[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31814 Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes

Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes

Eindtekst

Nummer: 2010D09947, datum: 2009-09-24, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Onderdeel van zaak 2008Z09610:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


De Tweede Kamer der Staten- PRIVATE  

Generaal zendt bijgaand door

haar aangenomen wetsvoorstel

aan de Eerste Kamer.

De Voorzitter,

24 september 2009



Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot
het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes



	GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET



	Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

	Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

	Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het, in het bijzonder met het
oog op de naleving van de bepalingen gericht op preventie van
dierziekten, het vervoeren en het doden van levend vee, wenselijk is dat
bij overtreding van bepalingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren bestuurlijke boetes opgelegd kunnen worden;

	Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

	De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt gewijzigd als volgt:

A

	Na Hoofdstuk X wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK XA BESTUURLIJKE BOETES

AFDELING 1 BEVOEGDHEDEN

Artikel 120a

	1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

	a. overtreding: gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of
krachtens de artikelen 3, eerste lid, onderdelen b tot en met e, i en j,
4, 6, voor zover deze gedragingen in strijd zijn met de voorschriften
met betrekking tot markten of andere verzamelplaatsen van dieren,
slachterijen of het ontsmetten van vervoermiddelen, 7, 10, 11, eerste
lid, onderdeel a, 12, 13, eerste lid, 17, 18, 44, eerste, achtste en
negende lid, 59, 59a, 59b, 77, 78, 80, 96, 98, eerste, tweede, vierde en
vijfde lid, en 99, eerste lid;

	b. overtreder: degene die een overtreding pleegt of mede pleegt;

	c. bestuurlijke boete: bestraffende sanctie, inhoudende een
onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom;

	d. dwangbevel: schriftelijk bevel dat ertoe strekt de betaling van een
geldsom af te dwingen, voor zover de verplichting tot betaling van de
geldsom uitsluitend voortvloeit uit het bepaalde in dit hoofdstuk.

	2. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op
gedragingen die in strijd zijn met het bepaalde bij of krachtens de in
het eerste lid, onderdeel a, genoemde artikelen voor zover deze
betrekking hebben op producten of dieren anders dan vee of pluimvee.

	3. Indien een overtreding is gepleegd door een rechtspersoon, een
vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid of een maatschap, wordt onder
overtreder mede verstaan: degene die tot de overtreding opdracht heeft
gegeven of daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.

Artikel 120b

	1. Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.

	2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot
de hoogte van de boete die wegens een overtreding kan worden opgelegd.

	3. Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd indien de overtreder is
overleden. Een op het tijdstip van overlijden niet onherroepelijke of
nog niet betaalde boete vervalt.

Artikel 120c

	Mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete van meer dan €
340 wordt niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of
proces-verbaal heeft opgemaakt.

Artikel 120d

	Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd voor zover de overtreding niet
aan de overtreder kan worden verweten.

Artikel 120e

	1. Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd indien aan de overtreder
wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is
opgelegd.

	2. De ter zake van deze wet en de daarop berustende bepalingen gestelde
overtredingen gelden ten opzichte van elk persoon, met of ten aanzien
van wie de overtreding is begaan, en met betrekking tot elke dag in de
loop waarvan deze overtreding is begaan.

Artikel 120f

	Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd indien tegen de overtreder
wegens dezelfde overtreding:

	a. een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting
is begonnen, of

	b. het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 74 of
74c van het Wetboek van Strafrecht dan wel ingevolge artikel 37 van de
Wet op de economische delicten.

Artikel 120g

	1. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder
zij is begaan daartoe aanleiding geven, wordt zij aan het openbaar
ministerie voorgelegd.

	2. Voor een overtreding als bedoeld in het eerste lid kan Onze Minister
slechts een bestuurlijke boete opleggen indien:

	a. het openbaar ministerie heeft medegedeeld van strafvervolging tegen
de overtreder af te zien, of

	b. sedert het voorleggen ervan dertien weken zijn verstreken en geen
reactie van het openbaar ministerie is ontvangen.

	3. Indien ter zake van een overtreding aan de overtreder een
bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een mededeling als bedoeld in
artikel 120m, tweede lid, onderdeel a, is verzonden, heeft dit dezelfde
rechtsgevolgen als een kennisgeving van niet verdere vervolging als
bedoeld in artikel 246, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 120h

	1. De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt:

	a. na verloop van twee jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden,
ingeval van een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete van ten
hoogste €340 kan worden opgelegd, of

	b. na verloop van vijf jaren nadat de overtreding heeft plaatsgevonden,
ingeval van een overtreding waarvoor een boete van meer dan €340 kan
worden opgelegd.

	2. Indien tegen de bestuurlijke boete bezwaar wordt gemaakt of beroep
wordt ingesteld, wordt de vervaltermijn opgeschort tot onherroepelijk op
het bezwaar of beroep is beslist.

AFDELING 2 HOOGTE BESTUURLIJKE BOETE

Artikel 120i

	Onze Minister stemt de hoogte van de bestuurlijke boete af op de ernst
van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden
verweten. Hij houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden
waaronder de overtreding is gepleegd.

Artikel 120j

	De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is bepaald
voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het
Wetboek van Strafrecht, per overtreding begaan door een natuurlijke
persoon, en ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de zesde
categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van
Strafrecht per overtreding, begaan door een rechtspersoon of een
vennootschap.

AFDELING 3 DE PROCEDURE

Artikel 120k

	1. Onze Minister en de met het toezicht belaste ambtenaren, bedoeld in
artikel 114, eerste lid, kunnen van de overtreding een rapport opmaken.

	2. Het rapport is gedagtekend en vermeldt:

	a. de naam van de overtreder;

	b. de overtreding alsmede het overtreden voorschrift, en

	c. zo nodig een aanduiding van de plaats waar en het tijdstip waarop de
overtreding is geconstateerd.

	3. Een afschrift van het rapport wordt uiterlijk bij de bekendmaking
van de beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete aan de
overtreder toegezonden of uitgereikt.

	4. Indien van de overtreding een proces-verbaal als bedoeld in artikel
152 van het Wetboek van Strafvordering is opgemaakt, treedt dit voor de
toepassing van deze afdeling in de plaats van het rapport.

	5. Indien geen rapport of proces-verbaal is opgemaakt, wordt een
bestuurlijke boete van ten hoogste € 340 opgelegd.

Artikel 120l

	1. Onze Minister stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de
gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het
voornemen daartoe, berust, in te zien en daarvan afschriften te
vervaardigen.

	2. Voor zover blijkt dat de verdediging van de overtreder dit
redelijkerwijs vergt, draagt Onze Minister er zoveel mogelijk zorg voor
dat deze gegevens aan de overtreder worden medegedeeld in een voor deze
begrijpelijke taal.

Artikel 120m

	1. Indien de overtreder in de gelegenheid wordt gesteld over het
voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete zijn zienswijze
naar voren te brengen:

	a. wordt het rapport reeds bij de uitnodiging daartoe aan de overtreder
toegezonden of uitgereikt, en

	b. zorgt Onze Minister voor bijstand door een tolk, indien blijkt dat
de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt.

	2. Indien Onze Minister nadat de overtreder zijn zienswijze naar voren
heeft gebracht, beslist dat:

	a. voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd, of

	b. de overtreding alsnog aan de officier van justitie zal worden
voorgelegd, wordt dit schriftelijk aan de overtreder medegedeeld.

	3. In afwijking van afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht
wordt de overtreder steeds in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze
naar voren te brengen indien de voorgenomen bestuurlijke boete meer dan
€ 340 bedraagt.

Artikel 120n

	1. Degene die wordt verhoord met het oog op het opleggen van een
bestuurlijke boete, is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen
omtrent de overtreding af te leggen.

	2. De betrokkene wordt hierop gewezen alvorens hem mondeling wordt
gevraagd verklaringen af te leggen, en in ieder geval wanneer hij in de
gelegenheid wordt gesteld over het voornemen tot oplegging van de
bestuurlijke boete zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 120o

	1. Indien van de overtreding een rapport is opgemaakt, beslist Onze
Minister omtrent het opleggen van de bestuurlijke boete binnen dertien
weken na de dagtekening van het rapport.

	2. De beslistermijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de
gedraging aan het openbaar ministerie is voorgelegd, tot de dag waarop
Onze Minister weer bevoegd wordt een bestuurlijke boete op te leggen.

Artikel 120p

	De beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete vermeldt:

	a. de naam van de overtreder;

	b. de overtreding, alsmede het overtreden voorschrift;

	c. het bedrag van de boete, en

	d. de termijn waarbinnen de betaling moet plaatsvinden.

AFDELING 4 BETALING

Artikel 120q

	1. De betaling van de bestuurlijke boete geschiedt binnen zes weken
nadat de beschikking, bedoeld in artikel 120p, op de voorgeschreven
wijze is bekendgemaakt, tenzij de beschikking een later tijdstip
vermeldt.

	2. De betaling geschiedt door bijschrijving op de daartoe door Onze
Minister bestemde bankrekening.

	3. Als tijdstip van betaling geldt de datum van bijschrijving op de
bankrekening, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 120r

	1. Onze Minister kan de persoon aan wie een bestuurlijke boete is
opgelegd uitstel van betaling verlenen.

	2. Gedurende het uitstel kan Onze Minister niet aanmanen als bedoeld in
artikel 120t of invorderen als bedoeld in artikel 120u.

	3. De beschikking tot uitstel van betaling vermeldt de termijn waarvoor
het uitstel geldt.

	4. Onze Minister kan aan de beschikking tot uitstel van betaling
voorschriften verbinden.

	5. Onze Minister kan de beschikking tot uitstel van betaling intrekken:

	a. indien de voorschriften, bedoeld in het vierde lid, niet zijn
nageleefd, of

	b. voor zover veranderde omstandigheden zich tegen voortduring van het
uitstel verzetten.

Artikel 120s

	1. De persoon aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd, is in verzuim
indien hij niet binnen de voorgeschreven termijn heeft betaald.

	2. Het verzuim heeft de verschuldigdheid van wettelijke rente tot
gevolg overeenkomstig de artikelen 119, eerste en tweede lid, en 120,
eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

	3. Onze Minister stelt het bedrag van de verschuldigde rente vast.

Artikel 120t

	1. Onze Minister maant de persoon aan wie een bestuurlijke boete is
opgelegd en die in verzuim is schriftelijk aan tot betaling binnen twee
weken gerekend vanaf de dag volgend op de dag waarop de aanmaning is
verzonden.

	2. De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling deze kan worden
afgedwongen door op kosten van de persoon aan wie de bestuurlijke boete
is opgelegd uit te voeren invorderingsmaatregelen.

	3. Onze Minister kan voor de aanmaning een vergoeding in rekening
brengen. De vergoeding bedraagt € 6 indien de schuld minder dan
€ 454 bedraagt en € 14 indien de schuld € 454 of meer bedraagt.

	4. Indien een vergoeding als bedoeld in het derde lid in rekening wordt
gebracht, vermeldt de aanmaning het desbetreffende bedrag.

Artikel 120u

	1. Bij gebreke van volledige betaling binnen de gestelde termijn kan
Onze Minister de verschuldigde bestuurlijke boete invorderen bij
dwangbevel.

	2. Een dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing
van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ten
uitvoer kan worden gelegd.

	3. De uitvaardiging en betekening van een dwangbevel geschieden op
kosten van degene tegen wie het is uitgevaardigd. De kosten zijn ook
verschuldigd indien het dwangbevel door betaling van verschuldigde
bedragen niet of niet volledig ten uitvoer is gelegd. De kosten die Onze
Minister in rekening kan brengen voor het uitvaardigen van het
dwangbevel bedragen ten hoogste een bedrag dat is berekend met
toepassing van artikel 3, eerste lid, van de Kostenwet invordering
rijksbelastingen.

	4. Bij het dwangbevel kunnen tevens de aanmaningsvergoeding, de
wettelijke rente en de kosten van het dwangbevel in rekening worden
gebracht.

	5. Het dwangbevel vermeldt in ieder geval:

	a. aan het hoofd het woord “dwangbevel”;

	b. het bedrag van de invorderbare hoofdsom;

	c. de beschikking, bedoeld in artikel 120p;

	d. de kosten van het dwangbevel, en

	e. dat het op kosten van de schuldenaar ten uitvoer kan worden gelegd.

	6. Het dwangbevel vermeldt, indien van toepassing:

	a. het bedrag van de aanmaningsvergoeding, en

	b. de ingangsdatum van de wettelijke rente.

Artikel 120v

	Artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op
de aanmaning, bedoeld in artikel 120t, en het dwangbevel, bedoeld in
artikel 120u.

Artikel 120w

	1. De bekendmaking van een dwangbevel geschiedt door middel van de
betekening van een exploot als bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering. De artikelen 3:41 tot en met 3:45 van de Algemene wet
bestuursrecht zijn niet van toepassing.

	2. Het exploot vermeldt in ieder geval de rechtbank waarbij tegen het
dwangbevel en de tenuitvoerlegging ervan overeenkomstig de artikelen 438
en 438a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden
opgekomen.

Artikel 120x

	Indien artikel I, onderdeel E, van het bij koninklijke boodschap van 22
juli 2004 ingediende voorstel van wet houdende Aanvulling van de
Algemene wet bestuursrecht, Kamerstukken II 2006/07, 29702, nr. 2, nadat
het tot wet is verheven, in werking treedt, vervallen:

	a. de artikelen 120a, eerste lid, onderdeel d, 120q tot en met 120t,
120v en 120w, en

	b. het tweede tot en met het zesde lid alsmede de aanduiding “1”
voor het eerste lid van artikel 120u.

Artikel 120y

	Indien artikel I, onderdeel F, van het bij koninklijke boodschap van 22
juli 2004 ingediende voorstel van wet houdende Aanvulling van de
Algemene wet bestuursrecht, Kamerstukken II 2006/07, 29702, nr. 2, nadat
het tot wet is verheven, in werking treedt, vervalt artikel 120n.

Artikel 120z

	Indien artikel I, onderdeel I, van het bij koninklijke boodschap van 22
juli 2004 ingediende voorstel van wet houdende Aanvulling van de
Algemene wet bestuursrecht, Kamerstukken II 2006/07, 29702, nr. 2, nadat
het tot wet is verheven, in werking treedt:

	a. vervallen de artikelen 120a, eerste lid, onderdeel c, 120b, derde
lid, 120d, 120e, 120f, 120h, 120i, 120k tot en met 120m, 120o en 120p,
en

	b. komt artikel 120g als volgt te luiden:

Artikel 120g

	1. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder
zij is begaan daartoe aanleiding geven, wordt zij aan het openbaar
ministerie voorgelegd.

	2. Indien ter zake van een overtreding aan de overtreder een
bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een mededeling als bedoeld in
artikel 5.4.2.3, tweede lid, onderdeel a, van de Algemene wet
bestuursrecht is verzonden, heeft dit dezelfde rechtsgevolgen als een
kennisgeving van niet verdere vervolging als bedoeld in artikel 246,
eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 120aa

	Indien het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende
voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het
Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2002/03, 28746, nr. 2), nadat het
tot wet is verheven, in werking treedt, wordt in de artikelen 120a,
derde lid, en 120j het zinsdeel “een rechtspersoon, een vennootschap
zonder rechtspersoonlijkheid of een maatschap” vervangen door: een
rechtspersoon of vennootschap.

B

	Artikel 109 komt als volgt te luiden:

Artikel 109

	1. Tegen een op grond van deze wet genomen besluit, met uitzondering
van een besluit als bedoeld in artikel 120b, eerste lid, kan een
belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het
bedrijfsleven.

	2. In afwijking van het eerste lid staat tegen een op grond van
hoofdstuk VIIa genomen besluit voor een belanghebbende beroep open
overeenkomstig hoofdstuk 20 van de Wet milieubeheer.

	3. In afwijking van artikel 8:7 van de Algemene wet bestuursrecht is
voor beroepen tegen besluiten als bedoeld in artikel 120b, eerste lid,
de rechtbank te Rotterdam bevoegd.

ARTIKEL II

	In de bijlage van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt
na onderdeel 18 het volgende onderdeel ingevoegd:

	19. Artikel 120b, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren.

ARTIKEL III

	Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende
voorstel van wet houdende Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht,
Kamerstukken II 2006/07, 29 702, nr. 2, tot wet is of wordt verheven, en
artikel I, onderdeel E, van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan artikel I, onderdeel A, wordt artikel I, onderdeel A, als
volgt gewijzigd:

A

	De artikelen 120a, eerste lid, onderdeel d, 120q tot en met 120t, 120v,
120w en 120x vervallen.

B

	Het tweede tot en met het zesde lid alsmede de aanduiding “1” voor
het eerste lid van artikel 120u vervallen.

ARTIKEL IV

	Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende
voorstel van wet houdende Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht,
Kamerstukken II 2006/07, 29 702, nr. 2, tot wet is of wordt verheven, en
artikel I, onderdeel F, van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan artikel I, onderdeel A, vervallen in artikel I, onderdeel A,
de artikelen 120n en 120y.

ARTIKEL V

	Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende
voorstel van wet houdende Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht,
Kamerstukken II 2006/07, 29 702, nr. 2, tot wet is of wordt verheven, en
artikel I, onderdeel I, van die wet eerder in werking is getreden of
treedt dan artikel I, onderdeel A, wordt artikel I, onderdeel A, als
volgt gewijzigd:

A

	De artikelen 120a, eerste lid, onderdeel c, 120b, derde lid, 120d,
120e, 120f, 120h, 120i, 120k tot en met 120m, 120o, 120p en 120z
vervallen.

B

	Artikel 120g wordt als volgt gewijzigd:

	1. Het tweede lid vervalt.

	2. Het derde lid wordt vernummerd tot het tweede lid.

	3. In het tweede lid (nieuw) wordt het zinsdeel “120m, tweede lid,
onderdeel a” vervangen door: artikel 5.4.2.3, tweede lid, onderdeel a,
van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL VI

	Indien het bij koninklijke boodschap van 24 december 2002 ingediende
voorstel van wet tot vaststelling van titel 7.13 (vennootschap) van het
Burgerlijk Wetboek (Kamerstukken II 2002/03, 28 746, nr. 2), eerder in
werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel A, wordt artikel
I, onderdeel A, als volgt gewijzigd:

A

	In de artikelen 120a, derde lid, en 120j wordt het zinsdeel “een
rechtspersoon, een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid of een
maatschap” vervangen door: een rechtspersoon of vennootschap.

B

	Artikel 120aa vervalt.

ARTIKEL VIa

	De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

	1. In artikel 1, onder 1°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, na de artikelen 17 tot en met
21, 25, 26, 29, 30, 31b, ingevoegd: 

44.

	2. In artikel 1, onder 2°, wordt in de zinsnede met betrekking tot de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, na de artikelen 3 tot en met 13
ingevoegd: 

59, 59a, 59b, eerste en tweede lid

	3. In artikel 1, onder 4°, met betrekking tot de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren, komen de artikelen 44, 59, 59a en 59b, eerste
en tweede lid, te vervallen.

ARTIKEL VIb

	Artikel 90 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als
volgt gewijzigd: 

	1. Het opschrift van artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90. Bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete.

	2. Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

	3. In het eerste lid wordt na “ter zake van een overtreding van” 

ingevoegd: 	het bepaalde bij of krachtens.

	4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

	2. Onze Minister stelt regels ter uitvoering van het eerste lid.

ARTIKEL VII

	De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk
besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van artikel VIb dat in
werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1
juli 2009.

	Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en
dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 

 PAGE    

 PAGE   10