[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

KNMI-reactie op het selectief gebruik van meetstations

Bijlage

Nummer: 2010D16274, datum: 2010-04-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Antwoord vragen De Mos over het bericht dat in de VS met temperatuurdata is gefraudeerd (2010D12050)

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijlage: KNMI-reactie op het selectief gebruik van meetstations 

In diverse kranten is het bericht verschenen dat een wereldwijde grote
afname van het aantal meetstations voor een belangrijk deel de gemeten
mondiaal gemiddelde opwarming over de afgelopen decennia kan verklaren.

De redenatie is dat weerstations selectief zijn weggelaten, waardoor er
een trendbreuk opwaarts zou zijn ontstaan. De referentie van deze claim
komt uit een studie van Joseph D'Aleo, een meteoroloog, en E. Michael
Smith, a computer programmeur, gepubliceerd op de website van de Science
and Public Policy Institute. Het rapport van Dā€™Aleo en Smith is niet
gepubliceerd en dus ook niet extern gecontroleerd en gereviewd en staat
alleen op de door Dā€™Aleo opgezette website.

Een samenvatting van de claims uit het rapport:

Instrumentele oppervlaktetemperatuurdata uit de pre-satellietperiode
(1850 ā€“ 1980) zijn systematisch gesaboteerd zodat ze onbetrouwbaar
zijn. Bovendien worden inmiddels 2/3 van de ooit 6000 stations niet meer
gebruikt. De verwijdering van data is te selectief uitgevoerd en de
meetstations worden beĆÆnvloed door verstedelijking. Verder zijn er
teveel instrumentele problemen. 

Het rapport constateert tevens dat satellietmetingen van de
troposferische temperatuur in toenemende mate afwijken van de
grondstations.

De aanwezige gronddata worden gecompileerd in het Global Historical
Climatology Network (GHCN). Operationalisatie hiervan gebeurt door het
nationale klimaatdata centrum in de VS (NCDC).

Reactie op het rapport:

De aandacht richt zich op het GHCN. Echter, GHCN is niet het enige
instituut dat een database van stationsdata heeft. Er zijn
onafhankelijke databases met data die niet op het GHCN zijn geweest,
zoals de ECA&D database voor Europa. Deze andere databases laten
dezelfde trends zien als GHCN, waarmee Europa een controle functie
vervult. De claims, dat door selectieve verwijdering de mondiaal
gemiddelde temperatuurtrend zou zijn beĆÆnvloed wordt hiermee ontkracht.


De auteurs van het rapport geven hiermee aan niet de essentie en
filosofie van het GHCN data beheer te snappen. Peterson en Vose (1997)
bediscussiƫren dit punt zeer uitvoerig. Wereldwijde meetstationdata
worden vanuit weerdiensten over de hele wereld via de World
Meteorological Organisation (WMO) gerapporteerd en gecontroleerd. Deze
informatie is publiekelijk beschikbaar. Daarna komen ze pas in GHCN.

De GHCN dataset stamt in de eerste vorm uit begin jaren 1990 en bestaat
dus uit twee gedeelten. Voor de periode voor 1990 zijn er reeksen uit
allerlei bronnen samengebracht. De 6000 stations waarvan gewag wordt
gemaakt zijn een overschatting, het aantal heeft gewisseld, met als
maximum 3522 stations in 1969. Vanaf begin jaren ā€˜90 wordt de database
maandelijks bijgewerkt met gegevens van een kleiner aantal stations,
voor de periode tot 2006 zijn ruim 1500 stations beschikbaar. Er zijn
vooral stations weggevallen in de voormalige Sovjetrepublieken die in
1991 onafhankelijk werden, China, Canada en Australiƫ. 

Dit heeft een aantal redenen: commercialisering van weerdiensten,
budgettaire redenen, wegvallen van contracten. In deze gebieden zijn
genoeg stations overgebleven om een goede schatting van de temperatuur
te maken.

Er is een studie uitgevoerd naar het effect van de geringe hoeveelheid
stations in de poolgebieden op de schatting van de mondiaal gemiddelde
jaartemperatuur aan het oppervlak. Er is een vergelijking gemaakt tussen
het extrapoleren van de gemeten data voor een groter polair gebied
(NASA), en het weglaten van die data (Hadley Centre/CRU) blijkt
uitberekeningen van het KNMI (mondelinge mededeling). Beide methoden
geven een vergelijkbare temperatuurstijging (en beide methoden worden in
publicaties gebruikt). Dit ontkracht de claim dat een ongebalanceerde
verspreiding van meetstations de mondiaal gemiddelde temperatuurstijging
substantieel zou vertekenen. Tevens laat het zien dat de GHCN van alle
kanten wordt gecontroleerd.

Nog een voorbeeld van controle is het vergelijken van de
temperatuurmetingen vanuit satellieten met die van de meetstations.
Hoewel de vergelijking niet 1 op 1 kan worden gemaakt door de manier van
meten vanuit satellieten, correleren de twee onafhankelijke meetdata
sets zeer goed en laten ze vergelijkbare trends zien. Hiermee is ook de
claim ontkracht dat de satellietmetingen zouden divergeren van de
grondmetingen.

Stationsverplaatsingen zijn altijd een groot probleem. Hiervoor wordt zo
goed mogelijk gecorrigeerd, maar met duizenden meetreeksen en beperkte
mankracht is dit niet altijd mogelijk. De CRU-reeksen zijn gebaseerd op
een kleiner aantal gecontroleerde stations, de NASA reeks op alle
beschikbare data om dit soort effecten uit te middelen. De overeenkomst
tussen deze reeksen en de satellietwaarnemingen geeft aan dat gemiddeld
over grote gebieden er geen grote afwijkingen zijn door
stationsverplaatsingen. Regionaal (bv. in China) kan dit wel het geval
zijn en moeten aanvullende controles worden uitgevoerd. Voor Europa is
dit in het ECA&D project reeds gedaan.

De claim dat door het wegvallen van de meetstations een trendbreuk is
ontstaan in het verloop van de wereldgemiddelde temperatuur in 1990 is
onjuist. Er zit in de NASA/GISS reeks die gebaseerd is op de GHCN data
geen breuk in 1990.

Figuur 1: Verloop van de wereldgemiddelde temperatuur reeks van
NASA/GISS 1979-2009, de groene lijn geeft het 10-jaars lopende
gemiddelde. De afkoeling in 1992-1993 werd veroorzaakt door de
uitbarsting van de vulkaan Pinatuba in 1991, de opwarming in 1998 en de
afkoeling in 2008 door El NiƱo en La NiƱa.