[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanbiedingsbrief

Bijlage

Nummer: 2010D01042, datum: 2010-01-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Nota naar aanleiding van het verslag (2010D01040)

Preview document (šŸ”— origineel)


32 047	Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe
te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot
opzegging van verdragen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van het verslag van
de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken
inzake dit voorstel van wet. Hieronder wordt ingegaan op de door de
verschillende fracties gestelde vragen en naar voren gebrachte punten.
Bij de beantwoording van de gestelde vragen is de indeling van het
verslag zo veel mogelijk aangehouden. Waar dit de duidelijkheid ten
goede komt, is een aantal vragen tezamen beantwoord.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het wenselijk is om naast
het onderhavige goedkeuringsvoorstel nog met meerdere
goedkeuringsvoorstellen te komen. 

De regering stemt in met de visie van de fractieleden dat het de
duidelijkheid zou dienen om slechts Ć©Ć©n allesomvattend wetsvoorstel in
te dienen. Echter, nog niet op alle terreinen kan al invulling gegeven
worden aan de beleidsaanpassingen. Diverse ministeries hebben aangegeven
meer tijd nodig te hebben om over voordelen en nadelen, en de
mogelijkheden voor toepassing van bepaalde verdragen na te denken. Op
een later tijdstip zouden die verdragen alsnog van toepassing kunnen
worden op de BES-eilanden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat de noodzakelijke
Nederlands-Antilliaanse wetgeving ontbreekt voor het op de Nederlandse
Antillen geldigheid hebbende Europees Verdrag inzake de bescherming van
het archeologisch erfgoed (16 januari 1992, Verdrag van Valletta).

De regering merkt op dat dit verdrag door het Koninkrijk der Nederlanden
in juni 2007 is bekrachtigd, voor Nederland en de Nederlandse Antillen.
De bekrachtiging voor de Nederlandse Antillen volgde op een verzoek
terzake van de Nederlands-Antilliaanse autoriteiten, dat gebaseerd was
op wetgeving waarbij het maritieme archeologische erfgoed wordt
beschermd en waarbij het Verdrag van Valletta als richtsnoer bij het
opstellen van (nadere) regels ten aanzien van de aanleg van bouwwerken
in de territoriale zee of de exclusieve economische zone wordt genoemd. 

Het was de bedoeling dat de Nederlands-Antilliaanse autoriteiten het
Verdrag van Valletta ook zouden implementeren via de
Monumentenlandsverordening 1989 van de Nederlandse Antillen. Dit is
echter nog niet gebeurd. Deze Landsverordening vormt nu de
basisĀ voorĀ het ontwerp van de Monumentenwet BES, die isĀ opgenomenĀ in
de Aanpassingswet BES. Gezien het grote verschil in stelsel en de omvang
van de BES-eilanden is het niet wenselijk op dit moment de Wet
archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007) van toepassing te verklaren
op de BES-eilanden. Het toepassen van het Verdrag van Valletta op de
BES-eilanden heeft geen gevolgen voor de huidige regelgeving ten aanzien
van monumenten op de BES-eilanden. Op de korte en middenlange termijn
zijn de archeologische waarden voldoende beschermd via de
Monumentenlandsverordening en vanaf het tijdstip van de transitie via de
Monumentenwet BES. Echter, met het oog op de statuswijziging van de
eilanden, de verplichtingen voortvloeiend uit de ratificatie van het
Verdrag van Valletta en de toename van bouwactiviteiten die hier naar
verwachting mee gepaard gaat, is het van belang de uitgangspunten van
het Verdrag van Valletta wel te implementeren op de BES-eilanden.
Hiertoe wordt door de BES-eilanden, ondersteund door het ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, een verkenning opgezet die moet leiden
tot de implementatie van het Verdrag van Valletta.

De leden van de CDA-fractie vragen of een inventarisatie te geven is van
de op de BES-eilanden geldende verdragen waarbij geen
uitvoeringswetgeving bestaat en op welke termijn aan de noodzakelijke
uitvoeringswetgeving gewerkt zal worden.

Voor verdragen die thans gelden op de BES-eilanden, bestaat in het
algemeen reeds uitvoeringswetgeving. Het zou in beginsel in strijd zijn
met het internationale recht als een land gebonden wordt aan een verdrag
zonder dat dit kan worden uitgevoerd middels wetgeving. Dit hangt
uiteraard ook af van de inhoud van een verdrag; soms is
uitvoeringswetgeving niet nodig.

De leden van de CDA-fractie merken op dat verdragen die alleen in
Nederland gelding hebben, maar niet op de BES-eilanden, op een bepaald
moment wel geldig zullen moeten worden op de BES-eilanden. De
fractieleden vragen of de regering een termijn kan geven waarop deze
verdragen geldig zullen worden op de BES-eilanden.

De territoriale werkingssfeer van de voor Nederland geldende verdragen
blijft vooralsnog beperkt tot het Europese deel van Nederland. Per
verdrag zal bekeken moeten worden of het verdrag uitgevoerd kan worden
op de BES-eilanden en dus of uitbreiding tot de BES-eilanden wenselijk
wordt geacht. Indien besloten is dat de gelding van een verdrag dient te
worden uitgebreid, wordt het verdrag pas geldig op de BES-eilanden nadat
daarvoor goedkeuring is gegeven door het parlement en de eventuele
uitvoeringswetgeving gereed is. Gezien het bovenstaande is het niet
mogelijk een voor alle verdragen geldende termijn te geven waarop deze
geldig zullen worden op de BES-eilanden. Ditzelfde geldt voor de door de
leden van de CDA-fractie genoemde verdragen Weens Koopverdrag/United
Nations Convention on contracts for the international sales of goods
(CISG, Wenen 11 april 1980); Europees Handvest voor regionale talen of
talen van minderheden, Raad van Europa 5 november 1992; Kaderverdrag
inzake de bescherming van nationale minderheden, Raad van Europa 1
februari 1995; en het Europees Handvest inzake lokale autonomie, Raad
van Europa 15 oktober 1985. 

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de aansluiting van de
BES-eilanden bij Nederland volgens de regering niet inhoudt dat alle
thans voor Nederland, maar niet voor de Nederlandse Antillen, geldende
verdragen van toepassing moeten worden op de BES-eilanden, en omgekeerd,
dat de verdragen die nu voor de Nederlandse Antillen, maar niet voor
Nederland gelden, straks niet meer op de BES-eilanden van kracht zullen
zijn. De PvdA-leden willen graag nadere toelichting van de regering
waarom en op welke wijze op basis van het Verdrag van Wenen besloten kan
worden bepaalde verdragen wel voor het Europese deel van Nederland te
laten gelden, maar niet voor het Caribische deel van Nederland, te weten
de BES-eilanden, Ć©n omgekeerd.

De regering kan hierop het volgende antwoorden. Artikel 29 van het
Verdrag van Wenen (hierna: ā€˜het Verdragā€™) ligt ten grondslag aan de
beslissing of een verdrag voor het Europese deel van Nederland geldt of
juist voor het Caribische deel van Nederland zal gelden. Dit artikel
luidt: ā€˜Tenzij een andere bedoeling uit het verdrag blijkt of op een
andere wijze is komen vast te staan, bindt een verdrag elke partij ten
opzichte van haar gehele grondgebied.ā€™. Uit dit artikel volgt dus dat
een verdrag elke partij niet persƩ ten opzichte van haar gehele
grondgebied bindt; het artikel staat er zeker niet aan in de weg om
binnen het Koninkrijk differentiatie in gelding aan te brengen. De
Memorie van Toelichting bij het Verdrag (Kamerstukken II, 17 798
(R1227), nr. 3, blz. 19) licht toe dat deze algemene regel van artikel
29 van het Verdrag voor het Koninkrijk inhoudt, dat zonder expliciete of
impliciete regeling van de territoriale gelding een verdrag, waarbij het
Koninkrijk partij wordt, zowel voor het Europese als het Caribische deel
van het Koninkrijk geldt. Het Verdrag van Wenen laat derhalve ruimte
territoriale beperkingen te creƫren ten aanzien van de toepasselijkheid
van verdragen.

Na de staatkundige hervorming kan eenzelfde territoriale differentiatie
worden toegepast binnen het grondgebied van Nederland. Dit kan ertoe
leiden dat besloten wordt om een verdrag, dat thans wel voor Nederland,
maar niet voor de Nederlandse Antillen geldt, vanwege de inhoud en
doelstelling, alsmede wegens de insulaire omstandigheden in het
Caribisch gebied niet toe te passen op de BES-eilanden. Andersom kan het
er ook toe leiden dat besloten wordt om een verdrag, dat thans wel voor
de Nederlandse Antillen, maar niet voor Nederland geldt, vanwege de
inhoud en doelstelling van het verdrag toe te passen op de BES-eilanden.

De leden van de PvdA-fractie constateren verder dat er parlementaire
goedkeuring gevraagd wordt om vijf verdragen die strekken tot
bescherming van de financiƫle belangen van de Europese Unie, ook voor
de BES-eilanden van toepassing te verklaren. De vraag van de leden van
de PvdA of deze verdragen zonder aanpassing toegepast kunnen worden op
de BES-eilanden, kan bevestigend worden beantwoord.

Rond de datum van de staatkundige hervorming zal de regering een
notificatie doen aan de depositaris, dat de toepassing van de verdragen
wordt uitgebreid tot de BES-eilanden. Kern van deze verdragen vormt
telkens de verplichting tot strafbaarstelling van een aantal frauduleuze
gedragingen. Voor de BES-eilanden wordt aan de verplichtingen tot
strafbaarstelling voldaan door de opneming van aangepaste
strafbaarstellingen inzake valsheid in geschrifte, corruptie, witwassen
en fraude met EU-subsidies in het Wetboek van Strafrecht BES. Verder
bepalen de verdragen dat partijen op strafrechtelijk gebied met elkaar
dienen samen te werken. En aan de voorschriften betreffende rechtshulp
en uitlevering kan uitvoering worden gegeven op dezelfde manier als
gevolg kan worden gegeven aan rechtshulpverzoeken, gegrond op andere
toepasselijke internationale rechtshulpinstrumenten. Aldus kunnen de
door deze leden bedoelde verdragen in toereikende mate toepassing vinden
op de BES-eilanden.

In reactie op de vraag van de leden van de PvdA-fractieĀ over de
mogelijkheid tot het stellen van prejudiciƫle vragen over ƩƩn van
deze verdragen tot bescherming van de financiƫle belangen van de
Europese Unie aan het Hof van Justitie, antwoordt de regering dat voor
het Protocol genoemd onder nummer 56 van het wetsvoorstel ook geldt dat
dat verdrag geen bepaling bevat waaruit volgt dat de gelding beperkt is
tot het Europese grondgebied van de lidstaten. Volledigheidshalve zij er
nog op gewezen dat de mogelijkheid om een prejudiciƫle uitlegging te
vragen over het verdrag genoemd onder nummer 57 van het wetsvoorstel in
dat verdrag zelf is geregeld, terwijl in het verdrag genoemd onder
nummer 58 van het wetsvoorstel ervoor is gekozen het eerder bedoelde
Protocol van toepassing te verklaren. Vanzelfsprekend kan op dit moment
nog niet beoordeeld worden hoe het Hof van Justitie zelf de bevoegdheid
van rechters van de BES-eilanden om prejudiciƫle vragen over de
interpretatie van deze verdragen op de BES-eilanden te stellen zal
uitleggen. 

 

De leden van de PvdA-fractie vragen om een nadere beschouwing over alle
mogelijke juridische en bestuurlijke complicaties van het straks van
kracht wordende verschil in verdragsregimes tussen de twee territoria
binnen het land Nederland en hoe de regering in de praktijk denkt om te
gaan met deze complicaties. De leden vragen meer specifiek om een nadere
beschouwing over de complicaties van het verschil in verdragsregimes wat
betreft toegang tot het EU-Hof te Luxemburg en het EVRM-Hof te
Straatsburg.

In punt 22 van de Slotverklaring van de Miniconferentie over de
toekomstige staatkundige positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba,
gehouden op 10 en 11 oktober 2006 te Den Haag, staat vermeld dat er een
onderzoek zal worden ingesteld naar de mogelijkheden voor het verkrijgen
van de UPG-status door de BES-eilanden en de implicaties daarvan. In de
besluitenlijst van een bestuurlijk overleg dat op 18 juni 2008 met de
BES bestuurders heeft plaatsgevonden, is neergelegd dat het uitgangspunt
blijft, dat voorlopig de LGO-status gehandhaafd blijft. De
Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de
Tweede Kamer hierover geĆÆnformeerd bij brief van 19 juni 2008
(Kamerstukken II, 2008/09, 31 200 IV, nr. 56). 

Gezien de uitgangspunten dat de Nederlands-Antilliaanse regelgeving van
kracht blijft en dat de BES-eilanden hun LGO-status behouden, zal
Nederland na de transitie twee rechtsregimes kennen met aparte
wettelijke voorschriften en een aparte rechtsbescherming. Het is
uiteraard niet onmogelijk dat er complicaties ontstaan. Dit is echter
niet de verwachting, aangezien er sprake is van in beginsel gescheiden
van elkaar functionerende wettelijke systemen. Op voorhand valt niet in
algemene zin aan te geven hoe met eventuele complicaties omgegaan dient
te worden. Dit is afhankelijk van de aard van de complicatie. 

Het behoud van de LGO-status door de BES-eilanden betekent dat toegang
tot het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg dan ook op
dezelfde voet is als thans aan de orde. Rechters van de BES-eilanden
kunnen prejudiciƫle vragen stellen aan het Hof van Justitie over de
uitleg van LGO-voorschriften. Burgers en ondernemingen kunnen net als nu
beroep instellen tegen handelingen van de EU onder de voorwaarden die
zijn vastgelegd in het EU-Werkingsverdrag. Momenteel geldt het EVRM ook
voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Toegang tot het Europees hof voor
de Rechten van de Mens in Staatsburg zal dus op dezelfde wijze
geschieden als dat nu gebeurt. 

Met de wijziging van de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk
zal wel telkens bij het aangaan van een verdrag moeten worden bekeken of
dit verdrag al dan geen gelding moet krijgen op de BES-eilanden. Dit is
echter niet anders dan nu gebeurt. Alleen het Koninkrijk heeft
internationale rechtsbevoegdheid en kan in die hoedanigheid verdragen
sluiten. Elke keer bij het aangaan van een verdrag dient dus de afweging
worden gemaakt of dit verdrag ook op de Nederlandse Antillen en Aruba
moet gaan gelden. Na de wijziging van de staatkundige 

verhoudingen zal de vraag worden of een bepaald verdrag ook moet gelden
op Aruba, CuraƧao, Sint Maarten en/of op de BES-eilanden.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

 PAGE   4 

-  PAGE   2  -