[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van de 3000ste Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken, onderdeel WSB

Bijlage

Nummer: 2010D14416, datum: 2010-03-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag Raad WSBVC 8 maart 2010 (2010D14412)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage: Verslag van de 3000ste Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid,
Volksgezondheid en Consumentenzaken, onderdeel WSB 

Datum: 8 maart 2010, Brussel 

Inleiding

Deze bijeenkomst stond in het teken van drie debatten. De thema’s
hiervan waren de nieuwe EU2020 strategie, uitbanning van geweld tegen
vrouwen en ten derde de verbetering van de mobiliteit van Europese
onderzoekers. De Raad stelde een politiek akkoord vast ten aanzien van
een richtlijn gericht op de preventie van letsels als gevolg van scherpe
voorwerpen in de medische sector. Onder de a-punten nam de Raad het
voorstel aan tot instelling van een nieuwe PROGRESS
Microkredietfaciliteit. 

Voorbereiding van de bijeenkomst van de Europese Raad op 25 en 26 maart
2010: Europese strategie voor groei en werkgelegenheid

De Raad discussieerde over de contouren van de EU2020-strategie, de
opvolger van de Lissabonstrategie. Dit vooral in reactie op de op 3
maart verschenen CIE-mededeling “Europa 2020, een Europese Strategie
voor slimme, duurzame en sociaal-inclusieve groei” waarin de CIE haar
voorstel voor de nieuwe strategie neergelegd heeft. Op verzoek van het
voorzitterschap besteedden de delegaties in hun interventies aandacht
aan de doelstellingen die de strategie moet krijgen en aan de rol die de
Raad WSB in de strategie dient te spelen. 

Voor de start van het debat lichtte de Commissie haar voorstel toe. De
nieuwe strategie is gebaseerd op drie pijlers: slimme, duurzame en
sociaal-inclusieve groei. Hiervoor zijn in totaal vijf kwantitatieve
hoofddoelstellingen gedefinieerd, te behalen in 2020. Voor de
inclusiepijler betreft het de doelstellingen van het verhogen van de
arbeidsparticipatie tot 75% en het reduceren van het aantal mensen dat
in de EU ‘at-risk-of-poverty’ leeft, met 25% ofwel 20 miljoen
mensen. Onder ieder van deze drie pijlers zijn vervolgens enkele
“flagships” voorgesteld (actieprogramma’s voor specifieke
thema’s). Voor de inclusiepijler zijn dit een “agenda voor nieuwe
vaardigheden en banen” en oprichting van een “Europees platform
tegen armoede”. 

De Commissie meldde dat tijdens de Europese Raad van 25 en 26 maart,
regeringsleiders en staatshoofden definitief de hoofdlijnen van de
strategie zullen vaststellen, inclusief de kwantitatieve targets. Hierna
zullen de vakraden in de daaropvolgende periode tot de Europese Raad in
juni, nauw betrokken zijn bij de nadere invulling van de strategie. 

Het Commissievoorstel voor de nieuwe EU2020-strategie werd over het
algemeen positief ontvangen door de lidstaten. De discussie ging vooral
over het voorstel van een doelstelling tot reductie van armoede.

Een aantal delegaties toonde zich voorstander van de beoogde
doelstelling. Lidstaten met meer twijfel benadrukten het belang van een
effectief armoedebeleid maar zetten vraagtekens bij het gekozen target.
Deze heeft betrekking op relatieve armoede (relatie laagste inkomens tot
hogere inkomens) en niet op absolute armoede (het kunnen beschikken over
een basispakket van goederen en diensten dat in staat stelt tot een
waardig bestaan). Een aantal landen voerde daarnaast aan dat armoede een
te veelomvattend fenomeen is om met een eenvoudige indicator te kunnen
vastleggen. De EU2020 zou zich volgens deze landen moeten richten op
middellange termijn hervormingen die leiden tot een betere verzoening
van werk en zorgtaken en een betere toegang tot onderwijs en zorg, omdat
daar veelal de oorzaak van armoedeproblematiek ligt. 

De participatiedoelstelling van 75% voor de beroepsbevolking in de
leeftijdscategorie van 20 tot 65 jaar, ontving algemene instemming.
Meerdere delegaties gaven aan als subdoelstellingen ook
participatietargets voor onder meer jongeren en ouderen te willen
formuleren. Daarnaast pleitte een aantal delegaties voor een versterking
van de gender dimensie in de strategie, met eventueel ook een specifieke
target voor participatie van vrouwen. 

Nederland gaf aan de 75% arbeidsparticipatiedoelstelling op zich te
kunnen steunen maar wees erop dat deze doelstelling beperkt is tot de
leeftijdsgroep 20 tot 65 jaar, terwijl deze groep breder zou moeten
zijn. Over de armoededoelstelling toonde Nederland twijfel over het nut
van de doelstelling en over de gekozen indicator. Nederland gaf aan in
zowel aantallen mensen als in intensiteit, een relatief geringe
armoedeproblematiek te kennen en de overtuiging te hebben dat dit in
essentie vooral te danken is aan een sterke nadruk in het nationale
beleid op participatie op de arbeidsmarkt en in de maatschappij.

Over de rol die de Raad WSB bij de definitie, uitrol en monitoring van
de EU2020-strategie moet spelen, heerste een hoge mate van consensus. De
delegaties gaven vrijwel unaniem aan dat het aan de Europese Raad is om
de nieuwe strategie op hoofdlijnen vast te stellen maar dat de Raad WSB
vervolgens op sociaal en werkgelegenheidsterrein een belangrijke rol
moet spelen bij de verdere invulling en de monitoring van de strategie. 

	

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot uitvoering van de door
HOSPEEM en EPSU gesloten kaderovereenkomst inzake de preventie van
scherpe letsels in de ziekenhuis- en gezondheidszorgbranche: politiek
akkoord

De Commissie toonde zich verheugd met dit initiatief van de sociale
partners dat zal bijdragen tot een veiliger werkomgeving in de medische
sector. Nederland toonde zich positief over het feit dat de richtlijn
tot stand gekomen is op voorstel van de sociale partners. Nederland gaf
aan wel voorkeur te hebben voor een flexibeler instrument dan wetgeving,
omdat een richtlijn in het geval van het voortschrijden van de stand der
techniek of een wijziging van wetenschappelijke inzichten, moeilijk
aanpasbaar is. Het voorstel werd unaniem door de lidstaten aangenomen. 

Raadsconclusies over uitbanning van geweld tegen vrouwen in de Europese
Unie 

Op de internationale vrouwendag vond in de Raad een debat plaats over
geweld tegen vrouwen, op basis van Raadsconclusies die unaniem door de
Raad werden aangenomen.

In deze conclusies wordt opgeroepen om op nationaal en Europees niveau
krachtig beleid te voeren om alle vormen van geweld tegen te gaan. Het
Spaanse voorzitterschap heeft als concreet initiatief voorgesteld een
gemeenschappelijk en gratis EU telefoonnummer te introduceren dat door
lidstaten (op vrijwillige basis) kan worden ingezet om hulp te verlenen
aan slachtoffers. De Commissie wordt opgeroepen om een Europese
strategie te formuleren, waarbij onder andere het verzamelen van
gegevens over geweld tegen vrouwen van groot belang is. Daarnaast wordt
voorgesteld de oprichting van een Europees observatorium te overwegen.

Commissaris Reding (Fundamentele Vrijheden) gaf aan dat geweld tegen
vrouwen in al zijn vormen ook een belangrijke prioriteit voor de huidige
Commissie is. Reding verwees in haar interventie naar het door Barroso
en haarzelf gepresenteerde ‘Vrouwenhandvest’. Dit is een nieuw
initiatief om op alle beleidsterreinen gelijkheid tussen mannen en
vrouwen een impuls te geven. In september zal de Commissie vervolgens
een nieuwe strategie voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen
presenteren, met hierin concrete acties. In haar interventie legde
Reding nadruk op de het belang van vermindering van loonverschillen
tussen vrouwen en mannen en de bestrijding van vrouwelijke genitale
verminking. 

Vrijwel alle lidstaten steunden het Spaanse voorzitterschap in haar doel
geweld tegen vrouwen zowel op nationaal als op Europees niveau te
bestrijden. Een aantal lidstaten pleitte hierbij voor uitbreiding van de
sancties. Veel lidstaten zagen meer heil in een verzwaring van Europese
inspanningen door gegevensverzameling, het uitwisselen van goede
voorbeelden en goede coördinatie tussen de verschillende instanties.

Een aantal lidstaten steunde het Spaanse voorstel voor een Europees
telefoonnummer. Ten aanzien van het observatorium was een aantal
lidstaten positief maar anderen gaven aan de doelstelling van een
observatorium te steunen, maar wel binnen bestaande structuren (met het
oog op kosten). Daarnaast werd voor aansluiting op bestaande
initiatieven (o.a. VN) gepleit. 

Discussie over de mobiliteit en de loopbaan van Europese onderzoekers

Deze discussie vond plaats naar aanleiding van de Raadsconclusies over
het wegnemen van barrières voor de mobiliteit van onderzoekers, die 1
en 2 maart zijn aangenomen in de Raad Concurrentievermogen. Het
voorzitterschap had dit initiatief genomen vanwege de raakvlakken van
het onderwerp met het werkterrein van de Raad WSBVC. Voor het debat had
een aantal lidstaten een minister van onderzoek afgevaardigd. 

Het voorzitterschap stelde dat er nog veel barrières zijn voor
onderzoekers op het terrein van sociale zekerheid en pensioenen. In het
debat werd het belang benadrukt van het behoud van het vergroten van de
mogelijkheden van mobiliteit voor onderzoekers. De EU heeft veel te
weinig wetenschappers en er is nog steeds een stroom van Europese
wetenschappers die vertrekken naar bv. de VS. De Europese economie moet
immers gebaseerd zijn op kennis.

Een arbeidsovereenkomst volgens de uitgangspunten van flexicurity met
het borgen van sociale zekerheid zou moeten bijdragen aan betere
mobiliteit. Als voorbeeld werd door een spreker de overdraagbaarheid van
aanvullende pensioenen genoemd. 

De volgende twee voorzitterschappen kondigden aan dit onderwerp opnieuw
te willen agenderen doormiddel van  een conferentie en eventueel
raadsconclusies.

					***

            

 Dit wordt gedefinieerd als het aantal mensen met een inkomen van lager
dan 60% van het mediaaninkomen in een land. 

 PAGE   3 

 PAGE   2