[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voortgangsrapportage Lastendruk OCW

Bijlage

Nummer: 2009D63806, datum: 2009-12-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Voortgangsrapportage Lastendruk OCW (2009D63805)

Preview document (🔗 origineel)


Voortgangsrapportage Lastendruk OCW

1. Inleiding

Eind 2008 heb ik tijdens het wetgevingsoverleg over de begroting 2009
van OCW toegezegd dat ik de Tweede Kamer in het najaar van 2009 een
voortgangsrapportage over het verminderen van de lastendruk zou sturen
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 700 VIII, nr. 136). Met deze
voortgangsrapportage kom ik mijn belofte na. U kunt in 2010 en 2011
opnieuw een voortgangsrapportage van mij verwachten.

Conclusie	

De conclusie uit deze rapportage is dat OCW behoorlijk op streek is met
de vermindering van de administratieve lasten. Tegelijkertijd blijft
alertheid van alle partijen geboden om de gestelde doelen in het vizier
te houden. Zo heeft OCW in de vorige kabinetsperiode vooral gezorgd voor
lastenreducties door ‘het kappen van dor hout’. De ambities van OCW
voor deze kabinetsperiode zijn hoog: we willen de administratieve lasten
in deze kabinetsperiode met een kwart terugdringen, terwijl veel quick
wins al zijn gerealiseerd en we – voor een belangrijk deel politiek
ingegeven – nog steeds veel informatie opvragen van instellingen,
burgers en bedrijven. Verdere reducties zijn daardoor steeds lastiger te
vinden.

Daarnaast besef ik dat we er met het aanpakken van alleen
administratieve lasten vanuit wet- en regelgeving van OCW niet zijn.
Instellingen ervaren ook lasten van andere overheidsorganisaties.
Tegelijkertijd vormen interne richtlijnen van instellingen soms ook een
bron van irritatie voor docenten. We moeten er voor blijven waken dat
het schrappen van lasten (door bv. OCW) niet gelijktijdig gepaard gaat
met nieuwe verplichtingen, waardoor er in de ervaring van de
professionals op de werkvloer niets merkbaars verandert. Samen met de
sectorraden voor het onderwijs, besturen van scholen/instellingen en
docenten pakken we dan ook de meest irritante regels voor professionals
in het onderwijs aan.

Gegeven deze context is de reductie van de lasten in deze
kabinetsperiode zoals opgenomen in deze rapportage, goed te noemen, maar
tegelijkertijd nog wel met grote onzekerheden omgeven. Er zijn weliswaar
nog beleidsvoornemens die mogelijk tot extra reducties kunnen leiden,
maar er zijn ook dossiers die vermoedelijk tot lastenverzwaringen zullen
leiden. Continue waakzaamheid is dus geboden om – bij het ontwikkelen
van nieuw beleid en nieuwe regelgeving – de informatieverplichtingen
voor instellingen aan het ministerie en de Kamer zo minimaal mogelijk te
houden.

Leeswijzer

In paragraaf 2 vindt u een uitgebreid overzicht van de voortgang van de
lastenvermindering voor OCW-instellingen (conform toezegging vorig
jaar). In paragraaf 3 wordt ingegaan op de aanpak van ervaren irritaties
op de werkvloer in het onderwijs. Daarna wordt ingegaan op de bijdrage
die OCW levert aan de kabinetsbrede programma’s om de administratieve
lasten voor bedrijven en burgers met 25% terug te dringen (paragraaf 4).
Het aandeel van OCW in de door het Rijk veroorzaakte administratieve
lasten voor burgers en bedrijven is bescheiden. Aan het eind van de
rapportage ga ik in paragraaf 5 in op de wijze waarop OCW aandacht
besteedt aan regeldruk in het beleidsproces.

2. Terugdringen van administratieve lasten voor OCW-instellingen

Wet- en regelgeving hebben als doel het borgen van publieke belangen.
Veel activiteiten zijn zonder regulering ook niet mogelijk. Maar teveel
regels, te complexe regels en/of een te rigide uitvoering van regels
gaan ten koste van de ruimte om te ondernemen en om goed onderwijs te
verzorgen. Het gaat dus om kwaliteit en proportionaliteit, om het vinden
van balans: regelen waar het moet, vrijlaten waar het kan. Bij het maken
van beleidsafwegingen zijn de administratieve lasten één van de
overwegingen. De administratieve lastenafweging moet altijd in samenhang
worden bezien met elementen als beleidsmatige wenselijkheid en
budgettaire inpasbaarheid. Deze verschillende belangen worden continu
gewogen: binnen OCW, maar ook binnen uw Kamer. Met recht en reden wordt
regelmatig politiek afgesproken dat een onderwerp heel precies moet
worden geregeld en heel precies moet worden gemonitord. Deze keuze heeft
vaak wel als gevolg dat we meer informatie uitvragen bij onze
instellingen in het veld.

OCW is in 2004 begonnen met het verminderen van de lasten voor
OCW-instellingen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 546, nrs. 1
en 3). Het resultaat van deze inspanningen was dat de druk van
administratieve lasten in de vorige kabinetsperiode met netto 23% is
verminderd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31 700 VIII, nr. 136).
Het is mijn ambitie om, samen met de beide staatssecretarissen, in deze
kabinetsperiode de regeldruk voor OCW-instellingen met een kwart te
reduceren. In deze rapportage presenteren we u een concreet en
realistisch reductieprogramma op basis van een nulmeting en een
inventarisatie van maatregelen. Hieronder wordt ingegaan op de nulmeting
die vooraf is gegaan aan het programma. Daarna volgen kort de resultaten
die zijn geboekt en een planning voor de jaren 2010 en 2011.

Vertrekpunt (nulmeting van de lasten)

Om de regeldruk voor OCW-instellingen goed te kunnen meten, gebruikt OCW
de aangepaste definitie van administratieve lasten. Deze definitie is in
2007 door het kabinet aangepast en houdt rekening met het doel echt
merkbare maatregelen te kunnen presenteren (en vooral niet papieren of
boekhoudkundige vereenvoudigingen).

OCW heeft – gelet op bovenstaande – via een nulmeting nauwkeurig in
kaart gebracht welke regels van OCW tot welke administratieve lasten
leiden. Eerst is nagegaan welke informatieverplichtingen voor
instellingen voortvloeien uit de wet- en regelgeving van het
departement. Vervolgens is een representatieve steekproef van
instellingen geïnterviewd om te bekijken welke handelingen zij moeten
verrichten om aan de informatieverplichtingen te voldoen en hoeveel tijd
deze handelingen vergen. Begin 2009 is de nulmeting door OCW afgerond.
De uitkomst is dat OCW-instellingen aan het begin van deze
kabinetsperiode (peildatum 1 maart 2007) te maken hadden met
administratieve lasten van ruim 130 miljoen euro. Onderstaande box geeft
een overzicht van de informatieverplichtingen aan OCW met de hoogste
administratieve lasten.

Box 2.1. Informatieverplichtingen met hoge administratieve lasten

De totale administratieve lasten voor OCW-instellingen bedroegen aan het
begin van deze kabinetsperiode ruim € 130 mln. Hieronder een aantal
belangrijke posten.

Verantwoording

Bij verantwoording moet worden gedacht aan kosten en tijd gemoeid met
het opstellen van het jaarverslag en de jaarrekening, aparte
verantwoording voor onderwijsinstellingen, en accountantskosten. In 2007
bedroegen de lasten voor alle OCW-instellingen in totaal circa € 30
mln. 

Accreditatie

Met de accreditatie van bestaande en nieuwe opleidingen was in 2007 in
het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs zo’n €
17 mln aan lasten gemoeid.

Verstrekken van informatie i.v.m. bekostiging

Onderwijsinstellingen in alle sectoren verstrekken informatie aan CFI en
IB-groep in verband met de bekostiging. Voorbeelden zijn het verstrekken
van het persoonsgeboden nummer, van inschrijvingsgegevens met behulp van
de onderwijskaart en van informatie voor de Centrale Registratie
Instellingen Hoger Onderwijs (CRIHO). De lasten bedroegen in 2007 zo’n
€ 10 mln.

Leerplicht

De Leerplichtwet 1969 regelt de wettelijke verplichting tot het volgen
van onderwijs. Voor de sectoren PO, VO en BVE betekent dit onder meer
het melden van inschrijving en uitschrijving van leerlingen en het
melden van absentie bij de leerplichtambtenaar (circa € 15 mln aan
lasten in 2007).

Toezicht 

De Wet op het onderwijstoezicht regelt het toezicht op het onderwijs
door de Inspectie voor het onderwijs. De lasten voor instellingen (in
2007 circa € 10 mln) betreffen onder meer het voorbereiden en
begeleiden van jaarlijks en incidenteel onderzoek door de inspectie.

Bron: KPMG, Nulmeting Administratieve Lasten OCW-instellingen 2007, Den
Haag, 2009.





Naast een vertrekpunt is de meting ook een concreet handvat om gericht
op zoek te gaan naar mogelijkheden om de administratieve lasten te
verminderen. Internationale organisaties als OESO en Wereldbank, maar
ook Actal als externe waakhond van het kabinet, adviseren eigenlijk
standaard om een nulmeting uit te voeren.

Ingevoerde maatregelen (realisatie tot en met 2009)

Vermindering van administratieve lasten kan op verschillende manieren.
Een paar voorbeelden:

Door informatieverplichtingen uit wet- of regelgeving te schrappen;

Door processen intelligenter in te richten, kan tijd worden bespaard
(bv. digitale aanlevering aan OCW in plaats van op papier);

De frequentie van rapportages kan worden teruggebracht (bv. niet meer
eenmaal per kwartaal maar jaarlijks);

Terugdringen van het aantal instellingen dat wordt bevraagd (bv. bij
enquêtering of uitvoeren van toezicht).

 

Bij de uitwerking van de voorstellen is naar bovenstaande manieren
gekeken. Daarbij speelden de regels die naar de mening van het veld de
meeste lasten opleverden (onderzocht in de hierboven aangehaalde
nulmeting) een belangrijke rol. OCW heeft zo in de jaren 2007, 2008 en
2009 de administratieve lasten met per saldo 10% teruggedrongen.
Onderstaande box geeft een overzicht van enkele maatregelen die in deze
jaren zijn ingevoerd. Wel is het zo dat het Actieplan Leerkracht, de
invoering van gratis schoolboeken en de Innovatieregeling
cultuuruitingen tot een (kleine) toename van de administratieve lasten
hebben geleid.

Box 2.2. Realisaties tot en met 2009

‘Verschil maken’

Deze maatregel uit 2007 heeft betrekking op een wijziging in de
cultuurnotasystematiek. Een deel van de instellingen kan voortaan
subsidie aanvragen via fondsen. Hierdoor hoeven kleine instellingen niet
dezelfde (zware) procedure te doorlopen als grote instellingen. Ook is
een aantal instellingen met langlopend subsidieperspectief aangewezen,
waardoor ze niet meer eens per vier jaar een volledige aanvraag hoeven
in te dienen.

Accreditatie Hoger onderwijs: omkering toets nieuwe opleiding en
macro-doelmatigheidstoets

Voorheen voerde de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
eerst de toets nieuwe opleiding uit, waarna de minister o.b.v.
macro-doelmatigheidstoets een besluit nam. Uit de praktijk bleek echter
dat aanvragen niet zozeer o.g.v. kwaliteit (1e toets) werden afgewezen
maar o.g.v. macrodoelmatigheid (2e toets). Op 1 maart 2009 is bij KB de
volgorde van de toetsen omgedraaid onder handhaving van besluitvorming
o.b.v. macro-doelmatigheidstoets. Nu is eerder in de procedure duidelijk
of een aanvraag succesvol is of niet. Aanvragen die worden afgewezen
kennen nu een kortere doorlooptijd en zijn minder arbeidsintensief.

Deregulering en administratieve lasten (DAL)

Met DAL zijn in 2008 informatieverplichtingen in het domein van
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE) vervallen. Allereerst de
verplichting om bij de licentie voor nieuwe opleidingen de
registratieprocedure bij het Centraal Register Beroepsopleidingen
(CREBO) te doorlopen. Tevens is de verplichting vervallen om het
Onderwijs- en Examenreglement (OER) jaarlijks te vernieuwen, aan te
passen en aan de Inspectie beschikbaar te stellen.

Mediawet 2008

In 2008 is de nieuwe Mediawet van kracht geworden. Deze wet heeft de
administratieve lasten verminderd doordat de halfjaarlijkse rapportage
over programmavoorschriften en de rapportage over neventaken zijn
geschrapt.

Vereenvoudiging procedure verzuimmelding

Tot voor kort werden er geen nadere voorschriften gesteld aan het melden
van verzuim door instellingen in de PO-, VO- en BVE-sector. Gevolg was
dat iedere gemeente andere eisen stelde aan meldprocedure en inhoud. Met
ingang van 2009 is de meldprocedure geüniformeerd. Dit leidt tot een
substantiële afname van de tijdsbesteding van instellingen om absentie
te melden. Daarnaast vervalt in 2010 de verplichting om leerlingen aan
en af te melden. Specifiek voor het BVE-domein is dat de melding van
voortijdig schoolverlaten aan de regionale meld- en coördinatiefunctie
(RMC) ook minder tijd kost.

Voorgenomen maatregelen (planning voor 2010 en 2011)

Naast de maatregelen die al zijn genomen, liggen er nog verschillende
voorstellen voor het verder verminderen van de administratieve lasten.
Een aantal daarvan is al bekend bij de Tweede Kamer, anderen worden op
dit moment voorbereid. Een deel van de voorstellen die in voorbereiding
zijn, is al wel zo concreet dat we een indicatie van het mogelijke
effect op de administratieve lasten kunnen geven. Een aantal
beleidsvoornemens leidt overigens tot een toename van de administratieve
lasten, zoals het voorstel voor het registeren van incidenten en het
voorstel ter versterking van de positie van de leraar. Per saldo leiden
de nu concreet uitgewerkte beleidsvoornemens voor 2010 en 2011 tot een
reductie van circa 12%. Samen met de reeds ingevoerde maatregelen ligt
er dus een concreet pakket van zo’n 22% reductie van administratieve
lasten aan het einde van deze kabinetsperiode. De hierna volgende box
geeft een overzicht van voorziene maatregelen voor de jaren 2010 en
2011.

Box 2.3. Voorgenomen maatregelen voor 2010 en 2011

Digitalisering van formulieren

Digitalisering is een sterke wens vanuit het onderwijsveld. Veel
aanvraagformulieren voor specifieke bekostigingsregelingen zijn bezien
op de mogelijkheid om de informatiestroom te digitaliseren. Vanaf 2009
worden stapsgewijs formulieren voor PO, VO en BVE gedigitaliseerd
waardoor onderwijsinstellingen minder tijd kwijt zullen zijn aan
aanvragen en verantwoording dan in de papieren vorm.

Opleidingsdomeinen

Vanaf 2010 hoeven BVE-instellingen bij een overstap van een leerling
binnen het opleidingsdomein niet meer een geheel nieuwe inschrijving met
een geheel nieuwe onderwijsovereenkomst op te stellen. Er kan bij de
start van de opleiding worden volstaan met één handtekening van de
deelnemer of de ouder/voogd onder de onderwijsovereenkomst. Bepaalde
informatie over de deelnemer hoeft niet meer aan het Basisregister
Onderwijs (BRON) te worden verstrekt. Dit betekent bij ongeveer 60.000
overstappen minder lasten voor instellingen, leerlingen en hun ouders.

Wet op het onderwijstoezicht (WOT)

Dit wetsvoorstel, in oktober jl. aan uw Kamer aangeboden, beoogt de
introductie van risicogericht en proportioneel toezicht. Dit zal vanaf
2010 leiden tot een substantiële vermindering van de toezichtlasten
voor onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs. De
vermindering doet zich in het bijzonder voor bij scholen die zich aan
regels houden en goed presteren.

Vereenvoudiging accreditatie hoger onderwijs

Het voorstel voor invoering van het beperkte regime van accreditatie in
2010, in november jl. aan uw Kamer aangeboden, vereenvoudigt het
accreditatiestelsel voor universiteiten en hbo’s. Instellingen moeten
nu uitgebreid rapporteren aan externe instanties om in aanmerking te
komen voor de accreditatie van nieuwe en bestaande opleidingen. Voorstel
is bepaalde elementen van de kwaliteitszorg vrijwillig op
instellingsniveau te laten beoordelen door de NVAO. Indien voldoende,
krijgt de instelling toegang tot het zgn. . lichte regime voor
opleidingsaccreditatie en toets nieuwe opleiding, met meer aandacht voor
vakinhoudelijke zaken en minder voor zaken als personeelsbeleid en
studiebegeleiding. Voor de beperkte opleidingsaccreditatie wordt
getoetst aan minder criteria dan in de huidige situatie (3 i.p.v. 6) en
is de toetsingsprocedure minder belastend.

Versterking Besturing

Per 2010 wordt wetgeving voor HBO en WO vereenvoudigd en aangescherpt.
De verzendplicht voor de begroting en van de jaarlijkse inschrijving van
ouderejaarsstudenten vervalt. Bovendien wordt de frequentie om het
instellingsplan op te stellen en aan te passen teruggebracht van
tweejaarlijks naar vierjaarlijks.

Afschaffing Onderwijskaart

Ouders of leerlingen dienen jaarlijks de onderwijskaart in te leveren
bij de MBO-school. Daarmee wordt de lesgeldverplichting vastgesteld.
Sinds de invoering van BRON-BVE is deze administratieve procedure niet
meer noodzakelijk, omdat de lesgeldverplichting ook kan worden afgeleid
uit de gegevens in BRON-BVE. Afschaffing van de onderwijskaart is dan
ook in voorbereiding voor 2011.

Invoering BRON-HO en modernisering CRIHO

In 2011 zal naar verwachting het Basisregister Onderwijs voor het hoger
onderwijs (BRON-HO) worden ingevoerd samen met de modernisering van het
Centraal register inschrijvingen hoger onderwijs (CRIHO). Hiermee zal
gegevensverstrekking door instellingen (en (aanstaande) studenten)
vanwege de wettelijk verplichte aanmelding en inschrijving, verder
vereenvoudigd worden, o.a. door meer gebruik te maken van gegevens
waarover de overheid al beschikt (eenmalige aanlevering).

Invoering Onderwijsnummer

Met de invoering van het onderwijsnummer in het primair onderwijs in
2010 kan de aparte aanvraag voor verschillende bekostigingsregelingen
geheel vervallen voor onder meer bijzondere bekostiging en
leerlinggebonden financiering (‘rugzakje’). Hiermee vervallen circa
16.000 aanvragen per jaar.

Specifieke regelingen voor primair onderwijs

Binnen de regelingen die samenhangen met vervanging van afwezig
onderwijspersoneel worden vereenvoudigingen aangebracht. Schoolbesturen
zijn veel tijd kwijt aan verrekening met OCW van de algemene bekostiging
voor verschillende sociale-zekerheidsuitkeringen uit de lumpsum en die
vanuit het UWV. Onderzocht wordt of kan worden afgezien van declaratie
van vervanging van personeel dat kortdurend ziek is. Een andere optie is
om de specifieke ziektebekostigingsregeling voor het primair onderwijs
in de lumpsum onder te brengen. Deze laatste optie vergt wel
wetswijziging.

De regeling voor scholing van overblijfmedewerkers loopt in 2010 af. De
regeling kent een beperkt budget met een relatief grote uitvoeringslast
voor scholen. De regeling wordt in de huidige vorm niet verlengd. De
administratieve lasten verminderen daardoor.

Zonnestralen en donderwolken

Door de inspanningen van het vorige kabinet en het programma dat er nu
ligt, wordt het steeds lastiger om nog effectieve maatregelen te vinden.
Daarbij vind ik het ook belangrijk om te stellen dat streefpercentages
belangrijk zijn om ambitie uit te stralen, maar dat ik er niet alleen
blind op wil sturen. Steeds vaker wordt ook de politieke weging
nadrukkelijk van belang. Verder is het zo dat ambities om regeldruk te
verminderen, strijdig kunnen zijn met de informatiebehoefte van
bewindslieden en uw Kamer. Het is goed om ons dat te blijven realiseren.

Blijft overeind dat u erop mag vertrouwen dat OCW in de komende periode
actief op zoek blijft gaan naar additionele maatregelen om de
doelstelling van een kwart minder administratieve lasten daadwerkelijk
te realiseren. 3% extra aan lastenvermindering lijkt in dat opzicht
weinig, maar omdat het een saldo is van verminderingen én stijgingen,
betekent het ook dat we niet alleen de focus moeten hebben op waar het
een tandje minder kan (zonnestralen), maar dat we ook potentiële
lastenstijgingen moeten zien te temperen (donderwolken).

Diverse ontwikkelingen binnen OCW leiden in de nabije toekomst
waarschijnlijk tot lastenvermindering. De invoering van het rijksbrede,
lastenarme subsidiekader moet bijvoorbeeld zorgen voor positieve
effecten voor instellingen. Daarnaast wil ik bezien of we het
instellingen makkelijker kunnen maken door te schrappen in de
verantwoordingslast, bijvoorbeeld door het opnemen van aanvraagsubsidies
in de lumpsum. Ik kom daar in de volgende voortgangsrapportage op terug.

Aan de andere kant voorzie ik ook een aantal ontwikkelingen die tot een
lastenstijging kunnen leiden in de komende jaren. Ik denk dan
bijvoorbeeld aan de maatregelen uit de kabinetsreactie op het rapport
van de commissie Don over onderwijsvermogens, de invoering van
Onderwijstijd en de normering van topinkomens in de (semi)publieke
sector. Ook voor deze onderwerpen geldt dat het op dit moment nog niet
mogelijk is om een indicatie te geven van de omvang van de
lastenstijgingen. Vanzelfsprekend kom ik hierop terug in mijn rapportage
van eind 2010.

Overige relevante ontwikkelingen voor OCW-instellingen 

Initiatieven in de uitvoering

Administratieve lasten worden niet alleen via aanpassing van wet- en
regelgeving verminderd, maar ook met aanpassingen in de uitvoering. Het
programma Servicegericht Uitvoeren 2 binnen OCW bestaat uit een aantal
activiteiten waardoor OCW-instellingen makkelijker gegevens kunnen
uitwisselen met het ministerie. 

Een daarvan is digitalisering van formulieren (zie box 2.3). Veel
aanvragen voor specifieke bekostigingsregelingen gaan nu met formulieren
die instellingen handmatig op papier moeten invullen en die ook
handmatig worden verwerkt. Het gaat hierbij om tientallen regelingen per
sector. Met de invoering van een ‘elektronische postkamer’ kunnen
deze aanvragen elektronisch worden ingediend. De kans dat gegevens
foutief worden ingevoerd wordt hiermee ook drastisch beperkt.  Hierdoor
hoeven instellingen weer minder vaak informatie opnieuw in te sturen. 

De informatiestroom naar instellingen wordt verminderd door
beschikkingen gebundeld op vaste momenten te verzenden en digitaal
beschikbaar te stellen. Centraal beschikbare informatie wordt in overleg
met het veld via websites ontsloten voor het veld.

Daarnaast wordt de afhandeling van jaarrekeningen van
onderwijsinstellingen sinds 2008 meer gebaseerd op het principe van
‘single audit’ en ‘single information’. Hierbij vindt de
verantwoording aan verschillende ministeries niet meer apart plaats maar
in één keer via de jaarrekening van de instelling die aan CFI wordt
verzonden. Hierdoor zijn onderwijsinstellingen minder tijd kwijt aan
verantwoording. Tevens zijn vanaf het boekjaar 2008 de Richtlijnen voor
het jaarverslag geharmoniseerd voor alle sectoren (RJ 660). Hierbij zijn
de specifieke verantwoordingseisen van OCW ingewisseld door de reguliere
eisen voor jaarrekeningen uit het burgerlijk wetboek.

Initiatieven van andere ministeries

Instellingen hebben niet alleen met wet- en regelgeving van OCW te
maken. Ook wet- en regelgeving van andere ministeries en medeoverheden
zijn van invloed op OCW-instellingen. Zo heb ik u onlangs bericht over
de wijze waarop verschillende departementen in samenspraak met de sector
de lasten voor de podiumkunsten aanpakken (Tweede Kamer, vergaderjaar
2009-2010, 31 482 en 29 515, nr. 49). Andere voorbeelden zijn:

Sinds eind 2008 hoeft een werkgever de werknemer pas na 42 weken ziek te
melden bij het UWV. Dat was na 13 weken. Daarnaast is de wettelijke
melding dat de werknemer beter is (herstelmelding) vervallen.

Per 1 januari 2009 is de zogenaamde eerstedagmelding, de wettelijke
verplichting van alle werkgevers om te melden dat er een nieuwe
werknemer begint, afgeschaft.

Vanaf 2010 worden ‘kleine banen’ van jongeren vrijgesteld van
premieheffing voor de werknemersverzekeringen en van de
inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zorgverzekeringswet. Van een
‘kleine baan’ is sprake als de werknemer jonger is dan 23 jaar en
het loon lager is dan een voor die leeftijd geldende loongrens.
Aangezien de vereenvoudiging ook van toepassing is op stages die voldoen
aan het begrip ‘kleine baan’ worden deze stages aantrekkelijker en
ca. 15% goedkoper.

De behandeling van vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting
wordt vereenvoudigd. Momenteel bestaan er circa 30 verschillende regels
voor vergoedingen en verstrekkingen aan de werknemer. Dit systeem wordt
1 januari 2011 vervangen door een forfaitaire regeling op
werkgeversniveau.

De diverse loonbegrippen voor de loonbelasting, premies
werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage
Zorgverzekeringswet worden geharmoniseerd. Hiermee moet ook de
loonadministratie voor instellingen makkelijker worden. Deze regeling
gaat uiterlijk 1 januari 2012 in.

De gewijzigde Arbo-wet die beter op de praktijk is toegesneden, onder
meer omdat hij meer rekening houdt met bedrijven van 25 werknemers of
minder. De risico-inventarisatie en -evaluatie (RIE) en de
bedrijfshulpverlening (BHV) zijn hierdoor vereenvoudigd, terwijl de
zogenoemde Pemba-boete is afgeschaft.

Conclusie 

OCW heeft een concreet pakket aan maatregelen om de administratieve
lasten terug te dringen. Een deel van deze maatregelen is al
gerealiseerd, een groot deel zit in de planning en op een aantal
terreinen zijn de exacte consequenties nog niet bekend. Ook ben ik me
bewust van het feit dat op sommige dossiers de administratieve lasten
voor instellingen wellicht toe zullen nemen. 

In de volgende voortgangsrapportage van eind 2010 informeer ik u weer
over de voortgang. Vanzelfsprekend zijn de nu nog niet bekende effecten
op dat moment wel bekend. Daarnaast mag uw Kamer van mij verwachten dat
ik bij de concrete vormgeving van beleid uitga van het principe zo
‘lastenarm’ mogelijk.

3.  Merkbare vermindering van lasten voor OCW-professionals 

Inleiding

Naast de doelstelling van OCW om de administratieve lasten voor
instellingen terug te dringen, wil OCW ook nadrukkelijk positieve
effecten bereiken voor de professionals in de sector. De docent moet
zijn expertise en energie kunnen richten op de leerlingen, deelnemers en
studenten en zich in zijn werk zo weinig mogelijk belemmerd weten door
regelgeving van OCW en richtlijnen vanuit de eigen organisatie.

Ik vind het belangrijk om de aanpak van irritante regels in een helder
perspectief te zetten. Bij het meten van beleving en het aanpakken van
irritaties is het goed om te beseffen dat het voor een deel gaat om
persoonlijke oordeelsvorming. Professionals in het onderwijs hebben te
maken met administratieve handelingen die door het ministerie worden
gevraagd, die door de instelling zelf worden voorgeschreven en
‘stakeholders’ die eisen stellen aan de dienstverlening en
beroepsuitoefening. Daarnaast is het zo dat - omwille van politieke,
financiële en juridische motieven - de verantwoordingslast in de
publieke sector hoger is omwille van verantwoording aan politiek en
maatschappij. Het is goed te begrijpen dat docenten bepaalde regels als
irritant ervaren, zeker als zij ‘de zin’ van deze verantwoording
niet (kunnen) inzien.

Binnen alle onderwijssectoren is bekend welke regels door professionals
als meest irritant worden ervaren. Op 6 oktober 2008 heb ik u de
resultaten van het onderzoek naar de beleving van regeldruk door
docenten in het onderwijs toegezonden (Tweede Kamer, 2008-2009, 30 853,
nr. 14). Met de brief van 29 maart 2009 heb ik u geïnformeerd over de
beleidsreactie van OCW op dit onderzoek en de verdere acties (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 30 853, nr. 15). Uit het onderzoek komt
een onder de docenten gemeten gemiddelde irritatiegraad van 4,8 op een
schaal van 1 tot 10. Dit wordt door de onderzoekers een matige
irritatiegraad genoemd. Ook blijkt dat het niet per se gaat om de
hoeveelheid regels, maar ook over het – vanuit het management van de
instellingen - kunnen uitleggen aan professionals waarom je regels
stelt. Recente publicaties (onder meer van het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)) in de sectoren
veiligheid, zorg, sociale zekerheid en onderwijs, laten zien dat de
irritaties over administratieve lasten voor professionals in de publieke
sector, uitzonderingen daargelaten, gemiddeld uitvallen. OCW constateert
dat deze onderzoeken het beeld uit het eigen onderzoek van 2008
bevestigen en de knelpunten die hieruit naar voren komen, komen overeen
met de in de brief van maart 2009 genoemde knelpunten.

Om irritatie te verminderen is gezamenlijke actie nodig: van het
ministerie, de sectorraden, van de afzonderlijke scholen/instellingen en
de docenten. Een kritische en noodzakelijke randvoorwaarde om de ervaren
regeldruk bij professionals terug te dringen is een dialoog tussen OCW
en ‘het veld’ en tussen de manager/leidinggevende en de
professional. De overheid gaat veelal uit van regels, terwijl
professionals vooral door beroepsnormen of -idealen worden gemotiveerd.
De overheid heeft vaak behoefte aan concrete en kwantitatieve producten
of resultaten, terwijl professionals vooral oog hebben voor de
dagelijkse praktijk en kwaliteit.

Naast een betere dialoog is er ook betere communicatie vanuit het Rijk
naar instellingen en professionals nodig. Een voorbeeld is de regel over
werktijdenregistratie en vastgestelde werktijden van het ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Uit onderzoek van OCW en BZK bleek dit
één van de meest voorkomende irritaties voor docenten. De regelgeving
hierover is een aantal jaren geleden sterk vereenvoudigd en toegankelijk
gemaakt op www.arboportaal.nl. Het blijkt dat veel scholen hiervan
echter niet goed op de hoogte zijn of om eigen redenen de administratie
gedetailleerder houden dan wettelijk vereist. Dat is jammer, want dit
wordt door docenten uit nagenoeg alle sectoren als een sterk irriterende
regel ervaren.

OCW wil de communicatie met instellingen en professionals verbeteren
door de uitbreiding van de zogenoemde Vaste VeranderMomenten (VVM). De
gedachte achter VVM is dat de frequente wijziging van wet- en
regelgeving gedurende het jaar leidt tot onnodige extra lasten. Om deze
lasten te verminderen en bedrijven en instellingen meer tijd en ruimte
te bieden voor aanpassingen in de eigen bedrijfsvoering, heeft het
kabinet vaste data voor het ingaan van nieuwe regels ingevoerd. Ook
heeft het kabinet een redelijke implementatietermijn en regels over
tijdige en duidelijke informatievoorziening vastgesteld. Bij OCW wordt
VVM vanaf 1 januari 2009 toegepast. Op het terrein van onderwijs kan,
voor zover er een relatie bestaat tussen de inwerkingtredingsdatum en de
aanvang van een schooljaar/studiejaar, een afwijkende invoeringsdatum
worden vastgesteld, bijvoorbeeld 1 augustus of 1 september in plaats van
1 juli.

Op het terrein van de professionals werkt OCW ook samen met BZK. BZK
heeft een coördinerende functie als het gaat om lasten verlichting voor
professionals. Zo pakt OCW meldingen op die binnenkomen via   HYPERLINK
"http://www.mijnechtewerk.nl"  www.mijnechtewerk.nl  en neemt OCW de
uitkomsten van onderzoek naar tijdsbesteding van professionals in
onderwijs (uitgevoerd in opdracht van BZK) mee in zijn beleid. Een
actueel beeld van de voortgang van het programma voor professionals van
BZK vindt u in de voortgangsrapportage van de staatssecretaris van BZK
die uw Kamer een dezer dagen bereikt.

Voortgang sinds maart 2009 

In de brief van maart 2009 heb ik aangegeven welke acties OCW en de
verschillende onderwijssectoren inzetten om de beleefde irritaties aan
te pakken. Veel partijen werken aan het terugdringen van de beleefde
regeldruk en de ergernis daarover. We zijn op de goede weg, gaan door
met lopende acties en nieuwe initiatieven én houden met elkaar de
vinger aan de pols.

Hieronder vindt u een aantal resultaten die we in afgelopen periode
gehaald hebben.

Positie van de leraar

In het Convenant Leerkracht van Nederland (in 2008 afgesloten voor PO,
VO, BVE en HBO), is afgesproken dat de positie van de leraar wettelijk
zal worden vastgelegd. Daarbij staan de volgende uitgangspunten
centraal:

de professionele ruimte van de leraar;

dat leraren, in samenwerking met collega’s, vorm en inhoud geven aan
die professionele ruimte;

dat zij dat doen in samenspraak met bestuur en management, binnen de
beleidsmatige en organisatorische kaders die zijn afgesproken, en binnen
de kaders van de eindverantwoordelijkheid van het bevoegd gezag;

dat bestuur, management én leraren in onderling overleg beslissen en
vastleggen hoe de interne zeggenschap van leraren wordt georganiseerd.

In het afgelopen jaar is intensief overleg gevoerd met sociale partners
over de vormgeving van deze wet. Met de sociale partners is
overeengekomen dat zij bovengenoemde uitgangspunten uitwerken (op
sectoraal niveau) in een professioneel statuut. De sociale partners in
het middelbaar beroepsonderwijs hebben inmiddels een professioneel
statuut. Ook in de andere sectoren hebben de sociale partners dergelijke
initiatieven in gang gezet. Onlangs is het wetsvoorstel bij de Raad van
State ingediend. De planning is om het wetsvoorstel binnenkort aan de
Tweede Kamer aan te bieden.

Ik ben blij met dit resultaat. Immers, naarmate leraren en schoolleiding
meer met elkaar in gesprek zijn en leraren meer betrokken zijn bij het
onderwijskundig- en kwaliteitsbeleid, des te meer invloed kunnen zij
uitoefenen op de interne regels en procedures die met het
onderwijskundig- en kwaliteitsbeleid samenhangen. Zo kunnen ze ervoor
zorgen dat interne regels en procedures hun werkwijze ondersteunen in
plaats van dat zij het alleen als last ervaren.

Primair Onderwijs 

De aanpak van regeldruk in het primair onderwijs richt zich niet alleen
op docenten, maar vooral ook op schoolleiders en schoolbesturen. Hier
noem ik de belangrijkste recente ontwikkelingen op dit terrein:

Er is overeenstemming bereikt met de PO-raad over het principe van de
‘bestemmingsbox’, bedoeld voor enkelvoudige verantwoording via het
jaarverslag van de besteding van geld voor specifieke doeleinden. Het
voorstel is om in de ‘bestemmingsbox’ het geld voor kinderen met een
achterstand en het geld voor taal en rekenen op te nemen. Begin volgend
jaar is er een bestuurlijk overleg met de PO-raad en de bonden over dit
onderwerp.

In de Kwaliteitsagenda Scholen voor morgen worden de mogelijkheden
onderzocht voor het combineren van subsidieaanvragen voor projecten die
door OCW gefinancierd worden. Ook wordt gekeken of de verantwoording
over deze projecten vereenvoudigd kan worden.

Het onderzoek van de Kafkabrigade is bijna afgerond. In de afgelopen
maanden zijn er groepsgesprekken met schoolleiders gevoerd over de
administratieve lastendruk vanuit schoolbesturen, gemeenten en de
indicatiestelling voor zorgleerlingen. Deze uitkomsten worden met de
PO-raad besproken en vervolgens worden er concrete voorstellen voor
verbetering geformuleerd.

(Voortgezet) Speciaal Onderwijs

Zoals uit opeenvolgende voortgangsrapportages over ‘passend
onderwijs’ blijkt, zijn ook op dat gebied ontwikkelingen in gang gezet
die de administratieve lasten verminderen.

Het wetsvoorstel Kwaliteit (v)so vervangt het ‘handelingsplan’ door
een ontwikkelingsperspectief. Dat ontwikkelingsperspectief kan worden
gedestilleerd uit leerlingvolgsystemen die toch al worden gebruikt. OCW
zal dit wetsvoorstel begin 2010 aanbieden aan uw Kamer, waarna het naar
verwachting in de loop van 2011 van kracht wordt.

De landelijke indicatiestelling gaat verdwijnen, hierdoor komt er ruimte
voor meer flexibiliteit en maatwerk voor leerlingen die behoefte hebben
aan zorg.

Met deze maatregelen geeft OCW concreet invulling aan de reeds eerder
bekende klachten die nu ook uit het onderzoek en het meldpunt van BZK
naar voren zijn gekomen.

Voortgezet Onderwijs

Ter versterking van de horizontale verantwoording is het project
Vensters voor Verantwoording ter hand genomen. Met behulp van 20
indicatoren wordt informatie eenduidig op een website geplaatst. Naast
overige belanghebbenden zullen ook de docenten rechtstreeks profijt
hebben. Zo wordt het mogelijk om te benchmarken met andere scholen
waardoor resultaten van teams/secties te vergelijken zijn met die van
andere scholen. Daarnaast kan het personeel de indicatoren gebruiken om
zelf het gesprek aan te gaan met de schoolleiding over het gevoerde
beleid. De inrichting van de horizontale verantwoording is dus een zaak
van de hele school (ook van de docenten). Waar een school tot nu toe
daar zelf cijfers of indicatoren voor moet ontwikkelen, kan de school
straks gebruik maken van de indicatoren van Vensters en de handreikingen
die vanuit het project gegeven worden om de horizontale verantwoording
in te richten. De horizontale verantwoording wordt daarmee versterkt
zonder dat dit tot extra administratieve lasten leidt. Naar verwachting
wordt dit project in 2010 geïmplementeerd.

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

Uit het OCW-onderzoek van 2008 en onderzoek door BZK uit 2009 blijkt dat
docenten in het mbo  de administratieve handelingen voor het opstellen
en afhandelen van praktijkovereenkomsten omslachtig vinden. Voor elke
beroepspraktijkvorming in het mbo moet een beroepspraktijkovereenkomst
gesloten worden tussen mbo-onderwijsinstelling, student en leerbedrijf.
Docenten moeten zorgen dat de deelnemers deze overeenkomst op tijd
inleveren. Deze kabinetsperiode wordt de verplichting van de zogenoemde
4e handtekening van de kenniscentra op deze overeenkomst afgeschaft. Dit
zorgt in ieder geval voor enige verlichting van de administratieve
lasten.

Hoger onderwijs

Er wordt mede door de HBO-raad en VSNU gewerkt aan een adequate vorm van
instellingsaccreditatie (het vele werk rond de accreditatie van
opleidingen was een van de grootste docentenirritaties). Daarnaast
worden er met het WO jaarlijks afspraken gemaakt over de lasten die
universiteiten kunnen ondervinden van onderzoeken die door OCW worden
uitgezet. Doel van de afspraak is de universiteiten tijdig te
informeren. Hiemee wordt bij universiteiten veel irritatie over de
bevragingslast vanuit OCW weggenomen.

4.  Bijdrage van OCW aan rijksbrede programma’s

Bedrijven

De vermindering van regeldruk is door het kabinet als speerpunt in het
beleidsprogramma benoemd. OCW draagt, net als alle ministeries, bij aan
de rijksbrede doelstelling om de administratieve lasten voor bedrijven
in deze kabinetsperiode met een kwart te verminderen. OCW is de kleinste
veroorzaker van administratieve lasten voor bedrijven: circa € 10 mln.
op een totale grondslag van € 10 miljard rijksbreed. Het gaat dan om
wet- en regelgeving van OCW die van toepassing is op de kinderopvang,
leerbedrijven in het middelbaar beroepsonderwijs, bedrijven die te maken
krijgen met bijvoorbeeld de monumenten- en cultuurwetgeving en
niet-bekostigde instellingen.

OCW heeft de mogelijkheden voor reductie uiterst kritisch onderzocht. De
administratieve lasten op het terrein van de kinderopvang beslaan bijna
de helft van de totale OCW-lasten voor bedrijven. Op het terrein van
kinderopvang is onder het vorige kabinet – destijds onder
verantwoordelijkheid van SZW – een reductie van 60% gerealiseerd
(vooral door de vereenvoudigingen in de verplichte werkgeversbijdrage).
De sector geeft bovendien aan de lasten niet als buitenproportioneel te
ervaren. De invoering van het Wetsvoorstel gastouderopvang in 2010 zorgt
voor een kleine toename van de administratieve lasten. Nut en noodzaak
van deze regelgeving wordt evenwel erkend en breed onderschreven.

Door de Wet kinderopvang van 2005 was onbedoeld de uitzonderingsbepaling
voor leerlingvervoer uit de Taxiwet niet meer van toepassing op de
kinderopvangsector. Op verzoek van OCW en de kinderopvangbranche gaat
het ministerie van Verkeer en Waterstaat de Taxiwet wijzigen. Voor meer
informatie verwijs ik naar de brief van de minister van V&W aan uw Kamer
van eind november (Tweede Kamer, 2009-2010, 31 521, nr. 42).

Naast de maatregelen voor kinderopvang treft OCW op dit moment andere
maatregelen voor de reductie van de administratieve lasten. Deze
reductie loopt op tot 20% in 2011. Een overzicht van de belangrijkste
maatregelen treft u aan in onderstaande box.

Box 4.1. Belangrijkste reductiemaatregelen voor bedrijven

Vereenvoudiging accreditatie hoger onderwijs

De in hoofdstuk 2 genoemde reductie betekent ook verlichting voor de
niet-bekostigde instellingen.

Leerbedrijven mbo

Leerbedrijven in het mbo worden vanaf 1 augustus 2008 nog maar eens in
de 4 jaar erkend in plaats van eens in de 2 jaar.

Competentiegerichte kwalificatiestructuur mbo

Per 1 januari 2011 wordt de competentiegerichte kwalificatiestructuur
ingevoerd in het middelbaar beroepsonderwijs. Met de invoering vervallen
de extra eisen voor jaarlijks aanvragen van experimentele opleidingen.
Niet-bekostigde onderwijsinstellingen en exameninstellingen dienen vanaf
1-1-2011 alleen nog voor iedere nieuwe opleiding de licentie(s) aan te
vragen. De opleidingen waarvoor reeds een experimentele status was
aangevraagd worden automatisch omgezet naar de structurele situatie.

Versterking besturing hoger onderwijs

Deze wijziging van de WHW leidt in 2010 ook voor niet-bekostigde
instellingen tot minder administratieve lasten onder meer door het
vervallen van het verzoek tot aanwijzing en het vervallen van het
aanleveren van gegevens over het verlenen van vrijstellingen aan
studenten.

Meer informatie over de voortgang van het regeldrukprogramma voor
bedrijven vindt u in de voortgangsrapportage van de staatssecretarissen
van Financiën en Economische Zaken die onlangs naar de Kamer is
gezonden (Tweede Kamer, 2009-2010, 29 515, nr. 305).

Burgers 

Ook voor het rijksbrede programma voor burgers geldt dat OCW met circa
€ 7 mln. (€ 1,3 miljard rijksbreed) een kleine speler is. Ook voor
de burgers geldt rijksbreed een kwantitatieve doelstelling van netto 25%
reductie (zowel gemeten in termen van kosten als in termen van tijd).
OCW haalt zijn aandeel ruimschoots. Op dit moment is de inschatting dat
OCW in 2011 de administratieve lasten in de wet- en regelgeving heeft
teruggebracht met 55% in uren en 33% in kosten. Een overzicht van de
belangrijkste maatregelen treft u aan in onderstaande box. Een actueel
beeld van de voortgang van het programma voor burgers vindt u in de
eerdergenoemde voortgangsrapportage van de staatssecretaris van BZK.

Box 4.2. Belangrijkste reductiemaatregelen voor burgers

WTOS

Voor ruim 260 000 minderjarige kinderen in het voortgezet onderwijs
ontvangen ouders een tegemoetkoming in de schoolkosten. Vanaf 1 januari
2010 ontvangen deze ouders via de Belastingdienst de verhoging van het
kindgebonden budget. De verhoging van het kindgebonden budget is
onderdeel van het kindgebonden budget en hoeft dus niet apart te worden
aangevraagd. De burger kan dan bij één loket terecht voor het
kindgebonden budget waar de tegemoetkoming voor schoolkosten in de vorm
van de verhoging van het kindgebonden budget een integraal onderdeel van
is.

Verhoging Collegegeld en Aanpassing Aflossingssysteem Studieschulden

Met dit voorstel zijn in 2009 o.m. de Wet studiefinanciering 2000 en de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek gewijzigd. Het
automatisch toepassen van draagkrachtmeting betekent dat circa 30 000
aanvraagprocedures per jaar vervallen. Het aantal aanvragen voor
peiljaarverlegging stijgt vermoedelijk met circa 7 000, omdat meer
mensen door de automatische draagkrachtregeling bereikt worden.

Efficiencyverbetering monumentenwet

Bij de vergunningsaanvraag voor monumenten wordt vanaf begin dit jaar
zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de bouwvergunning.

Hoofstuk 5. Aandacht voor regeldruk binnen OCW

In het beleidsproces moet er aandacht zijn voor regeldruk. Het is
belangrijk dat er voldoende aandacht is voor de gevolgen van de keuzes
in beleid en uitvoering voor de doelgroep (instelling, bedrijf,
professional of burger). Het nut en de noodzaak van regelgeving moeten
helder zijn en zodanig vormgegeven dat er zo min mogelijk
administratieve lasten uit voortkomen. Daarbij helpen nulmetingen en
kwantitatieve doelstellingen (zoals hiervoor toegelicht), maar nog
belangrijker is dat het thema goed is verankerd in het beleidsproces.

Hiertoe heeft OCW in de zomer van 2009 een plan opgesteld. Uit een
analyse van de huidige situatie is gebleken dat OCW al goed op weg is.
Met de uitvoering van het implementatieplan worden de puntjes op de i
gezet. Zo wordt de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) al vroeg betrokken
bij de vorming van beleid en wetgeving. Verder gaat DUO in de
uitvoeringstoets expliciet toetsen op administratieve lasten. Dit doet
DUO door gebruik te maken van de vier vragen die Actal op dit moment
hanteert bij de externe toetsing van voorgenomen regelgeving.

Beleidsmakers worden gefaciliteerd met een opleidingsprogramma.
Daarnaast hebben zij instrumenten als nulmetingen en handleidingen voor
het berekenen van administratieve lasten van beleid via het intranet tot
hun beschikking. Het onderwerp ‘administratieve lasten’ moet een
vast element van de uitwerking van ieder nieuw beleidsvoornemen of
wijziging van bestaand beleid zijn. OCW wil anticiperen op het feit dat
Actal over een paar jaar ophoudt te bestaan. Het instellingsbesluit van
Actal loopt af in juni 2011 en OCW laat, net als de andere
departementen, vanaf dat moment zijn voorgenomen regelgeving niet meer
extern toetsen door Actal. Om deze overgang in goede banen te leiden,
hebben OCW en Actal in april 2009 een stappenplan afgesproken. OCW
voldoet inmiddels aan de criteria die Actal stelt voor het loslaten van
de externe toetsing en recentelijk is een convenant gesloten tussen
beide partijen. In dit convenant wordt onder meer afgesproken dat Actal
vanaf 1 januari 2010 de toetsing op de voorgenomen OCW-regelgeving in
principe loslaat. Verder wordt in het derde kwartaal van 2010 bekeken
hoe de kwaliteit is geweest van de interne toetsing bij OCW
(tussenevaluatie van de convenantperiode).

Communicatie over het programma 

OCW wil graag weten wat de onderwijsinstellingen vinden van ons
programma. Daarbij helpen de nulmetingen en het onderzoek naar de
regeldrukbeleving van docenten uit 2008. Verder zijn er verschillende
meldpunten waar betrokkenen persoonlijk hun vragen, suggesties en
klachten over regeldruk kwijt kunnen. Zo maken de onderwijsinstellingen
voor vragen over regelgeving en bekostiging sinds jaar en dag gebruik
van het Informatiecentrum Onderwijs van CFI, bij de IB-groep hebben
instellingen eigen relatiemanagers. Burgers kunnen bij de IB-groep
terecht in de reguliere klachtenprocedure. Voor Bedrijven werkt OCW
samen met de ministeries van Financiën en Economische Zaken in het
meldpunt antwoordvoorbedrijven.nl. En parallel hieraan kunnen
professionals in het onderwijs terecht bij het meldpunt mijnechtewerk.nl
en burgers bij lastvandeoverheid.nl waarbij OCW samenwerkt met het
ministerie van BZK. Meldingen die binnenkomen worden steeds bekeken op
de mogelijkheid tot verbetering. Daarnaast is deze voortgangsrapportage
zelf natuurlijk ook een belangrijk communicatieinstrument. U kunt eind
volgend jaar weer een actuele rapportage van mij verwachten.

 Onder OCW-instellingen wordt verstaan organisaties die met middelen die
OCW ter beschikking stelt, maatschappelijke taken uitvoeren. Meest in
het oog springende voorbeelden daarvan zijn de instellingen in de
verschillende onderwijsdomeinen. Daarbij gaat het om circa 7.500
basisscholen, circa 650 middelbare scholen, circa 60 instellingen voor
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, zo’n 36 HBO’s en 12
universiteiten. Maar ook organisaties in de domeinen van
wetenschapsbeleid, cultuur en media vallen hieronder.

 Naast administratieve lasten kunnen ook nog financiële kosten en
inhoudelijke nalevingskosten worden onderscheiden. Financiële kosten
bestaat o.a. uit belastingen en premies. Inhoudelijke nalevingskosten
betreffen de kosten gemoeid met verplichtingen tot het doen of nalaten
van handelingen of gedragingen, dit om haar publieke belangen te kunnen
waarborgen. Bron: Regiegroep Regeldruk, Meten is Weten II. Handleiding
voor het definiëren en meten van administratieve lasten voor het
bedrijfsleven, 2008.

 Zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 515, nr. 281, en The World
Bank Group, Review of the Dutch Administrative Simplification Programme,
2008.

 PAGE    

 PAGE   1