Verslag Milieuraad 22 december 2009
Bijlage
Nummer: 2010D00477, datum: 2010-01-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Bijlage bij: Verslag Milieuraad 22 december 2009 (2010D00476)
Preview document (🔗 origineel)
Verslag Milieuraad 22 december 2009
Samenvatting
Tijdens de laatste Milieuraad onder Zweeds Voorzitterschap werden Raadsconclusies aangenomen over (1) biodiversiteit, (2) Combinatietoxicologie en hormoonverstoorders, en (3) Regionaal waterbeleid en de Oostzee Strategie. Verder is er een beleidsdebat gehouden over Biociden. Tijdens de lunch is er gesproken over de uitkomsten van de Klimaatconferentie in Kopenhagen en over het vervolgtraject. Het Zweedse Voorzitterschap heeft over de uitkomst van Kopenhagen Voorzitterschapsconclusies gepresenteerd. Hierin zijn de tijdens de lunch gemaakte opmerkingen verwerkt. Onder ‘diversen’ heb ik gepleit voor snelle invoer van duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa en een terugkoppeling gegeven van de conferentie over Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s) die Nederland op 25 en 26 november in Den Haag had georganiseerd.
Biodiversiteit
Over Biodiversiteit zijn Raadsconclusies aangenomen. Bij de bespreking ervan heb ik aangegeven dat ik veel waarde hecht aan het tegengaan van biodiversiteitsverlies en daarom de Raadsconclusies te steunen. Ik heb ervoor gepleit dat concrete acties nodig zijn om de internationale doelen te halen. Verder heb ik gewezen op het belang van een ambitieuze EU positie rondom het betalen voor ecosysteemdiensten. Ik heb mijn collega’s uitgenodigd om het Nederlandse voorstel voor een Green Development Mechanism samen verder uit te werken. Dit ook met oog op de volgende Conferentie van Partijen van het Biodiversiteitsverdrag dat in oktober 2010 plaats zal hebben. Er was weinig discussie over de Raadsconclusies. Wel onderstreepten enkele landen het belang van de bescherming van de biodiversiteit. De Europese Commissie deelde mee aan een mededeling te werken over de Europese doelstellingen op het gebied van biodiversiteit voor na 2010. Naar verwachting zal deze Mededeling in januari 2010 worden gepresenteerd.
Combinatietoxicoligie en hormoonverstoorders
De Raadsconclusies over combinatietoxicologie en hormoonverstoorders zijn zonder discussie aangenomen. Het Zweedse Voorzitterschap en de Europese Commissie dankten de Denen voor het onder de aandacht brengen van dit probleem. Denemarken vroeg de Europese Commissie om snel te reageren op de oproep uit de Raadsconclusies om een gevolg te geven aan verschillende studies over dit onderwerp.
Biociden
Tijdens het beleidsdebat is aan de hand van vragen van het Voorzitterschap gesproken over het voorstel voor een biociden verordening. Tijdens het debat heb ik aangegeven blij te zijn met het voorstel omdat hiermee een belangrijke stap wordt gezet om op Europees niveau de harmonisatie te verbeteren. Ik heb benadrukt dat Nederland wel de mogelijkheid wil behouden om op nationaal niveau besluiten te nemen over de toelating van biociden, omdat nationale omstandigheden van invloed zijn op de risico’s die het gebruik van deze stoffen met zich meebrengt. Ik heb verder mijn twijfels geuit bij het voorstel voor een hybride systeem van zowel een nationaal als een centraal systeem voor de toelating van producten. Een dergelijk systeem is erg ingewikkeld en niet nodig. Er bestaat immers al het systeem van wederzijdse toelatingen. Ik heb aangegeven dat Europese toelating alleen acceptabel is voor producten waarvan al op voorhand duidelijk is dat er geen of nauwlijks risico’s zijn voor mens, dier en milieu, én die in alle lidstaten op dezelfde manier worden gebruikt. Ook bij andere lidstaten bleken vragen te bestaan over de combinatie van nationale en centrale toelating, deels van praktische aard. Zo is er verschil van mening over voor welke, nieuwe, stoffen en produkten de centrale toelating zou moeten gelden. Sommige lidstaten willen dit alleen voor laag risico-stoffen, anderen willen dit juist verbreden. Veel werd ook gesproken over de kosten van de centrale toelating. Veel Lidstaten benadrukten dat deze niet te hoog mochten zijn en dat rekening moest worden gehouden met het midden en klein bedrijf. Voor kleine bedrijven kan een nationale toelating praktischer zijn.
Ook is gesproken over het voorstel om behandelde materialen ook onder de biociden verordening te laten vallen. Ik heb aangegeven dit voorstel te kunnen steunen. Het zou hierbij moeten gaan om zowel artikelen met interne werking (om producten zelf te beschermen) als met externe werking (zoals behandelde muskietennetten). Er bestaat bij de andere lidstaten een grote mate van consensus om behandelde materialen ook onder de verordening te gaan laten vallen.
Verder is er gesproken over het opnemen van uitsluitingscriteria in de verordening. Ook hiervoor was brede steun onder de lidstaten, waarbij veel lidstaten aangaven dat er naast de herziene criteria ook rekening moet worden gehouden met milieucriteria.
Regionaal waterbeleid en Oostzee Strategie
Tijdens de Raad zijn conclusies over het regionaal waterbeleid en de Oostzeestrategie aangenomen. Er was weinig discussie over de Raadsconclusies. Met name lidstaten die zelf aan de Oostzee grenzen intervenieerden. Deze strategie werd vaak als mogelijk voorbeeld voor andere regio’s genoemd. Verder werd de relatie met andere Europese watergerelateerde wetgeving aangehaald. Op verzoek van Litouwen is er in de Raadsconclusies nog een verwijzing gemaakt naar de noodzaak om de gevaren van chemische wapens die in de Oostzee zijn gedumpt tegen te gaan.
Uitkomsten klimaat conferentie in Kopenhagen
Tijdens de lunch is gesproken over de uitkomsten van de klimaatconferentie in Kopenhagen. Het Zweedse Voorzitterschap heeft over de uitkomst van Kopenhagen Voorzitterschapsconclusies gepresenteerd. Hierin zijn de tijdens de lunch gemaakte opmerkingen verwerkt.
In de conclusies staat dat de EU streeft naar een akkoord dat wettelijk bindend is voor alle partijen en dat voldoende ambitieus is om de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 20 C.
De conclusies stellen verder dat het Kopenhagen Akkoord de richting aangeeft maar als zodanig nog onvoldoende is. Het is een eerste stap, waarin de meeste partijen zijn betrokken, en die de basis legt voor reductie afspraken, financiering, monitoring, rapportage en verificatie (MRV) en het tegengaan van ontbossing.
Ook geven de conclusies aan dat de uitdaging er niet minder door is geworden en dat de EU leiderschap en ambitie moet blijven tonen. De bijeenkomst in Kopenhagen en de uitkomst ervan moeten goed bestudeerd worden en er moeten lessen uit worden getrokken. Het is belangrijk dat voortgebouwd wordt op de vorderingen in de UNFCCC onderhandelingen van de afgelopen jaren. De Europese Commissie zal een en ander analyseren en de resultaten presenteren met het oog op de Informele Milieuraad in Sevilla in Januari 2010.
In de context van het voortgaande proces herhaalde de EU haar conditionele bod van een 30% reductie in 2020, onder voorwaarde dat andere ontwikkelde landen vergelijkbare inspanningen leveren, en ontwikkelingslanden een adequate bijdrage leveren in lijn met hun verantwoordelijkheden en respectievelijke mogelijkheden.
Daarbij stelt het Zweedse Voorzitterschap in de conclusies dat de EU en haar lidstaten bereid zijn om voor de jaren 2010 t/m 2012 jaarlijks € 2.4 miljard aan “fast-start” financiering bij te dragen in de context van het implementeren van de overeenkomst.
Tijdens de lunchdiscussie heb ik het belang aangegeven van externe diplomatie. De EU heeft veel tijd besteed aan het op orde brengen van het eigen beleid. Daardoor kon de EU een belangrijke aanjaagfunctie vervullen. In de verdere onderhandelingen moet de EU zorgen dat deze rol resultaat afwerpt. Dit moet op hoog niveau gebeuren.
Diversenpunten
Terugkoppeling van de bijeenkomst voor internationaal milieubeheer (IEG) in Rome
Onder diversen gaven Italië en het Zweedse Voorzitterschap een terugkoppeling van de bijeenkomst voor internationaal milieubeheer (IEG) die van 26-29 oktober 2009 in Rome plaatsvond. Tijdens de IEG bijeenkomst zijn opties ontwikkeld die moeten leiden tot een betere organisatie van het wereldwijd milieubestuur. Tijdens de 11e sessie van de UNEP Governing Council, die van 24 tot 26 februari 2010 zal plaatsvinden, zal dit verder worden besproken. Enkele lidstaten gaven aan het positief te vinden dat het hervormingsproces van de VN op milieugebied verder vorm wordt gegeven.
Illegale houtkap:
Onder diversen heeft het Verenigd Koninkrijk ervoor gepleit dat de verordening die gericht is op het weren van illegaal hout van de Europese markt moet worden versterkt met een verbod om illegaal hout op de Europese markt plaatsen.
Het Verenigd Koninkrijk gaf aan het belangrijk te vinden dat dit onderwerp naast behandeling in de Landbouwraad ook onder de aandacht kwam van de ministers in de Milieuraad. Tijdens de Landbouwraad van 14-16 december is in eerste lezing met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een politiek akkoord bereikt over deze verordening. Nederland heeft toen tegengestemd omdat in de verordening geen verbodsbepaling is opgenomen. Enkele andere landen waaronder het Verenigd Koninkrijk hebben zich in de Landbouwraad onthouden van stemming. In de milieuraad heb ik met enkele andere landen, waaronder ook enkele die destijds in de Landbouwraad vóór het politiek akkoord hadden gestemd, de oproep van het Verenigd Koninkrijk gesteund.
Duurzaamheidscriteria biomassa
Onder diversen heb ik namens de BeNeLux gepleit voor bindende en geharmoniseerde duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa voor energietoepassingen. In de Richtlijn hernieuwbare energie bestaan namelijk alleen duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen in het verkeer en vloeibare biomassa voor energietoepassingen. Ik heb benadrukt dat het niet meer dan logisch zou zijn dat ook voor vaste biomassa onduurzame productie wordt vermeden. Ik heb de Europese Commissie opgeroepen snel met een wetgevend voorstel te komen. Ten aanzien van de inhoud van dit voorstel heb ik aangegeven dat de in te voeren duurzaamheidscriteria gebaseerd zouden moeten zijn op de bestaande criteria voor biobrandstoffen en biovloeistoffen. Wél zou voor vaste biomassa een hogere minimale CO2-besparing moeten gelden dan de CO2-drempel voor biobrandstoffen. Dit omdat praktisch alle vormen van vaste biomassa veel hogere emissiebesparingen opleveren.
Het Zweedse Voorzitterschap gaf aan dat er serieus naar deze zaken gekeken moet worden, aangezien een zelfde oproep ook al was gedaan tijdens de Energieraad. De Nederlandse oproep werd verder ondersteund door enkele (grotere) Lidstaten. Eén bosrijke lidstaat heeft aangegeven dat mijn oproep niet volledig kon worden gesteund aangezien ze een meer facultatieve benadering voorstonden.
GGOs:
Onder diversen heb ik een terugkoppeling gegeven van de internationale conferentie over ggo’s die ik samen met mijn collega minister Verburg op 25 en 26 november in Den Haag heb georganiseerd. Ik heb aangegeven dat door de bijdragen vanuit de Lidstaten de conferentie een succes is geworden, waar op constructieve toon gediscussieerd is over het betrekken van sociaal economische aspecten bij de besluitvorming over toelating van GGO’s. Ik heb verder aangegeven dat er tijdens de conferentie veel steun was voor het Nederlandse voorstel om Lidstaten bevoegdheid te geven over besluitvorming over de teelt van GGO’s op eigen grondgebied. Verder heb ik een gedrukte publicatie van het verslag van de conferentie laten verspreiden onder mijn collega’s.
WEEE / RoHS
Voor de diversenpunten WEEE en RoHS verwees het Zweedse Voorzitterschap naar de schriftelijke voortgangsrapportage. Verder is er niet geïntervenieerd.
CO2 en bestelauto’s
Het Zweedse Voorzitterschap verwees naar haar voortgangsrapportage over de Verordening inzake CO2-emmissies van bestelauto’s. Ik heb aangegeven het Commissievoorstel om een norm te stellen aan de CO2 uitstoot van bestelauto’s te verwelkomen.
Dit is het enige voorstel van bronbeleid dat momenteel in behandeling is om CO2-uitstoot verder terug te dringen. Ook heb ik aangegeven tevreden te zijn met de gestelde ambitieuze norm voor 2020, maar wel bezorgd te zijn dat door de gefaseerde normstelling het voorstel aan ambitie inboet. Ik heb ten behoeve van een verhoogde ambitie gepleit voor een strengere of vroegere norm in de eerste fase. Verder heb ik aangeven dat er in het Nederlanse parlement zorgen bestaan over onderdelen van het voorstel, zoals de uitwerking van de “super-credits” en de definiëring van het begrip “bedrijfsauto”, die gevolgen zouden kunnen hebben voor de uiteindelijke milieuwinst. Mijn pleidooi voor meer ambitie werd gesteund door één lidstaat. Een andere lidstaat gaf aan dat vanwege de economische crisis juist rekening gehouden moet worden met de sector. De Europese Commissie gaf naar aanleiding hiervan aan dat het voorstel een belangrijke bijdrage moet leveren aan de vermindering van de CO2 uitstoot. De crisis moet volgens de Europese Commissie niet als een excuus gebruikt worden om niet ambitieus te zijn, maar juist als een kans worden gezien om over te stappen naar een groenere economie.
Werkprogramma inkomend Spaanse Voorzitterschap
Onder diversen heeft het inkomende Spaanse Voorzitterschap haar milieuprioriteiten gepresenteerd. Dit zijn: (1) klimaatverandering, (2) biodiversiteit, (3) milieukwaliteit en (4) water als een sociaal en economisch instrument.