Geannoteerde agenda Milieuraad 15 maart a.s.
Bijlage
Nummer: 2010D11362, datum: 2010-03-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.C. Huizinga-Heringa, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Bijlage bij: Geannoteerde agenda van de Milieuraad op 15 maart 2010 en overzicht Europese wetgevingsinitiatieven (2010D11361)
Preview document (🔗 origineel)
Geannoteerde agenda Milieuraad 15 maart 2010 CO2 uitstoot bestelauto’s De Raad zal een beleidsdebat voeren over het Commissievoorstel voor een verordening tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken. De rechtsbasis wordt gevormd door artikel 192 VWEU (voorheen artikel 175 VEG). Besluitvorming in de Raad vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid en de co-decisie procedure met het Europees Parlement wordt gevolgd. Dit voorstel is een vervolg op het voorstel tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's (verordening 443/2009) dat in april 2009 in werking is getreden. De systematiek in deze verordening wordt op overeenkomstige wijze toegepast op bestelauto’s. Aan fabrikanten wordt de eis gesteld dat de gemiddelde CO2 uitstoot van nieuwe bestelauto’s niet hoger is dan 175 g/km. Deze eis treedt tussen 2014 en 2016 gefaseerd in werking. Voor 2020 stelt het voorstel als lange termijn doel een norm voor van 135 g/km, afhankelijk van de uitkomst van een herziening in 2013. Het voorstel bevat, naast diverse stimulansen voor autofabrikanten, ook een boeteregeling voor autofabrikanten bij overschrijding van de norm. Het voorstel is enkele keren besproken in de Raadswerkgroep Milieu. De discussie concentreert zich rond de doelstelling voor 2014-2016, het lange termijn doel voor 2020 en ook de werkingssfeer. Het Europees Parlement heeft een rapporteur aangewezen (Martin Callanan/ECR). Volgens het voorlopige tijdschema stemt de Milieucommissie op 22 juni 2010, en de plenaire vergadering is op 6 september 2010. Nederland verwelkomt een Europese norm voor de CO2 uitstoot door bestelwagens, maar betreurt de afzwakking van het korte termijndoel ten opzichte van de eerder door de Commissie uitgesproken intentie om de norm van 175 g. CO2/km in 2012 te laten ingaan. Nederland is verheugd over de toevoeging van het ambitieuze 2020-doel. Nederland zal pleiten voor een strengere korte termijnnorm, die nodig is voor het halen van de klimaatdoelen (zowel nationaal als internationaal) en die meer in lijn is met de mededeling van de Commissie uit februari 2007 (“Resultaten van de herziening van de communautaire strategie om de CO2-uitstoot van door personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen verminderen”). Ook zal Nederland zich inzetten voor het behoud van een ambitieus 2020-doel. De standpunten van de diverse lidstaten inzake het Commissievoorstel lopen uiteen. Gemiddeld genomen wordt het voorstel gesteund door de landen die èn een scherpe doelstelling hebben onder het Inspanningsverdelingsbesluit (406/2009/EC) èn zelf geen of uitsluitend kleine fabrieken van bestelauto’s huisvesten, terwijl een aantal andere lidstaten, waaronder lidstaten met veel auto industrie, een minder ambitieuze invulling van het voorstel voorstaan. Bodem Op de (voorlopige) agenda van de Milieuraad staat een mogelijk politiek akkoord over het voorstel van de Europese Commissie voor een kaderrichtlijn bodem. Dit voorstel is op 22 september 2006 uitgebracht. Het voorstel is gebaseerd op artikel 192 VWEU (voorheen artikel 175, eerste lid, EG-Verdrag). De Raad zal met gekwalificeerde meerderheid stemmen. Het EP heeft medebeslissingsbevoegdheid. Op het moment van schrijven is er onvoldoende steun voor het voorstel in de Raad. Het is daarom onduidelijk of het voorzitterschap het agendapunt zal handhaven en, zo ja, in welke vorm. Tijdens de Milieuraad van december 2007, onder Portugees voorzitterschap, is het voorstel door de Raad verworpen. Nederland vormde destijds deel van een blokkerende meerderheid samen met een aantal grote lidstaten. Aan het einde van het Tsjechische voorzitterschap is het voorstel opnieuw geagendeerd in de Milieuraad van juni 2009, ditmaal in de vorm van een voortgangsrapportage. Onder Spaans voorzitterschap heeft de Raadswerkgroep Milieu zich tweemaal (in januari en februari) gebogen over een nieuwe tekst. Deze komt in grote hoofdlijnen overeen met de tekst die aan het einde van het Portugese voorzitterschap (eind 2007) voorlag in de Milieuraad. De standpunten van de oorspronkelijke blokkerende minderheid zijn vooralsnog niet gewijzigd. Nederland blijft bij het standpunt tegen een kaderrichtlijn Bodem te zijn om redenen van proportionaliteit: andere instrumenten (een strategie of actieplan) zijn geschikter voor deze problematiek. Een tweetal lidstaten heeft zich bij dit standpunt aangesloten, anderen hebben inhoudelijke bezwaren en zien graag dat een aantal aanpassingen die onder het Tsjechische voorzitterschap tot stand kwamen terugkeert in de tekst die nu voorligt. Wanneer het voorstel op de agenda blijft staan zal Nederland nogmaals haar positie benadrukken. Nederland onderschrijft het doel om op Europees niveau een betere bodembescherming te waarborgen, maar vindt een richtlijn hiervoor een ongeschikt middel. Andere instrumenten zouden beter passen bij het doel, en om deze reden beschouwt Nederland het voorstel tot een richtlijn als niet proportioneel. Klimaatverandering Het Spaans voorzitterschap heeft op de agenda van de Milieuraad een beleidsdebat geagendeerd t.a.v. klimaatverandering waarbij Raadsconclusies zullen voorliggen. In de concept Raadsconclusies wordt de uitkomst van Kopenhagen geëvalueerd en wordt vooruitgekeken naar de onderhandelingsinzet van de EU in 2010. Uw Kamer is eerder geïnformeerd over de uitkomsten van Kopenhagen d.m.v. de kabinetsbrief ‘uitgebreid verslag van de klimaatconferentie in Kopenhagen, 7-19 december 2009’ (Kamerstuk 31793, nr. 33, d.d. 9 februari 2010). De Raadsconclusies verwelkomen de uitkomst van het Kopenhagen-akkoord als een basis voor onmiddellijke actie en voor verdere onderhandelingen richting een juridisch bindend instrument voor de periode na 2012. Zij roepen ook op tot meer ambitie in de aanloop naar de conferentie in Cancun, Mexico (Conference of Parties 16). Ze bevestigen de lange termijn mondiale mitigatiedoelstelling van 50% in 2050 en het voorwaardelijke EU-doel van 30% in 2020. Het belang van fast start financiering voor onmiddellijke actie wordt onderstreept, de EU bijdrage hierin herhaald en er wordt ingegaan op de internationale financiële architectuur. De EU benadrukt met deze Raadsconclusies ook het belang van de koolstofmarkt en andere marktgerelateerde kosteneffectieve mechanismen, van Measurement, Reporting and Verification (MRV) en van onmiddellijke ontwikkeling van het REDD+ en technologiemechanisme. De Nederlandse inzet is dat de Milieuraad een krachtige boodschap laat horen, die in lijn is met de positionering van de EU als voorloper en bruggenbouwer met constructieve voorstellen. De besluitvorming in deze eerste raden na Kopenhagen moet duidelijk maken dat de EU haar leiderschapsrol in de klimaatonderhandelingen ook na Kopenhagen zal voortzetten. Nederland zet in op Raadsconclusies die hieraan bijdragen met onder andere een ambitieuze conclusie t.a.v. fast start financiering, herhaling van de EU lange termijn emissiereductiedoelstelling van 80-95%, een conclusie over marktmechanismen en meer duidelijkheid over MRV. Biodiversiteit De Raad wordt gevraagd in te stemmen met concept-Raadsconclusies inzake Biodiversiteit. De Raadsconclusies betreffen enerzijds de inzet van de EU voor de mondiale biodiversiteit, als basis voor de EU-opstelling tijdens de 10e Conferentie van partijen bij de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD) in oktober 2010 in Japan en de EU positie inzake de onderhandelingen over Access and Benefit Sharing. Anderzijds betreft het conclusies over de Commissiemededeling “Opties voor een EU visie en doelstelling voor biodiversiteit na 2010”, welke op 19 januari is uitgebracht. De Raadsconclusies zijn een aanvulling en aanscherping van de Raadsconclusies die op 22 december 2009 door de Milieuraad zijn aangenomen. Mondiale prioriteiten voor de EU zijn onder andere de totstandkoming van een nieuw Strategisch Plan voor de CBD met concrete en realistische doelen, afronding van de onderhandelingen over een internationaal regiem voor toegang tot en de eerlijke verdeling van genetische bronnen, en de versterking van financiële instrumenten voor een duurzaam beheer van biodiversiteit en ecosystemen. De Raadsconclusies spreken voorts steun uit voor de inzet zoals verwoord in de Commissiemededeling, met name de formulering van een 2020-hoofddoelstelling. Op dit punt wordt voorgesteld de meest ambitieuze optie te steunen die de Commissie heeft geformuleerd, namelijk stopzetting van het verlies aan biodiversiteit en ecosysteemdiensten binnen de EU in 2020, en herstel ervan voor zover mogelijk, alsmede versterking van de EU-bijdrage aan het tegengaan van het mondiale verlies aan biodiversiteit. Vervolgens wordt in de Raadsconclusies benadrukt dat de doelen in haar uitwerking haalbaar en meetbaar moeten zijn. Een ander belangrijk punt uit de Commissiemededeling, namelijk de ontwikkeling van beleid voor “groene infrastructuren” wordt eveneens in de Raadsconclusies genoemd. Nederland blijft voorstander van een stevige internationale ambitie van de EU voor biodiversiteit, mede in relatie tot de Millenium Development Goals, waarin de inzet van de EU binnen de eigen grenzen (op regionaal, nationaal en EU-niveau) én mondiaal in samenhang wordt uitgewerkt. Dit sluit aan bij de ambities van Nederland zoals deze zijn vastgelegd in het meest recente beleidsdocument ter zake, het Beleidsprogramma Biodiversiteit. Voor Nederland is het van belang dat de hoge ambitie in de praktijk kan worden gerealiseerd. Nederland zet zich daarom in voor beleid dat haalbaar, betaalbaar en realistisch is, en waarvan de uitvoering flexibel kan worden opgepakt. EU 2020 strategie Tijdens de Milieuraad zal de Commissie haar mededeling inzake de EU 2020 strategie presenteren, de opvolger van de Lissabon strategie. De Raad zal in dit kader ook standpunten uitwisselen. Er zijn geen Raadsconclusies voorzien. De mededeling zal ook worden besproken in diverse andere vakraden. De Voorjaarsraad van 25 en 26 maart 2010 zal besluiten nemen over de grote lijnen van de EU 2020 als de nieuwe strategie voor groei en banen. De inhoud van de Commissiemededeling inzake de EU2020 strategie is op het moment van dit schrijven nog niet bekend. Naar verwachting zal de mededeling worden uitgebracht tussen 24 februari en 3 maart 2010. De Commissie is in november vorig jaar een consultatie gestart over de EU 2020. De Commissie stelt voor dat de nieuwe strategie moet voortbouwen op de successen van de huidige Lissabon strategie, waarbij de focus op groei en banen behouden moet blijven. De strategie moet een duurzaam antwoord geven op de financiële crisis. In het consultatiedocument stelt de Commissie verder een strategie voor die transformatie van de economie van de EU naar een slimmere en groenere economie beoogt, waarbij onder andere innovatie en duurzamer gebruik van natuurlijke hulpbronnen van belang zijn. Nederland is voorstander van een krachtige en doelmatige EU 2020 strategie. De kabinetsreactie op de consultatie van de Commissie stelt dat de EU 2020 strategie een klein aantal strategisch gekozen doelstellingen moet hebben. Nederland is het met de Commissie eens dat duurzaamheid een centraal onderdeel moet zijn van de EU 2020 strategie. Klimaatverandering, de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, het verlies aan biodiversiteit en energieschaarste maken een overgang naar een eco-efficiënte economie noodzakelijk. De groene economie kan Europa veel kansen bieden als het gaat om creëren van werkgelegenheid, innovatie en nieuwe investeringen. De Nederlandse inzet voor de discussie over de mededeling van de Commissie inzake de EU 2020 strategie zal worden bepaald na de publicatie van de mededeling, met inachtneming van de Nederlandse reactie op de consultatie van de Commissie over deze strategie. Diversenpunten Sloopschepen Over de sloop van schepen is op mondiaal niveau binnen IMO verband in 2009 een verdrag gesloten, de Hong Kong Conventie. Aangezien aspecten van de sloop van schepen ook terugkomen in andere verdragen, zoals de Bazelconventie (mondiaal afvalbeleid) en EU-beleid (EVOA verordening) heeft de Commissie naar aanleiding van de Milieuraad van oktober 2009 toegezegd een onderzoek uit te voeren. Het onderzoek heeft betrekking op de samenhang van het EU-beleid, de Basel Conventie en de Hong Kong Conventie. Het onderzoek is momenteel nog niet afgerond. De Commissie zal haar bevindingen presenteren in de Milieuraad. Middellandse Zee Het Spaans voorzitterschap zal de stand van zaken presenteren van de waterstrategie voor de Middellandse Zee. Deze strategie komt tot stand in het kader van de Union for the Mediterranean (UfM). De UfM bestaat uit 43 lidstaten, waaronder alle EU-lidstaten en de landen die grenzen aan de Middellandse Zee. Het is de bedoeling dat de strategie wordt goedgekeurd tijdens een UfM Ministersconferentie die plaatsvindt in Barcelona op 12-14 april a.s. EURO-normen Onder diversenpunten zal Nederland het onderwerp EURO-normen voor vrachtwagens inbrengen. De EURO-normen zijn een van de instrumenten waarmee gasvormige emissies uit vrachtwagens worden beperkt, en zijn daarom van belang voor het halen van de NEC-doelstellingen en de luchtkwaliteitsdoelen. Aanleiding voor dit diversenpunt is dat er grote verschillen bestaan tussen de emissies die bij de typegoedkeuring van vrachtwagens worden gemeten en de NOx-emissies die bij het rijden daadwerkelijk plaatsvinden, in het bijzonder in stedelijk gebied. Doordat emissies bij het testen worden onderschat zijn de normen niet juist, en treedt er in de werkelijkheid meer luchtverontreiniging op dan vanuit het beleid wordt toegestaan. De EURO VI-normen zijn vorig jaar vastgesteld, maar op korte termijn dienen de uitvoeringsbepalingen (comitologie) te worden opgesteld. Via deze inbreng in de Milieuraad hoopt Nederland invloed uit te oefenen op de inhoud van het comitologiebesluit, dat vóór de zomer wordt vastgesteld. Nederland wil dat dit besluit ook bepalingen t.a.v. emissies tijdens het rijden bevat. Hiermee wordt de discrepantie tussen gemeten en daadwerkelijke emissies goeddeels voorkomen. De Commissie heeft zulke bepalingen reeds in overweging, maar ervaart weerstand vanuit een aantal lidstaten waarvoor de voertuigenindustrie op nationaal niveau van groot economisch belang is. Er zijn verder sterke aanwijzingen dat voor vrachtwagens die onder de EURO V norm rijden via een software-update de werking van de katalysator wordt verbeterd. Hierdoor zou het verschil tussen de emissies gemeten tijdens het testen van deze systemen en de emissies tijdens het rijden aanzienlijk afnemen. Deze update kan niet worden verplicht (de vrachtwagens zijn zonder deze update reeds toegelaten op de markt). Daarom zal Nederland aandringen op een convenant tussen de Commissie en de vrachtwagenindustrie opdat deze update alsnog wel wordt toegepast. Herziening van de drinkwaterrichtlijn Duitsland wil de Commissie met dit diversenpunt wijzen op een lacune in de huidige EU Drinkwaterrichtlijn. De richtlijn verwijst nu naar de Bouwstoffenrichtlijn als het gaat om de beoordeling van de veiligheid van drinkwater ten gevolge van bepaalde producten waar het mee in aanraking komt. Niet alle producten die met drinkwater in aanraking komen vallen echter onder de reikwijdte van de Bouwstoffenrichtlijn (bijvoorbeeld douchekoppen). De Commissie heeft jaren geleden aangekondigd een beoordelingsysteem te ontwikkelen voor alle producten die in contact komen met drinkwater. Veel lidstaten rekenen erop dat dit systeem alsnog op EU-niveau ontwikkeld wordt. Duitsland zal de Commissie verzoeken om het thema ‘ Veilige Materialen’ op te nemen in het raamwerk van de herziening van de Drinkwaterrichtlijn. Nederland heeft voor dit onderwerp de afgelopen jaren intensief samengewerkt met onder andere Duitsland, en kan de oproep van Duitsland steunen. Kwikstrategie Zweden heeft de kwikstrategie onder diversenpunten geagendeerd, maar op het moment van dit schrijven is nog niet duidelijk wat de strekking van de Zweedse interventie zal zijn. In 2005 heeft de EU een kwikstrategie vastgesteld die kwikverontreiniging tracht tegen te gaan door: Beperkingen op de verkoop van kwik-bevattende meetapparatuur; Een verbod op de export van kwik vanuit de EU dat in 2011 gelding zal krijgen; Regels voor de opslag van kwik.