[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Bijlage

Nummer: 2010D08372, datum: 2010-02-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag informele Raad WSBVC te Barcelona op 28 en 29 januari 2010 (2010D08371)

Preview document (🔗 origineel)


Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid van 28-29 januari 2010
te Barcelona

De vergadering werd voorgezeten door de Spaanse minister voor
Werkgelegenheid, de heer Corbacho Chaves. Aanwezig waren
vertegenwoordigers van de EU Lidstaten. De Europese Commissie werd
vertegenwoordigd door Commissaris Vladimir Špidla. De Nederlandse
delegatie stond onder leiding van minister Donner.

De informele bijeenkomst van ministers stond in het teken van de nieuwe
EU2020-strategie, de opvolger van de Lissabonstrategie. Het onderwerp
werd besproken aan de hand van de drie door het voorzitterschap
aangedragen thema’s:

Uitweg crisis, behoud van werkgelegenheid en inclusieve arbeidsmarkten

Nieuwe vaardigheden en veranderingen in werkgelegenheid

Sociale zekerheid en sociale cohesie

1. Uitweg crisis, behoud van werkgelegenheid en inclusieve
arbeidsmarkten: Exit strategie

Voor wat betreft de exit strategie, ofwel de vraag hoe het crisisbeleid
uit te faseren bij het wegebben van de crisis, bestond consensus over de
noodzaak het huidige stimuleringsbeleid niet te snel terug te draaien
vanwege het risico op een hernieuwde recessie. Ministers deelden breed
de opvatting dat door het stimuleringsbeleid en het laten werken van de
automatische stabilisatoren – het laten oplopen van de uitgaven aan
sociale uitkeringen zonder compenserende besparingen – miljoenen
Europese banen behouden zijn gebleven. Commissaris Špidla, die voor de
laatste keer de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid
bijwoonde, waarschuwde dat 2010 en 2011 economisch naar verwachting
moeilijke jaren zullen worden met slechts een matig herstel en een nog
toenemende werkloosheid. Meerdere lidstaten pleitten voor een centrale
rol voor flexicurity binnen EU2020 omdat juist dit beleid erop gericht
is in een veranderende economie en arbeidsmarkt, de arbeidsparticipatie
op een hoog peil te houden. Ook werd opgemerkt dat de EU wél een
Stabiliteits- en Groeipact kent maar geen gelijkwaardige
coördinatiestructuur voor werkgelegenheidsbevordering. Meedere
delegaties pleitten ervoor om de nieuwe, met het Verdrag
geïntroduceerde sociale clausule, voortvarend te benutten.

2. Nieuwe vaardigheden en veranderingen in werkgelegenheid: Menselijk
kapitaal

De ministers toonden een brede overeenstemming over de noodzaak tot een
versterkte inzet op scholing in de EU2020-strategie, nu voor een grote
groep schoolverlaters en werklozen een langdurig verblijf buiten de
arbeidsmarkt dreigt en daarmee afname van hun menselijk kapitaal. 

Tijdens de discussie werden diverse punten aan de orde gesteld. Zo werd
het belang van intersectorale mobiliteit benadrukt en gesteld dat de
uitdaging erin ligt om mensen door te laten stromen van krimpende
sectoren naar groeisectoren. Een ander geluid was om het Lissabontarget
betreffende het aantal werknemers dat in een jaar aan bij- en
herscholing deelneemt van 12,5% per jaar, tot minstens 15% te verhogen
in de EU2020-strategie. Er werd ook gewaarschuwd om juist om het belang
van scholing voor niet-werkenden niet te overschatten en voor mensen op
een afstand van de arbeidsmarkt een job-first aanpak te prefereren boven
een train-first aanpak. Tevens werd opgeroepen te onderzoeken hoe
scholing van ouderen het best gestimuleerd kan worden. Daarnaast werd
gewezen op het belang van extra aandacht voor de scholing van etnische
minderheden, voor hun integratie in zowel maatschappij als arbeidsmarkt.
Enkele delegaties pleitten ervoor om de huidige crisis niet enkel als
een bedreiging te zien maar ook als een uitdaging om ondersteund door
adequate scholing, nieuwe werkgelegenheid te bevorderen in een duurzame,
kennisintensieve en vergrijzingsbestendige economie.

Al met al bestond ruim draagvlak om het bestaande EU-initiatief Nieuwe
Vaardigheden voor Nieuwe Banen – dat zich richt op het in kaart
brengen van de middellange termijn behoeften op de arbeidsmarkt en het
vervolgens formuleren van een beleidsagenda – een prominente plaats te
geven in de EU2020-startegie. 

3. Sociale zekerheid en sociale cohesie: Houdbare sociale voorzieningen
en externe dimensie

Op het thema houdbare sociale voorzieningen ging de aandacht uit naar de
dubbele uitdaging van het huidige, snel toenemende beroep op de sociale
zekerheid en de lange termijn uitdaging van adequate
pensioenvoorzieningen in een vergrijzende samenleving. Commisaris
Špidla riep op tot een “demografisch pact” dat zich enerzijds moet
richten op verhoging van de arbeidsparticipatie van mensen in werkzame
leeftijd en anderzijds op het heroverdenken van pensioenstelsels. Hij
memoreerde dat de Commissie nog dit jaar met een Groenboek over
pensioenen zal komen en vestigde de aandacht op een studie die het
Sociaal Beschermingscomité en het Economisch Beleidscomité zullen
verrichten over de impact van de crisis op pensioenstelsels. Tot slot
brak hij een lans voor kapitaalgedekte pensioensystemen waarbij de
financiering los staat van de in toenemende mate onder druk staande
nationale begrotingen. België, dat de tweede helft van 2010  het
Raadsvoorzitterschap van Spanje zal overnemen, gaf aan het Groenboek
pensioenen een belangrijke plaats op de agenda te zullen geven..
Delegaties wezen ook op het Europees Jaar 2010 dat in het teken staat
van armoedebestrijding en riepen in verband hiermee op om te onderzoeken
welke groepen nu geen adequate dekking vinden in sociale
zekerheidssystemen. 

Op het thema externe dimensie van de EU2020-strategie, deelden ministers
de opvatting dat de sociale waarden van de Unie in de relaties met
landen buiten de EU, actief moeten worden uitgedragen, onder meer in
ILO-verband. Dit ook vanuit het EU-belang van een faire vorm van
globalisering. Opgemerkt werd dat veel tweede wereldlanden momenteel
bezig zijn met de opbouw van een sociaal zekerheidsstelsel en dat de
Unie de in de EU opgedane kennis met deze landen kan delen. De Commissie
en de Raad werden opgeroepen om actief bij te dragen aan het werk van de
ILO en relevante ILO-verdragen spoedig te ratificeren. 

Nederland vestigde in zijn bijdrage de aandacht op de noodzaak om de
organisatie van nationale pensioensystemen her te bezien in het licht
van zowel de huidige crisis als de vergrijzing. Daarbij werd aangegeven
in verband hiermee in twee stappen de pensioenleeftijd op te trekken van
respectievelijk 65 naar 66 jaar in 2020 en naar 67 jaar in 2025. In
relatie tot de externe dimensie van de EU2020-strategie, brak Nederland
een lans voor het inzetten op een wereldwijde “Social Protection
Floor” zoals recent besproken in ILO-verband en tevens bepleit door
VN, Wereldbank, IMF en G20.