[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag

Bijlage

Nummer: 2010D13854, datum: 2010-03-18, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de Ecofin Raad van 15 en 16 maart 2010 (2010D13853)

Preview document (šŸ”— origineel)


Algemeen

Op 15 en 16 maart vonden de Eurogroep en de Ecofin Raad plaats in
Brussel. Minister de Jager was namens Nederland aanwezig. De
belangrijkste onderwerpen van deze Ecofin Raad waren Griekenland en het
richtlijnvoorstel BTW-facturering. Daarnaast zijn er Raadsconclusies
aangenomen over de begroting voor 2011 en in voorbereiding op de
Europese Raad over exitstrategieƫn, EU2020 en klimaatfinanciering. Het
voorzitterschap heeft besloten de AIFM-richtlijn op een later moment te
bespreken. Voor de informatie over de bespreking van Griekenland verwijs
ik u naar de aparte brief die u hierover ontvangt. 

Het officiƫle verslag van het Voorzitterschap inclusief de aangenomen
conclusies vindt u via onderstaande link:

  HYPERLINK
"http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ecofin
/113398.pdf" 
http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ecofin/
113398.pdf  

1. Economische en financiƫle situatie

Tijdens de Eurogroep en Ecofin Raad is gesproken over de economische en
financiƫle situatie. In algemene zin kan op het ogenblik worden
vastgesteld dat er over het geheel genomen sprake lijkt te zijn van een
voorzichtig herstel van de economie in de Europese Unie. Dit blijkt ook
uit de interim voorspellingen van de Europese Commissie. Voor het
verdere herstel van de Europese economie is het belangrijk dat de
genomen crisismaatregelen tijdig en op een geloofwaardige manier worden
uitgefaseerd. De Ecofin Raad heeft daarom ook conclusies aangenomen over
financiƫle exit strategieƫn en exit strategieƫn voor de maatregelen
die genomen zijn met betrekking tot de arbeidsmarkt en productmarkten.
Hierover vindt u hieronder meer. 

2. Implementatie Stabiliteits- en Groeipact: Griekenland

Hiervoor verwijzen wij u naar de kamerbrief die u hierover zeer recent
heeft ontvangen. 

3. BTW-richtlijnvoorstel facturering

De Raad heeft overeenstemming bereikt over het BTW-richtlijnvoorstel
inzake aanpassing van de factureringsregels. Alhoewel het onderwerp
formeel voor een oriƫnterend debat op de agenda stond, aangezien het
Europees Parlement haar opinie nog moet geven, is toch al een akkoord
bereikt tussen de 27 lidstaten en de Europese Commissie over de tekst.
In de nieuwe tekst is vastgelegd dat papieren en elektronische facturen
gelijk moeten worden behandeld en dat bedrijven zelf kunnen bepalen op
welke wijze zij elektronische facturen willen versturen en ontvangen.
Daarnaast zijn meerdere technische wijzingen aangebracht met als doel de
factureringsregels te vereenvoudigen. De algemene principes en verdere
vereenvoudigingen zijn van groot belang voor het stimuleren van het
gebruik van elektronisch factureren en het verminderen van de
administratieve lasten voor het bedrijfsleven. 

Het kabinet omarmt de algemene principes, maar had gehoopt, net als het
Nederlandse bedrijfsleven, dat de uiteindelijke compromistekst dichter
bij het oorspronkelijke Commissievoorstel had gelegen. Daarmee was naar
omstandigheden de grootst mogelijke algemene lastenverlichting bereikt.
Er moest echter een tekst worden gevonden die acceptabel was voor alle
27 lidstaten. Meerdere lidstaten hadden en hebben vanuit de gedachte van
controle door de belastingautoriteiten twijfels bij het volledig
vrijgeven van de mogelijkheden voor elektronische facturering. De nieuwe
richtlijntekst blijft lidstaten de ruimte geven voor een strengere
interpretatie van de factureringseisen dan het oorspronkelijke
Commissievoorstel. 

Tijdens de Ecofin Raad heeft Minister de Jager het belang van
elektronisch factureren en vereenvoudigde factureringsregels benadrukt
in het licht van de zeer grote administratieve lastenverlichting die
hierdoor gerealiseerd kan worden. Hij heeft daarbij bereikt dat alle
lidstaten en de Europese Commissie akkoord zijn gegaan met het monitoren
en evalueren van de nieuwe regels om te controleren of deze
lastenverlichting daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Mocht de
administratieve lastenverlichting lager uitvallen dan verwacht, dan zal
de Europese Commissie met nieuwe voorstellen voor verdere aanpassing
komen.

Nadat het Europees Parlement zijn opinie heeft gegeven, zal het
richtlijnvoorstel formeel worden aangenomen tijdens een volgende
vergadering van de Ecofin Raad.

4. Voorbereiding Europese Raad

Ter voorbereiding op de Europese Raad van 25 en 26 maart heeft de Ecofin
Raad conclusies aangenomen over: EU2020, exit strategieƫn en
internationale klimaatfinanciering.  

Raadsconclusies EU2020

De Ecofin Raad heeft conclusies aangenomen met betrekking tot de
mededeling van de Commissie over de opvolger van de Lissabonstrategie
die dit jaar afloopt. De conclusies zijn zonder veel discussie aanvaard.


Op 3 maart jl. heeft de Commissie een mededeling gepubliceerd waarin zij
voorstellen doet voor de inhoud en de governance van deze nieuwe
strategie. De titel van de mededeling is ā€œEurope 2020, a European
strategy for smart, sustainable and inclusive growthā€.  In de
conclusies wordt benadrukt dat duurzame groei en werkgelegenheid van
groot belang zijn voor de toekomst van de Europese Unie. De Ecofin Raad
onderschrijft dan ook de nadruk die de Commissie legt op slimme,
duurzame en inclusieve groei. Tegelijkertijd wordt benadrukt dat
macro-economische stabiliteit en houdbare overheidsfinanciƫn een
cruciale voorwaarde zijn voor economisch groei en het creƫren van
banen. Tevens heeft de Ecofin Raad erop gewezen dat bij het stellen van
doelen er rekening moet worden gehouden met verschillen tussen de
lidstaten. Voor Nederland is het belangrijk dat de focus ook in de
verdere uitwerking gericht blijft op het creƫren van groei en
werkgelegenheid. Met betrekking tot governance benadrukte de Ecofin Raad
dat de timing van de verschillende processen verder onderzocht moet
worden. Er is een belangrijke rol voor de Ecofin Raad weggelegd in het
bewaken van consistentie en coherentie tussen beleidsadviezen onder
EU2020 en de budgettaire en macro-economische beperkingen van lidstaten.


De Europese Raad zal op 25 en 26 maart ook over de voorstellen spreken
en besluiten nemen over de grote lijnen van de strategie. In de Ecofin
Raad van juni en de Europese Raad van juni zal opnieuw gesproken worden
over de EU2020 strategie. De Europese Raad van 17 en 18 juni zou de
vormgeving van de nieuwe strategie moeten afronden. Hieronder valt het
vaststellen van de geĆÆntegreerde richtsnoeren, de landenspecifieke
niveaus van de doelen en de identificatie van nationale knelpunten. 

Raadsconclusies exitstrategieƫn

De Ecofin Raad heeft conclusies aangenomen met betrekking tot
financiƫle exitstrategieƫn en exitstrategieƫn voor maatregelen in de
productenmarkt (sectorale steun), arbeidsmarkt (werktijdverkorting en
inkomenssteun) en maatregelen ter bevordering van de kredietverlening
als onderdeel van het European Economic Recovery Plan (EERP). De
conclusies zijn zonder discussie aangenomen. 

In de conclusies staat een beschrijving van afspraken die in de
afgelopen maanden zijn gemaakt met betrekking tot het uitfaseren van
steunmaatregelen voor zowel de reƫle economie als ook de financiƫle
sector. Alle lidstaten zijn het er over eens dat het belangrijk is om
steunmaatregelen gecoƶrdineerd uit te faseren zodat negatieve
spill-over effecten worden voorkomen. Daarnaast is opgenomen dat voor
alle maatregelen geldt dat bij het bepalen van het moment van de exit
lidstaten rekening moeten houden met landenspecifieke factoren zoals de
macro-economische stabiliteit, financiƫle stabiliteit, de budgettaire
situatie en bijvoorbeeld het functioneren van relevante kredietkanalen.
De reden hiervoor is dat de effecten van de crisis verschillen per
lidstaat. Het is belangrijk dat alle lidstaten tijdig beginnen met
uitfaseren omdat de genomen maatregelen hoge budgettaire kosten met zich
meebrengen en in veel gevallen een verstorende werking hebben op de
interne markt en de mogelijkheden voor toekomstige potentiƫle groei. 

Raadsconclusies internationale klimaatfinanciering

De Ecofin Raad heeft conclusies aangenomen met betrekking tot de
financiering van internationaal klimaatbeleid. De conclusies gaan in op
de uitkomsten van de klimaattop die in december in Kopenhagen
plaatsvond. De conclusies zijn zonder discussie aangenomen. 

De conclusies bevestigen de toezegging van de Europese Raad van december
2009 om in de periode 2010-2012 jaarlijks EUR 2,4 mld beschikbaar te
stellen voor fast-start klimaatfinanciering voor ontwikkelingslanden. In
de conclusies geeft de Ecofin Raad tevens aan dat zij bereid is om een
stand van zaken te presenteren bij de UNFCCC-conferentie in Bonn in juni
2010. In de komende maanden zullen de afspraken van het
Kopenhagenakkoord verder worden uitgewerkt. De Ecofin Raad zal nauw
betrokken blijven bij de praktische aspecten van de
financieringsregelingen en -instituties waarover in Kopenhagen
overeenstemming is bereikt. 

Nederland draagt in de periode 2010-2012 jaarlijks EUR 100 mln bij aan
fast-start financiering. Het gaat om middelen die aan het begin van de
kabinetsperiode beschikbaar zijn gesteld, en die grotendeels al zijn
gecommitteerd. Nederland liep hiermee internationaal dus voor de troepen
uit.

5. Begroting 2011

De Ecofin Raad heeft conclusies vastgesteld met betrekking tot de
EU-begroting voor 2011. De begrotingsrichtsnoeren zijn bedoeld om de
prioriteiten van de Raad gedurende de begrotingsprocedure kenbaar te
maken aan de Europese Commissie, die het voorontwerp van de begroting
opstelt en het Europees Parlement (EP), dat samen met de Raad de
begrotingsautoriteit vormt. De conclusies zijn zonder discussie door de
Ecofin Raad aangenomen. De Commissie benadrukte wel dat de
begrotingscyclus dit jaar geen routine is. Gezien de budgettaire
situatie van veel lidstaten zal gezocht moeten worden naar manieren om
de beschikbare middelen goed in te zetten. Dit houdt ook in dat er
gekeken zal moeten worden naar herallocatie van beschikbare middelen. 

In de conclusies staat een aantal voor Nederland belangrijke
uitgangspunten. Onder andere wordt de toepassing van het principe van
begrotingsdiscipline benadrukt. Dit betekent dat de Ecofin Raad er op
aandringt dat de Unie bij het opstellen van haar begroting dezelfde
behoedzaamheid betracht als de lidstaten bij hun nationale begrotingen.
Daarnaast wordt gewezen op realistische uitgavenramingen, voldoende
marges en handhaving van de plafonds van de Financiƫle Perspectieven.
Ook is in de conclusies opgenomen dat er meer inzicht moet komen in de
administratieve uitgaven en in agentschappen. Behoedzame ramingen zijn
hierbij van belang. 

6. Richtlijn alternatieve beleggingsfondsen

Het Spaanse voorzitterschap heeft op de Ecofin Raad van 16 maart 2010
besloten om het voorstel voor een richtlijn voor alternatieve
beleggingsfondsen (ā€˜AIFM-richtlijnā€™) tijdens deze Ecofin Raad niet
te behandelen. Het voorzitterschap hoopt dat na verdere besprekingen ook
de lidstaten die problemen hebben met het huidige compromis, zoals het
Verenigd Koninkrijk, zouden kunnen instemmen met het voorstel. Nederland
betreurt de keuze van het voorzitterschap, want Nederland vindt het
belangrijk dat deze richtlijn er spoedig komt. Nederland meent dat het
compromis dat aan de Ecofin Raad zou voorliggen een evenwichtig
compromis is. Het VK meent dat de wijze waarop er zou worden omgegaan
met partijen van buiten de EU te protectionistisch is. Nederland en vele
andere lidstaten delen die mening niet. In verdere besprekingen zal
Nederland zich inzetten om zoveel mogelijk vast te houden aan het
huidige compromis en zal ervoor waken dat eventuele aanpassingen niet
tot een verwatering van de richtlijn leiden.

7. Accounting standaarden 

Op uitnodiging van het Voorzitterschap waren Sir David Tweedie
(voorzitter van de International Accounting Standards Board (IASB)) en
Gerrit Zalm (voorzitter van de IASB Board of Trustees) aanwezig bij de
Ecofin Raad. Sir Tweedie heeft aan de Ecofin Raad gerapporteerd over de
voortgang die de IASB heeft gemaakt op het gebied van de afspraken die
gemaakt zijn door de G20 over convergentie van de IASB standaarden met
die van de US Financial Accounting Standards Board (FASB). Sir Tweedie
gaf aan dat het proces van convergentie op schema loopt en in 2011. 

Sir Tweedie zette tevens de voortgang met betrekking tot IFRS 9 uiteen.
De IASB heeft voldaan aan het verzoek van de G20 en Ecofin Raad om IAS
39 drastisch te vereenvoudigen en procycliciteit te verminderen via de
publicatie van IFRS 9. Dit wordt ook wel IFRS 9 -fase I genoemd. Fase 2
omvat de ophoging van de voorziening voor wanbetaling voor het
traditionele bankbedrijf. Fase 3 omvat het wijzigen van de regels voor
hedge-accounting. Nederland is van mening dat IFRS 9 een stap in de
goede richting is en essentieel voor het internationale
convergentieproces. Beantwoording kamervragen AO Ecofin maart 2010

Tijdens het AO Ecofin van 11 maart 2010 is een aantal kamervragen door
tijdgebrek onbeantwoord gebleven. Wat betreft de vragen over
onderstaande onderwerpen, en voor zover deze nog niet in het
bovenstaande verslag aan bod zijn gekomen, kan ik u het volgende melden:

Richtlijn alternatieve beleggingsfondsen

Hieronder informeer ik u nader over een aantal zaken gerelateerd aan de
AIFM-richtlijn, naar aanleiding van vragen die hierover zijn gesteld
tijdens het Algemeen Overleg over de Ecofin Raad op 11 maart 2010.
Specifiek informeer ik u over de wijze waarop de Nederlandse
beleggingsfondsensector betrokken is geweest bij de voorbereiding van de
richtlijn, de wijze waarop Nederland het compromis dat aan de Ecofin
Raad zou voorliggen beoordeelt, de wijze waarop de richtlijn rekening
houdt met verschillende type fondsen en de wijze waarop de richtlijn om
gaat met fondsbeheerders van buiten de EU. 

Betrokkenheid Nederlandse beleggingsfondsensector

Uit overleggen met diverse vertegenwoordigers van de Nederlandse
beleggingsfondsensector is het beeld ontstaan dat het gros van de sector
begrijpt dat er regulering komt voor alternatieve beleggingsfondsen.
Niettemin heeft de sector wel zorgen geuit ten aanzien van het originele
richtlijnvoorstel van de Europese Commissie. Over het algemeen werd de
mening van het ministerie gedeeld dat het originele richtlijnvoorstel
haastwerk was en daarom voor verbetering vatbaar was. Vertegenwoordigers
van verschillende soorten fondsen hebben daarom constructief met het
ministerie meegedacht over een betere vormgeving van de richtlijn zodat
deze ook werkbaar is in de praktijk. 

Beoordeling compromis

Naar het oordeel van Nederland betekent het richtlijnvoorstel dat zou
voorliggen aan de Ecofin Raad (ā€˜Raadstekstā€™), een sterke verbetering
ten opzichte van het originele Commissievoorstel. Hoewel sommige
bepalingen niet optimaal maar een goed compromis zijn, is Nederland
tevreden met de tot dusver overeengekomen Raadstekst. De doorgevoerde
wijzigingen hebben geleid tot regels die beter werkbaar zijn voor
marktpartijen zonder daarbij afbreuk te doen aan de effectiviteit. In de
Raadstekst zijn veel punten van Nederland gehonoreerd.

Verschillende type fondsen

De Raadstekst houdt op verschillende manieren rekening met verschillende
typen fondsen. Zo gelden sommige eisen alleen voor dat type fondsen,
waarvoor ze relevant zijn. Te denken valt aan eisen voor
liquiditeitsmanagement. Deze zijn belangrijk voor fondsen waar beleggers
regelmatig in- en uit kunnen stappen, maar zijn irrelevant voor fondsen
waarbij dat niet kan, en die ook geen leverage gebruiken. Bij dit type
fondsen bestaan geen liquiditeitsrisicoā€™s en hiervoor gelden deze
eisen dan ook niet. Daarnaast kunnen toezichthouders het verlenen van
een vergunning koppelen aan de beleggingsstrategieƫn die een fonds wil
hanteren. Zo kunnen toezichthouders er bijvoorbeeld op letten dat een
fonds met ingewikkelde beleggingsstrategieƫn hiertoe ook adequaat is
ingericht (bijvoorbeeld het risicomanagement). Ook biedt het Raadstekst
ruimte voor lidstaten om kleine, niet-systeemrelevante fondsen vrij te
stellen van de regels, bijvoorbeeld kleine venture capital fondsen.
Overigens moeten deze fondsen zich wel registreren bij de toezichthouder
en transparant zijn naar de toezichthouder, opdat toezichthouders
volledig zicht hebben op de gehele fondsenmarkt.

Fondsbeheerders uit niet-EU landen

De Raadstekst bevat regels voor niet-EU fondsbeheerders. Dat er regels
zullen gelden voor niet-EU fondsbeheerders, is onontkoombaar. Op dit
moment is het aanbieden van beleggingsfondsen aan professionele
beleggers in veel lidstaten, waaronder Nederland, vrijgesteld van
toezicht. Met de AIFM-richtlijn wordt deze activiteit echter
gereguleerd. Dit betekent dat er ook regels moeten komen voor niet-EU
fondsbeheerders die in een lidstaat deze gereguleerde activiteit
verrichten. Anders zouden fondsbeheerders immers gestimuleerd worden om
zich te verplaatsen naar niet-EU landen om vervolgens van daaruit hun
fondsen in de EU aan te bieden. In de meeste financiƫle richtlijnen
wordt het beleid ten aanzien van niet-EU aanbieders aan de lidstaten
zelf overgelaten. Dat wil zeggen, lidstaten stellen zelf eisen aan
buitenlandse partijen die in de lidstaat een gereguleerde activiteit
willen uitoefenen. Daarbij hanteert onder meer Nederland het principe
dat er sprake is van het uitoefenen van de gereguleerde activiteit als
er actief een aanbod wordt gedaan aan Nederlandse ingezetenen. 

Met het originele voorstel beoogde de Commissie de wijze waarop
lidstaten met niet-EU fondsbeheerders omgaan, volledig op Europees
niveau te regelen. Het beleid dat de Commissie voorstelde, zou de EU
markt echter de facto hebben afgesloten voor niet-EU fondsbeheerders en
derhalve als protectionistisch kunnen worden bestempeld. Ten eerste
werden er naast een volledige vergunning voor niet-EU fondsbeheerders
zeer stringente en onrealistische voorwaarden gesteld, onder meer
ā€˜equivalentā€™ toezicht in het derde land en reciprociteit qua
markttoegang door het derde land. Het gros van de lidstaten, waaronder
Nederland, is van mening dat deze voorwaarden in de praktijk onhaalbaar
zouden zijn. Ten tweede zouden deze eisen niet alleen gelden wanneer
niet-EU fondsbeheerders hun fondsen actief aan EU beleggers aanbieden,
maar ook als EU beleggers hierin op eigen initiatief beleggen. Het
resultaat zou zijn geweest dat Europese professionele beleggers zoals
banken en pensioenfondsen nauwelijks meer in fondsen buiten de EU zouden
hebben kunnen beleggen - ook al doen ze dit op eigen initiatief - en
daardoor minder hebben kunnen diversificeren. 

Evenals het originele voorstel bevat de Raadstekst een regime voor
niet-EU fondsbeheerders. De tekst verschilt echter op twee punten in
positieve zin van het originele Commissievoorstel. Ten eerste worden er
in lijn met de bestaande praktijk alleen eisen gesteld wanneer niet-EU
fondsbeheerders hun fondsen actief aan EU beleggers aanbieden. Ten
tweede zijn de eisen in tegenstelling tot het Commissievoorstel
realistisch en haalbaar, waardoor ze niet de facto leiden tot het
afsluiten van de Europese markt en daarmee niet als protectionistisch
kunnen worden bestempeld. Zo moeten niet-EU fondsbeheerders
transparantie bieden aan beleggers en toezichthouders en moet er
informatie-uitwisseling zijn tussen de toezichthouders in de EU en het
derde land om goed toezicht te borgen. Dit laatste is reeds een gangbare
eis bij het uitoefenen van een gereguleerde activiteit in Nederland door
een buitenlandse aanbieder. Lidstaten zijn vrij om extra eisen te
stellen (minimumharmonisatie). De eisen die Nederland zal stellen in het
kader van minimumharmonisatie, zullen gericht zijn op het waarborgen van
een level playing field tussen EU- en niet-EU fondsbeheerders. 

De richtlijn ziet niet op de situatie dat professionele beleggers zoals
banken en pensioenfondsen op eigen initiatief in een fonds van een
niet-EU fondsbeheerder stappen, zonder dat deze fondsbeheerder actief de
Europese markt op gaat. Dit beoogde de Commissie wel met haar originele
voorstel, maar dit is juridisch niet mogelijk. Deze situatie wordt
geregeld in de directe regulering voor deze beleggers (bankenrichtlijn
etc.). Deze regulering waarborgt dat zij deze beleggingen op een
verantwoorde manier doen.

De Raadstekst voorziet dat de Commissie het onderscheid tussen actief
aanbieden en op eigen initiatief beleggen nader specificeert in lagere
regelgeving. Hierbij kan de Commissie zich baseren op bestaande
praktijken in de lidstaten zoals Nederland. 

Speculatief gebruik van Credit Default Swaps 

Het is goed dat de Europese Commissie op korte termijn onderzoek wil
doen naar de speculatieve handel in Credit Default Swaps (CDS) voor
staatsobligaties. Dit zal waarschijnlijk onderdeel uitmaken van een
breder voorstel omtrent regelgeving voor derivatenhandel dat de
Commissie dit jaar presenteert. Zo krijgen toezichthouders een beter
inzicht in transacties in derivaten, waaronder Credit Default Swaps.
Naast meer transparantie gaat de Commissie ook bekijken of, en zo ja,
hoe speculatieve handel in CDS voor staatsobligaties verboden kan
worden. Ik sta open voor voorstellen die het speculatief gebruik van CDS
verminderen. Belangrijk hierbij zijn in ieder geval: a) internationale
coƶrdinatie, b) een open blik bij het evalueren van verschillende typen
maatregelen en c) het zorgen dat het legitieme gebruik van CDS voor het
afdekken van risico buiten schot blijft. President Barroso heeft
benadrukt dat maatregelen alleen effectief zijn als deze door de G20
worden onderschreven (en toegepast).

Traject van de vaststelling van de nieuwe FinanciĆ«le perspectieven ā€“
EU-budget

Het CDA vroeg naar de stand van zaken omtrent het traject van de
vaststelling van de nieuwe Financiƫle perspectieven van de EU. De
huidige Financiƫle perspectieven lopen tot en met 2013, dus gaan de
nieuwe Financiƫle Perspectieven in principe in 2014 van start. Door het
Verdrag van Lissabon kan de lengte van de Financiƫle Perspectieven
gewijzigd worden. Tot nu toe werd het financieel kader vastgesteld voor
7 jaar, maar het Verdrag van Lissabon bepaalt dat het wordt vastgesteld
voor ā€œten minste vijf jaarā€. Er bestaat een mogelijkheid om de
nieuwe Financiƫle Perspectieven van start te laten gaan in bijvoorbeeld
2015 of 2016 met een duur van 5 jaar. Dit komt overeen met de looptijd
van de Europese Commissie. Het Europees Parlement is hier voorstander
van. Dit zou betekenen dat de huidige Financiƫle Perspectieven met 1 of
twee jaren zouden moeten worden verlengd waarna een financieel kader
voor 5 jaar moet worden vastgesteld. In dat geval zouden in een korte
periode tweemaal, doorgaans moeilijke, onderhandelingen over de
EU-uitgaven en de financiering moeten worden gevoerd. Tot nu toe zijn er
geen aanwijzingen dat de Commissie de wens van het Europees Parlement
zal volgen. Op dit moment kan er niet meer gezegd worden dan dat de
Commissie voor 1 juli 2011 een voorstel dient te presenteren voor nieuwe
Financiƫle Perspectieven. Afgaand op eerdere onderhandelingen over het
financieel kader kan uitgegaan worden van besluitvorming door de Raad in
2012. 

Mondiale betalingsbalansonevenwichtigheden

Hierbij gaat het met name over het enorme betalingsoverschot dat China
heeft ten opzichte van de VS. Deze onevenwichtigheden zijn de afgelopen
tijd enigszins afgenomen (zoals blijkt uit de IMF Staff Position Note
SPN/09/29:ā€™Global imbalances: In Midstream?ā€™, online beschikbaar op
de IMF website). China wordt bovendien actief aangemoedigd om een rol te
spelen in het verminderen van de onevenwichtigheden, o.a. door de afbouw
van de Chinese valutareserves. De G20 heeft ook commitment getoond via
het Raamwerk voor Sterke, Duurzame en Evenwichtige Groei (Pittsburg,
september 2009). Het eerste resultaat hiervan zal moeten blijken tijdens
de G20 toppen in juni in november. 

Onevenwichtigheden in het Eurogebied

Tijdens het AO is er, op aanvraag van Paul Tang, een notitie toegezegd
aan de kamer waarin een lange termijn schets zal worden gegeven over hoe
de eurolanden om dienen te gaan met onevenwichtigheden in het Eurogebied
en de rol hierin van het Stabiliteits- en Groeipact. Hierover ontvangt u
een aparte notitie. 

G20

Het is nog onduidelijk of Nederland aanwezig zal zijn bij de G20 toppen
in juni en november 2010. Een uitnodiging is nooit een
vanzelfsprekendheid geweest en is dat ook nu niet. Nederland maakt geen
deel uit van de oorspronkelijke G20-landen. Ook bij eerdere
bijeenkomsten was Nederland pas op een laat tijdstip zeker van een
uitnodiging. Dat zal dit jaar niet anders zijn. 

Solvabiliteitseisen voor verzekeraars

De Europese koepel van verzekeraars is met berekeningen gekomen dat de
invoering van het nieuwe risicogeoriƫnteerde toezichtskader Solvency II
per 2013 met fors hogere kapitaaleisen gepaard gaat. Volgens deze
berekeningen zou dit in Nederland kunnen leiden tot EUR 24 mld aan extra
solvabiliteitseisen. Voor heel Europa zou dit neerkomen op een bedrag
tot ongeveer EUR 250 mld. 

Met betrekking tot de berekeningen zou ik u willen mededelen dat we op
dit moment nog midden in het proces zitten van vaststellen van de eisen.
De sector heeft gereageerd op de adviezen ven CEIOPS en deze adviezen
zullen als input dienen voor de Commissie om de Quantitative Impact
Assesment (QIS5) uit te voeren. Deze wordt door verzekeraars uitgevoerd
op de cijfers van 2009. Op basis van de uitkomsten van het QIS zullen de
eisen in 2011 uiteindelijk worden vastgesteld. Bij de daadwerkelijke
opstelling van de detaileisen op het gebied van kapitaalseisen moeten de
lidstaten instemmen. Het Nederlandse standpunt zal vastgesteld worden in
nauw contact met het Nederlands verbond en DNB. Wij streven uiteindelijk
naar economisch gefundeerde maar reƫle kapitaaleisen. Hierbij zijn de
volgende punten belangrijk: a) de aansluiting van de economisch
gebaseerde eisen op de praktijk van goed risico management, b) het
meenemen van lessen van de kredietcrisis die relevant zijn voor
verzekeraars (bijv. versterking van de definitie van kapitaal), c) goed
groepstoezicht en Europese samenwerking van toezichthouders en d)
realistische kapitaaleisen en uitvoerbare regels. 

Stabiliteitsprogramma en demissionaire status van het kabinet

De val van het kabinet heeft geen directe gevolgen voor de
buitensporigtekortprocedure. Het saldopad dat Nederland heeft
gepresenteerd in het Stabiliteitsprogramma is namelijk gebaseerd op al
door de Tweede Kamer goedgekeurde maatregelen, zoals de maatregelen die
vorig jaar in de Voorjaarsnota zijn uitgewerkt. In het
stabiliteitsprogramma heeft Nederland zich gecommitteerd aan de
aanbevelingen in het kader van de buitensporigtekortprocedure. 

BTW-vrijstelling alternatieve medische beroepen. 

Bij deze maak ik tevens van de gelegenheid gebruik om in te gaan op uw
verzoek om een inhoudelijke reactie betreffende de problematiek
BTW-vrijstelling alternatieve medische beroepen zoals gedaan in uw brief
van 11 maart jl. met kenmerknummer 2010D12720. Uw verzoek vloeit voort
uit mijn brief van 19 februari over de BTW-vrijstelling voor
paramedische beroepen. Daarin heb ik aangegeven dat ik op een tweetal
brieven van acupunctuurverenigingen (beide van 15 oktober 2009) niet
schriftelijk, maar telefonisch heb gereageerd, en u derhalve geen kopie
van mijn reactie kon geven waarnaar u gevraagd had.

Voor een inhoudelijke reactie betreffende de gesignaleerde problematiek
verwijs ik naar de brief van de Minister van VWS en de Staatssecretaris
van Financiƫn van 29 oktober 2009 waarin de Kamer inhoudelijk
uitgebreid is geĆÆnformeerd over de uitgangspunten van het nieuwe kader
voor paramedische beroepen. Deze uitgangspunten zijn mede gebaseerd op
de inbrengen van en contacten met de diverse beroepsorganisaties, zoals
die voor de acupunctuur en worden thans door de Minister van VWS
uitgewerkt in een ministeriƫle regeling waarbij de desbetreffende
beroepsgroepen worden aangewezen. Het gaat daarbij met name om
beroepskwalificaties en opleidingseisen. De Minister van VWS zal toetsen
of daaraan wordt voldaan. Ik kan daar op dit moment niets nieuws of
anders aan toe voegen.

	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  9  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  10 



Directie Buitenlandse Financiƫle Betrekkingen 

Inlichtingen

Brenda Kramer

T 070-3427094 

F 070-3427901 

b.kramer@minfin.nl





Datum

17 maart 2010

Nummer verslag

Auteur





Eurogroep en Ecofin Raad







	Vergaderdatum	15 en 16 maart 2010



	

	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  10