[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Bijlage

Nummer: 2010D07804, datum: 2010-02-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag Informele JBZ-Raad, 21-22 januari 2010 (2010D07802)

Preview document (šŸ”— origineel)


Verslag van de informele bijeenkomst van het Gemengd ComitƩ en de Raad
Justitie en Binnenlandse Zaken, 

21-22 januari 2010 te Toledo (Spanje)

Deze informele bijeenkomst van het Gemengd ComitƩ en de Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken was voornamelijk een gelegenheid om de door de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon veroorzaakte nieuwe
dynamiek te bespreken. Deze dynamiek was in het bijzonder relevant voor
de gevoerde discussies over de interne veiligheidsstrategie (plenaire
sessie I), legale migratie en integratie (plenaire sessie III), een
gemeenschappelijk beleid voor justitie (plenaire sessie IV) en familie-
en eigendomsrechten (plenaire sessie V). 

Zoals gebruikelijk bij informele bijeenkomsten waren vertegenwoordigers
van de kandidaat-lidstaten en het Europees Parlement aanwezig. Daarnaast
was tijdens de sessie over terrorismebestrijding de Amerikaanse minister
van Binnenlandse Veiligheid, mw. Janet Napolitano, aanwezig. 

Deze informele bijeenkomst van het Gemengd ComitƩ en de Raad Justitie
en Binnenlandse Zaken was de laatste bijeenkomst in aanwezigheid van
Commissaris Barrot. Naar verwachting zullen bij de volgende bijeenkomst
de nieuwe Commissarissen Reding (Justitie, Fundamentele Rechten en
Burgerschap) en Malmstrƶm (Binnenlandse Zaken) aanwezig zijn. 

1.	Plenaire sessie I: De interne veiligheidsstrategie 

Commissaris Barrot gaf aan dat de Commissie binnenkort met een
mededeling zal komen m.b.t. interne veiligheid. Daarin zal aandacht zijn
voor betere onderlinge samenwerking in de EU (inclusief de bestaande
agentschappen), gegevensbescherming, politiƫle en judiciƫle
samenwerking, preventie van radicalisering en een betere samenwerking
met derde landen. 

Uit de interventies van de lidstaten, waaronder Nederland, bleek dat er
grote steun is voor een strategie die het gehele veiligheidsterrein
beslaat en waarbij ook nieuwe dreigingen, zoals cybercrime en ICT- en
energie-uitval, worden betrokken. De lidstaten spraken de wens uit om
dreigingen die buiten de grenzen van de Unie kunnen ontstaan ook bij de
strategie te betrekken. Enkele lidstaten merkten daarbij kritisch op dat
moet worden opgepast dat de strategie niet te omvangrijk wordt en dat er
in EU-verband prioriteiten moeten worden gesteld. Diverse lidstaten,
waaronder Nederland, hebben een regionale samenwerking bepleit als het
gaat om het vergroten van de veiligheid binnen de EU.

Verschillende lidstaten gaven in hun bijdrage aan dat COSI in de
toekomst het juiste gremium is om de interne veiligheidsstrategie te
coƶrdineren. De strategie zou in de ogen van sommige lidstaten ook
aandacht moeten besteden aan de bestrijding van corruptie,
drugsbestrijding, illegale immigratie en geweld in het publiek domein. 

Voorts vroegen enkele lidstaten aandacht voor het coƶrdineren van de
interne veiligheidsstrategie met bestaande programmaā€™s, zoals het
Stockholm Programma en de Informatie Beheers Strategie. 

Minister Ter Horst gaf in haar bijdrage aan een EU-brede analyse te
wensen om de gevaren en dreigingen die kunnen leiden tot veel doden of
gewonden en maatschappelijke ontwrichting voor EU-burgers in kaart te
brengen. Door een EU-brede analyse zou de Unie een praktische en
effectieve bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van de veiligheid
voor de burgers in de Europese Unie. 

Verder gaf Minister Ter Horst aan dat in de Europese
Veiligheidsstrategie duidelijk zou moeten worden gemaakt wat de EU en de
nationale overheden voor de burger kunnen doen om de veiligheid te
vergroten, maar ook wat burgers of bedrijven zelf kunnen doen. 

Voorts maakte Minister Ter Horst melding van de door Nederland en
Duitsland gezamenlijk georganiseerde internationale conferentie 'Safety
and Security' op 8-9 februari in Den Haag. Zij riep de lidstaten op
aanwezig te zijn bij deze conferentie. 

Het Voorzitterschap gaf aan de noodzaak van prioritering in te zien,
maar stelde tevens vast dat de strategie ook zal moeten toezien op de
bestrijding van corruptie en geweld in het publieke domein, zoals door
enkele lidstaten voorgesteld. Voorts zal het Voorzitterschap de rol van
COSI trachten te verduidelijken in het document. M.b.t. de externe
dimensie zou een gezamenlijke bijeenkomst kunnen worden georganiseerd
tussen Binnenlandse - en Buitenlandse Zaken, maar wellicht kan ook COSI
hierin in de toekomst een rol spelen. De interne veiligheidsstrategie
zal tevens moeten aansluiten bij het Actieprogramma Stockholm. 

De regering zet met betrekking tot de inhoud van de strategie in op de
volgende prioriteiten:

De strategie moet het gehele veiligheidsterrein beslaan (ā€˜All
hazardā€“aanpakā€™). Deze dient uiteraard te gaan over
criminaliteitsbestrijding, maar ook over alle andere dreigingen die de
interne veiligheid van de EU raken. Alleen daardoor kan interne
veiligheid daadwerkelijk worden verbeterd. Dit betekent dat ook
terrorismebestrijding en crisisbeheersing - zowel moedwillige als
niet-moedwillige ontstane crises ā€“ onderdeel van de
veiligheidsstrategie zouden moeten uitmaken.

Er zal aandacht moeten zijn voor verbetering van de operationele
samenwerking, zowel op EU, nationaal, als op regionaal niveau,
bijvoorbeeld in het kader van grensoverschrijdende samenwerking.

De strategie moet gericht zijn op een multidisciplinaire aanpak van
criminaliteit. 

Het is van belang regionale risicoā€™s te identificeren op basis van
EU-brede risico-analyses. 

Versterken van civiele bescherming. 

De strategie moet voldoende aandacht besteden aan de rol van Europese
agentschappen als Europol, Eurojust en Frontex.

2.	Plenaire sessie II: Terrorismebestrijding

Tijdens deze sessie was de Amerikaanse minister van Binnenlandse
Veiligheid, mw. Janet Napolitano, aanwezig. Het doel van de
gedachtenwisseling met Minister Napolitano was om wederzijds de
dringende noodzaak van de bestrijding van terrorisme te bekrachtigen.
Minister Napolitano benadrukte het belang van informatie-uitwisseling,
samenwerking op het gebied van technologie, verhoogde internationale
veiligheidsstandaarden op vliegvelden en in vliegtuigen en technische
bijstand aan derde landen. 

De lidstaten drongen aan op een spoedige presentatie van een EU
PNR-voorstel, de snelle ontwikkeling van een entry-exit-systeem en de
goedkeuring van de SWIFT-overeenkomst. 

 

Minister Hirsch Ballin bedankte mw. Napolitano voor de samenwerking naar
aanleiding van het incident op 25 december jl. en gaf aan dat de
uitwisseling van informatie zeer op prijs wordt gesteld. Ten aanzien van
de door de VS geschetste feiten (aan boord waren 17 nationaliteiten; de
helft van de passagiers was geen  Amerikaan; er was geen ā€˜no
flightā€™-melding; de technologie op de luchthaven ontbrak om het
explosief materiaal te detecteren; een catastrofe is voorkomen door
alert optreden van bemanning en passagiers) gaf Minister Hirsch Ballin
aan dat de voorbereiding professioneel was, de uitvoering was echter
gebrekkig. 

Vervolgens gaf hij aan dat de mislukte aanslag heeft bevestigd dat
terroristische groeperingen er op uit zijn om een aanslag te plegen
tegen de burgerluchtvaart. De EU zal volgens Minister Hirsch Ballin in
de strijd tegen terrorisme moeten blijven werken aan nieuwe methoden om
de burgerluchtvaart veilig te houden. Het moet gaan om een combinatie
van informatie-uitwisseling over passagiers en verdachte personen en de
inzet van instrumenten, zoals de ā€˜security scanā€™. Verder moet het
gaan om een internationale benadering, zodat in ieder geval binnen de EU
hetzelfde veiligheidsniveau kan worden geboden. Het EU PNR-systeem
verdient verdere uitwerking waarbij oog gehouden moet worden voor de
privacy-aspecten, de toevoeging van API-gegevens in het systeem en het
uitbreiden van de doelbinding naar grenstoezicht. Binnen de nog vast te
stellen Europese regelgeving bestaat het voornemen om de inzet van de
ā€˜security scanā€™ in Nederland gefaseerd uit te breiden naar eerst
transatlantische vluchten en later naar Europese vluchten. Een 100%
waterdichte beveiliging kan overigens nooit worden gegarandeerd, ook
niet met deze nieuwe techniek. Een betere informatie-uitwisseling en
analyse is daarom noodzakelijk. In dat kader verdient tevens het ā€˜home
grown terrorismā€™ en andere vormen van transport de aandacht. 

3.	Plenaire sessie III: Legale migratie en integratie onder het Verdrag
van Lissabon ā€“ de weg vooruit

Er was brede overeenstemming dat het Verdrag van Lissabon een nieuwe
dynamiek heeft gecreƫerd op het terrein van legale migratie en
integratie. Deze dynamiek is mede veroorzaakt door de in het Verdrag van
Lissabon opgenomen specifieke rechtsbasis om de rechten van onderdanen
van derde landen te bepalen (art. 79 (2) onder b VWEU) en ook door de
integratiebepaling (art. 79 (4) VWEU).  

De voorziene Commissie-initiatieven (richtlijn arbeidsmigratie,
richtlijn seizoenswerkers, richtlijn tijdelijk verblijf voor binnen
bedrijf overgeplaatste personen, herziening richtlijn gezinshereniging,
actieplan niet-begeleide minderjarigen [amvā€™s], het
EU-immigratieportaal en consolidatie van het Europees Migratienetwerk
[EMN]) kregen positief commentaar. 

Staatssecretaris Albayrak onderstreepte in haar inbreng dat
arbeidsmigratie van wezenlijk economisch, cultureel en wetenschappelijk
belang is. Zij betreurt het dan ook dat de inmiddels aangenomen Europese
Blauwe Kaart minder ver gaat dan zij had gehoopt. Met het oog daarop zal
Nederland samen met Finland bestuderen of er met een aantal landen tot
een Europese Blauwe Kaart ā€˜Plusā€™ gekomen kan worden. Hieronder
verstaat de Staatssecretaris een Blauwe Kaart die recht geeft op vrij
verkeer van die kaarthouders tussen die landen. 

Staatssecretaris Albayrak heeft gepleit voor spoedige hervatting van de
behandeling van het voorstel voor een richtlijn betreffende Ć©Ć©n enkele
aanvraagprocedure voor een gecombineerde vergunning voor onderdanen van
derde landen om op het grondgebied van een lidstaat te verblijven en
werken en betreffende een gemeenschappelijk pakket rechten voor
werknemers uit derde landen die legaal in een lidstaat verblijven. De
invoering van die gecombineerde vergunning zal de toelatingsprocedure
voor arbeidsmigranten vereenvoudigen, waarmee het concurrentievermogen
en de economische vitaliteit van de Europese Unie verder wordt
versterkt. 

Verder accentueerde Staatssecretaris Albayrak dat het belang van
evaluatie en waarnodig herziening van de richtlijn gezinshereniging van
bijzondere betekenis is, waar het de versterking van integratie en
emancipatie betreft, zoals verwoord in de brief van de Minister voor
Wonen, wijken en Integratie en de Minister en Staatssecretaris van
Justitie inzake de Kabinetsaanpak huwelijks- en gezinsmigratie van 2
oktober 2009. Dit nu de huidige richtlijn niet de mogelijkheid open laat
om enkele van de maatregelen genoemd in voornoemde brief te realiseren
zoals een mogelijke verhoging van de minimumleeftijd, en de invoering
van een onderwijsvereiste en de uitsluiting van een referent.Ā 

Ten aanzien van de herziening van de richtlijn gezinshereniging
onderstreepte zij voorts van mening te zijn dat opgenomen zou moeten
worden dat de bezwaren ingevolge openbare orde (waaronder huiselijk
geweld of eergerelateerd geweld), in tegenstelling tot de huidige
situatie, aan de referent die zich schuldig heeft gemaakt aan diverse
vormen van relationeel geweld zouden moeten kunnen worden tegengeworpen.
Dit moet zo worden begrepen dat de bezwaren ingevolge openbare orde die
nu uitsluitend het overkomende gezinslid betreffen, in de toekomst ook
de referent zouden kunnen worden tegengeworpen. Zo kan worden voorkomen
dat een referent die zich eerder schuldig heeft gemaakt aan relationeel
geweld opnieuw een partner kan laten overkomen. 

Ook onderstreepte zij het belang van een gezamenlijke inzet bij het
bestrijden van schijnhuwelijken en schijnrelaties en het tegengaan van
gedwongen huwelijken en polygamie. Deze inzet past binnen de
niet-aflatende inzet van het kabinet om fraude en misbruik (bijvoorbeeld
schijn-familieleden die via andere lidstaten alsnog verblijf in
Nederland krijgen) tegen te gaan. Hetzelfde geldt voor het tegengaan van
gedwongen huwelijken en polygamie. 

Verder gaf de Staatssecretaris aan te hechten aan de ontwikkeling van
kernindicatoren in een beperkt aantal betrokken beleidstakken om de
resultaten van het integratiebeleid te kunnen monitoren en aldus de
vergelijkbaarheid van nationale ervaringen te vergroten en het Europese
leerproces te versterken. 

De Staatssecretaris betreurde dat een verwijzing naar de problemen die
intra-EU-

mobiliteit van EU-onderdanen met zich meebrengt, mede gelet op de
onmogelijk- 

heid van een verplichtend karakter van inburgeringvereisten voor
EU-onderdanen, 

niet is opgenomen in het Stockholm Programma. Zij riep haar collegaā€™s
op een 

open discussie te voeren over integratie van EU-burgers. Immers ook voor
wat betreft EU-burgers kunnen er belangrijke slagen worden gemaakt waar
het integratie betreft en thans is het voor lidstaten niet mogelijk
hierover ervaringen met elkaar uit te wisselen.

4.	Plenaire sessie IV: Een gemeenschappelijk beleid voor justitie na
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon 

De discussie tijdens deze sessie richtte zich op initiatieven van
lidstaten op de terreinen justitiƫle samenwerking in strafzaken en
politiƫle samenwerking (art. 76 VWEU) en nauwere samenwerking (art. 20
VEU). 

Het Voorzitterschap nodigde de Commissie uit om op korte termijn
richtlijn- voorstellen in te dienen voor door de inwerkingtreding van
het Verdrag van Lissabon vervallen voorstellen voor kaderbesluiten
(mensenhandel, procedurele rechten [vertolking en vertaling], seksueel
misbruik en kinderporno en EU-PNR) en nieuwe instrumenten voor
cybercrime, informatie aan gearresteerde personen en het Actieplan voor
de uitvoering van het Stockholm Programma. Commissaris Barrot gaf aan
dat de Commissie de vervallen voorstellen voor kaderbesluiten als
richtlijnen zal indienen.

In reactie op die inbreng van Commissaris Barrot benadrukte Minister
Hirsch Ballin 

de urgentie van een basis voor effectiever gemeenschappelijk handelen op
het 

terrein van mensenhandel. 

Verder gaf Minister Hirsch Ballin aan dat lidstaatinitiatieven met
evenveel zorg moeten worden voorbereid als initiatieven van de Commissie
en ook, net als andere lidstaten, dat die initiatieven vergezeld dienen
te gaan van een goede impact assessment. Verder sprak de Minister zijn
voorkeur uit voor de communautaire methode d.w.z. dat als regel de
Commissie wetgevingshandelingen dient te initiƫren en dat
lidstaatinitiatieven een uitzondering dienen te blijven. 

De lidstaten waren in het algemeen van oordeel dat nauwere samenwerking
(d.w.z. met minder dan 27 lidstaten) op JBZ-terrein niet uitgesloten is,
maar beperkt moet blijven tot uitzonderlijke situaties (zoals
bijvoorbeeld t.a.v. het voorstel Rome III [toepasselijk recht bij
echtscheidingen]). De meeste lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten
dat eerst alles gedaan moet worden voor een oplossing voor alle 27
lidstaten. Voorzichtigheid en zorgvuldigheid is geboden en er werd
gewaarschuwd voor verbrokkeling van het privaatrecht en twee snelheden.
Ɓls overgegaan wordt tot versterkte samenwerking, dan met een zo groot
mogelijke groep. 

Ten aanzien van de balans tussen evaluatie van de implementatie van
bestaande 

voortgang op JBZ-terrein memoreerde Minister Hirsch Ballin als opdracht
aan de 

nieuwe Commissie het voorstel tot aanvullende evaluatie en hij noemde
daarbij de 

doorlooptijden van procedures en de verschaffing van informatie aan
verdachten 

over hun rechten. Commissaris Barrot kondigde aan dat de Commissie een
nieuw 

format zal ontwikkelen voor evaluatie van de implementatie, te beginnen
met 

strafrecht. Lidstaten benadrukten het belang van evaluatie, zowel ex
ante (bij 

nieuwe instrumenten; impact assessment) als ex post (met betrekking tot
de 

implementatie van bestaand acquis). 

Toelichting: Het door de Commissie aangekondigde voorstel zal berusten
op art. 70 VEU, dat voorzien in evaluatie van de uitvoering van het
JBZ-beleid door de lidstaten in samenwerking met de Commissie. Het
Europees Parlement en de nationale parlementen worden van de inhoud en
de resultaten van deze evaluatie op de hoogte gebracht. In het Stockholm
Programma wordt, op aandringen van o.a. Nederland, de Commissie
opgeroepen hierbij ook, voorzover relevant, aandacht te besteden aan de
werking van de nationale rechtssystemen en gebruik te maken van
beproefde methoden van wederzijdse beoordeling (peer review). Daarmee
zijn de voorwaarden geschapen voor onderlinge hulpverlening van de
lidstaten bij de implementatie van Europese wet- en regelgeving op dit
terrein. 

Ten slotte benadrukte Minister Hirsch Ballin, net als vertegenwoordigers
van andere lidstaten en het Europees Parlement, het belang van het
Handvest van de Grondrechten en de toetreding van de EU tot het EVRM. 

5.	Plenaire sessie V: Een Europa voor familie- en eigendomsrechten

Tijdens deze sessie werd duidelijk dat er steun is voor instrumenten ten
aanzien van transnationale erfenissen en huwelijksvermogensrecht. 

Commissaris Barrot wees erop dat zelfs met het Verdrag van Lissabon
materieel familierecht een bevoegdheid van de lidstaten blijft. Bij het
door de Commissie ingediende voorstel inzake erfrecht gaat het
uitsluitend om aanwijzing van de bevoegde rechter en het toepasselijk
recht. Daarbij zal worden gekozen voor het principe van de laatste
gewoonlijke verblijfplaats, met een keuzerecht voor het nationale recht
voor de erflater. De meeste lidstaten, waaronder Nederland,
beantwoordden de door het Voorzitterschap gestelde vraag of het werk
inzake erfenissen moet worden gericht op facilitatie van transnationale
erfenissen ten gunste van de burger, maar zonder het materiƫle (civiel
en fiscaal) recht van de lidstaten aan te tasten positief. 

Verder werd duidelijk dat de lidstaten bereid zijn tot verbetering van
de Verordening Brussel I (Verordening 44/2001 inzake de bevoegdheid,
erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken). Ten aanzien van die verordening werd door Minister Hirsch
Ballin, net als de meeste lidstaten, aangegeven dat vervolgstappen van
de afschaffing van het exequatur (verlof tot tenuitvoerlegging van een
vonnis uit een andere lidstaat) gepaard moeten gaan met de noodzakelijke
waarborgen voor het respecteren van de rechten van het individu.  

Minister Hirsch Ballin vroeg daarnaast aandacht voor de verscheidenheid
tussen de lidstaten op het terrein van het personen- en familierecht. Zo
is er in Nederland sprake van volledige gelijkberechtiging van
huwelijkse en niet-huwelijkse relaties van mensen van verschillend en
van hetzelfde geslacht. Dat model kan niet aan andere lidstaten worden
opgelegd. Wel is van belang dat deze verbintenissen in de andere
lidstaten erkend worden, zodat de betrokken burgers geen problemen
ondervinden in of met andere lidstaten op het gebied van familierecht,
erfrecht of bestuursrecht. 

Ook heeft Minister Hirsch Ballin, aansluitend op een opmerking van het
Voorzitterschap in de algemene inleiding, de lidstaten geĆÆnformeerd
over de Nederlandse actie om HaĆÆtiaanse kinderen van wie het
adoptieproces liep, versneld naar Nederland te halen. Enkele lidstaten
zagen hierin aanleiding om op te roepen tot EU-coƶrdinatie van de hulp
aan kinderen op HaĆÆti ter plaatse of via adoptie. Commissaris Barrot
gaf aan te voelen voor een gezamenlijke aanpak en zal hiertoe UNICEF
consulteren. 

6.	Werklunch: slachtoffers

Tijdens de lunch vond een discussie plaats over de manier waarop
slachtoffers meer in het centrum van het Europese justitie-beleid kunnen
worden geplaatst. Het Voorzitterschap lichtte toe dat dit een belangrijk
accent van het Spaanse Voorzitterschap is en stond stil bij de Spaanse
ervaringen met maatregelen voor de slachtoffers van terrorisme en
huiselijk geweld. Het Voorzitterschap pleitte voor een
twee-sporenbeleid: aanpassing van het Europees wettelijk kader en
praktische verbeteringen, ook voor grensoverschrijdend slachtofferschap.


De discussie maakte duidelijk dat er brede steun is voor de verbetering
van de bescherming van slachtoffers. Enkele lidstaten spraken steun uit
voor het Spaanse initiatief voor een Europees beschermingsbevel
(European Protection Order). 

Minister Hirsch Ballin heeft het pleidooi van het Voorzitterschap en
Commissaris Barrot voor een twee-sporenbeleid ten aanzien van
slachtofferhulp gesteund. Verder heeft hij gepleit voor uitwisseling van
best practices, bijvoorbeeld inzake huiselijk geweld, en gewaarschuwd
voor een zodanige focus op bijzondere situaties zoals terrorisme dat het
alledaagse slachtofferschap, bijvoorbeeld van inbraken en berovingen,
erbij inschiet. 

Het Voorzitterschap concludeerde dat iedereen het erover eens is dat de
ondersteuning van slachtoffers moet worden versterkt en dat het huidige
juridische kader moet worden aangepast door meer nadruk te leggen op
minimum-standaarden voor de rechtspositie van slachtoffers en door
mechanismen voor juridische samenwerking te creƫren zoals een Europees
beschermingsbevel, zonder dat de nationale systemen hoeven te
veranderen.

 PAGE    

 PAGE   1