[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2010D12663, datum: 2010-03-11, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Notawisseling verdrag INTERPOL inzake privileges en immuniteiten voor verbindingsofficieren die door INTERPOL bij Europol te ’s-Gravenhage gedetacheerd worden (2010D12662)

Preview document (🔗 origineel)


Notawisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en de Internationale Politieorganisatie (INTERPOL) inzake privileges en
immuniteiten voor verbindingsofficieren die door INTERPOL bij Europol te
’s-Gravenhage gedetacheerd worden; Lyon, 20 november 2009 (Trb. 2009,
248)

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

Op 5 november 2001 is tussen de Europese Politiedienst (Europol) en de
Internationale Politieorganisatie (Interpol) een
samenwerkingsovereenkomst gesloten. Op grond van die overeenkomst worden
verbindingsofficieren door Interpol naar Nederland (als vestigingsstaat
van Europol) gezonden en bij Europol te ’s-Gravenhage gedetacheerd.

Door Interpol is verzocht om aan deze verbindingsofficieren en hun
familieleden voorrechten en immuniteiten toe te kennen. Daartoe zijn met
Interpol nota’s gewisseld houdende de totstandbrenging van een verdrag
inzake het verlenen van voorrechten en immuniteiten.

Aan de verbindingsofficieren van Interpol worden dezelfde voorrechten en
immuniteiten toegekend als die ter uitvoering van artikel 41, tweede
lid, van de op 26 juli 1995 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst tot
oprichting van een Europese Politiedienst (Trb. 1995, 282) worden
verleend aan de verbindingsofficieren van de lidstaten van Europol. Deze
voorrechten en immuniteiten zijn geregeld in verdragen die het
Koninkrijk der Nederlanden met de lidstaten van Europol sluit (zie
laatstelijk het betreffende verdrag met Malta, Trb. 2004, 312). 

Verdrag

De bepalingen met betrekking tot de voorrechten en immuniteiten voor de
verbindingsofficieren van Interpol en hun familieleden zijn vastgelegd
in de bijlage bij de nota’s.

Artikel 1 bevat definities van enkele veel gebruikte termen in het
verdrag.

In artikel 2 wordt aangegeven dat aan de door Interpol gedetacheerde
verbindingsofficieren en hun familieleden dezelfde voorrechten en
immuniteiten worden verleend die op grond van het op 18 april 1961 te
Wenen totstandgekomen Verdrag inzake diplomatiek verkeer (Trb. 1962,
101; hierna te noemen: Verdrag van Wenen) toekomen aan diplomatiek
personeel, zij het dat de straf- en burgerrechtelijke immuniteit
uitdrukkelijk is beperkt tot handelingen binnen de functie, terwijl
immuniteit voor verkeersovertredingen is uitgesloten. Het derde lid van
artikel 2 verzekert dat Interpol en de verbindingsofficieren van
Interpol niet alleen rechten ontlenen aan het Verdrag van Wenen, doch
dat voor hen ook de verplichtingen in dat Verdrag gelden.

De artikelen 3 en 4 bevatten bepalingen die veel voorkomen in verdragen
waarmee voorrechten en immuniteiten worden verleend en waarin het
Verdrag van Wenen niet expliciet voorziet. Deze bepalingen hebben tot
doel eventuele visumverlening en binnenkomst van de desbetreffende
personen te faciliteren en tewerkstelling van familieleden van
verbindingsofficieren mogelijk te maken.

De artikelen 5 tot en met 7 gaan in op de onschendbaarheid van de
archieven van de verbindingsofficieren, op hun persoonlijke bescherming,
alsmede de faciliteiten en 

immuniteiten betreffende communicatie. Deze onderwerpen zijn in het
verdrag opgenomen gelet op de speciale positie die verbindingsofficieren
bij Europol innemen.

Artikel 8 regelt de melding door Interpol aan de Nederlandse
autoriteiten van de aankomst en het vertrek van de verbindingsofficieren
en hun familieleden, alsmede de melding indien een familielid van een
verbindingsofficier niet langer deel uitmaakt van de huishouding van
deze verbindingsofficier. In het tweede lid wordt de verstrekking van
identiteitskaarten geregeld. 

Artikel 9 bevat een geschillenbeslechtingsregeling, die in voorkomend
geval kan leiden tot oprichting van een ad hoc tribunaal.

Het verdrag wordt vanaf de datum van totstandkoming voorlopig toegepast,
hetgeen noodzakelijk werd geacht in verband met een spoedige plaatsing
van een Interpol verbindingsofficier bij Europol in Den Haag. In dat
kader is van belang dat, voorafgaand aan de inwerkingtreding van het
verdrag, voor die plaatsing reeds een juridische basis aanwezig is. 

Koninkrijkspositie

Het verdrag geldt, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor
Nederland.  

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE   1 

 PAGE   1 

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid,
onder b van de Wet op de Raad van State).

 PAGE   2