[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie

Bijlage

Nummer: 2010D13006, datum: 2010-03-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetsreactie Europa 2020 (2010D13005)

Preview document (šŸ”— origineel)


Kabinetsreactie op mededeling Europe 2020

1. Inleiding

De Europese Commissie publiceerde op 3 maart jongstleden haar mededeling
ā€œEurope 2020, a European strategy for smart, sustainable and inclusive
growthā€. In deze mededeling doet zij voorstellen voor de inhoud en
governance van de opvolger van de Lissabonstrategie die dit jaar
afloopt. De mededeling is onder andere gebaseerd op de resultaten van
een begin dit jaar gehouden publieke consultatie. De kabinetsreactie op
deze consultatie is op 15 januari jongstleden aan de Kamer gezonden
(Kamerstuk 2009-2010, 21501-20, nr. 463, Tweede Kamer). 

De voorstellen in de mededeling zullen worden besproken tijdens de
Europese Voorjaarsraad op 25 en 26 maart. Deze zal naar verwachting
besluiten nemen over de grote lijnen van de strategie: de focus, de
doelen en de governance. Tijdens de Europese Raad op 17 en 18 juni zal
de vormgeving van de nieuwe strategie nader worden ingevuld. Hieronder
valt het vaststellen van de geĆÆntegreerde richtsnoeren, de vaststelling
van de landenspecifieke niveaus van de doelen (op voorstel van de
lidstaten) en de identificatie van nationale knelpunten voor groei en
banen. 

Hieronder vindt u de reactie van het kabinet op de mededeling.
Allereerst wordt stilgestaan bij de uitdagingen en bij de link tussen de
strategie en de exit uit de crisis. Hierna wordt ingegaan op de
voorstellen rond respectievelijk de inhoud en de governance.

2. Uitdagingen 

De Commissie schetst een herkenbaar beeld van de uitdagingen waar de
Europese Unie voor staat. De economische en financiƫle crisis heeft de
Europese economie een grote klap gegeven: negatieve groei, hogere
werkloosheid en sterk opgelopen tekorten en schulden zijn het gevolg. De
Commissie stelt terecht dat de Unie tegelijkertijd voor een aantal
structurele uitdagingen staat: de kosten van vergrijzing, opkomende
economieƫn die zich begeven op innovatieve markten, de noodzaak
mondiale financiƫle markten efficiƫnt en duurzaam te maken, en
klimaatverandering en schaarste van grondstoffen en verlies aan
biodiversiteit. Het kabinet is verheugd dat de Commissie, net als het
kabinet in zijn reactie op de consultatie, vaststelt dat ā€œbusiness as
usualā€ geen optie is en dat de strategie aan effectiviteit moet winnen
vergeleken bij haar voorganger.

De mededeling gaat in op de exit uit de crisis, het op korte termijn
uitfaseren van steunmaatregelen en het op middenlange termijn
terugbrengen van hoge tekorten en opgelopen schulden om te voorkomen dat
komende generaties de rekening krijgen gepresenteerd. Het kabinet
onderschrijft het belang van een gezonde financiƫle sector (onder
versterkt toezicht) en solide openbare financiƫn voor het herstellen
van groei en banen en onderstreept de spilfunctie van het Stabiliteits-
en Groeipact (SGP) in dit licht. 

De mededeling geeft, in lijn met wat het kabinet onderstreepte in zijn
reactie op de consultatie, aan dat de strategie zich moet richten op
groeiversterkende investeringen (in (groene) innovatie, onderwijs en
kennis, ICT en duurzaamheid), maar ook op het implementeren van
belangrijke structurele hervormingen die zowel de economische structuur
kunnen versterken als een bijdrage kunnen leveren aan de houdbaarheid
van de publieke financiƫn (bijvoorbeeld pensioenhervormingen). Het
kabinet wijst er hierbij op dat, in het licht van het op orde brengen
van de publieke financiƫn, er zeer beperkt ruimte is voor publieke
investeringen de komende jaren en zullen dus scherpe keuzes gemaakt
dienen te worden. Het kabinet merkt op dat deze notie in de mededeling
onvoldoende expliciet wordt onderkend. De mededeling geeft verder aan
dat eventuele belastinghervormingen op een groeivriendelijke wijze
moeten worden vormgegeven bijvoorbeeld door verschuiving van de
belasting van arbeid naar belasting van energie- en milieugebruik. Dit
is in lijn met de Nederlandse uitgangspunten. 

3. Inhoud van de nieuwe strategie

De mededeling gaat uit van een nieuwe strategie met drie themaā€™s -
slimme groei, duurzame groei en inclusieve groei ā€“ met daaronder zeven
prioriteiten. Aan de themaā€™s is een aantal kwantitatieve
doelstellingen gekoppeld. Deze focus sluit goed aan bij de insteek van
het kabinet zoals verwoord in de reactie op de consultatie, namelijk dat
de focus duidelijk op duurzame groei en banen moet blijven liggen. Dit
draagt bij aan het verhogen van welvaart in den brede (people, planet,
profit).

Slimme groei

	

Duurzame groei	

Inclusieve groei



Innovatie

	Klimaat, energie en

mobiliteit	Werkgelegenheid en vaardigheden

Onderwijs



	Ondernemingsklimaat	Armoede



Digitale agenda







3.1 Doelen

De Commissie stelt een beperkt aantal kwantitatieve hoofddoelen voor,
met streefwaarden voor de EU als geheel voor 2020. Op elk van deze
doelen, worden lidstaten vervolgens verzocht nationale doelen te
stellen. 

Een verhoging van de arbeidsparticipatie van 69% naar 75%.

Een verhoging van de R&D uitgaven van 1,9% naar 3% van het BBP.

De 20(30)/20/20 doelstellingen op het gebied van energie en klimaat: CO2
uitstoot, duurzame energie, energiebesparing.

Een verlaging van het percentage voortijdig schoolverlaters van 15% naar
10% en een verhoging van het percentage van 30-34 jarigen met een
tertiaire opleiding van 31% naar 40%.

Een verlaging van het percentage van de bevolking onder de armoedegrens
met 25%.

In de reactie op de consultatie heeft het kabinet een aantal voorwaarden
geformuleerd waar de hoofddoelen binnen de nieuwe strategie aan zouden
moeten voldoen. Het kabinet is verheugd te zien dat dit met de doelen
uit het Commissievoorstel over het algemeen het geval is. Zo is het
kabinet verheugd over het voorstel het aantal doelen daadwerkelijk
beperkt te houden. Voorts kunnen de voorgestelde doelen een
overkoepelende functie vervullen en zijn zij makkelijk te communiceren,
aspecten waarop door het kabinet in zijn reactie op de consultatie is
ingezet. Ook lijken de doelen SMART, waarbij het kabinet verheugd is met
de ambitie die deze uitstralen. Wel vindt het kabinet het van belang de
komende maanden zicht te krijgen of de doelen niet alleen ambitieus maar
ook haalbaar zijn.

In het licht van het stellen van doelen die voor elke lidstaat ambitieus
en realistisch kunnen zijn, heeft het kabinet heeft in haar reactie op
de consultatie ingezet op differentiatie van doelen tussen lidstaten.
Het verheugt het kabinet dat deze opzet terugkomt in de voorstellen van
de Europese Commissie. Het kabinet wil hier wel wijzen op het belang dat
de nationale doelen uiteindelijk optellen tot het EU-doel. Een situatie
waarin dat niet het geval is, doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van
de strategie, en moet worden voorkomen.

Wat betreft de keuze van de specifieke doelen is het kabinet over het
algemeen genomen tevreden. Het kabinet noemde in zijn reactie op de
consultatie de doelen op het terrein van arbeidsparticipatie, R&D en de
bestaande energie- en klimaatdoelen. Voor wat betreft het
participatiedoel betreurt Nederland dat de basis van de doelstelling de
leeftijdsgrens 20 tot 64 jaar is. Daarmee wordt de noodzaak voor
verhoging van de pensioenleeftijd buiten haken geplaatst. Bij het R&D
doel plaatste het kabinet een aantal kanttekeningen (bijvoorbeeld dat
het een inputindicator is en dat het innovatie slechts nauw meet) hoewel
het geen beter alternatief zag. Het kabinet blijft er aan hechten in de
praktijk duidelijk onderscheid te maken tussen publieke en private R&D
uitgaven, waarbij overheden veel meer invloed hebben op de eerste.
Gezien de beperkingen van het R&D doel, kijkt het kabinet uit naar de
voorstellen van de Commissie voor een alternatieve indicator die zowel
R&D als innovatie-intensiteit meet, waarbij dan een duidelijk
onderscheid gemaakt moet worden tussen R&D en innovatie-uitgaven. In
zijn reactie op de consultatie noemde het kabinet ook een doel op het
terrein van ondernemerschap. Genoemde voorbeelden betroffenĀ de reductie
vanĀ de administratieve lasten enĀ deĀ implementatie vanĀ deĀ interne
markt regels. Het is opvallend dat de commissie op dit terrein geen
doelĀ voorstelt, terwijl het wel een van de benoemde prioriteiten is.
Het kabinet vindtĀ het wenselijk dat binnen de vijf hoofddoelen een doel
op dit terreinĀ wordt gesteld.Ā Een goed ondernemingsklimaatĀ isĀ een
noodzakelijke voorwaardeĀ voor economische groei. Ook de door de
Commissie voorgestelde doelen op het terrein van onderwijs zijn
bestaande doelen uit het Europese werkprogramma onderwijs en opleiding
2020, die naar de mening van het kabinet geschikt zijn om het belang van
onderwijs voor duurzame groei en banen te onderstrepen. 

Het kabinet heeft bedenkingen bij het armoededoel. In de reactie op de
consultatie gaf het kabinet aan dat ook een strategie voor duurzame
groei en banen een bijdrage kan leveren aan het tegengaan van armoede.
Hierbij werd benadrukt dat hogere werkgelegenheid instrumenteel is in
het bevorderen van sociale inclusie en draagvlak biedt voor sociale
voorzieningen. De sociale dimensie van de strategie zou moeten worden
gericht op het vergroten van werkgelegenheid en inzetbaarheid omdat een
baan het beste middel is om armoede te bestrijden. Het kabinet heeft dan
ook geen behoefte aan een aparte armoededoelstelling. De Europese
doelstelling heeft overigens voor Nederland relatief beperkte betekenis,
aangezien Nederland, op Tsjechiƫ na, het laagste armoederisico in de EU
heeft. Voorts kleven er bezwaren aan de nu door de Commissie gekozen
specifieke armoededoelstelling, aangezien deze zich beperkt tot het
inkomensaspect van armoede. Armoede is in Nederlandse optiek niet alleen
een kwestie van de hoogte van het inkomen, maar veel meer een kwestie
van het ontbreken van kansen om deel te nemen zoals toegang tot de
arbeidmarkt en maatschappelijke activiteiten. Verder kleeft er een
aantal bezwaren aan het gebruik van de relatieve armoedegrens (60% van
het mediaan inkomen) als uitgangspunt. Feitelijk meet deze armoedegrens
veel meer inkomensongelijkheid dan armoede. Dit betekent dat op het
moment dat de hele bevolking een zelfde positieve inkomensontwikkeling
meemaakt, het aantal armen even groot blijft, terwijl de
bestedingsmogelijkheden aan ā€˜de onderkantā€™ wel verbeterd zijn. Daar
komt bij dat bij het bepalen van het inkomen lang niet alle
gemeentelijke voorzieningen worden meegenomen; bijvoorbeeld de
bijzondere bijstand ontbreekt. Deze bezwaren maken dat de inzet van een
aantal effectieve beleidsinstrumenten geen merkbare uitwerking heeft op
de hoogte van het voorgestelde doel, terwijl deze in de praktijk wel
mensen helpen.

3.2 Themaā€™s en prioriteiten

Zoals hierboven uiteengezet, is de strategie inhoudelijk opgebouwd rond
een drietal themaā€™s binnen de strategie: slimme groei, duurzame groei
en inclusieve groei. Deze themaā€™s worden ingevuld aan de hand van
zeven specifieke prioriteiten met beleidsideeƫn op zowel Europees als
nationaal niveau. Het kabinet benadrukte in zijn reactie op de
consultatie het belang dat initiatieven op EU-niveau expliciet onderdeel
zouden moeten blijven van de strategie, en verwelkomt de opzet.

De voorgestelde prioriteiten sluiten in het algemeen goed aan bij de
kabinetsreactie op de consultatie. Zo kan het kabinet de grote aandacht
voor onderwijs, kennis en (groene) innovatie verwelkomen, evenals de
belangrijke positie van werkgelegenheidsbeleid. Wel is een aantal
kanttekeningen te plaatsen, bijvoorbeeld wat betreft de prioriteit op
het terrein van armoedebestrijding, zie tevens de hierboven onder 3.1
genoemde redenen. Ook hecht het kabinet veel waarde aan de sterke
relatie tussen verschillende prioriteiten en benadrukt dan ook het
belang van een integrale benadering.

Hieronder zal meer specifiek op de drie themaā€™s en de onderliggende
prioriteiten worden ingegaan. 

 

3.2.1 Slimme groei

Innovatie

Het kabinet onderstreepte in zijn reactie op de consultatie het belang
van kennis, creativiteit en innovatie voor toekomstige duurzame groei.
Het kabinet verwelkomt dan ook de door de Commissie geschetste
voorstellen voor versterking van alle schakels in de innovatieketen,
maar ziet ook graag nieuwe vormen van innovatie daarbij opgenomen
(sociale innovatie, niet-technologische innovatie). Wel valt op dat de
mededeling met name op EU-niveau weinig aandacht besteedt aan
excellentie van onderzoek en innovatieĀ en de valorisatie daarvan,
vooral ook door het MKB. Daarbij wil het kabinet aangeven dat de keten
benadering waarvoor de Commissie kiest aangevuld zou moeten worden door
de kennisdriehoek benadering (van onderwijs, onderzoek en innovatie)
omdat hierin beter naar voren komt dat innovatie niet een rechtlijnig
proces is maar dat een samenspel van de verschillende actoren nodig is.
Daarnaast is het kabinet van mening dat naast de focus op
maatschappelijke uitdagingen ook het algeheel versterken van het
concurrentievermogen prioriteit behoeft. 

De verhouding tussen EU en nationaal innovatiebeleid, zowel inhoudelijk
als financieel behoeft iets meer duidelijkheid. Het kabinet hecht aan
een stevig marktgericht innovatiebeleid op Europees niveau en
onderstreept de mogelijke synergievoordelen van beleid op EU- en
nationaal niveau. Het kabinet verwelkomt hierbij de aandacht voor de
Europese Kennisruimte en ziet uit naar de voorgestelde ā€œEuropean
Innovation Partnershipsā€, waarbij voor het partnership op het terrein
van bio-based economy een geĆÆntegreerde aanpak van de Commissie
prioriteit behoeft. Nationaal beleid vervult echter ook een
eigenstandige rol met eigenstandige beleidskeuzes, ook in overleg met
relevante stakeholders zoals kennisinstellingen, het bedrijfsleven en
overheden. Het kabinet vraagt derhalve om terughoudendheid bij het
introduceren van nieuwe instrumenten en herhaalt de behoefte aan
vereenvoudiging en stroomlijning van het bestaand instrumentarium. De
administratieve lasten van deelname aan EU programmaā€™s dient verlaagd
te worden, onder andere door het hanteren van het beginsel van
verantwoord vertrouwen (high trust) bij controles. Het kabinet
ondersteunt de oproep om kennisinvesteringen te prioriteren, maar hecht
aan een evenwichtige policy mix die breder kijkt dan de expliciet
genoemde fiscale R&D maatregelen en andere financiƫle instrumenten. 

Onderwijs

Onder dit thema richt de mededeling zich met name op mobiliteit van
lerenden. Onderwijs komt tevens terug onder het thema werkgelegenheid en
vaardigheden. De in de mededeling beschreven initiatieven op het terrein
van mobiliteit van lerenden sluiten goed aan bij de visie van het
kabinet, namelijk dat het geen doel op zich is, maar een middel om de
kwaliteit van onderwijs te verbeteren en om persoonlijke,
maatschappelijke en economische meerwaarde te realiseren. Ook het
ontwikkelen van een classificatie van Europese universiteiten kan
bijdragen aan het inzichtelijk maken van de kwaliteit van het onderwijs.

Zoals het kabinet uiteen heeft gezet in zijn reactie op de Europese
consultatie over de toekomst van mobiliteit van lerenden, onderschrijft
het kabinet de ambitie dat op termijn alle jongeren de kans moeten
kunnen krijgen om in het kader van hun opleiding een periode in het
buitenland door te brengen. Het kabinet ziet duidelijke meerwaarde in
een Europese aanpak gericht op het faciliteren van mobiliteit van
lerenden en het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking tussen
instellingen. 

Hoewel een geĆÆntegreerde benadering van mobiliteit van jongeren in
beginsel wordt toegejuicht dient in de visie van het kabinet wel
rekening te worden gehouden met de (grote) diversiteit binnen deze
doelgroep. Dit vergt maatwerk en ruimte voor nationale differentiatie.

Digitale agenda

De mededeling identificeert de digitale agenda als een separate
prioriteit. Dit is volgens het kabinet een verstandige beslissing. ICT
draagt namelijk bij aan alle drie de themaā€™s van de mededeling. Zo
benadrukte het kabinet in zijn reactie op de consultatie het belang van
ICT als drijvende kracht van groei, werkgelegenheid en innovatie in
Europa. Het kabinet onderstreept daarbij ook graag de duurzame kant van
ICT, bijvoorbeeld bij het streven naar energiezuinigheid en
CO2-reductie. Het kabinet onderschrijft het belang van Europese
samenwerking in de ontwikkeling en het gebruik van moderne ICT-diensten
op basis van open standaarden, naast nationale acties. Tenslotte zijn
digitale vaardigheden tegenwoordig essentieel om (beter) gekwalificeerd
werk te vinden en volledig aan de maatschappij deel te kunnen nemen.

Op het terrein van het auteursrecht vindt het kabinet het van groot
belang dat de Commissie zich concentreert op het stimuleren van nieuwe,
legale modellen voor muziek, film, games en e-books. Handhaving van
auteursrechten in het digitale domein is alleen effectief als het
modellen kan beschermen die zijn toegesneden op de digitale wereld en
aantrekkelijk zijn voor consumenten.

3.2.2 Duurzame groei

Het kabinet verwelkomt de uitgebreide aandacht in de mededeling voor
duurzame groei en de centrale rol voor beleidsmaatregelen waarbij
economische groei en duurzaamheid hand in hand gaan. Deze centrale
plaats is in lijn met de Nederlandse inzet gedurende de afgelopen
maanden. Terecht stelt de Commissie dat een dergelijke groei
achteruitgang van het milieu, verlies aan biodiversiteit en
niet-duurzaam gebruik van hulpbronnen voorkomt. 

Naast de uitdagingen op het gebied van energie en klimaat onder het
thema duurzame groei, is het kabinet van mening dat ondernemingsklimaat
in de breedte een belangrijke plaats moet krijgen in de strategie. 

Klimaat, energie en mobiliteit

De mededeling beschrijft het doel om economische groei los te koppelen
van het gebruik van hulpbronnen en de uitstoot van CO2 terug te brengen.
Het kabinet steunt deze doelstelling,Ā die zal bijdragenĀ aan
energievoorzieningszekerheid, de transportsector en aan de
concurrentiekracht van Europese bedrijven. 

De 2020 strategie zal nadrukkelijker verbonden moeten worden met het
lange termijn doel en het pad daar naartoe. Hiertoe wordt een strategie
voorbereid door de Commissie om de EU in 2050 koolstofarm te laten zijn
en emissiereducties te realiseren in de orde van grootte van 80-95%. De
2020 strategie moet voor de periode tot 2020 geloofwaardige stappen
zetten naar deze ambitie toe.

De Commissie zet hoog in met de decarbonisatie van de transportsector
als doel in 2050. Volgens het kabinet eist dit een ingrijpende
modernisering van transportnetwerken, introductie van intelligente
transportsystemen en hoogwaardige logistiek om benutting van
infrastructuur te verbeteren. Met een combinatie van Europese
emissie-eisen en onderzoeksprogramma's (bv. Green Car Initiative) kunnen
de hierbij noodzakelijke innovaties in brandstof- en voertuigtechnologie
tot stand komen.

Specifiek voor het energiebeleid acht het kabinet naast nieuwe
maatregelen een voortvarende implementatie van bestaande EU-wetgeving
van groot belang. Het gaat daarbij o.a. om het energie- en klimaatpakket
van december 2008, en de richtlijnen op gebied van ecodesign en
energielabeling die het mogelijk maken ambitieus Europees bronbeleid op
gebied van energiebesparing te voeren. Het kabinet hecht daarnaast groot
belang aan de implementatie van het zogeheten SET-plan voor de
ontwikkeling van koolstofarme technologieƫn. 

Het kabinet pleit ervoorĀ naast de beschreven doelstellingĀ de
vervolmaking van de interne energiemarkt en de toename van de
energievoorzieningzekerheid een prominentere plaats te geven onder de
prioriteitĀ energie en klimaat, aangezien deze van grote invloed zijn op
het groeipotentieel van de EU. Ten aanzien van de interne energiemarkt
isĀ daarbij een voortvarende implementatie van het derde energiepakket
cruciaal, met name de voorzetting van het proces van ontvlechting en
daarmee het loskoppelen van het netbeheer van belangen op het terrein
van productie en levering. Op het gebied van
energievoorzieningszekerheid acht het kabinet het van essentieel belang
om de externe relaties met strategische partners verder te versterken en
de krachten binnen de EU daarbij te bundelen. Het kabinet hecht
daarnaast aan een verdere diversificatie van aanvoerroutes en
verbetering en uitbreiding van de energie-infrastructuur binnen de EU. 

Concurrentiekracht/Ondernemingsklimaat

De mededeling onderstreept, net als het kabinet in de reactie op de
consultatie, dat een modern industriebeleid het proces van aanpassing
aan veranderende omstandigheden en herstructurering ondersteunt. Dit is
noodzakelijk om de Europese industrieƫn mondiaal concurrerend te
houden. Zoals beschreven in de reactie op het consultatiedocument kan
dit volgens het kabinet door de nadruk te leggen op innovatie, op kennis
en op duurzaamheid. Het is van belang dat de focus van Europees
industriebeleid blijft liggen op horizontaal beleid en het creƫren van
goede randvoorwaarden. Het kabinet benadrukt in dit kader het belang het
tijdelijk verruimde staatssteunkader daadwerkelijk stop te zetten aan
het eind van 2010. 

De mededeling van de Commissie gaat slechts beperkt in op
ondernemerschap in de breedte. Het kabinet beschouwt een goed
ondernemingsklimaat als een van de noodzakelijke voorwaarden voor groei
en is daarom van mening dat deze prioriteit breder zou moeten worden
aangevlogen door het gebruik van algemene uitgangspunten als de goede
werking van markten, gezonde concurrentie en het stimuleren van
ondernemerschap. In deze lijn wordt wel het verlagen van administratieve
lasten genoemd, wat het kabinet van harte verwelkomt. Daarnaast stelt
het kabinet dat de (voor de Europese economie zeer belangrijke) diensten
en creatieve sectoren een belangrijke plek moeten krijgen in de
strategie. 

3.2.3 Inclusieve groei

Het kabinet is positief over het belang dat de Commissie hecht aan het
helpen van mensen aan een baan, door het investeren in trainingen en
opleidingen en het moderniseren van de arbeidsmarkten. Ook legt de
Commissie de nadruk op het belang moeilijke structurele hervormingen te
implementeren, wat overeenkomt met de Nederlandse reactie op het
consultatiedocument. 

Werkgelegenheid en vaardigheden

Door het leren van nieuwe vaardigheden kunnen mensen zich aanpassen aan
veranderende omstandigheden op de arbeidsmarkt. Nieuwe vaardigheden
kunnen zo bijdragen aan het reduceren van werkloosheid en het verhogen
van de arbeidsproductiviteit. Dit speelt een belangrijke rol bij
herstructureringsprocessen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is de grote
onzekerheid van dergelijke voorspellingen. Daarnaast is het van belang
te melden dat de verbeterde aansluiting vooral op lokaal en regionaal
niveau dient plaats te vinden (niet zozeer op Europees niveau). 

De mededeling onderstreept dat arbeidsmarkten moeten worden
gemoderniseerd om arbeidsparticipatie en houdbaarheid van sociale
stelsels te waarborgen. Het kabinet deelt deze inzet. De mededeling
noemt onder andere het belang van mobiliteit en betere aansluiting
tussen vraag en aanbod op de arbeidmarkt. Sleutelbegrippen zijn verder
flexicuritybeleid om arbeidsmarktsegmentatie tegen te gaan en transities
mogelijk te maken, het lonend maken van werk in het bijzonder voor
laagopgeleiden, het bevorderen van een goede balans tussen arbeid en
zorg en participatie van vrouwen en ouderen. Het kabinet verwelkomt deze
lijn, die een van de hoofdpunten was uit de reactie op de consultatie. 

Armoede

Dit initiatief lijkt vooral gericht op het vergroten van de
bewustwording van de armoedeproblematiek in Europa. Het sluit aan bij de
al bestaande open methode van coƶrdinatie gericht op het beoordelen van
de voortgang van lidstaten op het gebied van sociale insluiting en het
hervormen van pensioenstelsels alsook de uitwisseling van ervaringen.
Het is niet duidelijk hoe de ideeƫn van de Commissie zich verhouden tot
de huidige samenwerking in het Sociaal BeschermingscomitƩ. De Commissie
roept lidstaten verder op om hun maatregelen te richten op specifieke
groepen met een hoog armoederisico (men noemt onder meer
eenoudergezinnen, minderheden). Het kabinet constateert dat in Nederland
de basis voor het inkomensbeleid wordt gelegd door de rijksoverheid en
dat aanvullend binnen de WWB de gemeenten beslissen over de inzet en
focus van maatregelen.

4. Instrumenten op EU-niveau

De mededeling stelt voor EU instrumenten beter te richten op het
bereiken van de Europe 2020 doelen, een streven dat kan worden
verwelkomd. De mededeling gaat daarbij specifiek in op drie
instrumenten, namelijk de interne markt, de Europese begroting en de
Europese externe economische agenda. 

4.1 Interne markt

De mededeling wijst op een groot onbenut potentieel van de interne markt
en het belang van verdere ontwikkeling en het wegnemen van knelpunten.
Burgers en bedrijven lopen nog steeds tegen belemmeringen aan bij
grensoverschrijdend verkeer. Zo leidt bijvoorbeeld in grensregioā€™s
verschillen in regelgeving en tegenstrijdige (toepassing van)
regelgeving tussen lidstaten nog vaak tot het slecht kunnen laten
aansluiten van potentiƫle markten. Ook blijken voor consumenten
bijvoorbeeld praktische problemen als (kosten van) vertaling en gebrek
aan vertrouwen in de weg te staan aan grensoverschrijdend verkeer. Het
kabinet onderschrijft deze visie van harte, mede in het licht van de
grote baten van de interne markt voor Nederlandse burgers en bedrijven. 

De komende jaren zal hard door moeten worden gewerkt aan onder andere
het daadwerkelijk realiseren van een interne markt voor diensten,
verdere ontwikkeling van de interne markt voor netwerksectoren (e.g.
energie en transport), en het verbeteren van de werking van regelgeving
in praktijk voor burgers, consumenten en bedrijven.

4.2 EU financiƫle instrumenten

Het kabinet gaf in zijn reactie op de consultatie aan voorstander te
zijn van een fundamentele hervorming en modernisering van het EU budget,
en deze meer te richten op concurrentievermogen en duurzame groei en
banen. Het verwelkomt dan ook het voorstel van de Commissie om de
prioriteiten die voortkomen uit de Europe 2020 strategie mede
uitgangspunt te maken bij haar voorstellen voor een nieuwe begroting.
Zoals de mededeling aangeeft gaat het er zowel om prioriteiten te
stellen tussen de posten, als te bekijken hoe specifieke instrumenten
meer gericht kunnen worden op het bereiken van de 2020 doelen.

Het kabinet kan zich voorts goed vinden in het belang dat de mededeling
toekent aan efficiƫnt en veilige financiƫle markten en ziet de
voorstellen omtrent de ontwikkeling van innovatieve financiƫle
instrumenten om tegemoet te komen aan de investeringsbehoeften van het
Europese bedrijfsleven met belangstelling tegemoet. 

4.3 Externe economische agenda

De mededeling gaat uitgebreid in op de externe dimensie van de Europe
2020 strategie met nadruk op het handelsinstrumentarium. De mededeling
onderstreept, net als de kabinetsreactie op de consultatie, dat Europa
baat heeft bij een open internationaal kader en daarin een assertieve
rol moet spelen, en dat het economische gewicht van de Unie haar
mogelijkheden biedt haar standaarden en waarden uit te dragen. Het
kabinet benadrukt dat de EU gebaat is bij vrijere handel in de breedte,
dus ook bij concurrerende invoer en niet enkel bij het bevorderen van
export of markttoegang elders, en onderstreept ook het belang van
internationale investeringen. De afronding van de Doharonde van
WTO-onderhandelingen blijft een prioriteit. Het kabinet zal daarnaast
ook de nadruk leggen op de systeemwaarde van de WTO, als multilateraal,
afdwingbaar stelsel van regels, dat een terugval in protectionisme in
tijden van crisis heeft helpen voorkomen.

De mededeling legt terecht veel nadruk op relaties met opkomende
economieƫn, waar een deel van de Europese groei de komende jaren
vandaan moet komen. De constatering dat deze relaties ook een politieke
onderbouwing zullen moeten hebben is terecht, omdat deze opkomende
economieƫn zich in toenemende mate als factor doen gelden ten aanzien
van de belangrijkste mondiale vraagstukken (zoals klimaatverandering, de
bestrijding van terrorisme, migratievraagstukken).

 

Het kabinet ziet uit naar de voorstellen voor een Europese
handelsstrategie voor de komende jaren. Hierbij benadrukt het kabinet,
zoals ook de mededeling dat doet, het belang lopende onderhandelingen af
te ronden en bestaande relaties te versterken.

 

5. Exit uit de crisis.

De Commissie wijst in haar mededeling terecht op de noodzaak van het
definiƫren van geloofwaardige exit-strategieƫn uit de huidige crisis,
het belang van hervorming van het financiƫle stelsel en het nastreven
van budgettaire consolidatie gericht op lange termijn groei. 

Voorts wijst de Commissie op de grote onderlinge afhankelijkheid van
landen binnen de Eurozone. Dit maakt spill-over effecten van beleid in
andere lidstaten waarschijnlijker, met name in het financiƫle domein.
Het kabinet wacht Commissievoorstellen die met het oog hierop de
beleidscoƶrdinatie tussen eurolanden versterken en verdiepen met
belangstelling af.

6. Governance

In de reactie op de publieke consultatie heeft Nederland aangegeven dat
de ā€œgovernanceā€ van de nieuwe strategie moet worden versterkt door
het vergroten van ā€œownershipā€ van de strategie bij de verschillende
actoren. Ook werd aangegeven dat het kabinet hierbij een centrale en
sturende rol ziet weggelegd voor de Europese Raad. Het kabinet is
verheugd te zien dat deze noties ook in de Commissievoorstellen zijn
opgenomen.

In paragraaf 3.1 wordt reeds ingegaan op een kernelement van de
ā€œgovernanceā€ van de nieuwe strategie, namelijk de beperkte set
hoofddoelen. Hiernaast gaat de Commissie in haar mededeling in op een
aantal andere elementen van de governance, namelijk de landenspecifieke
aanbevelingen en de richtsnoeren, het beleidsleren, rapportages en de
partnerschapaanpak. Hier zal hieronder in meer detail op worden
ingegaan.

6.1 Aanbevelingen en richtsnoeren

In zijn reactie op de consultatie gaf het kabinet aan dat de
aanbevelingen een belangrijk element waren van de Lissabonstrategie maar
dat ze in de nieuwe strategie zouden moeten worden verbeterd door betere
onderbouwing en scherpere formulering. Ook de visie van de Commissie
wijst in deze richting. 

Qua proces stelt de mededeling hier voor dat de Europese Commissie een
voorstel doet aan de Europese Raad in juni voor de identificatie van
knelpunten (ā€œbottlenecksā€) voor economische groei, zowel op Europees
niveau als in de individuele lidstaten. Elk jaar in februari komt de
Commissie vervolgens met voorstellen voor aanbevelingen, op hetzelfde
moment als zij komt met haar opinies over de Stabiliteits- en
Convergentieprogrammaā€™s onder het SGP. Het kabinet erkent de voordelen
van een parallelle evaluatie van de door landen geboekte voortgang in
het kader van het SGP en Europese 2020. Het kabinet zal er echter scherp
op blijven dat opinies van het SGP en aanbevelingen onder de Europe 2020
strategie niet door elkaar mogen gaan lopen, aangezien dit het risico
van verwatering met het SGP met zich zou brengen. 

Inhoudelijk maakt de mededeling onderscheid tussen ā€œlandenā€
aanbevelingen op budgettair/macroterrein enerzijds en ā€œthematischeā€
aanbevelingen op micro/werkgelegenheidsterrein anderzijds (ook de
laatste zijn overigens landenspecifiek). De macroaanbevelingen richten
zich vooral op macro-economische onevenwichtigheden zoals bubbels in
huizenmarkten en verslechterend concurrentievermogen, alsmede op het
oplossen van cruciale knelpunten voor het groeivermogen van lidstaten.
De micro/werkgelegenheidsaanbevelingen gaan in meer detail in op
geĆÆdentificeerde zwakheden op het terrein van de in paragraaf 3.2
beschreven thematische prioriteiten. De ECOFIN Raad is verantwoordelijk
voor de budgettair/macro aanbevelingen. De verantwoordelijkheid voor de
thematische aanbevelingen ligt in eerste instantie bij de relevante
vakraden, die hiermee een belangrijke rol krijgen. 

Het kabinet ziet deze rol van de vakraden in principe als positief. Dit
biedt meer mogelijkheden voor eerste verantwoordelijke bewindspersonen
om elkaar aan te spreken op de voortgang. Wel dient gewaakt te worden
voor de uiteindelijke consistentie van de aanbevelingen en voor het
voorkomen van een wildgroei aan aanbevelingen: uiteindelijk moet er per
land een lijstje komen met een beperkt aantal aanbevelingen dat zich
richt op de grote prioriteiten op zowel macro, micro als
werkgelegenheidsterrein. Er mag geen sprake zijn van versnippering over
verschillende documenten of een te groot aantal aanbevelingen per
lidstaat. Ook dient de consistentie tussen de thematische aanbevelingen
en de macrobudgettaire kaders te worden geborgd. Door een dergelijke
consistente, prioritaire aanpak kunnen de aanbevelingen het meest effect
sorteren in de beleidsdiscussie, zowel in Brussel als in het nationale
debat.

De mededeling geeft aan dat de aanbevelingen concreter zullen zijn dan
onder de Lissabonstrategie het geval was, iets wat eerder door het
kabinet is bepleit. Ook wordt voorgesteld de aanbevelingen te voorzien
van een tijdpad voor actie (bijvoorbeeld binnen twee jaar). Wordt er
binnen dat tijdpad door de lidstaat niet voldoende actie ondernemen, dan
kan de Europese Commissie de lidstaat een waarschuwing geven (een nieuw
instrument voortkomend uit het Verdrag van Lissabon). Dit past binnen de
roep van Nederland om de peer pressure op te voeren. Daarnaast biedt dit
aanknopingspunten voor een meer intensieve bilaterale dialoog tussen
lidstaat en Commissie over de voortgang van het beleid. 

Het kabinet hecht er ook aan dat de voortgang van de acties op Europees
niveau jaarlijks wordt geƫvalueerd.

Voor wat betreft de richtsnoeren stelt de mededeling voor een kleiner
aantal richtsnoeren vast te stellen dan de huidige 24. Deze bevatten de
algemene richting van de strategie en de beperkte set hoofddoelen. Dit
is in lijn met de kabinetsreactie op de consultatie. De mededeling stelt
voor de richtsnoeren vast te stellen voor de komende vijf jaar. Dit
biedt stabiliteit voor de komende jaren en is een logisch moment voor
een mid-term review van de strategie. Zoals aangegeven in de reactie op
de consultatie, is het kabinet van mening dat een moment moet worden
afgesproken waarop de voortgang met de strategie en de efficiƫntie van
zijn instrumenten wordt geƫvalueerd.

6.2 Beleidsleren

De referentie aan beleidsleren in de mededeling is kort ā€“ het gebruik
ervan door de vakraden moet worden geĆÆntensiveerd ā€“ maar wel
belangrijk voor het kabinet. Het kabinet beschouwt beleidsleren als
Ć©Ć©n van de successen van de Lissabonstrategie, waarop verder
doorgebouwd zou moeten worden. De thematische aanpak waarin de vakraden
een grote rol spelen, biedt hiervoor alle ruimte. Voorbeelden van
succesvol beleidsleren zijn het door de EU verspreiden van een algemeen
beleidsconcept als flexicurity, maar ook het overnemen van best
practices van specifieke beleidsinstrumenten zoals de Nederlandse
innovatievouchers. Ook tijdens de crisis bleek de mogelijkheid
beleidservaringen uit te wisselen waardevol. Het kabinet is dan ook van
mening dat beleidsleren een belangrijk element uit moet blijven maken
van de Europe 2020, waarbij wel een duidelijker scheiding dient te
worden gemaakt tussen leren en elkaars voortgang monitoren. Het kabinet
verwelkomt ook in dit kader de reeds genoemde intensieve bilaterale
dialoog tussen Commissie en lidstaten, welke meer mogelijkheden kan
opleveren voor beleidsleren.

Voorts verwelkomt het kabinet het initiatief van de Commissie om een
platform te bieden waarop lidstaten en andere bij de uitvoering van de
strategie betrokken stakeholders, zoals sociale partners, gemeenten en
provincies informatie over hun beleid kunnen uitwisselen.

6.3 Nationale rapportages

De Commissie stelt voor het moment van de rapportages onder het SGP en
Europe 2020 gelijk te trekken zodat zij gegevens kan combineren en
dwarsverbanden kan leggen. Tevens hoopt ze zo consistentie in het denken
binnen lidstaten zelf te bevorderen. Het kabinet erkent, met
inachtneming van de reeds genoemde kanttekeningen, de voordelen van dit
idee. In lijn met de visie van het kabinet stelt de mededeling
gestroomlijnde jaarlijkse rapportages voor gericht op de belangrijkste
onderwerpen, met name de voortgang richting de doelen en op het terrein
van de voor de lidstaat voorgestelde aanbevelingen. Hierbij wijst het
kabinet erop dat een dergelijk gefocust rapport tevens een belangrijke
bijdrage kan leveren aan nationale beleidsdiscussies. De mededeling
maakt niet langer onderscheid tussen nationale hervormingsprogrammaā€™s
en voortgangrapporten. Zoals aangegeven in de reactie van het kabinet op
de consultatie, leidde dit onderscheid in de praktijk tot veel
verwarring. Het kabinet kan het laten vallen van dit onderscheid dan ook
verwelkomen. 

6.4 Partnerschapaanpak

De mededeling benadrukt het belang van de partnerschapbenadering voor
het succes van de strategie, waaronder het nauwer betrekken van het
Europees Economisch en Sociaal Committee en het Committee van de
Regioā€™s. Tevens ligt hier volgens de mededeling een grote rol voor de
lidstaten zelf, zoals het kabinet onderstreepte in zijn reactie op de
consultatie. 

Het kabinet is van mening dat sociale partners, provincies, gemeenten,
steden, regioā€™s en kennisinstellingen een belangrijke bijdrage leveren
aan bijvoorbeeld het stimuleren van arbeidsparticipatie en innovatie,
het aanpakken van klimaatverandering, en het reduceren van
administratieve lasten. In Nederland werden sociale partners en
decentrale overheden de afgelopen jaren reeds intensief betrokken bij
het opstellen van het nationale rapport, een praktijk die zal worden
voortgezet onder de nieuwe strategie. Ook in de discussie over de
vormgeving van de nieuwe strategie zijn beide partijen uitgebreid
betrokken. Zo ligt aan de basis van de visie van het kabinet op de
nieuwe strategie een uitgebreid advies van de Sociaal-Economische Raad
en hebben ook de vertegenwoordigers van decentrale overheden hiervoor
belangrijke input geleverd.



Tijdlijn ā€œEUROPE 2020ā€

2010

Europese Commissie

3 maart voorstellen 	        ā†“

Europese Voorjaarsraad: 

Overeenstemming grote lijnen strategie: focus, doelen en governance

	Europese Commissie:

Voorstellen voor EUROPE 2020 geĆÆntegreerde richtsnoeren

	Europees Parlement:

Debat over strategie en vormen opinie over richtsnoeren

	Verschillende Raadformaties:

Verfijnen van hoofdpunten (EU/Nationale doelen, prioriteiten en
geĆÆntegreerde richtsnoeren

	Europese Raad in juni:

Goedkeuring van EUROPE 2020 strategie, EU en nationale doelen en
geĆÆntegreerde richtsnoeren

	Najaar Europese Raad

Verdiepende discussie over specifiek thema (bijv. R&D en innovatie)

	Lidstaten

Formuleren van Stabiliteits-/convergentie programma en Nationaal
Hervormingsprogramma

	2011

Europese Commissie

Jaarlijks rapport voor de Europese Voorjaarsraad, opinies over
Stabiliteits en convergentieprogrammaā€™s en voorstellen voor
aanbevelingen	ā†“

Raad

Bespreking Commissievoorstellen voor aanbevelingen

	Europees parlement

Plenair debat en aanname resolutie

	Europese Voorjaarsraad

Waardering voortgang en aanname landenspecifieke aanbevelingen

	Lidstaten, Europese Commissie, Raad

Follow up aanbevelingen, implementatie van hervormingen en rapportages

	

 PAGE   1 

 PAGE   1