[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32040 Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs)

Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs)

Eindtekst

Nummer: 2010D04891, datum: 2010-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2009Z15298:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

26 januari 2010



Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het invoeren van
een fusietoets in het onderwijs (fusietoets in het onderwijs) 



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien
in een wettelijke regeling van een fusietoets in het onderwijs, teneinde
voldoende keuzevrijheid binnen het onderwijsstelsel te kunnen blijven
garanderen en de zorgvuldigheid bij de totstandkoming van fusies te
waarborgen; 

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WIJZIGING WET OP HET PRIMAIR ONDERWIJS

	De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

	Na het opschrift van Titel III van Hoofdstuk 1 wordt ingevoegd: 

Afdeling 1. Fusietoets

Artikel 64. Begripsbepalingen

	1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

	a. fusie: een bestuurlijke of institutionele fusie, 

	b. institutionele fusie: een fusie waarbij een school ontstaat door
samenvoeging van twee of meer scholen,

	c. bestuurlijke fusie: een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de
instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op de
expertisecentra dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs overdragen. 

	2. Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op het instellen
van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 47, eerste lid,
eerste volzin, of de instandhouding van een of meer openbare scholen
door een stichting als bedoeld in artikel 48, eerste lid.

Artikel 64a. Toestemmingsplichtige fusies en verplichte
fusie-effectrapportage

	1. Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring
is verleend door Onze minister.

	2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, is niet vereist voor:

	a. een institutionele fusie waarbij het totaal aantal leerlingen van de
betrokken scholen minder dan 500 bedraagt, of

	b. een bestuurlijke fusie, met uitzondering van de bestuurlijke fusie
bedoeld in artikel 17,  waarbij het aantal betrokken scholen minder dan
10 bedraagt.

	3. De rechtspersoon dan wel de betrokken rechtspersonen stellen een
fusie-effectrapportage op voor iedere institutionele of bestuurlijke
fusie.

Artikel 64b. Aanvraag en fusie-effectrapportage 

	1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen
een aanvraag in bij Onze minister voor het verkrijgen van de
goedkeuring, bedoeld in artikel 64a, eerste lid. De aanvraag gaat
vergezeld van:

	a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde
fusie-effectrapportage, en

	b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de
medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraden, dan wel

	c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel
32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de
bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36,
derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.

	2. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

	a. de motieven voor de fusie,

	b. de alternatieven voor de fusie, 

	c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

	d. de te bereiken doelen,

	e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de
effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en
scholen in het voedingsgebied en de onderwijskundige en bestuurlijke
diversiteit van het onderwijsaanbod in het voedingsgebied,

	f. de kosten en baten van de fusie,

	g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en leerlingen, waaronder
begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,

	h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd,

	i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd, en

	j. een advies van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten
over de wenselijkheid van de voorgestelde fusie. 

	3. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de
fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 64c. Toets 

	1. Onze minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de
fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het
opzicht van richting en pedagogisch-didactische aanpak binnen het
voedingsgebied van de te fuseren scholen of rechtspersonen, op
significante wijze wordt belemmerd.

	2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke
fusie als bedoeld in artikel 17, indien een of meer bij de fusie
betrokken scholen onder de opheffingsnorm van artikel 153 raakt.

	3. Onze minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in
het eerste en tweede lid, adviseren door een onafhankelijke
adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële
regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld
in de eerste volzin. 

	4. Onze minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de
bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 64d. Toetsingstermijn en verlenging

	1. Onze minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in
artikel 64b. 

	2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste met 13 weken
worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld
in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

	3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de
Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Afdeling 2. Overige bepalingen

ARTIKEL II. WIJZIGING WET OP DE EXPERTISECENTRA 

	De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:

	Na het opschrift van Titel III wordt ingevoegd: 

Afdeling 1. Fusietoets

Artikel 66. Begripsbepalingen

	1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

	a. fusie: een bestuurlijke of institutionele fusie,

	b. institutionele fusie: een fusie waarbij een school ontstaat door
samenvoeging van twee of meer scholen, 

	c. bestuurlijke fusie: een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de
instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op het
primair onderwijs dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs overdragen.


	2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het instellen
van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 50, eerste lid,
eerste volzin of de instandhouding van een of meer openbare scholen door
een stichting als bedoeld in artikel 51, eerste lid.

Artikel 66a. Goedkeuring

	Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is
verleend door Onze minister. 

Artikel 66b. Aanvraag en fusie-effectrapportage 

	1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen
een aanvraag in bij Onze minister voor het verkrijgen van de
goedkeuring, bedoeld in artikel 66a. De aanvraag gaat vergezeld van:

	a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde
fusie-effectrapportage, en

	b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de
medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraden, dan wel

	c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel
32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de
bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36,
derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.

	2. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

	a. de motieven voor de fusie,

	b. de alternatieven voor de fusie, 

	c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

	d. de te bereiken doelen,

	e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de
effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en
scholen in het voedingsgebied, de onderwijskundige en bestuurlijke
diversiteit van het onderwijsaanbod in het voedingsgebied,

	f. de kosten en baten van de fusie,

	g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en leerlingen, waaronder
begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,

	h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd,

	i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd, en

	j. een advies van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten
over de wenselijkheid van de voorgestelde fusie.

	3. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de
fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 66c. Toets 

	1. Onze minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de
fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, in het
bijzonder ten aanzien van de evenwichtige spreiding van de
onderwijsvoorzieningen binnen het voedingsgebied, op significante wijze
wordt belemmerd.

	2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke
fusie als bedoeld in artikel 28 indien een of meer bij de fusie
betrokken scholen onder de opheffingsnorm van de artikelen 147 en 148
raakt. 

	3. Onze minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in
het eerste en tweede lid, adviseren door een onafhankelijke
adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële
regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld
in de eerste volzin.

	4. Onze minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de
bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 66d. Toetstermijn en verlenging

	1. Onze minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in
artikel 66b. 

	2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste met 13 weken
worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld
in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

	3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de
Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Afdeling 2. Overige bepalingen

ARTIKEL III. WIJZIGING WET OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS 

	De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

	Na artikel 53c wordt ingevoegd:

Hoofdstuk V. Fusies

Artikel 53d. Begripsbepalingen 

	1. In deze afdeling wordt verstaan onder: 

	a. fusie: een bestuurlijke of institutionele fusie,

	b. institutionele fusie: een fusie als bedoeld in artikel 71, tweede en
derde lid, waarbij een school ontstaat door samenvoeging van twee of
meer scholen dan wel instellingen als bedoeld in de Wet educatie en
beroepsonderwijs,

	c. bestuurlijke fusie: een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de
instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op het
primair onderwijs dan wel de Wet op de expertisecentra, een instelling
als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling als
bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
overdragen. 

	2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het instellen
van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 42a, eerste lid,
eerste volzin of de instandhouding van een of meer openbare scholen door
een stichting als bedoeld in artikel 42b, eerste lid.

Artikel 53e. Goedkeuring

	Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is
verleend door Onze Minister.

Artikel 53f. Aanvraag en fusie-effectrapportage 

	1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen
een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen van de
goedkeuring, bedoeld in artikel 53e. De aanvraag gaat vergezeld van:

	a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde
fusie-effectrapportage, en

	b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de
medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraden, dan wel

	c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel
32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de
bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36,
derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.

	2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid geldt eveneens als een
aanvraag om voor bekostiging in aanmerking te komen als bedoeld in
artikel 71. 

	3. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

	a. de motieven voor de fusie,

	b. de alternatieven voor de fusie,

	c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd, 

	d. de te bereiken doelen,

	e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de
effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en
vestigingen van scholen in de gemeenten waarin de huidige leerlingen van
die scholen woonachtig zijn, de onderwijskundige en bestuurlijke
diversiteit van het onderwijsaanbod in de betreffende gemeenten,

	f. de financiële en personele gevolgen en de gevolgen voor leerlingen
van de fusie, waaronder begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,

	g. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd,

	h. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd, en

	i. een advies van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten
over de wenselijkheid van de voorgestelde fusie.

	4. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de
fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 53g. Toets 

	1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de
institutionele of bestuurlijke fusie:

	a. de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het
opzicht van richting als van pedagogisch-didactische aanpak en
schoolsoort binnen de gemeenten waarin de huidige leerlingen van die
scholen of rechtspersonen woonachtig zijn, op significante wijze wordt
belemmerd, of 

	b. het aandeel per schoolsoort van de bij de fusie betrokken scholen in
het aantal leerlingen in de gemeenten waarin de huidige leerlingen van
die scholen woonachtig zijn een nader bij ministeriële regeling vast te
stellen percentage overschrijdt. 

	2. Onze Minister kan bovendien goedkeuring onthouden aan een
institutionele fusie indien de percentages leerlingen betrokken bij de
fusie minder zijn dan de percentages bedoeld in artikel 71, tweede lid,
onder a of b. 

	3. Onze Minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke
fusie als bedoeld in artikel 53c indien één of meer bij de
bestuurlijke fusie betrokken scholen onder de opheffingsnorm van artikel
107 raakt.

	4. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in
het eerste, tweede en derde lid, adviseren door een onafhankelijke
adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële
regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld
in de eerste volzin.

	5. Onze Minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de
bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 53h. Toetsingstermijn en verlenging

	1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in
artikel 53e. 

	2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken
worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld
in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

	3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de
Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

B

	In artikel 71, zesde lid, vervalt de tweede volzin.

C

	Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdelen b tot en
met d tot onderdelen c tot en met e, na onderdeel a ingevoegd:

	b. voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met één sector
als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 195 leerlingen,.

	2. In het tweede lid wordt de slotpunt vervangen door:, met dien
verstande dat het voor scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs
binnen een scholengemeenschap gaat om:

	a. voor een school met één sector als bedoeld in 10b, derde lid: 130
leerlingen,

	b. voor een school met twee of drie sectoren als bedoeld in 10b, derde
lid: 160 leerlingen, en

	c. voor een school met vier sectoren als bedoeld in artikel 10b, derde
lid, wordt gerekend: 240 leerlingen.

ARTIKEL IV. WIJZIGING WET EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

	De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

	In artikel 1.1.3, tweede lid, wordt na “1.7.1,” ingevoegd: 2.1.9,.

B

	Artikel 2.1.3, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. In de eerste volzin wordt “10 maanden” vervangen door: 26 weken.


	2. De tweede volzin komt te luiden: Op het besluit bedoeld in het
eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing.

C

	In hoofdstuk 2 wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:

Titel Ib. Fusietoets

Artikel 2.1.8. Begripsbepalingen

	In deze afdeling wordt verstaan onder: 

	a. fusie: een bestuurlijke of institutionele fusie,

	b. institutionele fusie: een fusie waarbij een instelling ontstaat door
samenvoeging van twee of meer instellingen, 

	c. bestuurlijke fusie: een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de
instandhouding van een instelling, een school als bedoeld in de Wet op
het voortgezet onderwijs, dan wel een instelling als bedoeld in de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek overdragen.

Artikel 2.1.9. Goedkeuring

	Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is
verleend door Onze Minister. 

Artikel 2.1.10. Aanvraag en fusie-effectrapportage 

	1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen
een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen van de goedkeuring
bedoeld in artikel 2.1.9. De aanvraag gaat vergezeld van:

	a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde
fusie-effectrapportage, en

	b. een schriftelijk advies over, of voor zover van toepassing de
schriftelijke instemming met de fusie door de betrokken
medezeggenschapsraden die is voorafgegaan door de kennisname van de
fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden.

	2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, is eveneens een aanvraag als
bedoeld in artikel 2.1.3, vierde lid.

	3. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

	a. de motieven van de fusie,

	b. de alternatieven voor de fusie,

	c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

	d. de te bereiken doelen,

	e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de
effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de betrokken
rechtspersonen in de regio, de onderwijskundige en bestuurlijke
diversiteit van het onderwijsaanbod in de regio,

	f. de kosten en baten van de fusie,

	g. de personele en financiële gevolgen van de fusie, waaronder
begrepen de gevolgen voor de dienstverlening aan deelnemers en de
eventuele gevolgen voor andere belanghebbende partijen,

	h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en

	i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.

	4. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de
fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 2.1.11. Toets 

	1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de
fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, in het opzicht
van de diversiteit van onderwijsaanbieders in het middelbaar
beroepsonderwijs, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied
van het onderwijs op significante wijze wordt belemmerd.

	2. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in
het eerste lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie,
tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt
bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste
volzin.

	3. Onze Minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de
bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.1.12. Toetsingstermijn en verlenging

	1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in
artikel 2.1.9. 

	2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken
worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld
in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

	3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de
Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

D

	In artikel 8a.1.5 worden na het tweede lid drie leden toegevoegd,
luidende:

	3. In geval van een voornemen tot een fusie als bedoeld in artikel
2.1.8 komen het bevoegd gezag, de deelnemersraad, de ondernemingsraad
en, in voorkomende gevallen, de ouderraad bijeen om dat voornemen te
bespreken. De bespreking is gericht op het bereiken van overeenstemming.
Indien overeenstemming wordt bereikt, wordt dit aangemerkt als
instemming met het voornemen tot fusie. Bij het ontbreken van
overeenstemming wordt dit aangemerkt als het onthouden van instemming.
In het laatste geval kan elk van de deelnemers aan de bespreking het
geschil voorleggen aan de geschillencommissie, bedoeld in artikel
8a.4.1, eerste lid. 

	4. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, hebben de deelnemersraad,
de ondernemingsraad en, in voorkomende gevallen, de ouderraad elk
afzonderlijk adviesrecht ten aanzien van het voornemen tot fusie,
onverminderd het recht het geschil voor te leggen aan de in het vorige
lid bedoelde geschillencommissie. 

	5. Het bevoegd gezag stelt de deelnemersraad, de ondernemingsraad en,
in voorkomende gevallen, de ouderraad in de gelegenheid om tijdig
voorafgaand aan de gezamenlijke bijeenkomst, bedoeld in het derde lid,
kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in
artikel 2.1.10, derde lid.

ARTIKEL V. WIJZIGING WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK
ONDERZOEK

	De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als
volgt gewijzigd:

0A

	Aan artikel 9.51 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	6. Onverminderd het in dit artikel bepaalde behoeft een besluit tot
fusie, als bedoeld in artikel 16.16, van in het eerste lid bedoelde de
besturen, voorafgaande instemming van de universiteitsraad.

	7. Het bestuur, bedoeld in het eerste lid, stelt de universiteitsraad
in de gelegenheid om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming,
bedoeld in het zesde lid, kennis te nemen van de opgestelde
fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.

A

	In artikel 1.10, tweede lid, onderdeel i, wordt na “16.15,”
ingevoegd: 16.16,.

Aa

	Artikel 10.20 wordt als volgt gewijzigd:

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2.   Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	2. Het instellingsbestuur behoeft eveneens voorafgaande instemming van
de medezeggenschapsraad voor een besluit tot fusie als bedoeld in
artikel 16.16.

	3. Het instellingsbestuur stelt de medezeggenschapsraad in de
gelegenheid om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld
in het tweede lid, kennis te nemen van de opgestelde
fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.

B

	In artikel 10.22, onder b, wordt na ‘betreffen’ ingevoegd:
waaronder begrepen een institutionele fusie als bedoeld in artikel
16.16, eerste lid, en een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel
16.16, tweede lid, en inzake. 

C

	In artikel 16.1 vervalt onder vervanging van de komma achter “16.8”
door “en”: en 16.15 tot en met 16.19.

D

	In het opschrift van Hoofdstuk 16, paragraaf 5 wordt onder vervanging
van “Omzetting” in omzetting, voor omzetting het woord “Fusies”
opgenomen.

E

	Artikel 16.16 wordt vervangen door:

Artikel 16.16.	 Bestuurlijke, institutionele fusie en reikwijdte

	1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan
de instandhouding 

daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die een bijzondere
hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel 10.8, eerste lid of
kan fuseren met een rechtspersoon die een andere bijzondere hogeschool
in stand houdt. De overdracht van de instandhouding alsmede de fusie
bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als bestuurlijke fusie. 

	2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan
deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt
als institutionele fusie. 

	3. Op het eerste en tweede lid is artikel 16.15, tweede en derde lid
van overeenkomstige toepassing.

	4. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel
16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de
rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden. 

Artikel 16.16a. Fusievoorwaarden 

	1. Een institutionele dan wel bestuurlijke fusie wordt niet tot stand
gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze Minister.
De eerste volzin geldt eveneens indien daarbij is betrokken een
bestuursoverdracht van rechtspersonen die een instelling als bedoeld in
de Wet educatie en beroepsonderwijs in stand houden, of een school als
bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs aan een rechtspersoon die
een instelling in stand houdt.

	2. De rechtspersoon dan wel de rechtspersonen dan wel de instellingen
dienen gezamenlijk een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen
van de goedkeuring bedoeld in het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld
van:

	a. een fusie-effectrapportage opgesteld door de betrokken rechtspersoon
dan wel rechtspersonen dan wel door de betrokken instellingen, en

	b. een schriftelijke verklaring van instemming van de
medezeggenschapsraden, dan wel voor zover het betreft een bijzondere
universiteit de universiteitsraden, over de voorgenomen fusie die is
voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de
medezeggenschapsraden respectievelijk de universiteitsraden.

	3. De schriftelijke verklaring van instemming, bedoeld in het tweede
lid, onderdeel b, maakt onderdeel uit van de mededeling, bedoeld in
artikel 1.8, derde lid. 

	4. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:

	a. de motieven voor de fusie,

	b. de alternatieven voor de fusie,

	c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,

	d. de te bereiken doelen,

	e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de
effecten van de fusie op de spreiding van voorzieningen en de
diversiteit van het onderwijsaanbod in het hoger beroepsonderwijs,

	f. de kosten en baten van de fusie,

	g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en de studenten,
waaronder begrepen de gevolgen voor de dienstverlening en de
voorzieningen en de eventuele gevolgen voor andere belanghebbende
partijen,

	h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en

	i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd. 

	5. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de
fusie-effectrapportage vastgesteld.

Artikel 16.16b. Toets

	1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de
fusie, de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het
opzicht van de spreiding van voorzieningen als de diversiteit van het
opleidingenaanbod in het hoger onderwijs, gelet op het geheel van de
voorzieningen op het gebied van het onderwijs op significante wijze
wordt belemmerd.

	2. Onze Minister verleent zijn goedkeuring aan een institutionele fusie
indien dit noodzakelijk is voor de voortzetting van de uit de wet
voortvloeiende rechten en verplichtingen van een of meer betrokken
hogescholen.

	3. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in
het eerste lid, adviseren door de adviescommissie, bedoeld in artikel
6.2, tweede lid.

	4. Onze Minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de
bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 16.16c. Toetstermijn en verlenging

	1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in
artikel 16.16b. 

	2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken
worden verlengd. Van deze verlenging wordt binnen de 13 weken bedoeld in
het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.

	3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de
Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

F

	In artikel 16.19, eerste lid, wordt “bestuursoverdracht” telkens
vervangen door “fusie, bedoeld in artikel 16.16” en “hogeschool”
vervangen door: instelling.

ARTIKEL VI. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP OP SCHOLEN

	In artikel 10, onderdeel h, wordt voor de slotpunt ingevoegd: ,
waaronder begrepen de fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 64b van
de Wet op het primair onderwijs, artikel 66b van de Wet op de
expertisecentra en artikel 53f van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL VII. WIJZIGING WET MEDEZEGGENSCHAP ONDERWIJS 1992

	Na artikel 7 van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 wordt een
artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a. Kennisneming fusie-effectrapportage bij fusies

	Voorafgaand aan de advisering ten aanzien van de fusie bedoeld in
artikel 7, onderdeel e, wordt de medezeggenschapsraad door het bevoegd
gezag in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de
fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid, van de Wet
educatie en beroepsonderwijs.

ARTIKEL VIII. WIJZIGING IN VERBAND MET VOORSTEL VAN WET MEDEZEGGENSCHAP
EDUCATIE EN BEROEPSONDERWIJS

A

	Indien het bij koninklijke boodschap van 8 november 2007 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs
en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van
personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs
(medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs; Kamerstukken II 2007/08,
31 266, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt voor deze
wet, wordt in de Wet educatie en beroepsonderwijs na artikel 8a.2.2
ingevoegd: 

Artikel 8a.2.3. Fusie-effectrapportage

	De deelnemersraad neemt voorafgaand aan de uitoefening van de
adviesbevoegdheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, vierde lid, onder a, voor
zover het betreft fusie en overdracht van de instelling, kennis van de
opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid.

B

	Indien het bij koninklijke boodschap van 8 november 2007 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs
en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van
personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs
(medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs; Kamerstukken II 2007/08,
31 266, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt na deze wet,
wordt in die wet artikel I, onderdeel D, na artikel 8a.2.2 ingevoegd: 

Artikel 8a.2.3. Fusie-effectrapportage

	De deelnemersraad neemt voorafgaand aan de uitoefening van de
adviesbevoegdheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, vierde lid, onder a, voor
zover het betreft fusie en overdracht van de instelling, kennis van de
opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid.

ARTIKEL IX. WIJZIGING IN VERBAND MET VOORSTEL VAN WET HOUDENDE
VERSTERKING BESTURING

A

	Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband
met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger
onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten
(versterking besturing; Kamerstukken I, 2008/09, 31 821, A) tot wet is
of wordt verheven, en eerder in werking is getreden of treedt dan deze
wet, wordt artikel V van deze wet als volgt gewijzigd:

	1. Onderdeel 0A wordt komt te luiden:

0A

	Aan artikel 9.51 worden twee leden toegevoegd, luidende:

	6. Onverminderd het in dit artikel bepaalde behoeft een besluit tot
fusie, als bedoeld in artikel 16.16, van het college van bestuur,
voorafgaande instemming van de universiteitsraad.

	7. Het college van bestuur stelt de universiteitsraad in de gelegenheid
om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in het
zesde lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage,
bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.

	2. Onderdeel Aa wordt vervangen door:

Aa

	Aan artikel 10.16b worden twee leden toegevoegd, luidende:

	4. Het college van bestuur behoeft eveneens voorafgaande instemming van
de gezamenlijke vergadering voor een besluit tot fusie als bedoeld in
artikel 16.16.

	5. Het college van bestuur stelt de gezamenlijke vergadering in de
gelegenheid om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld
in het vierde lid, kennis te nemen van de opgestelde
fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.

Ab

	Artikel 10.20 wordt als volgt gewijzigd:

	

	1. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

	a. in onderdeel g, vervalt: en

	b. in onderdeel h, wordt de eindpunt vervangen door: , en

	c. er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

	i. een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 16.16.

	3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Het college van bestuur stelt de medezeggenschapsraad in de
gelegenheid tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming met een
besluit tot fusie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, kennis te
nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage bedoeld in artikel
16.16a, vierde lid.

Ac

	In artikel 10.20a, eerste lid, wordt “Het college van bestuur vraagt
voorafgaand advies van de medezeggenschapsraad” vervangen door: Het
college van bestuur vraagt, onverminderd het bepaalde in artikel 10.20,
voorafgaand advies aan de medezeggenschapsraad.

	3. In onderdeel E komt artikel 16.16 te luiden:

Artikel 16.16. Bestuurlijke, institutionele fusie en reikwijdte

	1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan
de instandhouding daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die
een bijzondere hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel
10.8, eerste lid of kan fuseren met een rechtspersoon die een andere
bijzondere hogeschool in stand houdt. De overdracht van de
instandhouding alsmede de fusie bedoeld in de eerste volzin wordt
aangemerkt als bestuurlijke fusie.

	2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan
deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt
als institutionele fusie.

	3. De overdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij notariële
akte. Bij die akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de
rechten ten aanzien van de gebouwen, terreinen en roerende zaken over te
dragen. Die akte geldt tevens als akte van levering bedoeld in boek 3
van het Burgerlijk Wetboek. In de akte wordt tevens bepaald dat het
lichaam waaraan of de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het
personeel in gelijke betrekkingen aan de instelling aanstelt met ingang
van de datum van overdracht.

	4. Door overdracht met inachtneming van het eerste en derde lid treedt
het verkrijgende lichaam op of de verkrijgende rechtspersoon in alle uit
de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn
rechtsvoorganger, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan
naar burgerlijk recht is vereist.

	5. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel
16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de
rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden.

B

	Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende
voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en
wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband
met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger
onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten
(versterking besturing; Kamerstukken I, 2008/09, 31 821, A) tot wet is
of wordt verheven, en later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op
dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt  artikel I van die
wet als volgt gewijzigd: 

	1. Aan onderdeel DE wordt een lid toegevoegd, luidende:

	6. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

	6. Onverminderd het in dit artikel bepaalde behoeft een besluit tot
fusie, als bedoeld in artikel 16.16, van het college van bestuur,
voorafgaande instemming van de universiteitsraad.

	7. Het college van bestuur stelt de universiteitsraad in de gelegenheid
om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in het
zesde lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage,
bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.

	2. In onderdeel DU worden aan artikel 10.16b twee leden toegevoegd,
luidende:

	4. Het college van bestuur behoeft eveneens voorafgaande instemming van
de gezamenlijke vergadering voor een besluit tot fusie als bedoeld in
artikel 16.16.

	5. Het college van bestuur stelt de gezamenlijke vergadering in de
gelegenheid tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in
het vierde lid, kennis te nemen van de opgestelde
fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.

	3. Onderdeel DX komt te luiden:

DX

	Artikel 10.20 komt te luiden:

Artikel 10.20. Instemmingsbevoegdheid medezeggenschapsraad 

	1. Het college van bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de
medezeggenschapsraad voor elke door het instellingsbestuur college van
bestuur te nemen beslissing met betrekking tot ten minste de
vaststelling of wijziging van: 

	a. het instellingsplan, 

	b. de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg overeenkomstig
artikel 1.18, eerste lid, alsmede het voorgenomen beleid in het licht
van de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 2.9,
tweede lid, tweede volzin, 

	c. het studentenstatuut, 

	d. het bestuursreglement, alsmede indien artikel 10.8a van toepassing
is, het desbetreffende deel van de statuten, 

	e. de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met
uitzondering van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, onder a tot
en met g, 

	f. regels op het gebied van de arbeidsomstandigheden, en 

	g. de keuze uit medezeggenschapsstelsels, bedoeld in artikel 10.16a,
eerste lid, 

	h. het beleid van het instellingsbestuur bij de toepassing van artikel
7.51, en de regels, bedoeld in het vijfde lid van dat artikel, en

	i. een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 16.16. 

	2. Het college van bestuur stelt de medezeggenschapsraad in de
gelegenheid tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming met een
besluit tot fusie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, kennis te
nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel
16.16a, vierde lid.

	4. In onderdeel DY wordt in artikel 10.20a, eerste lid, “Het college
van bestuur vraagt voorafgaand advies van de medezeggenschapsraad”
vervangen door: Het college van bestuur vraagt, onverminderd het
bepaalde in artikel 10.20, voorafgaand advies aan de
medezeggenschapsraad.

	5. Onderdeel EW komt te luiden:

EW

	Artikel 16.16 komt te luiden:

Artikel 16.16. Bestuurlijke, institutionele fusie en reikwijdte

	1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan
de instandhouding daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die
een bijzondere hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel
10.8, eerste lid of kan fuseren met een rechtspersoon die een andere
bijzondere hogeschool in stand houdt. De overdracht van de
instandhouding alsmede de fusie bedoeld in de eerste volzin wordt
aangemerkt als bestuurlijke fusie.

	2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan
deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt
als institutionele fusie.

	3. De overdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij notariële
akte. Bij die akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de
rechten ten aanzien van de gebouwen, terreinen en roerende zaken over te
dragen. Die akte geldt tevens als akte van levering bedoeld in boek 3
van het Burgerlijk Wetboek. In de akte wordt tevens bepaald dat het
lichaam waaraan of de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het
personeel in gelijke betrekkingen aan de instelling aanstelt met ingang
van de datum van overdracht.

	4. Door overdracht met inachtneming van het eerste en derde lid treedt
het verkrijgende lichaam op of de verkrijgende rechtspersoon in alle uit
de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn
rechtsvoorganger, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan
naar burgerlijk recht is vereist.

	5. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel
16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de
rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden.

ARTIKEL X. EVALUATIEBEPALING

	Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in
overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet
aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de
effecten van deze wet in de praktijk. 

ARTIKEL XI. INWERKINGTREDING

	Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

 PAGE    

 PAGE   3