[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Onderbezetting justitiële jeugdinrichtingen

Bijlage

Nummer: 2010D12970, datum: 2010-03-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Leegstand in justitiële jeugdinrichtingen (2010D12969)

Preview document (🔗 origineel)


ONDERBEZETTING JUSTITIËLE JEUGDINRICHTINGEN

12 maart 2010

Als gevolg van een dalende strafrechtelijke instroom in de justitiële
jeugdinrichtingen (JJI’s) en de scheiding van strafrechtelijk en
civielrechtelijk geplaatsten is er sprake van een groeiende
onderbezetting in de JJI’s.

Achtereenvolgens wordt ingegaan op:

de dalende strafrechtelijk instroom in de JJI’s;

de oorzaken en achtergronden van die dalende instroom;

de bezettingsgraad in de JJI’s;

de kwalitatieve gevolgen van de leegstand;

de maatregelen;

de personele aspecten.

1 – Dalende strafrechtelijke instroom

Na een piek in de periode 2005-2006 is er sprake van een daling van de
strafrechtelijke bezetting in de JJI’s. Die bezetting is in
onderstaande grafiek weergegeven over de periode 2004 t/m 2009.

1 - Strafrechtelijke bezetting JJI’s 2004-2009

 

In 2005 en 2006 verbleven nog zo’n kleine 1200 jeugdigen op
strafrechtelijke titel in de JJI’s, terwijl dat er eind 2009 nog
slechts zo’n 700 waren. Deze feitelijke bezetting van strafrechtelijke
plaatsen in de JJI’s – de civielrechtelijke plaatsen komen later in
deze notitie nog ter sprake – is de resultante van de instroom van
voorlopig gehechte jeugdigen, van jeugdigen die door de kinderrechter
zijn veroordeeld tot jeugddetentie en van jeugdigen die een
PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) krijgen
opgelegd.

Voorlopige hechtenis

Grafiek 2 toont het aantal plaatsingen van voorlopig gehechte jeugdigen
in de JJI’s per maand tussen januari 2004 en november 2009. Hoewel het
beeld nogal grillig is met forse uitschieters naar boven en naar
beneden, laat de trendlijn in de grafiek zien dat het aantal plaatsingen
langzaam maar zeker daalt: van gemiddeld 300 per maand in 2004 tot
zo’n 200 per maand in 2009.

2 - Aantal plaatsingen per maand in JJI’s i.v.m. voorlopige hechtenis

Jeugddetentie

Het aantal opgelegde jeugddetenties laat een vergelijkbare trend zien
als bij het aantal geplaatsten in verband met preventieve hechtenis.

3 - Aantal opgelegde onvoorwaardelijke jeugddetenties (2005-2009)

 

Grafiek 3 toont de ontwikkeling van het aantal opgelegde,
onvoorwaardelijke jeugddetenties vanaf 2005 (voortschrijdend 12-maands
gemiddelde). Het gaat om bruto straffen, dat wil zeggen inclusief
eventueel voorarrest. In ongeveer driekwart van de gevallen is de
opgelegde jeugddetentie gelijk aan de periode van voorlopige hechtenis,
waarmee het aantal jeugdigen dat feitelijk in een JJI verblijft op grond
van een titel ‘jeugddetentie’ tamelijk gering is (zie grafiek 1).

Dat er minder jeugddetenties worden opgelegd heeft vanzelfsprekend
invloed op het aantal jongeren dat in de JJI’s verblijft met
jeugddetentie. In grafiek 4 is opgenomen hoeveel jongeren er gemiddeld
per half jaar in een JJI verbleven in verband met jeugddetentie.

4 - gemiddeld aantal jeugdigen met jeugddetentie in de JJI’s tussen
2004 en 2009, per half jaar

Ook van belang is dat sinds februari 2008, in het kader van de Wet
gedragsbeïnvloeding jeugdigen, vervangende jeugddetenties na een
mislukte taakstraf, niet betaalde boete of schadevergoedingsmaatregel
– door een omzetting van vervangende jeugddetentie in vervangende
hechtenis – in het gevangeniswezen ten uitvoer wordt gelegd als de
persoon in kwestie op dat moment 18 jaar of ouder is, en niet zoals
voorheen in een JJI. Daarmee wordt een deel van de sancties die in het
kader van het jeugdstrafrecht zijn opgelegd, ten uitvoer gelegd in het
gevangeniswezen. Dat heeft vanzelfsprekend een daling tot gevolg van de
behoefte aan capaciteit in de JJI’s.

Ter indicatie: Volgens cijfers van het CJIB van december 2009 was er op
dat moment een werkvoorraad van ruim 360 vonnissen van 18-plussers, voor
in totaal bijna 31 detentiejaren aan vervangende jeugddetentie die na
omzetting in vervangende hechtenis in het gevangeniswezen ten uitvoer
zal worden gelegd.

PIJ-maatregel

Ook het aantal opgelegde (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregelen laat na
2005 een daling zien, waarbij in 2008 en 2009 het aantal opgelegde
PIJ-maatregelen daalt tot minder dan 100 per jaar.

5 - Aantal nieuwe onvoorwaardelijke PIJ-maatregelen per jaar (2001-2009)

De daling in het aantal opgelegde PIJ-maatregelen vanaf 2006 wordt door
de looptijd van de PIJ-maatregel – gemiddeld zo’n 3,5 jaar, waarvan
3 in de JJI en 0,5 jaar in de proefverloffase – pas in 2008 zichtbaar
in termen van een daling van de JJI-capaciteit die wordt gebruikt voor
PIJ-jongeren.

6 – aantal PIJ-jongeren in de JJI’s (ultimo van het jaar)

2 – Achtergronden van dalende strafrechtelijke instroom

Ramingen PMJ

De dalende strafrechtelijke instroom komt ook tot uiting in de meest
recente ramingen van het WODC over de verwachte capaciteitsbehoefte
vanaf 2010. Die behoefte aan capaciteit wordt jaarlijks geactualiseerd
en vastgesteld met behulp van het Prognosemodel Justitiële Ketens
(PMJ). 

De meest recente cijfers laten een trendbreuk zien in de verwachte
behoefte aan (strafrechtelijke) JJI-capaciteit. Waar de PMJ-cijfers in
eerdere jaren nog een stijgende trend voorzagen van de strafrechtelijke
behoefte aan JJI-capaciteit, zo ligt de behoefte aan JJI-capaciteit
volgens de nieuwste ramingen op een veel lager niveau dan voorheen en
zal die behoefte de komende jaren ook nog verder dalen.

7 – ramingen capaciteit: totaal JJI

 	PMJ	PMJ	PMJ

JAAR	2009	2010	2011

2007	1,465	1,271	 

2008	1,501	1,361	 

2009	1,538	1,360	911

2010	1,570	1,444	843

2011	1,610	1,478	790

2012	1,655	1,512	759

2013	1,703	1,543	744

2014

1,578	737

2015	 	 	731



8 – PMJ: capaciteit JJI

Verbeteringen PMJ

Uit een recente evaluatie door Regioplan blijkt dat het PMJ-systeem niet
altijd aan de verwachtingen van de ketenpartners voldoet, omdat de voor
hen aanvaardbare afwijkingen tussen prognoses en realisaties soms (ruim)
worden overschreden. Het evaluatierapport noemt als tekortkomingen onder
meer de onmogelijkheid trendbreuken te voorspellen, evenals de
moeilijkheid autonoom (micro)gedrag van ketenpartners te modelleren. Het
project Trendwatch dient dergelijke tekortkomingen zoveel mogelijk te
compenseren en is onderdeel van een bredere reeks verbeteringen in de
PMJ- modelleringactiviteiten. 

Met Trendwatch wordt tevens een eerste invulling gegeven aan
‘PMJ-plus’, de door het WODC voorgenomen uitbreiding van het
PMJ-systeem waarin de zuiver beleidsneutrale ramingen op termijn zullen
worden aangevuld voor een nog breder scala van reeds kwantificeerbare
actuele ontwikkelingen die ook niet in het beleidsrijke deel worden
meegenomen.

Achtergronden van dalende strafrechtelijke instroom

Eind 2009 is - met het oog op de toenemende onderbezetting in de JJI’s
- aan het WODC gevraagd de achtergronden en oorzaken van de dalende
instroom in de JJI’s helder in beeld te brengen op grond van de meest
recente gegevens. Op zeer korte termijn zal dat onderzoek openbaar
worden gemaakt. Zoals zich nu laat aanzien zijn er een aantal
deelverklaringen aan te wijzen.

In de eerste plaats heeft de daling te maken met een verandering in de
jeugdcriminaliteit waarbij het aandeel ernstige zaken de laatste jaren
is afgenomen. De meest recente cijfers over de sanctietoepassing laten
zien dat in 2008 het aantal door de kinderrechter opgelegde jaren
jeugddetentie met bijna 200 daalt ten opzichte van 2005. Met name de
jeugddetenties voor relatief zware delicten – zoals diefstal met
geweld en levensdelicten – zijn in volume afgenomen.

De vermindering in detentiejaren komt niet omdat er lagere straffen
worden opgelegd – dat is niet het geval – maar omdat er minder vaak
onvoorwaardelijke jeugddetentie is opgelegd bij de relatief ernstige
zaken. Dat is in lijn met de verandering van de instroom van jeugdzaken
bij het Openbaar Ministerie (OM). In 2008 kwamen er – ten opzichte van
2005 – minder zaken bij het OM binnen betreffende zwaardere delicten
als diefstal met geweld, levensdelicten en seksuele delicten. Zo is het
aantal bij het Openbaar Ministerie ingeschreven rechtbankzaken
‘diefstal met geweld’ bij minderjarige verdachten in die periode met
circa 30% afgenomen, en geldt dat ook voor ‘misdrijven tegen het
leven’ en ‘verkrachting’.

Omdat er in dezelfde periode wel meer zaken bij het OM terecht kwamen
betreffende relatief lichtere delicten – vernieling, mishandeling,
rijden onder invloed – stijgt het aantal zaken dat bij het OM is
aangeleverd nog wel in de periode 2005-2008, maar is het aandeel
‘zware zaken’ daarin afgenomen. De stijging van het aantal lichtere
zaken is onder meer zichtbaar in de toename van het aantal taakstraffen
in die periode.

In de tweede plaats is de dalende instroom in de JJI’s te relateren
aan de consequente en structurele investeringen die de afgelopen jaren
zijn gedaan in een effectieve, op de persoon gerichte sanctietoepassing
waarin ‘straf’ en ‘zorg’ geen tegenpolen zijn, maar juist in
combinatie het gewenste effect – minder recidive – kunnen bereiken.
Door sterke verbetering van de nazorg (ook na een korte preventieve
hechtenis), professionalisering van de jeugdreclassering, ontwikkeling
van effectieve gedragsinterventies, de introductie van de
gedragsbeïnvloedende maatregel en de realisatie van een landelijke
dekking van veiligheidshuizen zijn er betere mogelijkheden dan voorheen
om jongeren – zonder ze (langdurig) te hoeven opsluiten – stevig en
gericht aan te pakken. Zo is in dezelfde periode 2005-2008 als waarin
het aantal jeugddetenties is afgenomen, het aantal
jeugdreclasseringsmaatregelen met meer dan 20% toegenomen.

In de derde plaats wordt bovengenoemde ontwikkeling versterkt door de
toenemende beschikbaarheid van (nieuwe) alternatieven voor jeugddetentie
en PIJ-maatregel. Dat betreft de al genoemde introductie van de
gedragsbeïnvloedende maatregel, maar ook de toenemende beschikbaarheid
van intensieve, op het (gezins)systeem gerichte interventies als Multi
System Therapy (MST) en Functional Family Therapy (FFT), en de nieuwe
voorzieningen voor gesloten jeugdzorg die jongeren op civielrechtelijke
titel in een gesloten setting behandelen. Parallel aan de daling van de
behoefte aan gesloten strafrechtelijke capaciteit is de behoefte aan
gesloten civielrechtelijke capaciteit de afgelopen jaren juist gestegen.
De totale behoefte aan gesloten capaciteit (in zowel strafrechtelijk als
civielrechtelijk kader) is sinds 2005 stabiel. Jeugdigen met complexe
opvoedings-, gedrags- en delictproblematiek worden mogelijk vaker en
eerder dan voorheen in civielrechtelijk kader behandeld.

3 – Gevolgen dalende instroom voor de bezettingsgraad

Door een verandering in de aard van de jeugdcriminaliteit (minder
ernstige zaken), een sterk accent op een persoonsgerichte aanpak en de
beschikbaarheid van concrete alternatieven voor jeugddetentie en PIJ is
de instroom van zowel preventief gehechten, jongeren met jeugddetentie
en jongeren met een PIJ-maatregel dus fors gedaald na 2005, een jaar
waarin het aantal opgelegde vrijheidsbenemende sancties aan jeugdigen op
het hoogtepunt was.

De dalende instroom heeft lange tijd geen effect gehad op de
bezettingsgraad in de JJI’s. Dat kwam deels omdat de relatief grote
aantallen jeugdigen die tot drie jaar geleden een PIJ-maatregel kregen
opgelegd (zie figuur 5), gemiddeld zo’n drie jaar in een JJI
verbleven: een daling in de instroom van PIJ’ers is daarmee pas enkele
jaren later zichtbaar in een daling van de bezettingsgraad.

Belangrijker echter is het gegeven dat tot en met 2009 ook jongeren op
civielrechtelijke titel in een JJI werden geplaatst. In 2008 en 2009 was
er sprake van een overgangssituatie waarin jongeren met een
civielrechtelijke maatregel (machtiging gesloten jeugdzorg) in
toenemende mate in de nieuwe voorzieningen voor gesloten jeugdzorg –
onder verantwoordelijkheid van de Minister voor Jeugd & Gezin – werden
geplaatst. Vanaf 1 januari 2010 bevinden zich geen jongeren met een
civielrechtelijke maatregel meer in de JJI’s.

Omdat de behoefte aan civielrechtelijke capaciteit sinds 2005 zeer sterk
is gestegen (zie tabel 9) heeft de dalende instroom van strafrechtelijk
geplaatste jongeren lange tijd weinig gevolgen gehad voor de
bezettingsgraad in de JJI’s. Sterker nog, de stijging van de behoefte
aan civielrechtelijke capaciteit hield gelijke tred met de daling van de
behoefte aan strafrechtelijke capaciteit, waardoor de beschikbare
JJI-capaciteit tot in 2009 nodig was om in de behoefte aan opvang- en
behandelplekken te voorzien.

9 - Behoefte aan civielrechtelijke capaciteit per jaar

 	2004	2005	2006	2007	2008	2009

capaciteit-behoefte	1.262	1.284	1.408	1.535	1.600	1.750



Pas sinds in de tweede helft van 2009 de feitelijke scheiding van
‘straf’ en ‘civiel’ in een stroomversnelling raakte – sinds
juli 2009 zijn er geen nieuwe jeugdigen met een civielrechtelijke
maatregel meer in de JJI’s geplaatst – is de bezettingsgraad in de
JJI’s snel afgenomen (zie tabel 10).

10 – Bezettingsgraad JJI’s

 	2/2009	4/2009	6/2009	8/2009	10/2009	12/2009

bezettings-

graad	87%	83%	78%	70%	58%	52%



Actuele situatie

De combinatie van een daling van de strafrechtelijke instroom én de
scheiding van civielrechtelijk en strafrechtelijk geplaatsten heeft
geleid tot een forse overcapaciteit in de sector JJI, ondanks de
tijdelijke overdracht (per 1 januari 2010) van twee extra inrichtingen
naar de sector gesloten jeugzorg waarover u al eerder door de Minister
voor Jeugd en Gezin bent geïnformeerd.

De bezettingsgraad in de JJI’s is op dit moment zo’n 60%: van de
1236 beschikbare plekken in de JJI’s zijn er 750 gevuld. In tabel 11
is per inrichting/locatie opgenomen hoeveel jongeren er op 24 februari
jongstleden geplaatst waren, uitgesplitst naar verblijfstitel
(voorlopige hechtenis, jeugddetentie, PIJ of AMV). Aangegeven is welk
deel van de beschikbare plekken daarmee wordt gebruikt. De
bezettingsgraad per inrichting loopt sterk uiteen, van minder dan 50%
tot iets boven de 80%. 

11 - Bezetting JJI’s op 24 februari 2010

Inrichting	VH	jeugd- detentie	PIJ	

AMV	totaal	capaciteit	bezetting

Hartelborgt – Spijkenisse	69	3	42

114	140	81%

Doggershoek – Den Helder	43	2	15

60	120	50%

Eikenstein – Zeist	36	13	8

57	88	65%

Den Hey-Acker Vught	43	5	2

50	76	66%

Den Hey-Acker Breda	 	3	47

50	122	41%

Hunnerberg – Nijmegen	26	2	6

34	78	44%

Amsterbaken/JOC – Amsterdam	21	4	1

26	46	56%

Het Keerpunt – Cadier en Keer	17	2	23

42	68	62%

Maasberg – Overloon	8	2	 	33	43	64	67%

Juvaid ‘t Poortje - Veenhuizen	21	4	19

44	68	65%

Rentray Lelystad	19	2	36

57	102	56%

Rentray Rekken	 	 	48

48	108	44%

Sprengen – Zutphen	29	3	25

57	70	81%

Teylingereind – Sassenheim	36	3	29

68	86	79%

Totaal	368	48	301	33	750	1236	60.7%



Ik wees al op de meest recente PMJ-ramingen (2010-2015) die een verdere
daling van de behoefte aan JJI-capaciteit voorzien, van 843 in 2010 tot
731 in 2015. Het ligt dus niet in de lijn der verwachting dat de
leegstand van tijdelijke aard zal zijn. In onderstaande grafiek is de
ontwikkeling van de beschikbare capaciteit afgezet tegen de verwachte
behoefte volgens de PMJ-ramingen.

12 - Beschikbare capaciteit vs. verwachte capaciteitsbehoefte volgens
PMJ

De beschikbare capaciteit stijgt de komende jaren van 1240 naar 1580
plekken, enerzijds omdat de locaties Harreveld – ‘t Anker (in
januari 2011) en Overberg (in januari 2012) weer ‘terugkeren’ van
Jeugd en Gezin naar Justitie, anderzijds omdat in 2011 uitbreidingen
(Teylingereind) gerealiseerd worden. Die uitbreidingen bevinden zich in
een fase waarin het stopzetten ervan met een grote kapitaalvernietiging
gepaard zou gaan.

Uit de grafiek kan worden afgeleid dat het verschil tussen beschikbare
capaciteit en behoefte de komende jaren zal groeien van 364 plekken in
2010 tot meer dan 800 plekken in 2015, terwijl in de ramingen van de
behoefte reeds rekening gehouden is met een capaciteitsmarge van 13,8%
(waar dat voorheen 10% was).

4 - Leegstand: kwalitatieve gevolgen

Nu zich laat aanzien dat de leegstand bij gelijkblijvende capaciteit
structureel en omvangrijk zal zijn, is de afgelopen maanden
geïnventariseerd wat de gevolgen zijn van de structurele onderbezetting
voor de kwaliteit van het primaire proces in de inrichtingen, en voor de
realisatie van de verbetermaatregelen in het bijzonder.

Gedragsinterventies

De JJI’s hebben de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in de
ontwikkeling van erkende gedragsinterventies. De vereiste groepsgrootte
varieert per gedragsinterventie, maar in de inrichtingen met (forse)
onderbezetting blijkt dat er vaak onvoldoende jeugdigen op een bepaald
moment in aanmerking komen voor een specifieke interventie. Dit heeft
tot gevolg dat een gedragsinterventie veelal later dan noodzakelijk in
de behandeling kan worden toegepast of in het geheel niet. Voor de
ontwikkeling van nieuwe interventies, het vaststellen van de
effectiviteit van bestaande interventies en het behoud van licenties is
het verder noodzakelijk dat de interventies voldoende frequent worden
toegepast. Dit komt nu sterk onder druk te staan.

YOUTURN

Een groepsgroote van zes jeugdigen wordt beschouwd als de minimale
omvang voor een juiste toepassing van YOUTURN, de nieuwe basismethodiek
van de JJI’s. Dit houdt onder meer verband met de eisen voor de
programmaïntegriteit van Equip, een belangrijk onderdeel van YOUTURN.
Voor een effectieve toepassing van YOUTURN is het verder van belang dat
de jeugdigen de vaardigheden die tijdens de sessies zijn geleerd,
tijdens hun verblijf op de groep in de praktijk kunnen brengen. In veel
inrichtingen met onderbezetting wordt een groepsgrootte van minimaal zes
jeugdigen niet gehaald. In de praktijk worden groepen samengevoegd om
aan de minimale omvang per groep te komen. Het onvermijdelijke gevolg
hiervan is dat andere groepen leeg komen te staan.

Pedagogisch klimaat

Door de geringe omvang van veel groepen ontstaat er minder (onderlinge)
groepsdynamiek waarvan jeugdigen juist veel kunnen en moeten leren.
Omdat er op de groepen altijd twee groepsleiders moeten staan – onder
andere vanwege eventuele incidenten - raakt de ratio
jeugdigen–groepsleiding bovendien uit balans: er staat dan te veel
groepsleiding op de groep. Dit heeft negatieve gevolgen voor de sfeer op
de groep en voor het pedagogisch klimaat in de inrichtingen.

Personeel

Een te lage bezetting betekent te weinig werk en uitdaging voor de
groepsleiding. Groepsleiders zijn doorgaans doeners en raken door deze
situatie gedemotiveerd. In verschillende JJI’s duurt de leegstand al
maanden, dit veroorzaakt onrust en onzekerheid onder het personeel. Er
is weinig vertrouwen in verbetering binnen afzienbare termijn. Er zijn
sterke aanwijzingen dat de onderbezetting leidt tot een verhoogd verloop
onder personeel, met name groepsleiders. Zo zijn in de Doggershoek (met
een bezettingsgraad onder de 50%) in de afgelopen 4 maanden 12
groepsleiders en 1 gedragswetenschapper op eigen initiatief vertrokken,
tegen 5 groepsleiders in een zelfde periode in 2008.

De JJI’s wenden de onderbezetting aan door personeel versneld te
scholen en te trainen (bijvoorbeeld in YOUTURN, gedragsinterventies) dan
wel om de invoering van HKZ (kwaliteitsmanagement) te versnellen, daar
is nu immers ruimte voor. Dit biedt echter slechts tijdelijk soelaas.
Bovendien houdt het gebrek aan toekomstperspectief voor het personeel
aan, waardoor er een gerede kans is dat de extra investeringen in
scholing en training niet ten goede zullen (kunnen) komen aan de
opgenomen jeugdigen. Een aantal JJI’s met sterke onderbezetting
detacheert op dit moment al medewerkers bij ondermeer de gesloten
jeugdzorg en het Gevangeniswezen. Daarnaast hebben veel inrichtingen een
vacaturestop afgekondigd. 

Onderwijs

De JJI’s willen onderwijs op maat bieden maar dit wordt door de
leegstand steeds lastiger, met name als het gaat om beroepsgerichte
vakken. In veel JJI’s wordt momenteel de benodigde klassengrootte van
7 tot 8 jeugdigen niet gehaald, in de praktijk komen klassen van 3 of 4
jeugdigen voor. Dit wordt door de inrichtingen beschouwd als een
onwenselijke situatie die op termijn tevens onbetaalbaar is. In
inrichtingen waarin zowel jongens als meisjes worden geplaatst wordt als
tijdelijke oplossing gekozen voor het samenplaatsen van jongen en
meisjes in één klas.

Ook kan niet worden voorkomen dat het aantal leerlijnen beperkt is.
Benodigde investeringen in praktijklokalen blijken nu niet haalbaar.

De financiering voor het lopende schooljaar is nog geen probleem, maar
de scholen anticiperen nu al op de veel lagere bezetting – en daarmee
toekomstige financiering – door leerkrachten elders in te zetten.5 -
Maatregelen

Concentreren van leegstand

Door het concentreren van de leegstand in drie inrichtingen/locaties –
waarmee zo’n 300 plekken buiten gebruik worden gesteld – zijn de
overige 11 locaties voldoende bezet om een kwalitatief goede behandeling
te realiseren. De bezetting in de overige inrichtingen/locatie stijgt in
dat geval naar zo’n 80% gemiddeld.

Resterende bruikbare capaciteit

Na buitengebruikstelling van 300 plaatsen resteert een beschikbare
capaciteit van 940 plekken. Dat is ruimschoots voldoende voor de actuele
bezetting (750 jongeren per 24/2) en ook ruim boven de PMJ-raming voor
dit jaar. In de 876 plaatsen volgens PMJ is bovendien reeds een
capaciteitsmarge van 13,8% opgenomen.

Tijdelijke buitengebruikstelling, in afwachting van toekomstplan JJI’s

Het betreft een tijdelijke buitengebruikstelling, in afwachting van een
meer definitief toekomstplan JJI’s. Met de voorstellen in dat plan zal
voor de toekomst (ook financieel) geborgd moeten worden dat de
beschikbare capaciteit in evenwicht is met de capacitaire behoefte en de
sector JJI tevens in staat is om fluctuaties in die behoefte op te
vangen.

Alternatieve bestemmingen

Er zal onderzocht worden welke alternatieve bestemmingen voor de huidige
JJI-locaties denkbaar en realiseerbaar zijn. Daarbij gaat het zowel om
de inzet van fysieke locaties als om de inzet van personele expertise.
In eerste instantie kan gedacht worden aan de inzet van JJI’s als
voorzieningen voor gesloten jeugdzorg. Mogelijk kunnen de inrichtingen
die momenteel tijdelijk als voorziening voor gesloten jeugdzorg fungeren
voor een langere periode of zelfs structureel daarvoor worden aangewend.

Ook kunnen JJI-locaties en de expertise van JJI-personeel mogelijk
elders binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen worden benut, of in het
veld van gespecialiseerde (forensische) jeugdzorg worden ingezet.

Keuze buitengebruikstelling op basis van regionale capaciteitsbehoefte

Bij de keuze welke inrichtingen buiten gebruik moeten worden gesteld –
indien daartoe wordt besloten - is regionale plaatsing als belangrijkste
uitgangspunt gehanteerd. Inrichtingen in de regio’s waar de behoefte
aan capaciteit (veel) kleiner is dan de beschikbare capaciteit, komen zo
eerder in aanmerking voor buitengebruikstelling dan inrichtingen in
regio’s waar de capaciteitsbehoefte wél in overeenstemming is met de
beschikbare capaciteit of zelfs groter is (zoals in de Randstad).

Uitgangspunt is dat de kwaliteit van de sector JJI in stand blijft en
waar mogelijk wordt uitgebreid. In dat kader zijn ouderparticipatie,
ketensamenwerking in het voor- en natraject en beschikbaarheid voor de
rechtsgang belangrijke aspecten van de na te streven kwaliteit van de
sector. Dat is het best te realiseren door de jeugdige zoveel mogelijk
in de buurt van de woonplaats c.q. in het arrondissement van herkomst te
plaatsen.

De volgende inrichtingen worden buiten gebruik gesteld:

De Doggershoek in Den Helder (120 plekken);

Rentray – locatie Rekken (108 plekken) en 

Den Hey Acker – locatie Vught (76 plekken).

Met inachtneming van de doelgroepen die momenteel in deze inrichtingen
zijn geplaatst – in Den Helder en Vught vooral preventief gehechten,
in Rekken met name PIJ-jongeren met verstandelijke beperkingen – wordt
de komende maanden toegewerkt naar het leeg laten stromen van deze
inrichtingen, zodat de bezettingsgraad in de andere inrichtingen zal
stijgen naar gemiddeld 80%.

Voor de inrichtingen met vooral preventief gehechten – De Doggershoek
en Den Hey Acker Vught – zal het proces van buitengebruikstelling
relatief snel kunnen verlopen gezien de vaak korte verblijfsduur van
preventief gehechten.

Voor de specifieke doelgroep die in Rekken is geplaatst, is meer tijd
nodig om maatwerk te leveren in een proces van zorgvuldige afbouw. In
dat proces wordt concreet onderzocht of de capaciteit en expertise van
Rekken op het gebied van licht verstandelijk gehandicapte jongeren met
ernstige gedragsproblemen, ingezet kan worden voor de sector licht
verstandelijk gehandicaptenzorg, waar wachtlijsten zijn.

Voorafgaand aan de feitelijke buitengebruikstelling wordt in nauw
overleg tussen de inrichting/locatie en de sectordirectie (afdeling IJZ)
een uitstroomschema opgesteld voor de jeugdigen die in de desbetreffende
inrichting of locatie verblijven.

Uitgangspunt daarbij is dat jeugdigen zo dicht mogelijk in de buurt van
hun woonplaats in een andere JJI/locatie worden ondergebracht. Voor een
deel van de jeugdigen in voorlopige hechtenis of met een korte
jeugddetentie, zal overplaatsing naar een andere JJI niet nodig zijn.
Hun verblijf zal vóór het einde van het uitstroomschema zijn afgerond.
Deze categorie zal in overleg met de inrichtingen worden
geïdentificeerd. Een aanzienlijk deel van de jongeren in de Doggershoek
en in Den Hey Acker Vught behoort tot deze categorie. Voor jeugdigen met
een lange(re) voorlopige hechtenis, jeugddetentie of PIJ-maatregel zal
elders een plaats gevonden dienen te worden. 

6 - Personele aspecten

De buitengebruikstelling van de drie genoemde inrichtingen/locaties
betreft in personele omvang:

De Doggershoek in Den Helder: 264 fte.

Rentray – locatie Rekken: 218 fte.

Den Hey Acker – locatie Vught: 140 fte.

In totaal gaat het om 622 fte.:

management: 7%

groepsbegeleiding/gedragsdeskundigen: 61%

medische begeleiding/zorg: 5%

beveiliging: 13%

beheer/overig: 14%

In het kader van een toekomstplan JJI’s worden de mogelijkheden tot
alternatieve bestemmingen voor locaties en personeel zorgvuldig
onderzocht. Er is veel aan gelegen het personeel waar mogelijk
(tijdelijk) in te zetten op terreinen waar hun expertise relevant en
waardevol is: in andere JJI’s, elders binnen de Dienst Justitiële
Inrichtingen, bij de gesloten jeugdzorg en bij andere delen van het
brede jeugdveld. 

Om het proces goed te begeleiden, zet DJI actief in op het proces van
afbouw van personeelsbestand en de begeleiding van personeel. Daarbij
wordt mede gebruik gemaakt van de (mobiliteits-)organisatie en netwerken
die DJI de afgelopen periode heeft opgebouwd en de ervaringen die in het
kader van de uitvoering van het Masterplan Detentiecapaciteit (GW) zijn
opgedaan. Zo zijn met diverse ketenpartners, zorginstellingen en het UWV
reeds afspraken gemaakt.

De sector JJI heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in werving en
opleiding. Verwacht wordt dat voor met name het goed opgeleide personeel
(methodisch goed kunnen omgaan met een zeer problematische doelgroep)
elders in het ‘jeugdveld’ behoefte bestaat. 

Zo zijn in verband met de huidige leegstand reeds zo’n 30 medewerkers
van de Doggershoek gedetacheerd bij JJI Amsterbaken, PI Noord Holland
Noord, de gemeente en het hoofdkantoor DJI. Verder zijn reeds contacten
gelegd met Bureau Jeugdzorg Amsterdam.

Voorts wordt concreet onderzocht waar er binnen GW vacatures zijn die
mogelijk geschikt zijn voor medewerkers uit de JJI’s. Er zijn bij GW
vacatures voor de functie van ZBIW (zorg en behandel inrichtingswerker)
bij ISD (inrichting voor stelselmatige daders) en PPC (penitentiair
psychiatrische centra).

 Bron: Tulp (DJI)

 Bron: OM

 Bron: Tulp, DJI

 Bron: Tulp, DJI

 WODC & CBS (2009): Criminaliteit & Rechtshandhaving 2008.
Ontwikkelingen en samenhangen. Zie:   HYPERLINK
"http://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/cenr-2008.aspx" 
http://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/cenr-2008.aspx 

 Omdat de informatie over de bezetting en wachtlijsten voor de gesloten
jeugdzorg in 2008 en 2009 niet volledig is, is het niet mogelijk om de
feitelijke behoefte aan civielrechtelijke capaciteit in die jaren exact
vast te stellen. Genoemde cijfers zijn schattingen. 

 Idem.

 JJI De Heuvelrug, locatie Overberg (75 plaatsen) voor een periode van 2
jaar en Jongerenhuis Harreveld, locatie ‘t Anker (76 plaatsen) voor
een periode van 1 jaar.

 TK 2009-2010, 29 815, nr. 200

 Dat de bezettingsgraad op dit moment hoger is dan eind 2009 komt omdat
de groepsgrootte – in het kader van de verbetermaatregelen - m.i.v. 1
januari 2010 is verkleind naar 8 en 10 plekken (was 10 en 12) en er in
2010 twee extra inrichtingen (tijdelijk) aan J&G zijn overgedragen.

 In JJI De Maasberg zijn momenteel 40 plaatsen gereserveerd (waarvan er
op 24/2 33 bezet waren) voor de geconcentreerde opvang van inbewaring
gestelde alleenstaande, minderjarige vreemdelingen (AMV’s). 

 PAGE    

 PAGE   1