[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31768 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de aanvraag van een vergoeding op grond van de vangnetregeling

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de aanvraag van een vergoeding op grond van de vangnetregeling

Eindtekst

Nummer: 2010D09660, datum: 2008-12-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z06491:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

18 december 2008



Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en de Faillissementswet
in verband met de samenloop van de vordering op de boedel ingeval van
noodregeling, surseance van betaling en faillissement en de aanvraag van
een vergoeding op grond van de vangnetregeling



	VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op
het financieel toezicht en de Faillissementswet te wijzigen teneinde de
samenloop van de vordering op de boedel en de aanvraag van een
vergoeding op grond van de vangnetregeling in geval van een
insolventieprocedure van een kredietinstelling of beleggingsonderneming,
te regelen;

	Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

	Aan artikel 3:258 wordt een lid toegevoegd, luidende:

	3. In deze paragraaf en paragraaf 3.5.6.1A wordt verstaan onder
belegger: persoon als bedoeld in artikel 3:259, eerste lid, eerste
volzin.

B

	Artikel 3:261 wordt als volgt gewijzigd:

	1. In het eerste lid wordt de zinsnede “, alsmede de hoogte van de
voor vergoeding in aanmerking komende vorderingen van beleggers of
depositohouders” vervangen door: en de hoogte van de voor vergoeding
in aanmerking komende vorderingen van beleggers of depositohouders,
alsmede de hoogte van de vergoeding van de vorderingen.

	2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt de zinsnede “betaling van
de ingevolge deze paragraaf voor vergoeding in aanmerking komende
vorderingen” vervangen door: betaling van de vergoeding van de
ingevolge deze paragraaf daarvoor in aanmerking komende vorderingen.

	3. In het derde lid wordt de zinsnede “voorzover zij de vordering van
die belegger of depositohouder heeft voldaan” vervangen door: voor
zover zij een vergoeding als bedoeld in het eerste lid aan die belegger
of depositohouder heeft betaald.

C

	Na artikel 3:261 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3:261a

	1. De samenloop van vorderingen van beleggers op een bank,
beleggingsonderneming of financiële instelling ten aanzien waarvan een
vangnetregeling is toegepast, met aanspraken op vergoeding van de
ingevolge deze afdeling daarvoor in aanmerking komende vorderingen,
leidt er niet toe dat de Nederlandsche Bank en de boedel,
beleggingsonderneming of financiële instelling hoofdelijk zijn
verbonden.

	2. De samenloop van vorderingen van depositohouders op een bank ten
aanzien waarvan een vangnetregeling is toegepast, met aanspraken op
vergoeding van de ingevolge deze afdeling daarvoor in aanmerking komende
vorderingen, leidt er niet toe dat de Nederlandsche Bank en de boedel of
de bank hoofdelijk zijn verbonden.

D

	Na artikel 3:265 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3.5.6.1A

Uitvoering van de vangnetregeling in de noodregeling

Artikel 3:265a

	De bewindvoerders stellen de Nederlandsche Bank zo spoedig mogelijk na
het uitspreken van de noodregeling, bedoeld in Afdeling 3.5.5, in kennis
van aan hen bekende

	a. beleggers;

	b. depositohouders;

	c. vorderingen van de personen, bedoeld in de onderdelen a en b, op de
financiële onderneming; en

	d. vorderingen van de financiële onderneming op de personen, bedoeld
in de onderdelen a en b.

Artikel 3:265b

	1. Zodra de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding van een
vordering overeenkomstig artikel 3:261, eerste lid, heeft vastgesteld,
deelt zij die en de berekening daarvan mee aan de bewindvoerders.

	2. Indien de Nederlandsche Bank van oordeel is dat de vordering niet
voor vergoeding in aanmerking komt, deelt zij dat mee aan de
bewindvoerders.

	3. De bewindvoerders brengen het aan hen ingevolge het eerste lid
medegedeelde bedrag in mindering op het bedrag van de na verrekening
geresteerde of te resteren vordering van de belegger of depositohouder
op de financiële onderneming.

Artikel 3:265c

	1. Indien de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding van een
vordering nog niet ingevolge artikel 3:265b, eerste lid, aan de
bewindvoerders heeft medegedeeld op het tijdstip waarop de
bewindvoerders tot uitkering van vorderingen overgaan, keren de
bewindvoerders het bedrag aan de desbetreffende belegger of
depositohouder uit dat zij zouden hebben uitgekeerd in het geval waarin
de Nederlandsche Bank de hoogte van de vergoeding zou hebben vastgesteld
op het bedrag waarop de belegger of depositohouder aanspraak maakt.

	2. De bewindvoerders doen geen uitkering op het gedeelte van de na
verrekening resterende vordering dat resteert na de uitkering ingevolge
het eerste lid dan nadat de Nederlandsche Bank de overeenkomstig artikel
3:261, eerste lid, vastgestelde hoogte van de voor vergoeding in
aanmerking komende vordering aan de bewindvoerders heeft medegedeeld.

	3. Indien de bewindvoerders tot een tussentijdse uitkering overgaan,
reserveren zij een bedrag met betrekking tot elke na verrekening
geresteerde of te resteren vordering waarop ingevolge het tweede lid nog
geen uitkering is gedaan.

	4. De hoogte van het bedrag, bedoeld in het derde lid, wordt gevormd
door een percentage van de na verrekening geresteerde of te resteren
vordering waarop ingevolge het tweede lid nog geen uitkering is gedaan,
welk percentage gelijk is aan het percentage dat is uitgekeerd op de
andere vorderingen met dezelfde rang die wel zijn voldaan.

E

	In artikel 3:266, eerste lid, aanhef, wordt de zinsnede “Paragraaf
3.5.6.1 is van overeenkomstige toepassing op” vervangen door: . De
paragrafen 3.5.6.1 en 3.5.6.1A  zijn van overeenkomstige toepassing op.

F

	In artikel 3:267, eerste en tweede lid, wordt “paragraaf 3.5.6.1”
telkens vervangen door: de paragrafen 3.5.6.1 en 3.5.6.1A.

ARTIKEL II

	De Faillissementswet wordt als volgt gewijzigd:

A

	Artikel 212m, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

	1. Aan het slot van onderdeel d vervalt “en”.

	2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door “;
en”, wordt na dat onderdeel een onderdeel toegevoegd, luidende:

	f. indien de uitvoering van de vangnetregeling is aangevangen onder de
noodregeling, wordt deze tijdens het faillissement voortgezet op de voet
van afdeling 3.5.6 van de Wet op het financieel toezicht.

B

	Na artikel 212m wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 212ma

	Indien een kredietinstelling in staat van faillissement wordt verklaard
zonder dat artikel 212m, eerste of derde lid, tot toepassing is gekomen,
is afdeling 3.5.6 van de Wet op het financieel toezicht van
overeenkomstige toepassing.

C

	Na artikel 249 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 249a

	Indien de faillietverklaring van een beleggingsonderneming als bedoeld
in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, van een
financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling als
bedoeld in artikel 3:110 van die wet heeft, of van een persoon die een
vergunning heeft ingevolge artikel 3:4, eerste lid van die wet, wordt
uitgesproken ingevolge een bepaling van deze titel of binnen een maand
na het einde van een surseance van betaling die aan een dergelijke
onderneming is verleend, wordt de uitvoering van de vangnetregeling die
werd uitgevoerd tijdens de surseance van betaling voortgezet tijdens het
faillissement op de voet van afdeling 3.5.6 van die wet.

D

	Na artikel 281g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 281h

	Afdeling 3.5.6 van de Wet op het financieel toezicht is van
overeenkomstige toepassing op een surseance van betaling die wordt
verleend aan een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 1:1 van
die wet of een financiële instelling die een verklaring van
ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 3:110 van die wet heeft.

ARTIKEL III

	Op de afhandeling van een noodregeling, surseance van betaling of
faillietverklaring die is vastgesteld, verleend onderscheidenlijk
uitgesproken voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft
het vóór dat tijdstip geldende recht van toepassing.

ARTIKEL IV

	Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie,

 PAGE    

 PAGE   5