[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda

Bijlage

Nummer: 2010D17676, datum: 2010-04-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda Voorjaarsvergadering IMF en Wereldbank (2010D17673)

Preview document (šŸ”— origineel)


Geannoteerde agenda voor het algemeen overleg in de Tweede Kamer over de
opstelling van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergaderingen
van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) en het
Development Committee (DC) op 24 en 25 april 2010.

Tijdens de vergaderingen komen naar verwachting de volgende onderwerpen
aan de orde:

  TOC \o "1-3" \u  1. Internationale financieel-economische situatie	2

2. IMF governance	5

3. IMF mandaat	6

4. IMF middelen	8

5. Algemene inleiding Wereldbank	9

6. Financiƫle capaciteit Wereldbank	10

7. Herschikking van stemverhoudingen Wereldbank 	12

8. Hervorming operationele effectiviteit en governance Wereldbank 	14

 

1. Internationale financieel-economische situatie

Algemeen

De wereldeconomie herstelt sneller dan verwacht van de diepste recessie
sinds de jaren dertig. In 2009 kromp het mondiale bruto binnenlandse
product (BBP) nog met 0,8%, maar gedurende het jaar werd het beeld
positiever. In veel ontwikkelde landen nam de BBP-krimp in het tweede
kwartaal van 2009 aanzienlijk af, om in de tweede helft van het jaar om
te slaan in voorzichtige groei. Dit is in belangrijke mate dankzij
grootschalige budgettaire stimulering, (on)conventionele monetaire
verruiming en steunmaatregelen voor de financiƫle sector. Voor 2010
voorspelt het IMF in de update van de World Economic Outlook (WEO)
(januari 2010) een mondiale BBP-groei van 3,9%, een opwaartse
bijstelling van 0,8 procentpunt. Met een geraamde BBP-groei van 6% in
2010 herstellen opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden echter
aanzienlijk sneller. Ook tussen Westerse landen zijn er verschillen,
samenhangend met de omvang van de vermogensschok, de gevoeligheid voor
de wereldhandel, de mate van budgettaire en monetaire stimulering en de
flexibiliteit van economieƫn. 

Ondanks het sneller dan verwachte herstel zijn de risicoā€™s voor de
wereldeconomie nog niet geweken. In de meeste landen wordt de groei
momenteel gedragen door tijdelijke factoren als de voorraadcyclus en de
uitzonderlijke monetaire en budgettaire stimulering. Voor een duurzaam
herstel is vereist dat de particuliere bestedingen het stokje gaan
overnemen. De komende tijd blijven deze bestedingen echter in veel
landen hinder ondervinden van de oplopende hoge werkloosheid, van
vermogensverliezen die huishoudens dwingen om hun balanspositie te
verstevigen, en van de aanhoudende fragiliteit van het bankwezen.
Daarbij vormen de verslechterde overheidsfinanciƫn ook een risico voor
herstel, via hogere kapitaalmarktrentes en noodzakelijke consolidatie
door overheden. Daarnaast kunnen opnieuw toenemende mondiale
onevenwichtigheden het risico vergroten op een traag herstel en
protectionisme enerzijds, en overmatige stimulering en nieuwe zeepbellen
anderzijds. Gedurende 2009 daalde de inflatie in veel landen
aanvankelijk scherp, vooral door sterk lagere grondstoffenprijzen. De
aantrekkende economie in de tweede helft van het jaar stuwde deze
prijzen echter weer op, waardoor de inflatie weer steeg. In januari 2010
bedroeg de inflatie 2,6% in de Verenigde Staten, 1,0% in het eurogebied
en -1,3% in Japan. Naar verwachting blijven de hoge werkloosheid en de
lage bezettingsgraad nog enige tijd een drukkend effect hebben op de
inflatie. Op de langere termijn is een duurzaam herstel en groei alleen
mogelijk, indien de natuurlijke hulpbronnen duurzaam worden beheerd. 

Verenigde Staten

De conjunctuur van de Verenigde Staten ā€“ het epicentrum van de
financiĆ«le crisis ā€“ trok gedurende 2009 sterk aan, al kwam dit vooral
door tijdelijke factoren. In het derde kwartaal vertoonde het BBP voor
het eerst weer een groei van 2,2%, om in het vierde kwartaal te
versnellen tot 5,9% (kwartaal-op-kwartaal, geannualiseerd). Opvallend
genoeg droegen de particuliere consumptie en investeringen in
belangrijke mate bij aan deze BBP-groei, al was dit nog voor een fors
deel te danken aan de tijdelijke stimuleringsmaatregelen van de
Amerikaanse overheid. Zo groeide de particuliere consumptie in het derde
kwartaal vooral door autoverkopen, omdat de cash-for-clunkers regeling
daarna afliep. Ook de opbouw van voorraden vormde een belangrijke
tijdelijke stimulans. Het IMF verwacht dat de conjunctuur in 2010 verder
zal aantrekken, en heeft de geraamde BBP-groei met maar liefst 1,2
procentpunt opwaarts bijgesteld naar 2,7%. Hiermee herstelt de VS
relatief snel ten opzichte van andere landen, terwijl de krimp van het
BBP in 2009 (2,5%) ook al relatief mild was. Niettemin zijn er
belangrijke neerwaartse risicoā€™s rond deze ramingen. Zo was de
Amerikaanse werkloosheid in februari met 9,7% zeer hoog, hetgeen de
particuliere consumptie langdurig zou kunnen drukken. Daarnaast kunnen
de vermogensverliezen op de Amerikaanse huizenmarkt zorgen voor hogere
besparingen van huishoudens dan tot nu toe verondersteld. De Amerikaanse
huizenprijzen zijn tot nu toe met bijna 30% gedaald, en het blijft
onzeker of al sprake is van duurzaam herstel. De voorraad onverkochte
woningen is nog steeds hoog, terwijl ook het percentage gedwongen
verkopen blijft stijgen. Ook zou de Amerikaanse economie last kunnen
ondervinden van het hoge begrotingstekort, dat volgens het Congressional
Budget Office dit jaar 10,3% BBP zal bedragen. 

Eurogebied

Het herstel van de economie in het eurogebied verliep in 2009 nog
enigszins aarzelend. De BBP-groei werd in het derde kwartaal weer
positief (0,4% kwartaal-op-kwartaal), maar in het vierde kwartaal vond
een vertraging plaats naar 0,1%. De groei werd bovendien grotendeels
gedragen door tijdelijke factoren als de voorraadmutatie en de
overheidsbestedingen, terwijl de particuliere bestedingen nog geen
duidelijke opleving lieten zien. Het IMF heeft de raming voor de
BBP-groei in 2010 met 0,7 procentpunt opwaarts bijgesteld tot 1,0%.
Hiermee blijft het herstel in het eurogebied achter bij dat van andere
ontwikkelde economieƫn, na een relatief forse krimp van 3,9% in 2009.
Naar verwachting zullen vooral de particuliere bestedingen in 2010 nog
nauwelijks aantrekken. Een mogelijke verklaring voor het trage herstel
is dat de aanpassing op de arbeidsmarkt nog niet is voltooid. Sinds
januari 2008 steeg de werkloosheid met een relatief milde 2,8
procentpunt tot 9,9% in januari. Volgens de OESO zal de werkloosheid nog
duidelijk verder stijgen tot 10,8% in 2011. Volgens indicatoren van de
OESO is de arbeidsmarkt minder flexibel, en dit kan het herstel
hinderen. Een andere factor die het herstel kan remmen is de aanhoudende
fragiliteit van het bankwezen, dat in het verlengde van de crisis nu
hard wordt geraakt door de verslechterde economische situatie. Volgens
het IMF hebben Europese banken nog maar 40% van hun potentiƫle
verliezen genomen, tegen bijvoorbeeld 60% in de Verenigde Staten.
Bovendien is het eurogebied meer afhankelijk van de bancaire sector voor
kredietverlening. Dit geldt bijvoorbeeld voor 67% van de Europese
bedrijven, tegen 23% in de VS. Het geraamde begrotingstekort is in 2010
met 6,7% BBP nog relatief laag, maar de geraamde tekorten zijn veel
hoger in individuele lidstaten als Spanje (8,5% BBP), Ierland (12,2%
BBP) en Griekenland (12,7% BBP). Het negatieve marktsentiment omtrent de
houdbaarheid van overheidsfinanciƫn vormt een extra neerwaarts risico
voor de economie van het eurogebied en de financiƫle stabiliteit in
Europa.

Japan

Na een sterke BBP-krimp van 3,2% (kwartaal-op-kwartaal) in het eerste
kwartaal van 2009 vertoont de Japanse economie al enkele kwartalen
redelijke groei. In het vierde kwartaal van 2009 groeide de economie met
1,1% (kwartaal-op-kwartaal). De groei werd gedragen door de
overheidsbestedingen, het effect van tijdelijke stimuleringsmaatregelen
op de particuliere consumptie en door de export. De Japanse export
profiteert van de aantrekkende wereldhandel, met name in de Aziatische
regio. Het IMF heeft haar ramingen voor de Japanse BBP-groei in 2010
onveranderd gelaten op 1,7%. Naar verwachting leveren vooral de
overheidsbestedingen en de netto-export een behoorlijke bijdrage aan
deze groei. De Japanse economie blijft hiermee behoorlijk afhankelijk
van de groei van de wereldhandel. De particuliere investeringen dalen
waarschijnlijk nog door de sterk verminderde winstgevendheid van het
bedrijfsleven, terwijl de particuliere consumptie zwak blijft door de
sterk gedaalde lonen in 2009 en 2010. Mede hierdoor heeft Japan opnieuw
last van deflatie, die een rem kan vormen op de economische groei. Zowel
de headline-inflatie als de kerninflatie (exclusief voedsel en energie)
werden gedurende 2009 negatief, en zijn dat nog steeds. Een ander risico
voor de Japanse economie vormt het begrotingstekort (8,2% BBP in 2010)
en de staatsschuld van maar liefst 197% BBP. Tot nu toe heeft Japan deze
schuld gemakkelijk binnenlands kunnen financieren, maar dit zou kunnen
veranderen nu internationaal de risicoperceptie rond de verslechterende
overheidsfinanciƫn toeneemt.

Opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden

De opkomende economieƫn werden tijdens de crisis vooral geraakt door de
ingestorte wereldhandel, stijging van risicopremies en uitstroom van
kapitaal. Deze landen herstellen snel, nu de wereldhandel weer aantrekt
en de turbulentie en risicoaversie op de financieel markten zijn
verminderd. Het IMF heeft de groeiraming voor opkomende- en
ontwikkelingslanden opwaarts bijgesteld tot 6,0% in 2010. Niettemin zijn
er belangrijke verschillen tussen regioā€™s. Landen met een relatief
hoge buitenlandse schuld en een groot tekort op de lopende rekening zijn
nog steeds relatief kwetsbaar, zoals een aantal landen in Centraal- en
Oost Europa. De groeiraming voor deze regio bedraagt 2%. De landen in
Zuid-Oost Aziƫ herstellen daarentegen sterk, met een geraamde BBP-groei
van 8,4% in 2010. Binnen deze regio valt met name de snelle groei van de
Chinese economie op, die vooralsnog voor een belangrijk deel is te
danken aan de omvangrijke budgettaire en monetaire
stimuleringsmaatregelen. De laatste maanden trekt ook de exportgroei
aan. Een risico voor de Chinese economie is de zeer hoge kredietgroei
(29% jaar-op-jaar in januari), die zou kunnen zorgen voor een zeepbel in
activaprijzen en die in combinatie met investeringen in sectoren met
overcapaciteit het risico op slechte leningen aanzienlijk vergroot. Een
risico voor meerdere snelgroeiende opkomende economieƫn is een sterke
instroom van speculatief kapitaal, die kan omslaan in een abrupte
kapitaaluitstroom als het mondiale klimaat van lage rentes verandert.

Voor 2010 voorspelt het IMF in de update van de World Economic Outlook
van januari 2010 een groei van 4,3% voor Sub-Sahara Arika en 6,0% voor
alle opkomende en lage-inkomenslanden, oplopend naar respectievelijk
5,5% en 6,3% in 2011. Ondanks deze positieve trend heeft de wereldwijde
recessie vooral ook de lage-inkomenslanden hard geraakt. De Wereldbank
schat dat in 2009 53 miljoen mensen extra onder de armoedegrens (minder
dan USD 1,25 per dag) zijn gezakt. Voor 2010 verwacht de Wereldbank
zelfs dat door de gevolgen van de crisis nog eens 64 miljoen mensen in
extreme armoede (minder dan USD 1 per dag) terechtkomen.
Lage-inkomenslanden voelen de gevolgen van de crisis op drie manieren.
Om te beginnen is de hulp verminderd. Het Overseas Development Institute
schat dat hulp in 2009 20% lager is dan in voorgaande jaren. Verder
wordt het inkomen van lage-inkomenslanden aangetast doordat een afname
van de export, deels door afnemende vraag, maar mogelijk ook door
protectionistische maatregelen in voornamelijk ontwikkelde landen. Dit
effect komt bovenop de daling van prijzen van natuurlijke hulpbronnen en
grondstoffen. Ten slotte worden lage-inkomenslanden getroffen door
beperkingen in financieringsmogelijkheden. Het Institute of
International Finance schat dat private kapitaalstromen voor Afrika meer
dan gehalveerd zijn tussen 2008 en 2009, van USD 105,5 miljard naar USD
43,0 miljard. De Wereldbank schat dat remittances naar
ontwikkelingslanden, geldovermakingen door migranten, daalden van USD
338 miljard in 2008 naar USD 317 miljard in 2009. Hoewel deze afname
beperkt lijkt is er de angst dat de effecten van de crisis vertraagd
doorwerken op remittances. 

2. IMF governance

In januari 2011 moet een besluit genomen zijn over een pakket aan
hervormingen om de legitimiteit en effectiviteit van het IMF te
vergroten. Het gaat dan om een herverdeling van de quota aandelen, maar
ook om de omvang en samenstelling van de Raad van Bewindvoerders, meer
politieke betrokkenheid bij strategische onderwerpen en aanpassingen in
de stemprocedures en selectie van IMF-staf en het Senior Management. Ook
de discussies over het mandaat en de financiƫle omvang van het Fonds
zijn hieraan gerelateerd.

Het Koninkrijk vindt het belangrijk dat verschuivingen in quota aandelen
tot doel hebben dat deze meer in lijn worden gebracht met het economisch
gewicht van landen in de wereld. We steunen in dit verband de
G20-afspraak, die tijdens de jaarvergadering in Istanbul is bevestigd is
door het IMFC, dat er een verschuiving moet komen van 5% in quota
aandelen van over- naar ondervertegenwoordigde landen, die met name ten
goede moet komen aan de dynamische opkomende economieƫn en
ontwikkelingslanden. De in 2008 overeengekomen quota formule moet
hiervoor als basis worden gebruikt. Bovendien moeten de stemaandelen van
de armste landen beschermd worden. Het Koninkrijk is bereid hiervoor op
basis van gelijke behandeling richting zijn berekende quota te bewegen,
maar pleit voor een verzekeringsmechanisme dat landen die nu
oververtegenwoordigd zijn niet ondervertegenwoordigd kunnen raken. 

Ook onderdeel van het governance pakket zijn voorstellen om de omvang en
de samenstelling van de Board te veranderen. In dit verband wordt ook
voorgesteld de ā€˜appointed chairsā€™ ā€“ de regel dat de vijf grootste
landen met het hoogste quota een bewindvoerder benoemen en geen
kiesgroep kunnen vormen - af te schaffen.

Het Koninkrijk ziet niet hoe een verkleining van de Board de
legitimiteit van het Fonds zou vergroten. Hetzelfde geldt voor
afschaffing van de appointed chairs. De regel dat appointed chairs geen
kiesgroep kunnen vormen is immers ingesteld om het Fonds te beschermen
tegen een te grote cumulatie van stemgewicht bij een beperkt aantal
stoelen. Voorstellen over stemverdeling en samenstelling van de Board
moeten in samenhang worden besproken op basis van een gelijke
behandeling van de lidstaten, ongeacht de regionale ligging. De
mogelijkheid van consolidatie van Europese stoelen is allereerst een
interne EU-aangelegenheid.

Om de politieke betrokkenheid bij strategische onderwerpen te vergroten
wordt gesproken over de oprichting van een Ministeriele Raad en
versterking van het IMFC. Voor het eerste lijkt voorlopig niet genoeg
draagvlak, dus het Koninkrijk steunt dat in eerste instantie het IMFC
aangepast gaat worden.

Het Koninkrijk steunt in dit verband de invoering van een Troika systeem
voor het voorzitterschap en de plannen om de IMFC vergadering bij de
jaar- en voorjaarsvergadering informeler en meer gefocust te maken.
Bovendien moet het IMFC meer strategische sturing geven aan het IMF en
meer gaan fungeren als orgaan waarin landen elkaar aanspreken.

De G20 heeft de afgelopen tijd veel daadkracht getoond, ook op een
aantal belangrijke IMF-onderwerpen. Dit betekent dat er een overlappende
rol bestaat met het IMFC. Deze overlap moet erkend worden en gezocht
moet worden naar een manier om de bijzondere daadkracht die de G20 heeft
getoond aan de dag te kunnen leggen en de combineren met de jarenlange
ervaring en het universele lidmaatschap van het IMFC. Op dit gebied moet
de governance discussie dan ook niet alleen binnen het IMF maar
overkoepelend gevoerd worden. 

Tot slot zou het Koninkrijk een verlaging van de kiesdrempels en een
gekwalificeerde meerderheid op sommige onderwerpen kunnen steunen en
blijft het Koninkrijk groot voorstander van een selectie van het Senior
Management uitsluitend op basis van competenties, ongeacht
nationaliteit, en van grotere diversiteit ā€“zowel in herkomst als
expertise- van de IMF-staf.

3. IMF mandaat

De huidige crisis heeft een mate van verwevenheid tussen landen,
financiƫle markten en de reƫle economie aangetoond die velen heeft
verrast. In dit licht wordt momenteel gesproken over een versterking van
de rol van het IMF in het bevorderen van wereldwijde economische en
financiƫle stabiliteit. Het Koninkrijk is voorstander van een actieve
IMF rol op het vlak van financiƫle stabiliteit. Door het universele
lidmaatschap (186 leden), de combinatie van macro-financiƫle ervaring
en expertise, middelen en instrumenten is het Fonds uitermate geschikt
om kwetsbaarheden in het monetaire en financiƫle systeem te analyseren
en goede aanbevelingen te doen om deze te ondervangen. 

Er lijkt zich een groeiende consensus af te tekenen om de focus van de
surveillance functie van het IMF te verbreden en te verdiepen. Het IMF
gaat naar verwachting meer invulling gegeven aan multilaterale
surveillance waarin aandacht wordt besteed aan de grensoverschrijdende
effecten van economische en financiƫle sectorontwikkelingen en beleid.
Hiervan was het Koninkrijk al in een vroeg stadium pleitbezorger,
waarbij alle (systeemrelevante) landen verplicht een Financial Sector
Assessment Programme (FSAP) ondergaan en extern publiceren. Daarnaast is
het van belang dat de bilaterale surveillance van het IMF meer gebruik
gaat maken van de inzichten en aanbevelingen die zijn opgedaan in
multilaterale surveillance en FSAPĀ“s. 

Financiƫle liberalisatie, integratie en innovatie hebben de afgelopen
decennia een sterke toename in internationale kapitaalstromen teweeg
gebracht. Met name opkomende economieƫn profiteren van kapitaalstromen
maar zijn kwetsbaar voor een abrupte omslag in sentiment. Daarbij kan
kapitaalinstroom samengaan met de opbouw van binnenlandse
onevenwichtigheden. Het IMF zal zich daarom in de komende periode moeten
richten op het analyseren van kapitaalstromen en een concrete bijdrage
leveren op alle relevante beleidsterreinen, waaronder ook
wisselkoersbeleid. 

Tegen de achtergrond van het sterk veranderde financiƫle en monetaire
systeem heeft het IMF zijn leenfaciliteit uitgebreid met de Flexible
Credit Line (FCL). De creatie van de FCL is een duidelijke stap van het
IMF in de richting van een verzekeringsinstrument. De FCL biedt
kredieten aan landen met goed beleid en sterke economische fundamenten,
die desondanks kunnen worden geconfronteerd met abrupte
kapitaaluitstroom. De FCL kan uit voorzorg worden aangevraagd en in
geval van nood worden gebruikt. De faciliteit biedt onmiddellijk hoge en
volledige toegang tot een kredietlijn, zonder een regulier
aanpassingsprogramma. Daarnaast zijn de voorwaarden verbonden aan
conventionele programmaā€™s versoepeld en zijn de financiĆ«le
toegangslimieten verhoogd. Ook wordt nagedacht over bredere financiƫle
vangnetten, bijvoorbeeld door het opzetten van swaplijnen tussen het IMF
en de lidstaten om landen te verzekeren van buitenlandse valuta. Dit
model is afgeleid van de swaplijnen die tijdens de crisis zijn ingesteld
door centrale banken in verschillende valutagebieden. Een andere
gedachte is het bieden van aanvullende SDR allocaties ten tijde van
crises. SDRā€™s zijn onderdeel van de reserves van een land en kunnen
bij betalingsbalansproblemen voor internationaal gangbare valutaā€™s bij
andere IMF-leden worden omgeruild. Het IMF werkt momenteel verder aan
deze voorstellen. 

Het Koninkrijk heeft een constructieve houding ten opzichte van de
ontwikkeling van beleid en instrumenten die bijdragen aan de stabiliteit
van het monetaire en financiƫle systeem. Wel onderschrijft het
Koninkrijk het belang en de functie van programmaā€™s en gerichte,
beleidsrelevante voorwaarden (conditionaliteit) die verbonden zijn aan
financiƫle IMF steun, omdat deze bijdragen aan de weerbaarheid van een
land en geloofwaardigheid van IMF betrokkenheid. Daarmee beschermt
conditionaliteit de middelen van het Fonds en daarmee de crediteuren
(zoals Nederland). Tot slot verkleint conditionaliteit ongewenst gedrag
(moral hazard) van landen en commerciƫle partijen die overmatig risico
nemen, omdat wordt geanticipeerd op het vangnet van het IMF in geval het
mis gaat. In dit kader dient in de eerste plaats de ervaring met ā€“ en
effectiviteit van- de FCL goed te worden geƫvalueerd. 

4. IMF-middelen

In het licht van de crisis is het afgelopen jaar de uitleencapaciteit
van het IMF aanzienlijk uitgebreid. Deze uitbreiding was nodig, om de
grote vraag naar leningen te accomoderen en een signaal van vertrouwen
af te geven. Daarnaast moet het Fonds meer liquiditeit aanhouden, omdat
er naast de mogelijkheid van reguliere faciliteiten afgelopen jaar ook
de FCL is geĆÆntroduceerd, waar in potentie grote bedragen mee gemoeid
zijn. 

Omdat het door de crisis cruciaal was dat voldoende middelen snel
beschikbaar kwamen, hebben landen in eerste instantie bilaterale
leningen toegezegd. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft inmiddels namens
het Koninkrijk een leenovereenkomst van EUR 5,31 miljard afgesloten.
Deze bilaterale leningen worden overgeheveld naar de New Arrangements to
Borrow (NAB), de reeds bestaande, multilaterale ā€œback-stopā€
kredietfaciliteit van het Fonds. Bovendien wordt de NAB nog verder
aangevuld, om te voldoen aan de afspraak van het IMFC dat de NAB wordt
uitgebreid met USD 500 miljard. De nieuwe NAB zal uiteindelijk een
omvang van USD 594 miljard krijgen, waarvan Nederland bovenop de
bilaterale lening, nog eens EUR 3,4 miljard bijdraagt, in
overeenstemming met de Europese Raad beslissing van 17 september.
Daarmee is het Koninkrijk de tiende contribuant aan de NAB en dragen wij
2,44 % bij, wat in lijn is met ons stemaandeel, aangezien de armste
landen niet bijdragen aan de NAB. Een aantal grote opkomende economieƫn
zal nu ook aanzienlijk aan de NAB gaan bijdragen.

Naast de uitbreiding van de NAB, is de NAB overeenkomst ook gewijzigd om
er voor te zorgen dat deze flexibeler gebruikt kan worden en beter
aansluit op het instrumentarium van het Fonds. Momenteel wordt over de
laatste technische details gesproken alvorens de besluitvorming wordt
gefinaliseerd. 

Het Koninkrijk steunt de nieuwe NAB en is van mening dat de voorgestelde
wijzigingen zowel de flexibiliteit van de NAB garanderen, als waarborgen
dat landen die bijdragen aan de NAB controle hebben over het gebruik. 

Vanwege de aanzienlijke stijging van de vraag naar IMF-leningen en de
noodzaak dat het IMF een quota-based institutie blijft, is besloten om
de 14e quota-herziening naar voren te halen (januari 2011). Om de
gewenste verschuiving in de quota-aandelen mogelijk te maken is tevens
een uitbreiding van de quota-middelen nodig. Het Koninkrijk is echter
van mening dat de totale omvang van de quota-middelen allereerst
gebaseerd moet zijn op de lange termijn behoefte van het Fonds. Het is
dus belangrijk om te spreken over de totale omvang van het Fonds en hoe
deze er in de toekomst uit moet zien. Het Koninkrijk is van mening dat
de quota-middelen de basis moeten vormen van de IMF-middelen.
Aanvullende middelen zoals de NAB moeten slechts als noodfaciliteit
dienen. Het Koninkrijk ziet een analyse naar de lange termijn behoefte
van het Fonds dan ook graag tegemoet. Vervolgens zal de omvang van de
NAB herzien moeten worden, om tot een goede balans tussen quota-middelen
en aanvullende middelen te komen. Het Koninkrijk heeft op dit laatste
sterk ingezet in de onderhandelingen over de NAB.

De crisis heeft een grote impact op de ontwikkelingslanden en dit heeft
tot grote vertraging geleid in het behalen van de Millennium Development
Goals (MDGs). De vraag naar leningen vanuit deze landen is hierdoor
toegenomen. Het IMF heeft aangegeven dat de middelen in het trust fonds
voor de armste landen, de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), al
op korte termijn niet meer toereikend zouden kunnen zijn en heeft landen
opgeroepen nieuwe leningen toe te zeggen. Het IMF schatte de vraag naar
concessionele middelen tot 2014 op ruim SDR 11 miljard, wat gegeven de
huidige beschikbare middelen een behoefte naar nieuwe leningen van SDR 9
miljard betekent. Tot nu toe is er SDR 7,5 miljard aan leningen
toegezegd waarvan het Koninkrijk SDR 500 miljoen (EUR 565 miljoen)
bijdraagt, met nog meer leningen van andere landen in de pijplijn. Om
deze leningen concessioneel aan te kunnen blijven bieden is er ook
behoefte aan meer subsidie middelen. Dit stelt het IMF in staat om een
lage rente aan te kunnen bieden, op dit moment zelf 0 %. Naast de
opbrengsten van goudverkoop die hiervoor gebruikt gaan worden, is er SDR
200 tot 400 miljoen nodig aan bilaterale bijdragen. Het Koninkrijk heeft
in dit verband toegezegd SDR 9,5 miljoen (EUR 10,7 miljoen) bij te
dragen.

5. Algemene inleiding Wereldbank

Tijdens de Jaarvergadering op 4 en 5 oktober 2009 in Istanbul kwam de
financiƫle capaciteit, de herschikking van stemverhoudingen en de
hervorming van operationele effectiviteit en governance van de
Wereldbank aan de orde. 

Het Koninkrijk gaf aan, in principe en op basis van nadere precisering
van de behoeften, voorstander te zijn van een kapitaalverhoging maar
benadrukte tevens het belang van verhoogde effectiviteit en
klantgerichtheid van de Wereldbank, zeker in deze tijd van financiƫle
en economische crisis. Met betrekking tot herschikking van
stemverhoudingen werd de uitkomst van het G20 overleg in Pittsburgh
overgenomen, namelijk dat de overdracht van stemgewicht in de Wereldbank
van rijkere landen naar ontwikkelingslanden en opkomende economieƫn bij
de komende herschikking tenminste 3 procent moet zijn, op basis van een
dynamische formule, ten behoeve van ondervertegenwoordigde landen. Een
discussie over verbetering van de governance van de Wereldbank stond nog
niet op de agenda. De Wereldbank werd echter verzocht voor de
Voorjaarsvergadering een rapport over governance, accountability en
operationele effectiviteit op te stellen, met een overzicht van
vooruitgang op deze terreinen en met voorstellen om verdere
verbeteringen door te voeren.

Tijdens de Voorjaarsvergadering zullen deze onderwerpen allemaal op de
agenda staan en zullen aandeelhouders naar verwachting een besluit nemen
over herschikking van stemverhoudingen en aanvulling van het kapitaal.
In de voorbereidende bijeenkomsten van de DC Deputies heeft een groot
aantal aandeelhouders, waaronder het Koninkrijk, reeds aangegeven dat
ā€œniets is beslist totdat alles is beslistā€. Deze pakketbenadering
toont de nauwe verwantschap tussen de themaā€™s maar laat onverlet dat
het Koninkrijk de onderwerpen op hun eigen merites beoordeelt.

Daarnaast steunt het Koninkrijk een actieve rol van de Wereldbank bij de
aanpak van klimaatvraagstukken. Zoals ook aangegeven door de G20 en in
het Kopenhagen Akkoord, kunnen de Wereldbank en andere multilaterale
instellingen een belangrijke rol spelen bij het financieren van
klimaatgerelateerde investeringen in ontwikkelingslanden. Voorstellen
voor de financiering van internationaal klimaatbeleid zullen door het
Koninkrijk worden beoordeeld mede in het licht van de mogelijke
destabiliserende sociaal-economische gevolgen van klimaatverandering.

6. Financiƫle capaciteit Wereldbank

Tijdens de Jaarvergadering in Istanbul heeft het Development Committee
(DC) de Wereldbank gevraagd optimaal gebruik te maken van haar bestaande
middelen en haar steun herbevestigd voor de USD 100 miljard aan
leenvolume in de context van de financieel-economische crisis. Tijdens
de Voorjaarsvergadering staat de financiƫle capaciteit van de
Wereldbank op de agenda en zal een beslissing worden genomen over een
eventuele aanvulling van het kapitaal. 

Het Koninkrijk steunt de inspanningen die de verschillende onderdelen
van de Wereldbank Groep, in casu IBRD, IFC, IDA en MIGA, tot dusverre
hebben gedaan om de gevolgen van de crisis in ontwikkelingslanden en
opkomende economieƫn te beperken, en steunt de extra inspanningen om de
Millennium Development Goals te bereiken. Ook de bijdrage aan het
realiseren van klimaatdoelstellingen en het afbouwen van (indirecte)
subsidies op fossiele brandstoffen worden gesteund. Het Koninkrijk is
van mening dat de Wereldbank Groep over voldoende risicokapitaal en
concessionele middelen dient te beschikken om haar lange
termijnstrategie naar behoren uit te kunnen voeren en om ook in de
toekomst in staat te zijn een anticyclische rol te vervullen in tijden
van crisis. Het Koninkrijk staat dan ook open voor een mogelijke
aanvulling van het kapitaal van IBRD en IFC. Bij het beoordelen van de
verschillende opties voor aanvulling van het kapitaal, staan de
financiƫle soliditeit en het behoud van de AAA-rating van de Bank
voorop. 

Aanvulling kapitaal IBRD

Door haar balans optimaal te gebruiken, is IBRD in staat tot halverwege
2011 tijdelijk haar leningvolume te vergroten tot ten minste USD 100
miljard. De mogelijkheid om bestaand kapitaal nog efficiƫnter in te
zetten is echter beperkt. Ten behoeve van het in stand houden van de
financiƫle soliditeit van de Bank hebben de aandeelhouders, inclusief
de lenende landen, afgelopen zomer reeds ingestemd met een
prijsverhoging. Om ook na 2011 in staat te zijn haar leningvolume op ten
minste hetzelfde peil te houden als dat van voor de crisis en
tegelijkertijd haar financiƫle soliditeit te waarborgen, zou daarnaast
het kapitaal van IBRD moeten worden aangevuld.

Over de verschillende opties voor aanvulling van het kapitaal, die
tijdens de Jaarvergadering ook al zijn besproken, zal tijdens de
Voorjaarsvergadering een besluit worden genomen. Inmiddels is
overeenstemming over het bruikbaar maken van een gedeelte van het reeds
ingelegd kapitaal in lokale valuta. Het Koninkrijk zal ervoor blijven
pleiten optimaal gebruik te maken van het restant aan kapitaal in lokale
valuta en de onderhandelingen hierover voort te zetten. 

Een andere mogelijkheid is een aanvulling van het kapitaal middels een
kapitaalverhoging. Mede vanwege de onzekerheid over de ontwikkeling van
de financiƫle capaciteit en de vraag naar leningen van IBRD in de
toekomst, heeft het Koninkrijk een verzoek gesteund van een aantal
aandeelhouders aan de Wereldbank, om de mogelijkheden van een zogenaamde
contingent optie en/of duidelijke afspraken over de aanwending van netto
inkomen te onderzoeken. Hierbij zou kapitaal dat nu wordt ingelegd om de
kapitaalpositie van IBRD te versterken, in de toekomst aan
aandeelhouders kunnen worden teruggegeven of naar IDA kunnen worden
overgeheveld op het moment dat de kapitaalpositie van IBRD dit toelaat.
Het Koninkrijk is hier voorstander van omdat middelen ingezet moeten
worden waar ze op dat moment het meest effectief zijn. Het is bij deze
optie echter van belang tot een zodanig mechanisme voor teruggave of
overdracht te komen, dat perverse prikkels, zowel voor aandeelhouders
als voor management van de Wereldbank, zoveel mogelijk worden vermeden.
Wanneer er tijdens de Voorjaarsvergadering tot een kapitaalverhoging
wordt besloten, zal het Koninkrijk deelname hieraan overwegen.

Als optie ligt voorts een verdere prijsverhoging op tafel. Het voorstel
behelst een differentiatie van de prijzen van leningen naar looptijd.
Het Koninkrijk steunt het principe van prijsdifferentiatie omdat het een
efficiƫnt gebruik van de Wereldbank stimuleert. Het Koninkrijk erkent
echter ook het bezwaar van lenende landen dat een prijsdifferentiatie
ook prijsneutraal zou kunnen worden ingevoerd en dat bij een
prijsverhoging de kosten van een aanvulling van het kapitaal bij lenende
landen terecht komen. Wat dit laatste betreft kan het Koninkrijk de
lenende landen tegemoet komen, maar dan zal, in geval er onvoldoende
steun bij aandeelhouders is om het kapitaal via een kapitaalverhoging
volledig aan te vullen, door de lenende landen de afweging moeten worden
gemaakt tussen enerzijds een verhoging van prijzen en anderzijds een
lager leenvolume. 

Aanvulling kapitaal IFC

IFC is de afgelopen jaren hard gegroeid en heeft haar aanwezigheid in
lage-inkomenslanden en fragiele staten sterk uitgebreid. Hoewel de vraag
naar leningen vanuit de private sector naar verwachting alleen maar
toeneemt, kan IFC niet aan de groeiende vraag voldoen vanwege een gebrek
aan kapitaal. IFC zou de komende jaren een rol kunnen spelen bij de
overbrugging van het financieringsgat in midden- en lage-inkomenslanden,
ook als katalysator van private financiƫle middelen. Het Koninkrijk is
daarnaast van mening dat IFC structureel een belangrijke rol kan en zou
moeten spelen bij de ondersteuning van de private sector, met name in
lage-inkomenslanden, en bij het helpen van bedrijven om meer
klimaatvriendelijke technologieƫn te introduceren. IFC moet over
voldoende middelen beschikken om deze rol te vervullen. Tijdens de
Voorjaarsvergadering zal een besluit worden genomen over het al dan niet
doorvoeren van een kapitaalverhoging, eventueel in combinatie met een
overbruggingslening. Indien wordt besloten tot een kapitaalverhoging,
zal het Koninkrijk deelname hieraan overwegen.

IDA

IDA, het zogenaamde ā€˜zachte loketā€™ van de Wereldbank Groep, heeft
ten tijde van de economische crisis een belangrijke anticyclische rol
gespeeld. Veel IDA-landen hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om,
via de zogenaamde Fast-Track Facility, de landspecifieke IDA-allocatie
ten volle te committeren en uitbetalingen naar voren te halen. Tijdens
de Mid-Term Review van IDA-15 in november 2009 is gebleken dat de
huidige IDA-envelop vooralsnog toereikend is om aan de vraag te voldoen.
Inmiddels is het proces van de middelenaanvulling voor IDA-16 opgestart.
Het Koninkrijk heeft voorgesteld het proces te versnellen, maar de
begrotingscyclus van enkele donoren (waaronder de VS) laten geen
toezeggingen toe voor oktober 2010.

De inzet van het Koninkrijk is vooralsnog om vast te houden aan het
huidige aandeel van 3,0% van het totaal aan door donoren toegezegde
middelen. 

7. Herschikking van stemverhoudingen Wereldbank

Tijdens de Jaarvergadering is herbevestigd dat de herschikking van
stemverhoudingen, wat de tweede fase vormt van de bredere hervorming van
zeggenschap en vertegenwoordiging bij de Wereldbank, tijdens de
Voorjaarsvergadering moet worden afgerond. Op Nederlands initiatief zijn
aandeelhouders nauw betrokken bij de voorbereiding van een voorstel voor
herschikking, ondermeer middels bijeenkomsten van de DC Deputies. De
komende periode zal het management van de Bank, in consultatie met
aandeelhouders, een aantal voorstellen verder uitwerken. In aanloop naar
de Voorjaarsvergadering zal een bijeenkomst van de DC Deputies
plaatsvinden, waarin deze voorstellen zullen worden besproken.

Recente ontwikkelingen 

Tijdens de Jaarvergadering is overeenstemming bereikt over het feit dat
ā€˜moving towards equitable voting power in the World Bank over timeā€™
(besloten tijdens het DC in oktober 2008) bereikt moet worden door
gebruik van een dynamische formule die hoofdzakelijk het economisch
gewicht van landen in de wereldeconomie en de ontwikkelingsmissie van de
Wereldbank moet reflecteren. Daarnaast is overeengekomen dat de komende
herschikking, die in april plaatsvindt, een verschuiving moet genereren
van ten minste 3 procent in stemgewicht ten faveure van
ondervertegenwoordigde ontwikkelingslanden en opkomende economieƫn, die
ten goede moet komen aan ondervertegenwoordigde landen. Het stemgewicht
van kleine, arme landen zal hierbij worden beschermd.

Op vele punten liggen de standpunten van aandeelhouders echter nog
uiteen. Hoewel er steun lijkt te zijn voor het meewegen van bijdragen
aan IDA, is er nog geen overeenstemming over de wijze waarop dit moet
gebeuren. Verder is een groot aantal oververtegenwoordigde
middeninkomenslanden, in tegenstelling tot het Koninkrijk, nog steeds
van mening dat hun aandeel niet zou mogen verwateren. Ook geven deze
landen aan dat betrokkenheid van lenende landen bijdraagt aan de
ontwikkelingsmissie van de Wereldbank en daarom moet worden meegewogen
bij bepaling van stemgewicht. Dit laatste wordt gesteund door het
Koninkrijk.

Inzet van het Koninkrijk

Het Koninkrijk steunt een versterking van de zeggenschap en
vertegenwoordiging van opkomende economieƫn en ontwikkelingslanden. Een
goede vertegenwoordiging van zowel gebruikers als donoren vergroot de
legitimiteit en zou bovendien bij kunnen dragen aan een verbetering van
de effectiviteit van de Wereldbank. Het gebruik van een formule voor
bepaling van stemgewicht maakt het mogelijk ook in de toekomst het
stemgewicht van landen aan te passen aan veranderde verhoudingen in de
wereld en betrokkenheid bij de Wereldbank.   

In lijn met de uitkomst van de Jaarvergadering in oktober, is het voor
het Koninkrijk van essentieel belang dat een formule, naast economisch
gewicht, een component bevat die de ontwikkelingsmissie van de Bank
reflecteert en dat deze component een substantieel gewicht krijgt.
Betrokkenheid bij de Wereldbank, zowel in termen van financiƫle
bijdragen door donoren als gebruik door klanten, moet worden
weerspiegeld in stemgewicht. Hiermee kan volgens het Koninkrijk niet
alleen de legitimiteit, maar ook de relevantie van de besluitvorming
worden vergroot. Bovendien is het Koninkrijk een grote contribuant van
de Wereldbank, waar een zekere mate van vertegenwoordiging tegenover
moet staan, zeker in vergelijking met ontwikkelde landen die relatief
minder bijdragen. Het Koninkrijk zet zich sterk in ā€“ mede in het kader
van (door het Koninkrijk geĆÆnitieerde) intensieve samenwerking in
EU-plus verband ā€“ voor opname van financiĆ«le bijdragen, met
substantieel gewicht, in een formule. Dit betekent ook dat om
zeggenschap te behouden, het Koninkrijk bereid moet zijn om uit HGIS/ODA
substantieel bij te blijven dragen aan IDA en eventuele
kapitaalverhogingen.

Het Koninkrijk ondersteunt een verdere versterking van de positie van de
armste landen. Erkend wordt dat de extra Board-stoel voor Afrika en de
verdubbeling van de basisstemmen tijdens de eerste fase van de
hervorming van zeggenschap en vertegenwoordiging hier aan hebben
bijgedragen. Toch is er meer nodig om hun stem voldoende te laten
doorklinken, zowel binnen de IBRD als in IDA en in IFC. Het Koninkrijk
is dan ook voorstander van een verdere verhoging van de basisstemmen in
IBRD en IFC, die aan de armste landen ten goede komt. Tevens zou de
invloed van de lage-inkomenslanden in de IDA-middelenaanvullingen moeten
worden versterkt. IDA is sterk gebaseerd op aansluiting bij nationale
beleidsplannen en lokaal ownership, en het bereiken van resultaten in de
minst ontwikkelde landen. Het is daarom gewenst de invloed van
IDA-landen in de besluitvorming over de middelenaanvulling en de
aanscherping van het allocatiemechanisme te vergroten.

Het Koninkrijk steunt de overeengekomen verschuiving van ten minste 3
procent in stemgewicht ten faveure van ontwikkelingslanden en opkomende
economieĆ«n. Hoewel de formule ā€“ mits voldoende de uitgangspunten van
het Koninkrijk reflecterend -  zal dienen als leidraad voor deze
verschuiving, staat het Koninkrijk open voor eventuele noodzakelijke ad
hoc maatregelen om de verschuiving in april te bewerkstelligen.

8. Hervorming operationele effectiviteit en governance Wereldbank

In reactie op het verzoek van het DC in Istanbul om een rapport over
governance, accountability en operationele effectiviteit, zal tijdens de
Voorjaarsvergadering de strategie van de Wereldbank Groep na de crisis
en een agenda voor interne hervormingen aan de orde komen. Hiermee wordt
inzicht gegeven in hoe de Bank zich op de middellange termijn wil
positioneren en welke interne hervormingen hierbij worden voorzien. Het
Koninkrijk verwacht dat de Bank zal aangeven wat de voortgang is van de
interne hervormingsprocessen en zelf met voorstellen zal komen ter
verbetering van corporate governance. Inmiddels heeft een commissie
onder voorzitterschap van oud-president van Mexico, Zedillo, vergaande
voorstellen voor hervorming gedaan. Deze voorstellen lijken vooralsnog
niet op grote steun onder de aandeelhouders te kunnen rekenen en liggen
niet op tafel tijdens het aanstaande DC. Het Koninkrijk roept President
Zoellick op om met een reactie op het rapport te komen. Het Koninkrijk
hecht grote waarde aan de analyse in het Zedillo rapport ten aanzien van
de corporate governance van de Wereldbank, waarbij het functioneren van
het DC, de verdeling van de bevoegdheden tussen het management van de
Bank en de Bewindvoerders en het selectieproces voor de President van de
Wereldbank aan de orde komen. Tijdens het DC zal het Koninkrijk de
geconstateerde tekortkomingen en enkele waardevolle aanbevelingen onder
de aandacht van de overige leden brengen. 

Inzet van het Koninkrijk

Tijdens de jaarvergadering 2008 heeft het Koninkrijk al aangegeven dat
het selectieproces voor de President van de Wereldbank open en
transparant en gebaseerd moet zijn op merites, ongeacht nationaliteit.

Het Koninkrijk is sterk voorstander van hervorming van corporate
governance en vergroting van de resultaat- en klantgerichtheid van de
Wereldbank. Het Koninkrijk is van mening dat de aandeelhouders zelf deel
uitmaken van de oplossing en streeft ernaar een discussie op te starten
binnen het DC over het eigen functioneren. Aandeelhouders dienen een
veel grotere rol te krijgen in het bepalen van de strategische richting
van de Wereldbank. Management dient input te leveren voor de
strategische uitgangspunten, maar vaststelling dient door het DC te
geschieden.

Over een aantal hoofdzaken, die de Bank in de kern raken en waarvoor een
sterk politiek mandaat is vereist, zou het DC moeten kunnen beslissen.
De Raad van Bewindvoerders zou zich volgens het Koninkrijk minder op
micromanagement, en meer op strategische zaken zoals de goedkeuring van
meerjarige, resultaatgerichte plannen, begroting en effectief toezicht
moeten richten, Het dagelijks, operationele leidinggeven van de Bank zou
volledig bij management moeten worden gelegd.  

 Bij de geldende Euro/SDR wisselkoers van 10 maart 2009.

 Bij de geldende Euro/SDR wisselkoers van 10 maart 2009.

 Bij de geldende Euro/SDR wisselkoers van 10 maart 2009.

 PAGE    

 PAGE   15