Voortgangsrapportage Lastendruk OCW
Bijlage
Nummer: 2009D63806, datum: 2009-12-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H.A. Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit PvdA kamerlid)
Bijlage bij: Voortgangsrapportage Lastendruk OCW (2009D63805)
Preview document (🔗 origineel)
Voortgangsrapportage Lastendruk OCW 1. Inleiding Eind 2008 heb ik tijdens het wetgevingsoverleg over de begroting 2009 van OCW toegezegd dat ik de Tweede Kamer in het najaar van 2009 een voortgangsrapportage over het verminderen van de lastendruk zou sturen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 700 VIII, nr. 136). Met deze voortgangsrapportage kom ik mijn belofte na. U kunt in 2010 en 2011 opnieuw een voortgangsrapportage van mij verwachten. Conclusie De conclusie uit deze rapportage is dat OCW behoorlijk op streek is met de vermindering van de administratieve lasten. Tegelijkertijd blijft alertheid van alle partijen geboden om de gestelde doelen in het vizier te houden. Zo heeft OCW in de vorige kabinetsperiode vooral gezorgd voor lastenreducties door ‘het kappen van dor hout’. De ambities van OCW voor deze kabinetsperiode zijn hoog: we willen de administratieve lasten in deze kabinetsperiode met een kwart terugdringen, terwijl veel quick wins al zijn gerealiseerd en we – voor een belangrijk deel politiek ingegeven – nog steeds veel informatie opvragen van instellingen, burgers en bedrijven. Verdere reducties zijn daardoor steeds lastiger te vinden. Daarnaast besef ik dat we er met het aanpakken van alleen administratieve lasten vanuit wet- en regelgeving van OCW niet zijn. Instellingen ervaren ook lasten van andere overheidsorganisaties. Tegelijkertijd vormen interne richtlijnen van instellingen soms ook een bron van irritatie voor docenten. We moeten er voor blijven waken dat het schrappen van lasten (door bv. OCW) niet gelijktijdig gepaard gaat met nieuwe verplichtingen, waardoor er in de ervaring van de professionals op de werkvloer niets merkbaars verandert. Samen met de sectorraden voor het onderwijs, besturen van scholen/instellingen en docenten pakken we dan ook de meest irritante regels voor professionals in het onderwijs aan. Gegeven deze context is de reductie van de lasten in deze kabinetsperiode zoals opgenomen in deze rapportage, goed te noemen, maar tegelijkertijd nog wel met grote onzekerheden omgeven. Er zijn weliswaar nog beleidsvoornemens die mogelijk tot extra reducties kunnen leiden, maar er zijn ook dossiers die vermoedelijk tot lastenverzwaringen zullen leiden. Continue waakzaamheid is dus geboden om – bij het ontwikkelen van nieuw beleid en nieuwe regelgeving – de informatieverplichtingen voor instellingen aan het ministerie en de Kamer zo minimaal mogelijk te houden. Leeswijzer In paragraaf 2 vindt u een uitgebreid overzicht van de voortgang van de lastenvermindering voor OCW-instellingen (conform toezegging vorig jaar). In paragraaf 3 wordt ingegaan op de aanpak van ervaren irritaties op de werkvloer in het onderwijs. Daarna wordt ingegaan op de bijdrage die OCW levert aan de kabinetsbrede programma’s om de administratieve lasten voor bedrijven en burgers met 25% terug te dringen (paragraaf 4). Het aandeel van OCW in de door het Rijk veroorzaakte administratieve lasten voor burgers en bedrijven is bescheiden. Aan het eind van de rapportage ga ik in paragraaf 5 in op de wijze waarop OCW aandacht besteedt aan regeldruk in het beleidsproces. 2. Terugdringen van administratieve lasten voor OCW-instellingen Wet- en regelgeving hebben als doel het borgen van publieke belangen. Veel activiteiten zijn zonder regulering ook niet mogelijk. Maar teveel regels, te complexe regels en/of een te rigide uitvoering van regels gaan ten koste van de ruimte om te ondernemen en om goed onderwijs te verzorgen. Het gaat dus om kwaliteit en proportionaliteit, om het vinden van balans: regelen waar het moet, vrijlaten waar het kan. Bij het maken van beleidsafwegingen zijn de administratieve lasten één van de overwegingen. De administratieve lastenafweging moet altijd in samenhang worden bezien met elementen als beleidsmatige wenselijkheid en budgettaire inpasbaarheid. Deze verschillende belangen worden continu gewogen: binnen OCW, maar ook binnen uw Kamer. Met recht en reden wordt regelmatig politiek afgesproken dat een onderwerp heel precies moet worden geregeld en heel precies moet worden gemonitord. Deze keuze heeft vaak wel als gevolg dat we meer informatie uitvragen bij onze instellingen in het veld. OCW is in 2004 begonnen met het verminderen van de lasten voor OCW-instellingen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 546, nrs. 1 en 3). Het resultaat van deze inspanningen was dat de druk van administratieve lasten in de vorige kabinetsperiode met netto 23% is verminderd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 700 VIII, nr. 136). Het is mijn ambitie om, samen met de beide staatssecretarissen, in deze kabinetsperiode de regeldruk voor OCW-instellingen met een kwart te reduceren. In deze rapportage presenteren we u een concreet en realistisch reductieprogramma op basis van een nulmeting en een inventarisatie van maatregelen. Hieronder wordt ingegaan op de nulmeting die vooraf is gegaan aan het programma. Daarna volgen kort de resultaten die zijn geboekt en een planning voor de jaren 2010 en 2011. Vertrekpunt (nulmeting van de lasten) Om de regeldruk voor OCW-instellingen goed te kunnen meten, gebruikt OCW de aangepaste definitie van administratieve lasten. Deze definitie is in 2007 door het kabinet aangepast en houdt rekening met het doel echt merkbare maatregelen te kunnen presenteren (en vooral niet papieren of boekhoudkundige vereenvoudigingen). OCW heeft – gelet op bovenstaande – via een nulmeting nauwkeurig in kaart gebracht welke regels van OCW tot welke administratieve lasten leiden. Eerst is nagegaan welke informatieverplichtingen voor instellingen voortvloeien uit de wet- en regelgeving van het departement. Vervolgens is een representatieve steekproef van instellingen geïnterviewd om te bekijken welke handelingen zij moeten verrichten om aan de informatieverplichtingen te voldoen en hoeveel tijd deze handelingen vergen. Begin 2009 is de nulmeting door OCW afgerond. De uitkomst is dat OCW-instellingen aan het begin van deze kabinetsperiode (peildatum 1 maart 2007) te maken hadden met administratieve lasten van ruim 130 miljoen euro. Onderstaande box geeft een overzicht van de informatieverplichtingen aan OCW met de hoogste administratieve lasten. Box 2.1. Informatieverplichtingen met hoge administratieve lasten De totale administratieve lasten voor OCW-instellingen bedroegen aan het begin van deze kabinetsperiode ruim € 130 mln. Hieronder een aantal belangrijke posten. Verantwoording Bij verantwoording moet worden gedacht aan kosten en tijd gemoeid met het opstellen van het jaarverslag en de jaarrekening, aparte verantwoording voor onderwijsinstellingen, en accountantskosten. In 2007 bedroegen de lasten voor alle OCW-instellingen in totaal circa € 30 mln. Accreditatie Met de accreditatie van bestaande en nieuwe opleidingen was in 2007 in het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs zo’n € 17 mln aan lasten gemoeid. Verstrekken van informatie i.v.m. bekostiging Onderwijsinstellingen in alle sectoren verstrekken informatie aan CFI en IB-groep in verband met de bekostiging. Voorbeelden zijn het verstrekken van het persoonsgeboden nummer, van inschrijvingsgegevens met behulp van de onderwijskaart en van informatie voor de Centrale Registratie Instellingen Hoger Onderwijs (CRIHO). De lasten bedroegen in 2007 zo’n € 10 mln. Leerplicht De Leerplichtwet 1969 regelt de wettelijke verplichting tot het volgen van onderwijs. Voor de sectoren PO, VO en BVE betekent dit onder meer het melden van inschrijving en uitschrijving van leerlingen en het melden van absentie bij de leerplichtambtenaar (circa € 15 mln aan lasten in 2007). Toezicht De Wet op het onderwijstoezicht regelt het toezicht op het onderwijs door de Inspectie voor het onderwijs. De lasten voor instellingen (in 2007 circa € 10 mln) betreffen onder meer het voorbereiden en begeleiden van jaarlijks en incidenteel onderzoek door de inspectie. Bron: KPMG, Nulmeting Administratieve Lasten OCW-instellingen 2007, Den Haag, 2009. Naast een vertrekpunt is de meting ook een concreet handvat om gericht op zoek te gaan naar mogelijkheden om de administratieve lasten te verminderen. Internationale organisaties als OESO en Wereldbank, maar ook Actal als externe waakhond van het kabinet, adviseren eigenlijk standaard om een nulmeting uit te voeren. Ingevoerde maatregelen (realisatie tot en met 2009) Vermindering van administratieve lasten kan op verschillende manieren. Een paar voorbeelden: Door informatieverplichtingen uit wet- of regelgeving te schrappen; Door processen intelligenter in te richten, kan tijd worden bespaard (bv. digitale aanlevering aan OCW in plaats van op papier); De frequentie van rapportages kan worden teruggebracht (bv. niet meer eenmaal per kwartaal maar jaarlijks); Terugdringen van het aantal instellingen dat wordt bevraagd (bv. bij enquêtering of uitvoeren van toezicht). Bij de uitwerking van de voorstellen is naar bovenstaande manieren gekeken. Daarbij speelden de regels die naar de mening van het veld de meeste lasten opleverden (onderzocht in de hierboven aangehaalde nulmeting) een belangrijke rol. OCW heeft zo in de jaren 2007, 2008 en 2009 de administratieve lasten met per saldo 10% teruggedrongen. Onderstaande box geeft een overzicht van enkele maatregelen die in deze jaren zijn ingevoerd. Wel is het zo dat het Actieplan Leerkracht, de invoering van gratis schoolboeken en de Innovatieregeling cultuuruitingen tot een (kleine) toename van de administratieve lasten hebben geleid. Box 2.2. Realisaties tot en met 2009 ‘Verschil maken’ Deze maatregel uit 2007 heeft betrekking op een wijziging in de cultuurnotasystematiek. Een deel van de instellingen kan voortaan subsidie aanvragen via fondsen. Hierdoor hoeven kleine instellingen niet dezelfde (zware) procedure te doorlopen als grote instellingen. Ook is een aantal instellingen met langlopend subsidieperspectief aangewezen, waardoor ze niet meer eens per vier jaar een volledige aanvraag hoeven in te dienen. Accreditatie Hoger onderwijs: omkering toets nieuwe opleiding en macro-doelmatigheidstoets Voorheen voerde de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) eerst de toets nieuwe opleiding uit, waarna de minister o.b.v. macro-doelmatigheidstoets een besluit nam. Uit de praktijk bleek echter dat aanvragen niet zozeer o.g.v. kwaliteit (1e toets) werden afgewezen maar o.g.v. macrodoelmatigheid (2e toets). Op 1 maart 2009 is bij KB de volgorde van de toetsen omgedraaid onder handhaving van besluitvorming o.b.v. macro-doelmatigheidstoets. Nu is eerder in de procedure duidelijk of een aanvraag succesvol is of niet. Aanvragen die worden afgewezen kennen nu een kortere doorlooptijd en zijn minder arbeidsintensief. Deregulering en administratieve lasten (DAL) Met DAL zijn in 2008 informatieverplichtingen in het domein van beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE) vervallen. Allereerst de verplichting om bij de licentie voor nieuwe opleidingen de registratieprocedure bij het Centraal Register Beroepsopleidingen (CREBO) te doorlopen. Tevens is de verplichting vervallen om het Onderwijs- en Examenreglement (OER) jaarlijks te vernieuwen, aan te passen en aan de Inspectie beschikbaar te stellen. Mediawet 2008 In 2008 is de nieuwe Mediawet van kracht geworden. Deze wet heeft de administratieve lasten verminderd doordat de halfjaarlijkse rapportage over programmavoorschriften en de rapportage over neventaken zijn geschrapt. Vereenvoudiging procedure verzuimmelding Tot voor kort werden er geen nadere voorschriften gesteld aan het melden van verzuim door instellingen in de PO-, VO- en BVE-sector. Gevolg was dat iedere gemeente andere eisen stelde aan meldprocedure en inhoud. Met ingang van 2009 is de meldprocedure geüniformeerd. Dit leidt tot een substantiële afname van de tijdsbesteding van instellingen om absentie te melden. Daarnaast vervalt in 2010 de verplichting om leerlingen aan en af te melden. Specifiek voor het BVE-domein is dat de melding van voortijdig schoolverlaten aan de regionale meld- en coördinatiefunctie (RMC) ook minder tijd kost. Voorgenomen maatregelen (planning voor 2010 en 2011) Naast de maatregelen die al zijn genomen, liggen er nog verschillende voorstellen voor het verder verminderen van de administratieve lasten. Een aantal daarvan is al bekend bij de Tweede Kamer, anderen worden op dit moment voorbereid. Een deel van de voorstellen die in voorbereiding zijn, is al wel zo concreet dat we een indicatie van het mogelijke effect op de administratieve lasten kunnen geven. Een aantal beleidsvoornemens leidt overigens tot een toename van de administratieve lasten, zoals het voorstel voor het registeren van incidenten en het voorstel ter versterking van de positie van de leraar. Per saldo leiden de nu concreet uitgewerkte beleidsvoornemens voor 2010 en 2011 tot een reductie van circa 12%. Samen met de reeds ingevoerde maatregelen ligt er dus een concreet pakket van zo’n 22% reductie van administratieve lasten aan het einde van deze kabinetsperiode. De hierna volgende box geeft een overzicht van voorziene maatregelen voor de jaren 2010 en 2011. Box 2.3. Voorgenomen maatregelen voor 2010 en 2011 Digitalisering van formulieren Digitalisering is een sterke wens vanuit het onderwijsveld. Veel aanvraagformulieren voor specifieke bekostigingsregelingen zijn bezien op de mogelijkheid om de informatiestroom te digitaliseren. Vanaf 2009 worden stapsgewijs formulieren voor PO, VO en BVE gedigitaliseerd waardoor onderwijsinstellingen minder tijd kwijt zullen zijn aan aanvragen en verantwoording dan in de papieren vorm. Opleidingsdomeinen Vanaf 2010 hoeven BVE-instellingen bij een overstap van een leerling binnen het opleidingsdomein niet meer een geheel nieuwe inschrijving met een geheel nieuwe onderwijsovereenkomst op te stellen. Er kan bij de start van de opleiding worden volstaan met één handtekening van de deelnemer of de ouder/voogd onder de onderwijsovereenkomst. Bepaalde informatie over de deelnemer hoeft niet meer aan het Basisregister Onderwijs (BRON) te worden verstrekt. Dit betekent bij ongeveer 60.000 overstappen minder lasten voor instellingen, leerlingen en hun ouders. Wet op het onderwijstoezicht (WOT) Dit wetsvoorstel, in oktober jl. aan uw Kamer aangeboden, beoogt de introductie van risicogericht en proportioneel toezicht. Dit zal vanaf 2010 leiden tot een substantiële vermindering van de toezichtlasten voor onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs. De vermindering doet zich in het bijzonder voor bij scholen die zich aan regels houden en goed presteren. Vereenvoudiging accreditatie hoger onderwijs Het voorstel voor invoering van het beperkte regime van accreditatie in 2010, in november jl. aan uw Kamer aangeboden, vereenvoudigt het accreditatiestelsel voor universiteiten en hbo’s. Instellingen moeten nu uitgebreid rapporteren aan externe instanties om in aanmerking te komen voor de accreditatie van nieuwe en bestaande opleidingen. Voorstel is bepaalde elementen van de kwaliteitszorg vrijwillig op instellingsniveau te laten beoordelen door de NVAO. Indien voldoende, krijgt de instelling toegang tot het zgn. . lichte regime voor opleidingsaccreditatie en toets nieuwe opleiding, met meer aandacht voor vakinhoudelijke zaken en minder voor zaken als personeelsbeleid en studiebegeleiding. Voor de beperkte opleidingsaccreditatie wordt getoetst aan minder criteria dan in de huidige situatie (3 i.p.v. 6) en is de toetsingsprocedure minder belastend. Versterking Besturing Per 2010 wordt wetgeving voor HBO en WO vereenvoudigd en aangescherpt. De verzendplicht voor de begroting en van de jaarlijkse inschrijving van ouderejaarsstudenten vervalt. Bovendien wordt de frequentie om het instellingsplan op te stellen en aan te passen teruggebracht van tweejaarlijks naar vierjaarlijks. Afschaffing Onderwijskaart Ouders of leerlingen dienen jaarlijks de onderwijskaart in te leveren bij de MBO-school. Daarmee wordt de lesgeldverplichting vastgesteld. Sinds de invoering van BRON-BVE is deze administratieve procedure niet meer noodzakelijk, omdat de lesgeldverplichting ook kan worden afgeleid uit de gegevens in BRON-BVE. Afschaffing van de onderwijskaart is dan ook in voorbereiding voor 2011. Invoering BRON-HO en modernisering CRIHO In 2011 zal naar verwachting het Basisregister Onderwijs voor het hoger onderwijs (BRON-HO) worden ingevoerd samen met de modernisering van het Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs (CRIHO). Hiermee zal gegevensverstrekking door instellingen (en (aanstaande) studenten) vanwege de wettelijk verplichte aanmelding en inschrijving, verder vereenvoudigd worden, o.a. door meer gebruik te maken van gegevens waarover de overheid al beschikt (eenmalige aanlevering). Invoering Onderwijsnummer Met de invoering van het onderwijsnummer in het primair onderwijs in 2010 kan de aparte aanvraag voor verschillende bekostigingsregelingen geheel vervallen voor onder meer bijzondere bekostiging en leerlinggebonden financiering (‘rugzakje’). Hiermee vervallen circa 16.000 aanvragen per jaar. Specifieke regelingen voor primair onderwijs Binnen de regelingen die samenhangen met vervanging van afwezig onderwijspersoneel worden vereenvoudigingen aangebracht. Schoolbesturen zijn veel tijd kwijt aan verrekening met OCW van de algemene bekostiging voor verschillende sociale-zekerheidsuitkeringen uit de lumpsum en die vanuit het UWV. Onderzocht wordt of kan worden afgezien van declaratie van vervanging van personeel dat kortdurend ziek is. Een andere optie is om de specifieke ziektebekostigingsregeling voor het primair onderwijs in de lumpsum onder te brengen. Deze laatste optie vergt wel wetswijziging. De regeling voor scholing van overblijfmedewerkers loopt in 2010 af. De regeling kent een beperkt budget met een relatief grote uitvoeringslast voor scholen. De regeling wordt in de huidige vorm niet verlengd. De administratieve lasten verminderen daardoor. Zonnestralen en donderwolken Door de inspanningen van het vorige kabinet en het programma dat er nu ligt, wordt het steeds lastiger om nog effectieve maatregelen te vinden. Daarbij vind ik het ook belangrijk om te stellen dat streefpercentages belangrijk zijn om ambitie uit te stralen, maar dat ik er niet alleen blind op wil sturen. Steeds vaker wordt ook de politieke weging nadrukkelijk van belang. Verder is het zo dat ambities om regeldruk te verminderen, strijdig kunnen zijn met de informatiebehoefte van bewindslieden en uw Kamer. Het is goed om ons dat te blijven realiseren. Blijft overeind dat u erop mag vertrouwen dat OCW in de komende periode actief op zoek blijft gaan naar additionele maatregelen om de doelstelling van een kwart minder administratieve lasten daadwerkelijk te realiseren. 3% extra aan lastenvermindering lijkt in dat opzicht weinig, maar omdat het een saldo is van verminderingen én stijgingen, betekent het ook dat we niet alleen de focus moeten hebben op waar het een tandje minder kan (zonnestralen), maar dat we ook potentiële lastenstijgingen moeten zien te temperen (donderwolken). Diverse ontwikkelingen binnen OCW leiden in de nabije toekomst waarschijnlijk tot lastenvermindering. De invoering van het rijksbrede, lastenarme subsidiekader moet bijvoorbeeld zorgen voor positieve effecten voor instellingen. Daarnaast wil ik bezien of we het instellingen makkelijker kunnen maken door te schrappen in de verantwoordingslast, bijvoorbeeld door het opnemen van aanvraagsubsidies in de lumpsum. Ik kom daar in de volgende voortgangsrapportage op terug. Aan de andere kant voorzie ik ook een aantal ontwikkelingen die tot een lastenstijging kunnen leiden in de komende jaren. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Don over onderwijsvermogens, de invoering van Onderwijstijd en de normering van topinkomens in de (semi)publieke sector. Ook voor deze onderwerpen geldt dat het op dit moment nog niet mogelijk is om een indicatie te geven van de omvang van de lastenstijgingen. Vanzelfsprekend kom ik hierop terug in mijn rapportage van eind 2010. Overige relevante ontwikkelingen voor OCW-instellingen Initiatieven in de uitvoering Administratieve lasten worden niet alleen via aanpassing van wet- en regelgeving verminderd, maar ook met aanpassingen in de uitvoering. Het programma Servicegericht Uitvoeren 2 binnen OCW bestaat uit een aantal activiteiten waardoor OCW-instellingen makkelijker gegevens kunnen uitwisselen met het ministerie. Een daarvan is digitalisering van formulieren (zie box 2.3). Veel aanvragen voor specifieke bekostigingsregelingen gaan nu met formulieren die instellingen handmatig op papier moeten invullen en die ook handmatig worden verwerkt. Het gaat hierbij om tientallen regelingen per sector. Met de invoering van een ‘elektronische postkamer’ kunnen deze aanvragen elektronisch worden ingediend. De kans dat gegevens foutief worden ingevoerd wordt hiermee ook drastisch beperkt. Hierdoor hoeven instellingen weer minder vaak informatie opnieuw in te sturen. De informatiestroom naar instellingen wordt verminderd door beschikkingen gebundeld op vaste momenten te verzenden en digitaal beschikbaar te stellen. Centraal beschikbare informatie wordt in overleg met het veld via websites ontsloten voor het veld. Daarnaast wordt de afhandeling van jaarrekeningen van onderwijsinstellingen sinds 2008 meer gebaseerd op het principe van ‘single audit’ en ‘single information’. Hierbij vindt de verantwoording aan verschillende ministeries niet meer apart plaats maar in één keer via de jaarrekening van de instelling die aan CFI wordt verzonden. Hierdoor zijn onderwijsinstellingen minder tijd kwijt aan verantwoording. Tevens zijn vanaf het boekjaar 2008 de Richtlijnen voor het jaarverslag geharmoniseerd voor alle sectoren (RJ 660). Hierbij zijn de specifieke verantwoordingseisen van OCW ingewisseld door de reguliere eisen voor jaarrekeningen uit het burgerlijk wetboek. Initiatieven van andere ministeries Instellingen hebben niet alleen met wet- en regelgeving van OCW te maken. Ook wet- en regelgeving van andere ministeries en medeoverheden zijn van invloed op OCW-instellingen. Zo heb ik u onlangs bericht over de wijze waarop verschillende departementen in samenspraak met de sector de lasten voor de podiumkunsten aanpakken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 31 482 en 29 515, nr. 49). Andere voorbeelden zijn: Sinds eind 2008 hoeft een werkgever de werknemer pas na 42 weken ziek te melden bij het UWV. Dat was na 13 weken. Daarnaast is de wettelijke melding dat de werknemer beter is (herstelmelding) vervallen. Per 1 januari 2009 is de zogenaamde eerstedagmelding, de wettelijke verplichting van alle werkgevers om te melden dat er een nieuwe werknemer begint, afgeschaft. Vanaf 2010 worden ‘kleine banen’ van jongeren vrijgesteld van premieheffing voor de werknemersverzekeringen en van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. Van een ‘kleine baan’ is sprake als de werknemer jonger is dan 23 jaar en het loon lager is dan een voor die leeftijd geldende loongrens. Aangezien de vereenvoudiging ook van toepassing is op stages die voldoen aan het begrip ‘kleine baan’ worden deze stages aantrekkelijker en ca. 15% goedkoper. De behandeling van vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting wordt vereenvoudigd. Momenteel bestaan er circa 30 verschillende regels voor vergoedingen en verstrekkingen aan de werknemer. Dit systeem wordt 1 januari 2011 vervangen door een forfaitaire regeling op werkgeversniveau. De diverse loonbegrippen voor de loonbelasting, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet worden geharmoniseerd. Hiermee moet ook de loonadministratie voor instellingen makkelijker worden. Deze regeling gaat uiterlijk 1 januari 2012 in. De gewijzigde Arbo-wet die beter op de praktijk is toegesneden, onder meer omdat hij meer rekening houdt met bedrijven van 25 werknemers of minder. De risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE) en de bedrijfshulpverlening (BHV) zijn hierdoor vereenvoudigd, terwijl de zogenoemde Pemba-boete is afgeschaft. Conclusie OCW heeft een concreet pakket aan maatregelen om de administratieve lasten terug te dringen. Een deel van deze maatregelen is al gerealiseerd, een groot deel zit in de planning en op een aantal terreinen zijn de exacte consequenties nog niet bekend. Ook ben ik me bewust van het feit dat op sommige dossiers de administratieve lasten voor instellingen wellicht toe zullen nemen. In de volgende voortgangsrapportage van eind 2010 informeer ik u weer over de voortgang. Vanzelfsprekend zijn de nu nog niet bekende effecten op dat moment wel bekend. Daarnaast mag uw Kamer van mij verwachten dat ik bij de concrete vormgeving van beleid uitga van het principe zo ‘lastenarm’ mogelijk. 3. Merkbare vermindering van lasten voor OCW-professionals Inleiding Naast de doelstelling van OCW om de administratieve lasten voor instellingen terug te dringen, wil OCW ook nadrukkelijk positieve effecten bereiken voor de professionals in de sector. De docent moet zijn expertise en energie kunnen richten op de leerlingen, deelnemers en studenten en zich in zijn werk zo weinig mogelijk belemmerd weten door regelgeving van OCW en richtlijnen vanuit de eigen organisatie. Ik vind het belangrijk om de aanpak van irritante regels in een helder perspectief te zetten. Bij het meten van beleving en het aanpakken van irritaties is het goed om te beseffen dat het voor een deel gaat om persoonlijke oordeelsvorming. Professionals in het onderwijs hebben te maken met administratieve handelingen die door het ministerie worden gevraagd, die door de instelling zelf worden voorgeschreven en ‘stakeholders’ die eisen stellen aan de dienstverlening en beroepsuitoefening. Daarnaast is het zo dat - omwille van politieke, financiële en juridische motieven - de verantwoordingslast in de publieke sector hoger is omwille van verantwoording aan politiek en maatschappij. Het is goed te begrijpen dat docenten bepaalde regels als irritant ervaren, zeker als zij ‘de zin’ van deze verantwoording niet (kunnen) inzien. Binnen alle onderwijssectoren is bekend welke regels door professionals als meest irritant worden ervaren. Op 6 oktober 2008 heb ik u de resultaten van het onderzoek naar de beleving van regeldruk door docenten in het onderwijs toegezonden (Tweede Kamer, 2008-2009, 30 853, nr. 14). Met de brief van 29 maart 2009 heb ik u geïnformeerd over de beleidsreactie van OCW op dit onderzoek en de verdere acties (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 30 853, nr. 15). Uit het onderzoek komt een onder de docenten gemeten gemiddelde irritatiegraad van 4,8 op een schaal van 1 tot 10. Dit wordt door de onderzoekers een matige irritatiegraad genoemd. Ook blijkt dat het niet per se gaat om de hoeveelheid regels, maar ook over het – vanuit het management van de instellingen - kunnen uitleggen aan professionals waarom je regels stelt. Recente publicaties (onder meer van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)) in de sectoren veiligheid, zorg, sociale zekerheid en onderwijs, laten zien dat de irritaties over administratieve lasten voor professionals in de publieke sector, uitzonderingen daargelaten, gemiddeld uitvallen. OCW constateert dat deze onderzoeken het beeld uit het eigen onderzoek van 2008 bevestigen en de knelpunten die hieruit naar voren komen, komen overeen met de in de brief van maart 2009 genoemde knelpunten. Om irritatie te verminderen is gezamenlijke actie nodig: van het ministerie, de sectorraden, van de afzonderlijke scholen/instellingen en de docenten. Een kritische en noodzakelijke randvoorwaarde om de ervaren regeldruk bij professionals terug te dringen is een dialoog tussen OCW en ‘het veld’ en tussen de manager/leidinggevende en de professional. De overheid gaat veelal uit van regels, terwijl professionals vooral door beroepsnormen of -idealen worden gemotiveerd. De overheid heeft vaak behoefte aan concrete en kwantitatieve producten of resultaten, terwijl professionals vooral oog hebben voor de dagelijkse praktijk en kwaliteit. Naast een betere dialoog is er ook betere communicatie vanuit het Rijk naar instellingen en professionals nodig. Een voorbeeld is de regel over werktijdenregistratie en vastgestelde werktijden van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uit onderzoek van OCW en BZK bleek dit één van de meest voorkomende irritaties voor docenten. De regelgeving hierover is een aantal jaren geleden sterk vereenvoudigd en toegankelijk gemaakt op www.arboportaal.nl. Het blijkt dat veel scholen hiervan echter niet goed op de hoogte zijn of om eigen redenen de administratie gedetailleerder houden dan wettelijk vereist. Dat is jammer, want dit wordt door docenten uit nagenoeg alle sectoren als een sterk irriterende regel ervaren. OCW wil de communicatie met instellingen en professionals verbeteren door de uitbreiding van de zogenoemde Vaste VeranderMomenten (VVM). De gedachte achter VVM is dat de frequente wijziging van wet- en regelgeving gedurende het jaar leidt tot onnodige extra lasten. Om deze lasten te verminderen en bedrijven en instellingen meer tijd en ruimte te bieden voor aanpassingen in de eigen bedrijfsvoering, heeft het kabinet vaste data voor het ingaan van nieuwe regels ingevoerd. Ook heeft het kabinet een redelijke implementatietermijn en regels over tijdige en duidelijke informatievoorziening vastgesteld. Bij OCW wordt VVM vanaf 1 januari 2009 toegepast. Op het terrein van onderwijs kan, voor zover er een relatie bestaat tussen de inwerkingtredingsdatum en de aanvang van een schooljaar/studiejaar, een afwijkende invoeringsdatum worden vastgesteld, bijvoorbeeld 1 augustus of 1 september in plaats van 1 juli. Op het terrein van de professionals werkt OCW ook samen met BZK. BZK heeft een coördinerende functie als het gaat om lasten verlichting voor professionals. Zo pakt OCW meldingen op die binnenkomen via HYPERLINK "http://www.mijnechtewerk.nl" www.mijnechtewerk.nl en neemt OCW de uitkomsten van onderzoek naar tijdsbesteding van professionals in onderwijs (uitgevoerd in opdracht van BZK) mee in zijn beleid. Een actueel beeld van de voortgang van het programma voor professionals van BZK vindt u in de voortgangsrapportage van de staatssecretaris van BZK die uw Kamer een dezer dagen bereikt. Voortgang sinds maart 2009 In de brief van maart 2009 heb ik aangegeven welke acties OCW en de verschillende onderwijssectoren inzetten om de beleefde irritaties aan te pakken. Veel partijen werken aan het terugdringen van de beleefde regeldruk en de ergernis daarover. We zijn op de goede weg, gaan door met lopende acties en nieuwe initiatieven én houden met elkaar de vinger aan de pols. Hieronder vindt u een aantal resultaten die we in afgelopen periode gehaald hebben. Positie van de leraar In het Convenant Leerkracht van Nederland (in 2008 afgesloten voor PO, VO, BVE en HBO), is afgesproken dat de positie van de leraar wettelijk zal worden vastgelegd. Daarbij staan de volgende uitgangspunten centraal: de professionele ruimte van de leraar; dat leraren, in samenwerking met collega’s, vorm en inhoud geven aan die professionele ruimte; dat zij dat doen in samenspraak met bestuur en management, binnen de beleidsmatige en organisatorische kaders die zijn afgesproken, en binnen de kaders van de eindverantwoordelijkheid van het bevoegd gezag; dat bestuur, management én leraren in onderling overleg beslissen en vastleggen hoe de interne zeggenschap van leraren wordt georganiseerd. In het afgelopen jaar is intensief overleg gevoerd met sociale partners over de vormgeving van deze wet. Met de sociale partners is overeengekomen dat zij bovengenoemde uitgangspunten uitwerken (op sectoraal niveau) in een professioneel statuut. De sociale partners in het middelbaar beroepsonderwijs hebben inmiddels een professioneel statuut. Ook in de andere sectoren hebben de sociale partners dergelijke initiatieven in gang gezet. Onlangs is het wetsvoorstel bij de Raad van State ingediend. De planning is om het wetsvoorstel binnenkort aan de Tweede Kamer aan te bieden. Ik ben blij met dit resultaat. Immers, naarmate leraren en schoolleiding meer met elkaar in gesprek zijn en leraren meer betrokken zijn bij het onderwijskundig- en kwaliteitsbeleid, des te meer invloed kunnen zij uitoefenen op de interne regels en procedures die met het onderwijskundig- en kwaliteitsbeleid samenhangen. Zo kunnen ze ervoor zorgen dat interne regels en procedures hun werkwijze ondersteunen in plaats van dat zij het alleen als last ervaren. Primair Onderwijs De aanpak van regeldruk in het primair onderwijs richt zich niet alleen op docenten, maar vooral ook op schoolleiders en schoolbesturen. Hier noem ik de belangrijkste recente ontwikkelingen op dit terrein: Er is overeenstemming bereikt met de PO-raad over het principe van de ‘bestemmingsbox’, bedoeld voor enkelvoudige verantwoording via het jaarverslag van de besteding van geld voor specifieke doeleinden. Het voorstel is om in de ‘bestemmingsbox’ het geld voor kinderen met een achterstand en het geld voor taal en rekenen op te nemen. Begin volgend jaar is er een bestuurlijk overleg met de PO-raad en de bonden over dit onderwerp. In de Kwaliteitsagenda Scholen voor morgen worden de mogelijkheden onderzocht voor het combineren van subsidieaanvragen voor projecten die door OCW gefinancierd worden. Ook wordt gekeken of de verantwoording over deze projecten vereenvoudigd kan worden. Het onderzoek van de Kafkabrigade is bijna afgerond. In de afgelopen maanden zijn er groepsgesprekken met schoolleiders gevoerd over de administratieve lastendruk vanuit schoolbesturen, gemeenten en de indicatiestelling voor zorgleerlingen. Deze uitkomsten worden met de PO-raad besproken en vervolgens worden er concrete voorstellen voor verbetering geformuleerd. (Voortgezet) Speciaal Onderwijs Zoals uit opeenvolgende voortgangsrapportages over ‘passend onderwijs’ blijkt, zijn ook op dat gebied ontwikkelingen in gang gezet die de administratieve lasten verminderen. Het wetsvoorstel Kwaliteit (v)so vervangt het ‘handelingsplan’ door een ontwikkelingsperspectief. Dat ontwikkelingsperspectief kan worden gedestilleerd uit leerlingvolgsystemen die toch al worden gebruikt. OCW zal dit wetsvoorstel begin 2010 aanbieden aan uw Kamer, waarna het naar verwachting in de loop van 2011 van kracht wordt. De landelijke indicatiestelling gaat verdwijnen, hierdoor komt er ruimte voor meer flexibiliteit en maatwerk voor leerlingen die behoefte hebben aan zorg. Met deze maatregelen geeft OCW concreet invulling aan de reeds eerder bekende klachten die nu ook uit het onderzoek en het meldpunt van BZK naar voren zijn gekomen. Voortgezet Onderwijs Ter versterking van de horizontale verantwoording is het project Vensters voor Verantwoording ter hand genomen. Met behulp van 20 indicatoren wordt informatie eenduidig op een website geplaatst. Naast overige belanghebbenden zullen ook de docenten rechtstreeks profijt hebben. Zo wordt het mogelijk om te benchmarken met andere scholen waardoor resultaten van teams/secties te vergelijken zijn met die van andere scholen. Daarnaast kan het personeel de indicatoren gebruiken om zelf het gesprek aan te gaan met de schoolleiding over het gevoerde beleid. De inrichting van de horizontale verantwoording is dus een zaak van de hele school (ook van de docenten). Waar een school tot nu toe daar zelf cijfers of indicatoren voor moet ontwikkelen, kan de school straks gebruik maken van de indicatoren van Vensters en de handreikingen die vanuit het project gegeven worden om de horizontale verantwoording in te richten. De horizontale verantwoording wordt daarmee versterkt zonder dat dit tot extra administratieve lasten leidt. Naar verwachting wordt dit project in 2010 geïmplementeerd. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie Uit het OCW-onderzoek van 2008 en onderzoek door BZK uit 2009 blijkt dat docenten in het mbo de administratieve handelingen voor het opstellen en afhandelen van praktijkovereenkomsten omslachtig vinden. Voor elke beroepspraktijkvorming in het mbo moet een beroepspraktijkovereenkomst gesloten worden tussen mbo-onderwijsinstelling, student en leerbedrijf. Docenten moeten zorgen dat de deelnemers deze overeenkomst op tijd inleveren. Deze kabinetsperiode wordt de verplichting van de zogenoemde 4e handtekening van de kenniscentra op deze overeenkomst afgeschaft. Dit zorgt in ieder geval voor enige verlichting van de administratieve lasten. Hoger onderwijs Er wordt mede door de HBO-raad en VSNU gewerkt aan een adequate vorm van instellingsaccreditatie (het vele werk rond de accreditatie van opleidingen was een van de grootste docentenirritaties). Daarnaast worden er met het WO jaarlijks afspraken gemaakt over de lasten die universiteiten kunnen ondervinden van onderzoeken die door OCW worden uitgezet. Doel van de afspraak is de universiteiten tijdig te informeren. Hiemee wordt bij universiteiten veel irritatie over de bevragingslast vanuit OCW weggenomen. 4. Bijdrage van OCW aan rijksbrede programma’s Bedrijven De vermindering van regeldruk is door het kabinet als speerpunt in het beleidsprogramma benoemd. OCW draagt, net als alle ministeries, bij aan de rijksbrede doelstelling om de administratieve lasten voor bedrijven in deze kabinetsperiode met een kwart te verminderen. OCW is de kleinste veroorzaker van administratieve lasten voor bedrijven: circa € 10 mln. op een totale grondslag van € 10 miljard rijksbreed. Het gaat dan om wet- en regelgeving van OCW die van toepassing is op de kinderopvang, leerbedrijven in het middelbaar beroepsonderwijs, bedrijven die te maken krijgen met bijvoorbeeld de monumenten- en cultuurwetgeving en niet-bekostigde instellingen. OCW heeft de mogelijkheden voor reductie uiterst kritisch onderzocht. De administratieve lasten op het terrein van de kinderopvang beslaan bijna de helft van de totale OCW-lasten voor bedrijven. Op het terrein van kinderopvang is onder het vorige kabinet – destijds onder verantwoordelijkheid van SZW – een reductie van 60% gerealiseerd (vooral door de vereenvoudigingen in de verplichte werkgeversbijdrage). De sector geeft bovendien aan de lasten niet als buitenproportioneel te ervaren. De invoering van het Wetsvoorstel gastouderopvang in 2010 zorgt voor een kleine toename van de administratieve lasten. Nut en noodzaak van deze regelgeving wordt evenwel erkend en breed onderschreven. Door de Wet kinderopvang van 2005 was onbedoeld de uitzonderingsbepaling voor leerlingvervoer uit de Taxiwet niet meer van toepassing op de kinderopvangsector. Op verzoek van OCW en de kinderopvangbranche gaat het ministerie van Verkeer en Waterstaat de Taxiwet wijzigen. Voor meer informatie verwijs ik naar de brief van de minister van V&W aan uw Kamer van eind november (Tweede Kamer, 2009-2010, 31 521, nr. 42). Naast de maatregelen voor kinderopvang treft OCW op dit moment andere maatregelen voor de reductie van de administratieve lasten. Deze reductie loopt op tot 20% in 2011. Een overzicht van de belangrijkste maatregelen treft u aan in onderstaande box. Box 4.1. Belangrijkste reductiemaatregelen voor bedrijven Vereenvoudiging accreditatie hoger onderwijs De in hoofdstuk 2 genoemde reductie betekent ook verlichting voor de niet-bekostigde instellingen. Leerbedrijven mbo Leerbedrijven in het mbo worden vanaf 1 augustus 2008 nog maar eens in de 4 jaar erkend in plaats van eens in de 2 jaar. Competentiegerichte kwalificatiestructuur mbo Per 1 januari 2011 wordt de competentiegerichte kwalificatiestructuur ingevoerd in het middelbaar beroepsonderwijs. Met de invoering vervallen de extra eisen voor jaarlijks aanvragen van experimentele opleidingen. Niet-bekostigde onderwijsinstellingen en exameninstellingen dienen vanaf 1-1-2011 alleen nog voor iedere nieuwe opleiding de licentie(s) aan te vragen. De opleidingen waarvoor reeds een experimentele status was aangevraagd worden automatisch omgezet naar de structurele situatie. Versterking besturing hoger onderwijs Deze wijziging van de WHW leidt in 2010 ook voor niet-bekostigde instellingen tot minder administratieve lasten onder meer door het vervallen van het verzoek tot aanwijzing en het vervallen van het aanleveren van gegevens over het verlenen van vrijstellingen aan studenten. Meer informatie over de voortgang van het regeldrukprogramma voor bedrijven vindt u in de voortgangsrapportage van de staatssecretarissen van Financiën en Economische Zaken die onlangs naar de Kamer is gezonden (Tweede Kamer, 2009-2010, 29 515, nr. 305). Burgers Ook voor het rijksbrede programma voor burgers geldt dat OCW met circa € 7 mln. (€ 1,3 miljard rijksbreed) een kleine speler is. Ook voor de burgers geldt rijksbreed een kwantitatieve doelstelling van netto 25% reductie (zowel gemeten in termen van kosten als in termen van tijd). OCW haalt zijn aandeel ruimschoots. Op dit moment is de inschatting dat OCW in 2011 de administratieve lasten in de wet- en regelgeving heeft teruggebracht met 55% in uren en 33% in kosten. Een overzicht van de belangrijkste maatregelen treft u aan in onderstaande box. Een actueel beeld van de voortgang van het programma voor burgers vindt u in de eerdergenoemde voortgangsrapportage van de staatssecretaris van BZK. Box 4.2. Belangrijkste reductiemaatregelen voor burgers WTOS Voor ruim 260 000 minderjarige kinderen in het voortgezet onderwijs ontvangen ouders een tegemoetkoming in de schoolkosten. Vanaf 1 januari 2010 ontvangen deze ouders via de Belastingdienst de verhoging van het kindgebonden budget. De verhoging van het kindgebonden budget is onderdeel van het kindgebonden budget en hoeft dus niet apart te worden aangevraagd. De burger kan dan bij één loket terecht voor het kindgebonden budget waar de tegemoetkoming voor schoolkosten in de vorm van de verhoging van het kindgebonden budget een integraal onderdeel van is. Verhoging Collegegeld en Aanpassing Aflossingssysteem Studieschulden Met dit voorstel zijn in 2009 o.m. de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gewijzigd. Het automatisch toepassen van draagkrachtmeting betekent dat circa 30 000 aanvraagprocedures per jaar vervallen. Het aantal aanvragen voor peiljaarverlegging stijgt vermoedelijk met circa 7 000, omdat meer mensen door de automatische draagkrachtregeling bereikt worden. Efficiencyverbetering monumentenwet Bij de vergunningsaanvraag voor monumenten wordt vanaf begin dit jaar zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bouwvergunning. Hoofstuk 5. Aandacht voor regeldruk binnen OCW In het beleidsproces moet er aandacht zijn voor regeldruk. Het is belangrijk dat er voldoende aandacht is voor de gevolgen van de keuzes in beleid en uitvoering voor de doelgroep (instelling, bedrijf, professional of burger). Het nut en de noodzaak van regelgeving moeten helder zijn en zodanig vormgegeven dat er zo min mogelijk administratieve lasten uit voortkomen. Daarbij helpen nulmetingen en kwantitatieve doelstellingen (zoals hiervoor toegelicht), maar nog belangrijker is dat het thema goed is verankerd in het beleidsproces. Hiertoe heeft OCW in de zomer van 2009 een plan opgesteld. Uit een analyse van de huidige situatie is gebleken dat OCW al goed op weg is. Met de uitvoering van het implementatieplan worden de puntjes op de i gezet. Zo wordt de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) al vroeg betrokken bij de vorming van beleid en wetgeving. Verder gaat DUO in de uitvoeringstoets expliciet toetsen op administratieve lasten. Dit doet DUO door gebruik te maken van de vier vragen die Actal op dit moment hanteert bij de externe toetsing van voorgenomen regelgeving. Beleidsmakers worden gefaciliteerd met een opleidingsprogramma. Daarnaast hebben zij instrumenten als nulmetingen en handleidingen voor het berekenen van administratieve lasten van beleid via het intranet tot hun beschikking. Het onderwerp ‘administratieve lasten’ moet een vast element van de uitwerking van ieder nieuw beleidsvoornemen of wijziging van bestaand beleid zijn. OCW wil anticiperen op het feit dat Actal over een paar jaar ophoudt te bestaan. Het instellingsbesluit van Actal loopt af in juni 2011 en OCW laat, net als de andere departementen, vanaf dat moment zijn voorgenomen regelgeving niet meer extern toetsen door Actal. Om deze overgang in goede banen te leiden, hebben OCW en Actal in april 2009 een stappenplan afgesproken. OCW voldoet inmiddels aan de criteria die Actal stelt voor het loslaten van de externe toetsing en recentelijk is een convenant gesloten tussen beide partijen. In dit convenant wordt onder meer afgesproken dat Actal vanaf 1 januari 2010 de toetsing op de voorgenomen OCW-regelgeving in principe loslaat. Verder wordt in het derde kwartaal van 2010 bekeken hoe de kwaliteit is geweest van de interne toetsing bij OCW (tussenevaluatie van de convenantperiode). Communicatie over het programma OCW wil graag weten wat de onderwijsinstellingen vinden van ons programma. Daarbij helpen de nulmetingen en het onderzoek naar de regeldrukbeleving van docenten uit 2008. Verder zijn er verschillende meldpunten waar betrokkenen persoonlijk hun vragen, suggesties en klachten over regeldruk kwijt kunnen. Zo maken de onderwijsinstellingen voor vragen over regelgeving en bekostiging sinds jaar en dag gebruik van het Informatiecentrum Onderwijs van CFI, bij de IB-groep hebben instellingen eigen relatiemanagers. Burgers kunnen bij de IB-groep terecht in de reguliere klachtenprocedure. Voor Bedrijven werkt OCW samen met de ministeries van Financiën en Economische Zaken in het meldpunt antwoordvoorbedrijven.nl. En parallel hieraan kunnen professionals in het onderwijs terecht bij het meldpunt mijnechtewerk.nl en burgers bij lastvandeoverheid.nl waarbij OCW samenwerkt met het ministerie van BZK. Meldingen die binnenkomen worden steeds bekeken op de mogelijkheid tot verbetering. Daarnaast is deze voortgangsrapportage zelf natuurlijk ook een belangrijk communicatieinstrument. U kunt eind volgend jaar weer een actuele rapportage van mij verwachten. Onder OCW-instellingen wordt verstaan organisaties die met middelen die OCW ter beschikking stelt, maatschappelijke taken uitvoeren. Meest in het oog springende voorbeelden daarvan zijn de instellingen in de verschillende onderwijsdomeinen. Daarbij gaat het om circa 7.500 basisscholen, circa 650 middelbare scholen, circa 60 instellingen voor beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, zo’n 36 HBO’s en 12 universiteiten. Maar ook organisaties in de domeinen van wetenschapsbeleid, cultuur en media vallen hieronder. Naast administratieve lasten kunnen ook nog financiële kosten en inhoudelijke nalevingskosten worden onderscheiden. Financiële kosten bestaat o.a. uit belastingen en premies. Inhoudelijke nalevingskosten betreffen de kosten gemoeid met verplichtingen tot het doen of nalaten van handelingen of gedragingen, dit om haar publieke belangen te kunnen waarborgen. Bron: Regiegroep Regeldruk, Meten is Weten II. Handleiding voor het definiëren en meten van administratieve lasten voor het bedrijfsleven, 2008. Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 515, nr. 281, en The World Bank Group, Review of the Dutch Administrative Simplification Programme, 2008. PAGE PAGE 1