een
flexibele achterwand die noodzakelijk zou zijn voor de IND. Ik ben een
beetje bang dat het een dun triplexwandje blijkt te zijn waar de IND
iets te makkelijk doorheen gaat en dat het een te geringe prikkel zal
zijn om ervoor te zorgen dat er niet onnodig lang door de asielzoeker
hoeft te worden gewacht om te starten met zijn algemene asielprocedure.

Die vraag heb ik voorgelegd. De staatssecretaris is het niet met mij
eens, dus daar komen wij op dit moment niet verder uit.

	Het zoeken naar medisch steunbewijs is wat mij betreft juist niet
gekoppeld aan de rust- en voorbereidingstermijn, omdat die gewoonweg te
kort is. Voor mijn fractie geldt dat er in de algemene asielprocedure
een mogelijkheid moet zijn om een onderzoek te doen. Daarom dien ik de
volgende motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gedurende de rust- en voorbereidingstermijn geen medisch
onderzoek zal worden verricht naar medisch steunbewijs voor het
asielverzoek;

overwegende dat de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van medisch
onderzoek bij de asielzoeker blijft liggen, ook nadat een nader gehoor
heeft plaatsgevonden;

overwegende dat er een Europeesrechtelijke onderzoeksverplichting voor
de overheid bestaat en dat uit wijzigingsvoorstellen op de
Procedurerichtlijn van de Europese Commissie volgt dat de overheid moet
voorzien in onpartijdige gekwalificeerde medische expertise ten behoeve
van de asielzoeker;

verzoekt de regering, aan asielzoekers die dat wensen na het nader
gehoor een onafhankelijk medisch onderzoek ter beschikking te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 16 (31994).

**

Mevrouw Azough (GroenLinks): Als het gaat om die algemene asielprocedure
is het mij nog helemaal niet duidelijk hoe kwetsbare groepen zullen
worden uitgeselecteerd en uitgefilterd. Meerdere fracties hebben net als
mijn fractie naar voren gebracht dat vrouwen die traumatische
verkrachtingen of andere traumatische verwondingen hebben ondergaan
worden uitgefilterd. Dat is een punt dat niet alleen door Vrouwen tegen
Uitzetting naar voren wordt gebracht, maar dat door veel meer
organisaties elke keer naar voren wordt gebracht. De staatssecretaris
zei eerst dat dit in de COA Menzis intake gebeurt. Vervolgens zei zij
dat dit zal gebeuren in het verhoor en dat dit ook een plek kan krijgen
in een medisch advies. Mij is helemaal niet duidelijk hoe zij die
kwetsbare groep denkt uit te filteren. Daarover maak ik mij wel zorgen.

	Rondom de Dublinclemanten stelde de staatssecretaris dat het niet
binnen de zes dagen van de RVT zal worden geclaimd, maar zij wil dit
vervolgens niet vastleggen. Daarom dien ik de volgende motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering voorstelt asielzoekers al tijdens de rust-
en voorbereidingstermijn op grond van de Dublinverordening te kunnen
claimen bij een ander EU-land;

overwegende, dat vreemdelingen in de rust- en voorbereidingstermijn geen
illegalen zijn, aangezien zij kenbaar hebben gemaakt asiel te willen
aanvragen;

overwegende dat daarmee alle waarborgen van de Dublinverordening van
toepassing zouden moeten zijn;

verzoekt de regering, de asielzoeker pas op dag een van de algemene
asielprocedure een claim op te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 17 (31994).

**

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik heb heel concrete vragen gesteld over de
opvang, namelijk hoe de staatssecretaris ertegenaan kijkt als rechters
de vierwekentermijn overschrijden en als daarmee de opvang beëindigd
wordt, terwijl er nog een procedure loopt. Verder heb ik gevraagd wat de
staatssecretaris vindt van het feit dat er een veelheid aan procedures
wordt gecreëerd, namelijk een voorlopige voorziening voor schorsende
werking en een procedure om opvang te behouden. Dat lijkt mij nu niet
echt heel efficiënt. Kan de staatssecretaris daarop nogmaals ingaan?
Dat heeft zij tot nu toe niet gedaan. Ten slotte heb ik haar gevraagd
waarom zij de rechter niet vertrouwt, want eigenlijk zegt zij: als er
niet een zwaard van Damocles van het op straat komen dreigt, gaan
rechters op hun elfendertigst werken. Dat lijkt mij toch echt niet van
toepassing, juist omdat zij zegt dat rechters vanzelfsprekend binnen
vier weken de voorlopige voorziening zullen kunnen behandelen. Graag
krijg ik een concreet antwoord op deze vragen.

	Tot slot heeft de staatssecretaris geen antwoord gegeven op mijn
voorstel om een commissie van toezicht in te stellen voor de IND. Ik zie
heel concrete aanwijzingen dat dat juist voor een IND als lerende
organisatie heel nuttig zou kunnen zijn. Vandaar de volgende motie.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de uitvoering van de voorgestelde verbeteringen in de
asielprocedure afhankelijk is van de inzet van de IND;

overwegende dat het wenselijk is om naast de ministeriële en
parlementaire controle ook een onafhankelijk toezicht op de dienst in te
stellen;

overwegende dat het op dit moment ontbreekt aan een onafhankelijk
toezichthoudend orgaan dat het functioneren van de IND in al haar
aspecten kan onderzoeken;

overwegende dat het gebruikelijke externe toezicht nog teveel
incidenteel plaatsvindt: veelal of naar aanleiding van rapportages door
de betrokken minister aan de Tweede Kamer of naar aanleiding van
klachten bij de Nationale Ombudsman;

overwegende dat het functioneren van bijvoorbeeld inlichtingen- en
veiligheidsdiensten wel door een onafhankelijke toezichthouder wordt
onderzocht en daar leidt tot aanzienlijke verbeteringen in het lerend
vermogen en het functioneren van die diensten;

verzoekt de regering, de mogelijkheid van een onafhankelijke commissie
van toezicht op de IND te onderzoeken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Azough. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

	Zij krijgt nr. 18 (31994).

**

De heer Anker (ChristenUnie): Ik probeer het kort te houden, maar in een
tijd waarin het kabinet juist probeert de controletoren van de overheid
af te bouwen en het aantal inspectieorganen te verminderen, en op een
moment dat er rechters en advocaten zijn die feitelijk het werk van de
IND controleren, vraag ik me af wat we opschieten met een commissie van
toezicht. Bij de AIVD snap ik dat, want de AIVD handelt veelal in het
verborgene en dan wordt het voor ons lastig. Ik vind het prima dat daar
een commissie van toezicht is, maar ik zie niet in waarom we een
commissie van toezicht aan de IND zouden moeten toevoegen.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik weet dan eerlijk gezegd niet waar u de
afgelopen tien jaar bent geweest, want er zijn helaas genoeg rapportages
en kritische rapporten geweest, onder andere van de Nationale ombudsman.
U kent dan misschien de CTIVD niet, maar die bestaat welgeteld uit drie
personen. Daar zit dus niet een enorm apparaat omheen. Daar er zit een
aantal heel deskundige personen in dat de zaken bij de AIVD op
specifieke punten kan onderzoeken en dat ook op aanvragen van de
minister zelf kan ingaan. Ik zie dat daar bij de IND ook een grote
behoefte aan zou kunnen zijn. Juist nu we naar een nieuwe procedure gaan
waarvan veel verwacht wordt en het feit dat de Kamer,
begrijpelijkerwijs, onvoldoende zicht heeft op het dagelijkse werk van
de IND, lijkt het mij logisch dat we niet afwachten totdat er klachten
komen bij de Nationale ombudsman of totdat de staatssecretaris een en
ander naar de Kamer stuurt, maar dat er een onafhankelijk,
toezichthoudend orgaan komt dat niet groot hoeft te zijn -- drie
personen bij de CTIVD -- dat ervoor kan zorgen dat de IND scherp blijft,
zoals dat nodig is.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik zie juist dat al die andere
klachtenprocedures en al die andere organen hun weg prima weten te
vinden. Bijvoorbeeld de Nationale ombudsman, die juist voor dat soort
zaken in het leven geroepen is; een Hoog College van Staat. Ik zie dan
geen enkel nut voor nog een ander clubje dat de boel moet gaan
controleren. Volgens mij hebben we meer dan genoeg platforms waar mensen
hun klachten kwijt kunnen.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Ik vind dat eerlijk gezegd heel vreemd. Ik
vind dat de Kamer niet moet berusten in het feit dat de Nationale
ombudsman voortdurend op basis van individuele klachten het dagelijkse,
daadwerkelijke dienstverleningsproces van de IND moet becommentariëren.
Ik vind dat een verantwoordelijkheid die ook het parlement serieus zou
moeten nemen. En juist omdat de Nationale ombudsman zich alleen baseert
op individuele klachten en niet voldoende in staat is om de
daadwerkelijke dienstverlening door te lichten, lijkt mij zo'n commissie
van toezicht juist van groot belang. Ik snap niet dat de ChristenUnie
hier zo kritisch op reageert.

De voorzitter: Daar hoeft u geen antwoord meer op te geven, meneer
Anker. U krijgt zelf nu uw tweede termijn.

**

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik reageer daarop omdat de
ChristenUnie gek is op een niet al te grote overheid, daar waar die ons
vaak ook in de weg heeft gezeten.

	Ik heb nog een aantal vragen over naar aanleiding van de eerste
termijn. Mijn eerste vraag gaat over de medische adviesaanvraag. Ik ben
heel blij dat de staatssecretaris heeft aangegeven het voorbeeld van het
MAPP te hebben genomen. Mevrouw Azough heeft het volgens mij in haar
eerste termijn aangegeven. Ik heb haar er net niet meer over gehoord,
maar juist het MAPP vroeg bij de Kamerleden regelmatig aandacht voor de
toerusting van degenen die de mensen moeten horen; dus hoe het is om
iemand met een trauma te verhoren, een kwetsbare groep. Ik wil daar
graag nog even een reactie op van de staatssecretaris en sluit me op dat
punt graag aan bij mevrouw Azough.

	Volgens mij heb ik nog geen reactie gekregen op waar het
beslissingsmoment ligt om van de Algemene asielprocedure naar de
verlengde asielprocedure te gaan. In het verleden is door mensen al
gevraagd waar hem dat nu precies in zit? En kan het ook zo zijn dat een
advocaat kan vragen verlengd te willen gaan in plaats van algemeen?

	We hadden nog een emotioneel verhaal over de advocatuur in Nederland,
met name de asieladvocatuur, maar daar heb ik ook nog geen reactie op
gehad. Het was een vrij open verhaal, maar wij hebben te maken met
louche figuren die hun machtspositie qua kennis misbruiken als het gaat
om vreemdelingen. Zij beloven mensen heel lang in procedures te houden
voor grote sommen gelds. Graag nog een reactie. eventueel schriftelijk.
Ik geef toe dat wij deze kwestie vanavond niet oplossen, maar wij maken
ons daar wel veel zorgen over.

	Dan kom ik bij de opvang. Ik heb het idee dat er iets ontstaat tussen
de staatssecretaris en de Kamer, die de opvang graag goed geregeld wil
hebben. Het is wel een beetje lastig om niet meer vooruit te kijken. De
staatssecretaris stelt dat zij veel werkt met het
buitenschuld-criterium. Wij zijn tot nu toe veel uitgegaan van de
filtersystematiek. Ik dien een motie in waarin ik de regering vraag om
te kijken naar wat er mogelijk is qua filters, zodat wij de opvang voor
mensen die rechtmatig in Nederland zijn op een goede manier kunnen
regelen. Aanzuigende werking en misbruik willen wij wel voorkomen. Dat
is het doel van de motie. Wellicht heeft de staatssecretaris een heel
andere oplossing voor hetzelfde probleem. Ik sta daar open voor, maar ik
dien de motie nu wel in. Ik vind het belangrijk om dat nu te doen en
niet pas over een paar maanden, op het moment dat wij van de gemeenten
signalen krijgen dat de noodopvangcentra toch vol zitten of dat ze
worden geconfronteerd met gevallen waarmee ze geen raad weten. Ik dien
de volgende motie in.

*M

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten geconfronteerd worden met uitgeprocedeerde

asielzoekers die recht hebben op verblijf in Nederland gedurende hun
verdere procedure, maar geen recht hebben op opvangvoorzieningen;

van mening dat voor de relatief kleine groepen "buiten schuld",
"schrijnendheid" en "verblijf bij kind", moet worden gezocht naar een
passende oplossing;

van mening dat zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat
uitgeprocedeerde asielzoekers met onbekende bestemming vertrekken,
teneinde daadwerkelijk werk te kunnen maken van een effectief
terugkeerbeleid;

overwegende dat om over te kunnen gaat tot opvang van deze groepen,
passende filters moeten worden opgesteld, teneinde misbruik te voorkomen
en tevens de consequenties van het bieden van opvang aan deze groepen in
beeld moeten worden gebracht;

verzoekt de regering, de mogelijkheden tot en de consequenties van het
bieden van opvang aan de groepen, "buiten schuld", "verblijf bij kind"
en

"schrijnendheid", in kaart te brengen en de Kamer binnen drie maanden
over de uitkomsten daarvan te informeren en waar mogelijk met
voorstellen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Anker, Spekman,
Van Velzen, Azough en Koşer Kaya.

	Zij krijgt nr. 19 (31994).

**

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor
haar antwoorden. Ik begrijp dat zij de balans probeert te vinden tussen
snelheid en zorgvuldigheid.

	Wat betreft de volle toets was ik zeer verbaasd over het antwoord van
de staatssecretaris op een vraag van de heer Spekman. Hij stelde dat er
bijvoorbeeld bij de taalanalyse een en ander fout gaat. De afweging
wordt niet altijd even correct gedaan. Daardoor sluipen er fouten in de
inhoud, terwijl rechters daar vervolgens niet op in kunnen gaan. De
staatssecretaris antwoordde dat, als de rechter iets constateert, het
hem of haar vrij staat een beslissing te nemen, in die zin dat dan wordt
aangegeven dat de beslissing moet worden vernietigd, waardoor een nieuw
besluit moet worden genomen. Dat betekent dat er inhoudelijk een nieuw
besluit moet worden genomen. Dan begint het circus weer van voren af
aan. Daarom vind ik dat er sprake moet zijn van een volle toets. De
staatssecretaris geeft aan dat er op die manier al naar wordt gekeken,
dus heel zorgvuldig. Natuurlijk, de procedure kan best zorgvuldig zijn,
maar als de inhoud niet deugt, als daar niet op kan worden getoetst, dan
kom je niet verder.

Ik blijf dus bij mijn amendement. De heren De Krom en Van Haersma Buma
zouden het eigenlijk ook onwenselijk moeten vinden, want wij houden dan
een heel rechtssysteem van opnieuw en opnieuw in gang, terwijl wij het
inhoudelijk meteen kunnen aftikken door die volle toetsing.

De heer De Krom (VVD): De staatssecretaris heeft omstandig uitgelegd
waarom het een zeer slecht idee is. Ik ben het daar volledig mee eens.
Zij heeft ook aangegeven dat het grote gevolgen heeft voor de
rechtspraak, zowel in tijd als in mankracht als in financiële middelen.
Daar hebt u vast over nagedacht. Kunt u daar iets over zeggen?

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Misschien moet de heer De Krom onze memorie
van toelichting lezen. Op al die punten ga ik in. Ik heb ook gereageerd
op de opmerking van de staatssecretaris over de financiën, hoeveel het
zou kunnen kosten. Ik heb echter ook gezegd dat je er ook voor zorgt dat
je juist financieel niet zo veel kwijt bent, doordat je niet opnieuw en
opnieuw een besluit hoeft te nemen, omdat je maar niet aan de inhoud
komt. Door de inhoud heb je die zorgvuldigheid en ben je er ook minder
geld aan kwijt. Misschien zou de heer De Krom daar ook naar kunnen
kijken. Hij pleit ervoor om voortdurend op procedures te zitten,
waardoor wij weer nieuwe beslissingen moeten nemen waardoor weer nieuwe
procedures bewerkstelligd worden. Dat zou de heer De Krom niet moeten
willen. Het lijkt mij niet goed.

De heer Spekman (PvdA): Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de
uitgebreide beantwoording. Er staat nog een aantal punten open. Een punt
betreft de Dublinclaims. Daarover is net een motie ingediend, maar voor
de zekerheid nog een vraag. Ik heb het idee dat het berust op een
misverstand. Misschien kan de staatssecretaris antwoord geven op de
volgende vraag. Als er in de rust- en voorbereidingsperiode Dublinclaims
gelegd kunnen worden, dan moet de asielaanvraag als ingediend beschouwd
worden? De staatssecretaris zei dat er bij de start van de procedure nog
geen Dublinclaimakkoord is. Dat Dublinclaimakkoord zal er naar alle
waarschijnlijkheid niet eerder zijn dan dat de asielaanvraag al is
ingediend. Dat is volgens mij ook wat mevrouw Azough beoogt. Ik probeer
het dus nog een keer op te helderen.

	Op het medische zijn mijn collega's al ingegaan, als het gaat over het
MAPP en de toepassing daarvan.

	Over de herhaalde aanvragen heeft de staatssecretaris gezegd dat zij de
eerste mogelijkheid zal bekijken. Dat was de mogelijkheid om te
onderzoeken het aantal rechtsmiddelen tegen de afwijzing van een
herhaalde asielaanvraag te beperken. Vervolgens heeft zij ook gezegd dat
zij bereid is, als ik de andere mogelijkheden die ik zie, op papier zet
en aan haar overhandig, om daarop in te gaan. Ik vind dat ik dan geen
motie hoef in te dienen. Dan zorg ik ervoor dat via de Griffie -- dat
vind ik wel zo netjes -- de verschillende opties die wij zien, bij de
staatssecretaris komen. Daarop ontvang ik dan graag, als commissie, de
reactie van de staatssecretaris. Nogmaals, ik vind het belangrijk om te
bekijken of wij het kunnen beperken en niet om rechten van asielzoekers
af te nemen. Maar dat keer op keer, dat stapelen van procedures, leidt
meestal én voor de mensen én uiteindelijk ook voor de overheid tot
niets. Wij moeten dus proberen die ban te breken. Dat vraagt wel veel
van de eerste zorgvuldige procedure.

	Nog een paar woorden over de IND. Het succes of falen van de IND wordt
misschien wel voor 80% door onszelf bepaald. Ik heb gezien dat er een
verbeterplan is en dat men beter scoort. Ik heb gezien dat de IND minder
terugkomt in de rapportages van de ombudsman dan in het verleden. Dat
heeft ook te maken met de manier waarop wij soms organisaties afknijpen.
Ik vind het echt van belang dat de IND de ruimte en de capaciteit heeft
om daadwerkelijk waar te maken wat in de wet staat. Daarop moet niet
geknepen worden. In de schriftelijke beantwoording zit heel veel van wij
doen ons best, het maximale, wij kunnen niet garanderen omdat. Er staan
ook verwijzingen in de schriftelijke beantwoording naar de capaciteit
bij de IND. Onze stelling is dat daarop niet beknibbeld mag worden.
Iedere zorgvuldigheid die wij aan het begin winnen, betaalt zich later
terug.

	Ik wil nog twee punten kort noemen. Wat betreft de kinderen wacht ik de
brief van de staatssecretaris af. Ik vind het echt belangrijk dat wij
iets in de wet verankeren, hoe lastig dat ook is. Ik begrijp het dilemma
van de staatssecretaris bijvoorbeeld met betrekking tot de ouders. Dat
is ook het dilemma waarmee ik heb zitten worstelen. Als het op een
andere manier moet, krijg ik graag de aanbevelingen van de
staatssecretaris. Ik vind het echter van belang om buiten die
discretionaire bevoegdheid iets te organiseren voor de rechten van het
kind, zodat het kind niet de dupe wordt van een falende overheid of
falende ouders.

	Mijn allerlaatste opmerking gaat over het amendement van de leden
Koşer Kaya en Van Velzen. Toen ik net in de Kamer kwam, lag het
initiatiefwetsvoorstel van Ursi Lambrechts van D66 voor. Dat is
ondertussen alweer bijna drie jaar geleden. Er is een uitgebreide
schriftelijke vragenronde geweest. Ik heb toen aangegeven dat ik
positief stond tegenover de volle toets. Ik heb meer vragen gesteld, ook
vragen die vandaag zijn gesteld. Die vragen zijn echter nooit beantwoord
en dat moet nu heel kort en heel snel in dit debat. Dat vind ik
enigszins onbevredigend, zo zeg ik aan het adres van mijn collega die
naast mij zit en in de richting van mevrouw Velzen. Daar zaten namelijk
vragen bij, onder andere over de financiële betekenis en eventuele
tussenoplossingen. Ik vind het vervelend dat ik daarop geen antwoord heb
gekregen en ik voel me nu voor een voldongen feit geplaatst door dit
amendement. Dat is helemaal niet erg, want wij staan op zichzelf
positief tegenover een volle toets, maar ik vind het bijna onzorgvuldig
dat de vragen van de Kamer aan de initiatiefnemers nooit zijn
beantwoord. Dat vind ik een beetje moeilijk. Nogmaals, wij beraden ons
ook op dit amendement, maar ik zie ook wel wat in het voorstel van de
staatssecretaris. Ik heb een vraag over de geloofwaardigheid en dan
precies op die punten die ik noemde. Ik ken namelijk de
ontstaansgeschiedenis van die discussie over de volle toets. Die had
echt te maken met taalanalyses en met botanalyses. De vorige
woordvoerder namens de SP, de heer De Wit, heeft daarover heel veel
informatie gevraagd aan de staatssecretaris. Ik wil precies weten hoe
naar haar mening de voordelen die werden gezien in de volle toets door
de huidige aanpassing van de wet in artikel 83 worden ondervangen. Ik
vind het prima als zij dat in haar schriftelijke reactie op het
amendement aangeeft.

Mevrouw Azough (GroenLinks): Voorzitter. De staatssecretaris heeft in
haar brief van 7 oktober voorgesteld om de verblijfsvergunning vanwege
medische noodsituatie af te schaffen en te vervangen door een status op
grond van artikel 64. Is dat geen ingrijpende verslechtering voor de
asielzoeker voor het eerste jaar en voor vreemdelingen die gegarandeerd
langer dan een jaar behandeld moeten worden? Kan de staatssecretaris
daar "ja" of "neen" op antwoorden?

Mevrouw Van Velzen (SP): Ik heb goed naar de heer Spekman geluisterd.
Begrijp ik hem nu goed dat hij de financiële dekking van het amendement
over de volle toetsing mist? Als de indieners, mevrouw Koşer Kaya en
ikzelf, een voor hem plausibele dekking aanleveren, stemt hij dan alsnog
in met dit amendement?

De heer Spekman (SP): Het gaat iets breder dan dat. U kunt het nagaan
bij de indieners van het initiatiefwetsvoorstel. Er zat ook de vraag bij
wat het voor de rechterlijke macht betekent, de werklast en de
verlenging van de procedures. Nogmaals, wij willen die volle toets omdat
wij het belangrijk vonden dat die geloofwaardigheid ook in beeld kwam
bij de fouten die op dat moment vaak naar buiten kwamen over de
taalanalyses en de botanalyses.

Mevrouw Van Velzen (SP): Als ik het goed begrijp, zei de heer Spekman in
eerste termijn dat hij een volle toets wilde. Vervolgens is er een
amendement ingediend dat dit regelt en nu komt hij met allerlei toch wel
erg Haagse argumenten waarom hij uiteindelijk tegen zal stemmen. Kunnen
wij dan niet samenwerken? Laat hij dan met zijn punten komen, dan
fietsen wij die in het amendement en dan regelen wij het binnen een
week. Wij moeten heel snel stemmen over deze wet, als ik de meerderheid
mag geloven. Helpt de heer Spekman dan mee of is hij hier gewoon
argumenten aan het bedenken om tegen te kunnen stemmen?

De heer Spekman (PvdA): Ik probeer serieus het debat te voeren. Een paar
jaar geleden heb ik heel veel vragen gesteld, maar wij waren wel
positief over de volle toets. Ik vind het vervelend dat wij al deze
vragen niet beantwoord zien en nu voor de keuze staan of er een volle
toets komt of niet. Dat constateer ik. Ik wacht de brief van de
staatssecretaris af en zal mij beraden.

De voorzitter: Inmiddels is een aantal moties met het goede volgnummer
binnengekomen. Ik kijk of de staatssecretaris alvast kan beginnen met
het beantwoorden.

**

Staatssecretaris Albayrak: Voorzitter. Ik zal langzaam beginnen, terwijl
de teksten nog binnenkomen. Ik heb ze nog niet allemaal, het ging heel
snel.

De voorzitter: Het staat u vrij om te wachten tot alle moties
beschikbaar zijn, dat weet u.

**

Staatssecretaris Albayrak: Het gaat zo wel. Ik begin met de vier moties
van mevrouw Van Velzen, te beginnen met de motie op stuk nr. 11. Hierin
wordt gevraagd om de eerste fase van de asielprocedure te verlengen tot
veertien dagen. Dat is een ingrijpende wijziging van de hele opbouw van
de nieuwe procedure die niet alleen reikt tot de acht dagen, maar tot
alles wat wij gebaseerd hebben op deze acht dagen: de verlengde
procedure. Deze acht dagen zijn zorgvuldig uitgedokterd en uitgemeten.
Ik denk dat het op deze manier zorgvuldig kan. Ik ontraad dan ook deze
motie.

	Dan de motie op stuk nr. 12. Hierin vraag mevrouw Van Velzen de
regering te bewerkstelligen dat adviezen van het Bureau Medische

Advisering over beschikbaarheid van een medische behandeling in een land
van herkomst tevens een indicatie geven van de mate van beschikbaarheid
van die medische behandelmogelijkheden. Ik heb geprobeerd om mee te
denken over de vraag hoe wij hierover een oordeel zouden moeten vellen.
Met International SOS en al die andere organisaties die ik in mijn brief
noem, hebben wij redelijk zicht op de beschikbaarheid. Ik kan mij niet
voorstellen dat wij een indicatie van de mate van beschikbaarheid geven
die mij bovendien handvatten geeft om in de medische advisering rekening
mee te houden. Dan zou je een oordeel moeten vellen over wat je voor een
bepaald land bijvoorbeeld een acceptabel aantal nierdialyseapparaten
vindt. Zijn dat er vijf of tien? Of is dat afhankelijk van de spreiding
in relatie tot de geografische grootte? Dit is onwerkbaar. Ik vind de
manier waarop wij nu werken met de internationale informatie over
beschikbaarheid en de jurisprudentie die zich op basis daarvan heeft
ontwikkeld, voldoende zorgvuldig. Ik moet deze motie dus ook ontraden.

	Dan de motie op stuk nr. 13 waarin mevrouw Van Velzen de regering
verzoekt om te bewerkstelligen dat asielzoekers een uitgebreid medisch
onderzoek ondergaan. Volgens mij ben ik in het debat al voldoende
ingegaan op de reden waarom dat niet kan en niet haalbaar is en
bovendien niet nodig in het kader van de zorgvuldigheid. Ik ontraad deze
motie dus.

	In haar motie op stuk nr. 14 verzoekt mevrouw Van Velzen de regering te
bewerkstellingen dat aan vreemdelingen die rechtmatig in Nederland
verblijven, gedurende hun procedure opvang wordt geboden, en maatregelen
te nemen om fraude bij opvang tijdens rechtmatig verblijf tegen te gaan.
Volgens mij zijn wij in vele debatten voldoende uitgebreid ingegaan op
waarom ik geen sluitende aanpak bieden voor alle mensen die herhaalde
aanvragen indienen. Het staat mensen vrij om voorlopige voorzieningen
aan te vragen als ik hun vraag het land te verlaten. Dat maakt dat ik
aan deze motie niet kan voldoen. Ik moet haar dan ook ontraden.

	Dan kom ik bij de motie van de heren Van Haersma Buma en Spekman op
stuk nr. 15. Hierin wordt de regering gevraagd om bij de monitoring en
de evaluatie van deze wet die ik heb toegezegd te kijken naar de
mogelijkheid om in meer gevallen dan ik heb genoemd in artikel 3.109,
lid 6, eerder dan na zes dagen een asielverzoek in behandeling te nemen.
De manier waarop ik de monitoring en de evaluatie heb toegezegd, spreekt
eigenlijk al voor zich. Hieruit zal blijken of er categorieën zijn die
wij eerder moeten laten starten, maar die nu moeten wachten tot de zes
dagen voorbij zijn. Ik denk dat dit element er al in zit. Ik laat het
oordeel aan de Kamer over.

	Ik kom bij de motie van mevrouw Azough op stuk nr. 16, die de regering
verzoekt om aan asielzoekers die dat wensen na het nader gehoor een
onafhankelijk medisch onderzoek ter beschikking te stellen. Ik ben hier
al uitgebreid op ingegaan. Hierover worden wij het niet eens. Ik denk
dat dit vertraagt en dat wij het op dit moment ook niet nodig hebben om
een geloofwaardig asielverzoek te toetsen. Als het steunbewijs aanwezig
is, wordt het natuurlijk meegenomen. Maar het wordt niet op verzoek van
de asielzoeker in kaart gebracht. Dat gaat wat ver. Ik moet ook deze
motie ontraden.

	De volgende motie is die van mevrouw Azough op stuk nr. 17, waarin zij
de regering verzoekt de asielzoeker pas op dag één van de algemene
asielprocedure een Dublinclaim op te leggen. Ik moet deze motie
ontraden, omdat ik daardoor tijd verlies die wij goed kunnen gebruiken
om alvast te beginnen met de voorbereidingen van die claim. In de
procedure maken wij vervolgens die afweging wel.

Mevrouw Azough (GroenLinks): De staatssecretaris gaf in eerste termijn
het antwoord dat zij uitsluit dat tijdens de zes dagen van de rust- en
voorbereidingstermijn sprake zal zijn van uitzetting van asielzoekers.
Sluit zij dat uit?

Staatssecretaris Albayrak: Ook de Dublinclaimanten zullen in de algemene
asielprocedure de gelegenheid moeten krijgen om hun individuele relaas
gehoord te krijgen, dus die toegang is verzekerd. Dat betekent dat ik
niet zonder toegang tot de asielprocedure in Nederland een Dublinclaim
kan effectueren.

	Ik kom bij de motie van mevrouw Azough op stuk nr. 18, waarin zij de
regering verzoekt de mogelijkheid van een onafhankelijke commissie van
toezicht op de IND te onderzoeken. Dat is heel interessant, vooral omdat
zij de vergelijking maakt met de AIVD. Als twee organisaties niet
vergelijkbaar zijn, zijn dat de AIVD en de IND wel. De IND doet zijn
werkzaamheden in volledige openheid en transparantie. De
rechtsbijstandverleners zijn in staat om de totstandkoming van een
besluit te toetsen en er een mening over te hebben, rechters kijken
daarnaar en de Nationale ombudsman kan op individuele klachten ingaan.
Wij hebben de Tweede Kamer, die uitdrukkelijk meekijkt wat de IND
allemaal doet. De Algemene Rekenkamer kijkt nog veel breder, namelijk of
de IND doelmatig en efficiënt is. De vergelijking met de AIVD loopt
totaal mank. Dit complex ziende, heb ik geen behoefte aan nog een
commissie van toezicht bovenop alle vormen van toezicht die er al zijn
op de IND.

Mevrouw Azough (GroenLinks): De vormen van toezicht die de
staatssecretaris nu naar voren brengt, zijn incidenteel, vaak op basis
van individuele zaken en voldoen geenszins aan datgene wat ik in mijn
motie naar voren heb gebracht. Maar goed, wij komen er misschien niet
uit. Dat zal misschien leiden tot een initiatiefwetsvoorstel van onze
kant.

Staatssecretaris Albayrak: Daarom noemde ik niet alleen de ombudsman,
maar ook vele andere manieren waarop transparant toezicht op de IND
mogelijk is. De vele debatten die in de Kamer worden gehouden, getuigen
daar ook van.

	Mevrouw Azough vraagt hoe wij omgaan met getraumatiseerde vrouwen. Zij
noemde drie uitspraken van mij die alle drie in een andere context zijn
gedaan. Bij COA/Menzis gaat het om de opvang en de opvangfaciliteiten
die geïndiceerd zijn voor kwetsbaren: welk type opvang heb je nodig? In
een medisch advies gaat het om het eventueel aanpassen van het gehoor en
het meewegen in de beoordeling. Dat zijn echt andere grootheden. In elk
van die stadia wordt door mensen die daarin deskundigheid hebben
opgebouwd, gekeken naar de kwetsbaarheid en de manier waarop wij daarmee
dienen om te gaan.

	Verder vroeg mevrouw Azough of artikel 64 een forse verslechtering is
ten opzichte van de huidige situatie. Het antwoord is nee. Ik heb
uitgebreid schriftelijk geantwoord waarom het materieel geen
verslechtering betekent. Dat wat nu volgtijdelijk gebeurt, gaat parallel
gebeuren. In de brief staat uitgebreid beargumenteerd waarom het op
punten zelfs een verbetering is van de rechtspositie, gelet op het feit
dat er sneller zicht is op een permanente verblijfsvergunning, als we
moeten berusten in het feit dat een snelle medische oplossing niet
voorhanden is.

	Vervolgens vroeg zij nogmaals naar het spoedeisend belang. Ik heb
gezegd dat de Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat door de
koppeling van de opvang aan de vertrektermijn, het spoedeisend belang
voor de behandeling van het beroep blijft bestaan, wat de rechters zelf
betreft. De behandeling van het beroep zal daardoor naar verwachting
binnen de gebruikelijke termijn van ongeveer drie weken kunnen
plaatsvinden. Dat betekent dat de uitspraak in beroep in de meeste
gevallen nog binnen de vertrektermijn van vier weken zal vallen. Daarom
is verlenging van de vertrektermijn niet nodig. Overigens kan de
vreemdeling in ons voorstel nog steeds een verzoek om een voorlopige
voorziening indienen, om zo uitzetting te voorkomen, ook na die vier
weken. Dat wijzigt dus niet.

	Dan kom ik bij de motie van de heer Anker en anderen. Hij verzoekt de
regering, de mogelijkheden tot en de consequenties van het bieden van
opvang aan de groepen "buiten schuld", "verblijf bij kind" en
"schrijnendheid" in kaart te brengen en de Kamer binnen drie maanden
over de uitkomsten daarvan te informeren en waar mogelijk met
voorstellen te komen. Zonder hier de verwachting mee te wekken dat dit
nu allemaal wel te regelen is, wil ik dat onderzoek graag voor hem doen
en daar schriftelijk binnen drie maanden over rapporteren.

	Dan kom ik bij de vragen van mevrouw Koşer Kaya. Er ligt een
initiatiefwetsvoorstel van haar fractie. We zullen het daar vandaag niet
over eens worden. Het feit dat er een nieuw besluit genomen moet worden,
omdat de rechter vindt dat het onzorgvuldig tot stand is gekomen, wil
niet altijd zeggen dat hetzelfde besluit nog een keer wordt genomen. Ook
als de rechter zich hierin verdiept en er een oordeel over geeft, kan
dit tot inwilligingen leiden via de vernietiging door de rechter van het
aanvankelijke besluit. Dat is dus wel degelijk een rechtsgang waar de
vreemdeling rechten aan kan ontlenen.

	Over de risico's van de volle toetsing ben ik zeer expliciet en lang
aan het woord geweest. Ik denk dat deze tot grote problemen zal leiden
in de opbouw van de asielprocedures. Zij zal leiden tot langere
termijnen en een langere duur, die bovenop alle argumenten die ik al heb
gegeven, ons in een moeras zal trekken waar we niet in willen zitten.

Mevrouw Koşer Kaya (D66): Vorig jaar hebben wij voor het eerst een
debat gehad over dit wetsvoorstel. Toen heb ik het
initiatiefwetsvoorstel uitgebreid aan de orde gesteld. In dit voorstel
heeft u een deel van het initiatief overgenomen. Maar de volle toetsing
staat nog. Mijn collega vroeg waarom D66 niet eerder met haar vragen is
gekomen, onder meer over de kosten. De kosten zijn berekend en die heb
ik genoemd in mijn eerste termijn. De Raad voor de rechtspraak zegt dat
de kosten €1.124.000 per jaar zullen zijn. Ik had een vraag over de
procedurele aspecten die in een besluit zitten. De rechter kan hierover
zeggen dat dit niet zorgvuldig is gebeurd, waarna er weer een nieuw
besluit genomen moet worden.

Naar aanleiding van uw antwoord zal de rechter er eerder naar grijpen
omdat de suggestie in uw antwoord is dat als er inhoudelijk een probleem
is en de rechter dat niet kan beoordelen en onderzoeken, er sneller een
beslissing zal komen die procedureel van aard zal zijn, waardoor de
inhoud niet aan de orde kan komen en er weer een nieuwe beslissing moet
worden genomen. Dat kan allemaal leiden tot meer kosten. Bovendien zal
er sprake zijn van herhaalde verzoeken. En dat zou je niet moeten
willen.

Staatssecretaris Albayrak: Dat debat is prima, hoor, maar ik heb in mijn
schriftelijke antwoorden ook aangegeven dat ik zelf ook erg benieuwd ben
naar de antwoorden die de fractie gaat geven op de vragen van de
verschillende Kamerleden over het initiatiefwetvoorstel. Dat bedrag van
€1.124.000 per jaar dat extra nodig zou zijn om een volle toets te
doen, is gebaseerd op een aantal aannames die door mij niet goed te
toetsen zijn. Het gaat om een verzwaring van 50% in slechts 30% van de
asielzaken. Waar dat advies op gebaseerd is, durf ik ter discussie te
stellen. Als wij een berekening zouden maken via de rechtbanken naar de
Raad van State, kom je op een heel andere rekensom uit. Dit even los of
het überhaupt uitvoerbaar is om van A tot Z over te doen wat de IND
heeft gedaan. Dat komt dus bovenop alle argumenten die ik al heb genoemd
en die ik nu niet zal herhalen en die ieder op zich reden zijn om die
volle toets niet te willen, gelet op het bestuursrecht, het staatsrecht
et cetera. Ik doe een beroep op de Kamer om dit amendement hier niet aan
te nemen maar om de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel af te
wachten, waarbij al die vragen aan de orde zullen komen en waarvan ik
hoop dat ook de indieners van het initiatiefwetsvoorstel daarop een
afdoende antwoord kunnen geven, ook als het gaat om de risico's die in
ieder geval door mij gezien worden. Mijn oproep aan de Kamer is dan ook
om nu niet even snel de volle toets te regelen bij wet.

	De heer Spekman heeft nog een opmerking gemaakt over de herhaalde
aanvragen. Ik heb gezegd dat de nota van wijziging op het punt van het
rechtmatig verblijf in de RVT nog voor de stemmingen naar de Kamer zal
komen. Op de andere punten wacht ik de brief van de heer Spekman af. Het
is mijns inziens niet nodig om dit wetsvoorstel daarvoor op te houden.
Ik moet echt eerst in beeld brengen wat de juridische, financiële en
personele consequenties ervan zijn als je het bij de Raad van State
legt. Als we er dan voor kiezen, dan kunnen we het doen ofwel bij het
Vreemdelingenbesluit ofwel bij een ander wetsvoorstel.

	Verder heeft de heer Spekman gevraagd naar het Dublin-onderzoek. Op dit
moment geldt in de asielprocedure dat vingerafdrukken van mensen die
asiel aanvragen pas na het verblijf in de T&V naar Eurodac worden
gezonden. Dat kan op dit moment niet eerder dan na indiening van de
asielaanvraag omdat het bevragen van Eurodac de start van de 48
uursprocedure betekent. De registratie in Eurodac vindt dus nog niet
plaats in de huidige T&V. De huidige T&V is ook een heel andere
voorziening. Daar is bijvoorbeeld geen rechtmatig verblijf. Het nu gaan
regelen van het rechtmatig verblijf en het starten met die claim is niet
strijdig met de letter van de Eurodac- en de Dublinverordening. Dat
hebben wij nagegaan. Het zo vroeg mogelijk laten plaatsvinden van de
Eurodac-registratie sluit wat mij betreft beter aan bij de geest van
deze verordening.

Uit contacten met de Europese Commissie blijkt dat ook de Commissie de
voorkeur geeft aan een zo vroeg mogelijke registratie. Dat maken wij
mogelijk met deze wetswijziging.

	Volgens mij waren dit de vragen.

De heer Spekman (PvdA): U zei net dat het apart geregeld kan worden. Dat
betreft vooral het beperken van de herhaalde aanvragen. U zult nog wel
schriftelijk een reactie geven op ons amendement.

De voorzitter: De staatssecretaris heeft inderdaad toegezegd dat zij
daar schriftelijk op zou reageren. Daarna is het procedurele punt naar
voren gebracht dat het niet in de tekst van de wet staat, maar in het
Vreemdelingenbesluit.

**

De heer Spekman (PvdA): Wij zijn nog steeds in gesprek met Bureau
Wetgeving over de precieze formulering, maar ik hecht eraan om het in de
wet te verankeren. Er lopen nu twee dingen door elkaar: de techniek en
de inhoud. Ik wil graag voor de stemmingen een reactie hebben. Het gaat
dan om de kinderen en niet om de herhaalde aanvragen.

Staatssecretaris Albayrak: Als het gaat om de techniek kunnen wij u
natuurlijk alle bijstand geven, zoals u dat bij wetstrajecten ook gewend
bent van het ministerie van Justitie. Op de inhoud zal ik schriftelijk
terugkomen.

De voorzitter: Dat was al een toezegging die ik nog had willen herhalen.
Verder komt u voor de stemmingen met een nota van wijziging op het punt
van artikel 8.

	Wij hebben al met elkaar geconcludeerd dat dit wetsvoorstel, met de
amendementen, voor zover wij die nu kennen, en de moties niet morgen
maar volgende week op de plenaire agenda komen. De heer Krom overweegt
om alsnog een aantal amendementen in te dienen. Ik hoop dat hij dat ruim
voor de stemmingen zal doen, zodat de staatssecretaris daar nog op kan
reageren.

**

De heer De Krom (VVD): Dat kan ik toezeggen.

De voorzitter: Dank u wel.

	Wij zijn hiermee gekomen aan het eind van deze beraadslaging. Ik dank
de staatssecretaris en de collega's.

**

Sluiting 23.15 uur.