32356 NR Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs enz. i.v.m. het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten
Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten
Nader rapport
Nummer: 2010D16936, datum: 2010-04-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z05865:
- Indiener: J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Medeindiener: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2010-04-07 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-04-08 10:00: Procedurevergadering commissie OCW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2010-04-14 13:45: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-04-22 10:00: Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2010-05-20 10:00: Procedurevergadering commissie OCW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2010-11-18 10:00: Procedurevergadering commissie OCW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2011-02-02 14:05: Wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten (32356) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2011-02-08 15:15: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 2 november 2009, nr. 09.003069, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 februari 2010, nr. W05.09.0444/I, bied ik U hierbij aan. De Raad van State maakt naar aanleiding van het wetsvoorstel opmerkingen over de wijziging van het toezicht op scholen en de wijziging van de strafrechtelijke sanctie in een bestuurlijke sanctie. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee het voorstel deels nader dient te worden overwogen. De Raad van State geeft u in overweging het voorstel van wet niet te zenden aan de Tweede Kamer dan nadat met zijn opmerkingen rekening zal zijn gehouden. 1. Toezicht Het verplaatsen van het toezicht op de naleving van de Lpw 1969 door scholen van de leerplichtambtenaar (lpa) naar de Inspectie van het Onderwijs (Inspectie) wordt naar mijn mening op goede gronden voorgesteld. De onderbouwende argumentatie in de memorie van toelichting is naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad aangevuld, in het bijzonder met een passage aan het begin van punt 3.2a. Centraal staat de effectiviteit van het functioneren van de keten ter bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten, waarin de lpa en de Inspectie beide een belangrijke rol hebben. Met de voorgestelde wijziging wordt het toezicht op scholen, anders dan nu, eenduidig belegd, bij de Inspectie, die bovendien voor die taak beter is toegerust dan de lpa. Dit wordt in de toelichting uiteengezet. De lpa kan zich dan concentreren op zijn toezichttaak jegens ouders en leerlingen. Dit toezicht blijft dus op het decentrale niveau. Tevens is in het wetsvoorstel rekening gehouden met de signalen die door de lpa worden opgevangen over de naleving van de Lpw 1969 door scholen. Deze signalen kunnen worden doorgegeven aan de Inspectie en vervolgens worden meegenomen in het toezicht van de Inspectie. Over de uitwerking van een en ander worden tussen de gemeenten en de Inspectie afspraken gemaakt. Op deze manier ontstaat een effectief samenspel tussen het decentrale en het centrale niveau. De invoering van het verzuimloket bij (thans) de DUO is belangrijk en betekent het beschikbaar komen van betere verzuiminformatie. In vervolg op die maatregel zorgt dit wetsvoorstel voor een duidelijker en passender toedeling van de rollen in de keten ter bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten. De kennis over de negatieve invloed van de afhankelijkheidsrelatie tussen lpa en school en van de politieke dimensie van de aansturing van de lpa door burgemeester en wethouders op het toezicht door de lpa jegens scholen komt van ervaringen in de praktijk. Daarbij kan de politieke dimensie van het optreden van burgemeester en wethouders evident worden genoemd. Ingrado heeft aangegeven dat een lpa die een sanctie oplegt, te maken heeft met veel partijen waarvan hij afhankelijk is voor de uitvoering van zijn werk, en dat deze omstandigheid afhoudt van het opleggen van een sanctie. Ook de MBO Raad heeft gemeld een positief effect te verwachten van het wetsvoorstel doordat lpa-en en instellingen bij hun inspanningen ten behoeve van deelnemers dan niet meer worden gehinderd door een onderlinge afhankelijkheidsrelatie. In de memorie van toelichting is de passage over de huidige taakverdeling tussen gemeenten en Inspectie inzake het toezicht op het onderwijs aangevuld. Juist door het verplaatsen van het toezicht op de naleving van de Lpw 1969 door scholen naar de Inspectie krijgt de Inspectie een duidelijke rol ten aanzien van de verzuimmelding en -registratie door scholen. Aangezien het toezicht op de naleving van de Lpw 1969 door ouders en leerlingen bij de lpa blijft, heeft deze de vinger aan de pols van de wijze waarop het verzuimbeleid concreet gestalte krijgt. Mede gelet op zijn signaleringsrol en zijn rol in het zorg- en adviesteam van de school behoudt de lpa een centrale plaats in de keten ter bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten. De effectiviteit van het beleid ter bestrijding van verzuim en voortijdig schoolverlaten staat voorop. Waar het toezicht op de naleving van de Lpw 1969 door scholen wordt verplaatst van de gemeente naar de Inspectie, heeft de gemeente ter zake geen instrument meer nodig. Zowel Ingrado als het Openbaar Ministerie hebben aangegeven ervan overtuigd te zijn dat het nalevingstoezicht jegens scholen door de Inspectie effectiever zal gebeuren. Wanneer er sprake is van gelijksoortige toezichttaken verdient het de voorkeur dat deze zoveel mogelijk in één hand zijn. De toezichttaken in verband met de naleving van de Lpw 1969 door scholen enerzijds en door ouders en leerlingen anderzijds zijn verschillend naar aard en uitvoering. De toezichttaak op grond van de Lpw 1969 ten aanzien van scholen past goed bij de toezichttaak van de Inspectie jegens scholen op grond van de rmc-regelgeving en de WOT. Voorgesteld wordt dus de toezichttaken in verband met de naleving van onderwijswetgeving door scholen in één hand te brengen. Het wetsvoorstel herschikt, langs lijnen die logischer en effectiever worden geacht. Deze herschikking van het toezicht laat de integrale aanpak van het jeugdbeleid onverlet. De toezichttaak van de lpa ten aanzien van ouders en leerlingen blijft behouden en de lpa blijft deel uitmaken van het zorg- en adviesteam. Anders dan de Raad ben ik van mening dat de verwevenheid van taken van partijen, in dit geval van het hoofd en de lpa, niet noodzakelijkerwijs leidt tot de conclusie dat het toezicht op de uitvoering daarvan door één van die partijen dient te gebeuren. Het duidelijke onderscheid tussen het toezicht op scholen en het toezicht op ouders en leerlingen maakt ook het onderscheid tussen toezicht op in- en afschrijvingen en het toezicht op absoluut verzuim verklaarbaar en werkbaar. De kennisgeving van in- en afschrijvingen door scholen valt onder het meldgedrag van scholen dat de Inspectie controleert. De controle door de lpa op het absoluut verzuim richt zich op ouders en de individuele leerling. Bij constatering van absoluut verzuim door een leerplichtige leerling neemt de lpa contact op met die leerling en de ouders. Wanneer de lpa in het kader van de controle in dergelijke individuele gevallen erop stuit dat een school zich niet houdt aan de meldverplichting ter zake van in- en afschrijvingen, kan hij die informatie doorgeven aan de Inspectie. Dit is een voorbeeld van de beoogde werking van de signaleringsrol van de lpa. Het risicogerichte toezicht door de Inspectie wordt bij uitstek geschikt geacht voor het toezicht op de naleving van de Lpw 1969 door scholen, omdat op deze wijze die scholen waar de meeste verbetering nodig is ook de meeste aandacht van de toezichthouder krijgen. Zoals hierboven al is uiteengezet, laat een en ander onverlet dat gemeenten signalen kunnen aandragen. De signalen die de lpa opvangt in het kader van het uitoefenen van zijn taken in verband met de naleving van de Lpw 1969 door ouders en leerlingen, worden zo door de Inspectie meegenomen in de risicoanalyse. De Inspectie maakt hierover afspraken met gemeenten en behandelt signalen van de lpa als urgent. Voorts kan worden opgemerkt dat de kennis over het verzuimbeleid van scholen op dit moment al in belangrijke mate is te danken aan onderzoek van de Inspectie. Met een themaonderzoek heeft de Inspectie inzichtelijk gemaakt dat met name het verzuimmeldgedrag van veel scholen onder de maat is (Melden van verzuim en voortijdig schoolverlaten, maart 2009). De memorie van toelichting is aangevuld ten aanzien van het herschikken van het toezicht, het risicogerichte toezicht van de Inspectie en de positie van de lpa. Met de Raad ben ik van mening dat de oorspronkelijke gedachte van de wetgever van een maatschappelijke zorg van gemeenten bij verzuim nog steeds van belang is. Deze zorg blijft behouden door de toezichthoudende taak van de lpa jegens ouders en leerlingen. De signaleringsrol van de lpa waar het scholen betreft draagt hieraan bij. Ook de positie van de lpa in het zorg- en adviesteam blijft onveranderd. De stijging van het aantal processen-verbaal met 424 procent, zoals genoemd in het rapport van Het Portaal, heeft betrekking op processen-verbaal jegens ouders en leerlingen. Voor scholen staat nog steeds het cijfer van één proces-verbaal in tien jaar. Verder meen ik dat het niet (of nauwelijks) toepassen van de sanctie in dit geval wel degelijk iets zegt over de effectiviteit van de handhaving, nu uit het hierboven genoemde onderzoek van de Inspectie bekend is dat veel scholen hun verzuimregistratie niet op orde hebben en niet of onvolledig melden. Aangetoond gebrekkige naleving in combinatie met de afwezigheid van processen-verbaal moet wel wijzen op gebrekkige handhaving. Een toename van de inspanningen van gemeenten om het toezicht op grond van de Lpw 1969 ten aanzien van scholen aan te scherpen is voor mij onvoldoende concreet geworden. Verder zou dit gegeven ook niet afdoen aan de voordelen die voor het toezicht aan de verplaatsing naar de Inspectie zijn verbonden: de eenduidige belegging van het toezicht op scholen, de afstand tot de politieke dimensie, de onafhankelijkheid ten opzichte van scholen, en het gezag van de inspecteurs. Een mogelijke eigen sanctiebevoegdheid voor gemeenten op grond van de Lpw 1969 is onderwerp van overleg tussen OCW, G4, VNG en Justitie geweest. De uitkomst hiervan is tot dusver dat gemeenten geen duidelijk voordeel zouden hebben van een dergelijke bevoegdheid, gelet op de daaraan verbonden lasten van bezwaar en beroep. Alles overziende hebben de opmerkingen van de Raad mij geen aanleiding gegeven het wetsvoorstel aan te passen. 2. Strafrechtelijke of bestuursrechtelijke sanctie? In de memorie van toelichting is de passage over de toetsing aan de kabinetsnota over de uitgangspunten bij de keuze van een sanctiestelsel (Kamerstukken I, 2008/09, 31 700 VI, D) aangevuld op het punt van het verband tussen de aard van de overtreding en de keuze voor het toepasselijke sanctiestelsel. De normadressaat in de Lpw 1969 is, voor zover het scholen betreft, het hoofd. In zoverre wijkt de Lpw 1969 af van de overige onderwijswetgeving, waarin normaal gesproken het bevoegd gezag wordt geadresseerd. Het gaat dan in hoofdzaak om bekostiging en de daaraan verbonden verplichtingen. Het optreden van de school op grond van de Lpw 1969 betreft praktische situaties ten aanzien van individuele leerlingen en ouders. Voorbeelden zijn het verlenen van verlof ten behoeve van een vrijstelling van geregeld schoolbezoek wegens vakantie (artikel 13a) of het melden van relatief verzuim (artikelen 21 en 21a). Het is passend dat deze verplichtingen zijn opgelegd aan de leiding van de school, die veel dichter bij de leerlingen en de dagelijkse gang van zaken zaken staat dan het bevoegd gezag. De keuze die op dit punt is gemaakt in de Lpw 1969 is in de praktijk geaccepteerd en wordt daar - bijvoorbeeld door Ingrado - als helder gezien. Ook de huidige strafrechtelijke sanctie richt zich tot het hoofd. De memorie van toelichting is overeenkomstig aangevuld. Van de redactionele kanttekening is goede nota genomen. De voorgestelde wijziging van 5 naar 4 weken in de aangehaalde bepalingen is niet overgenomen, aangezien in die bepalingen telkens behoud van de termijn van 5 weken is beoogd (het gaat daar niet over de naar 4 weken te harmoniseren meldtermijn jegens de leerling of deelnemer). Ik moge U, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden. De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart PAGE W3825.K-2 PAGE 2 MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP Nr. WJZ/194504 (3825) (Hoofd) Afdeling DIRECTIE WETGEVING EN JURIDISCHE ZAKEN Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het primair onderwijs, de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet op het voorgezet onderwijs in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten Den Haag, 30 maart 2010 AAN DE KONINGIN OCW 10938