[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie op het Wetgevings- en Werkprogramma 2010 (COM(2010) 135 Final.

Bijlage

Nummer: 2010D18397, datum: 2010-04-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Kabinetsreactie op het Wetgevings- en Werkprogramma 2010 (2010D18396)

Preview document (šŸ”— origineel)


Kabinetsreactie op het Wetgevings- en Werkprogramma 2010 (COM(2010) 135
Final.

Algemeen deel.

1. Inleiding

Na de parlementaire instemming met het nieuwe Commissie college en
aansluitend op de eerdere ā€œPolitieke richtlijnenā€ die voorzitter
Barroso op 3 september 2009 direct na zijn benoeming publiceerde, heeft
de Commissie nu ook haar Wetgevings- en Werkprogramma (WWP 2010) bekend
gemaakt. Het kabinet verwelkomt dit ambitieuze programma, dat behalve
het programma voor 2010 ook een indruk geeft van de Commissie plannen
voor de periode na 2010.

In tegenstelling tot het WWP voor 2009, dat het karakter had van een
afrondingsoperatie, kondigt het onderhavige werkprogramma voor 2010 een
nieuwe start aan met een nieuw Commissieteam en een aangepaste
onderlinge taakverdeling. Dat neemt niet weg dat de problemen van
mondiale omvang die de twee vorige programmaā€™s domineerden, ook het
nieuwe Commissiebeleid en -programma blijven beheersen: de
klimaatverandering en de financiƫle en sociaal-economische crisis. Van
belang daarbij is dat de voorbereiding van besluitvorming over en
uitvoering van de nieuwe initiatieven plaatsvinden in de context van het
einde 2009 in werking getreden Verdrag van Lissabon. De behandeling van
het bijgevoegde nieuwe wetgevingsprogramma wordt derhalve bepaald door
een heldere verdragsstructuur, een duidelijkere bevoegdheidsverdeling en
een andere werkrelatie van de Commissie met beide partners in het
wetgevingsproces: de Raad van Ministers en het Europees Parlement. 
Laatstgenoemde heeft bovendien meer democratische bevoegdheden verworven
en heeft nu op veel meer beleidsterreinen een medebeslissingsrecht.

Het nieuwe programma van de Commissie reflecteert een mate van
continuĆÆteit, consolidatie maar ook vooruitgang in de voortzetting van
beleidsprogrammaā€™s als het Stockholm Programma als opvolger van het
Haagse programma op het terrein van de JBZ-samenwerking en de
continuering van het programma voor betere regelgeving en vermindering
van administratieve lasten voor bedrijfsleven en burgers. Het nieuwe
Verdragskader en de extra aandacht voor betere regelgeving geven de
Commissie, de lidstaten en het Europees parlement de kans om het effect
van EU-maatregelen op de fundamentele vraagstukken die de samenleving
raken, te verhogen. Van bijzonder belang in dit verband is ook de
overeenstemming van de Europese Raad van 25 maart jl. over de
hoofdelementen van een nieuwe strategie voor werk en groei, als opvolger
van de Lissabon Strategie.  

Bij deze eerste appreciatie van de nieuwe Commissievoorstellen zal het
kabinet, zoals ook benadrukt in de Staat van de Unie van september jl.
(Kamerstuk 31 125 nrs. 1-2) blijven toezien op de totstandkoming van
wetgeving met een stevig en breed draagvlak onder de burgers. Ook zal de
vorm van de regelgeving evenredig moeten zijn aan het doel en voldoende
ruimte moeten laten aan de lidstaten voor regionaal maatwerk en om, waar
nodig, bij te dragen aan het beheer of de uitvoering. Het kabinet
benadrukt in dit verband dat in deze kabinetsreactie een voorlopige
appreciatie wordt gegeven. De uit dit programma voortkomende concrete
voorstellen zullen steeds opnieuw nauwkeurig worden beoordeeld op met
name bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit en de mogelijke
financiƫle gevolgen voor Nederland. 

  

Als algemene opmerking vooraf dient ook dat het kabinet kan instemmen
met het voornemen van de Commissie om nauwgezetter toe te zien op de
nationale implementatie van Europese wetgeving. Het kabinet wil daaraan
toevoegen dat verbeterde implementatie wat Nederland betreft vooral van
belang is voor de voltooiing van de interne markt.

Voorts zal het kabinet de Commissie er bij voortduring op wijzen
terughoudendheid te betrachten bij het introduceren van nieuwe
instrumenten. Het kabinet neemt in dit verband goede nota van de
voorstellen die de Commissie in dit WWP opnieuw en terecht doet voor
simplificatie van de EU-regelgeving en mogelijke terugtrekking van
overbodig geworden regelgeving. 

 

2. Prioritaire aandachtsgebieden

Het kabinet concentreert zich in deze kabinetsreactie op de initiatieven
die tussen nu en december a.s., wanneer het nieuwe WWP van de Commissie
voor 2011 uitkomt, de meeste kans hebben te verschijnen. Daaruit heeft
het kabinet een selectie gemaakt van voor Nederland belangrijke
voorstellen  (Bijlage I). In deze selectie heeft het kabinet ook twee
klimaatinitiatieven opgenomen die naar het oordeel van het kabinet van
politiek belang zijn voor Nederland  (maar door de Commissie in Annex II
zijn opgevoerd).  

In Bijlage II geeft het kabinet, los van de in bijlage I geselecteerde
belangrijke voorstellen, haar (voorlopige) visie op de actuele EU-agenda
(ā€œLopende agendaā€) en discussies. In het tweede deel van deze
bijlage wordt naar de periode nĆ” 2010 gekeken en ingegaan op de
betekenis voor Nederland van een aantal in Annex II van het WWP
opgevoerde initiatieven (ā€œIndicatieve lijst van mogelijk strategische
en prioritaire initiatievenā€). 

2.1  Herstel van de crisis

Het kabinet is groot voorstander van versterkt Europees toezicht op de
financiƫle sector en pleit voor een snelle en ambitieuze invoering.
Nederland hoopt daarom dat het Europees Parlement en de Raad vĆ³Ć³r de
zomer hierover een akkoord bereiken. 

Nederland onderstreept het belang van duurzame overheidsfinanciƫn en
het Stabiliteits- en Groeipact. Nederland verwelkomt dan ook het
voorstel van de Europese Raad om voorzitter Van Rompuy  te verzoeken,
om, in samenwerking met de Commissie, een taskforce bestaande uit
vertegenwoordigers van de lidstaten, het roulerende voorzitterschap en
de ECB in te stellen, die de Raad nog dit jaar maatregelen moet
presenteren voor het bewerkstelligen van het beoogde verbeterde raamwerk
voor crisisoplossing en betere begrotingsdiscipline, waarbij alle opties
voor het versterken van het wetgevingskader moeten worden verkend. In
dit licht benadrukt het kabinet tevens het belang van het monitoren van
de macro-economische onevenwichtigheden (zoals bellen in de huizenmarkt
en grote tekorten op de lopende rekening).

Nederland kan zich goed vinden in initiatieven om alternatieve
beleggingsfondsen te reguleren middels richtlijnen die een breed palet
aan zowel prudentiƫle als gedragsregels voor deze fondsen introduceren.
Nederland wil dat de richtlijnen prudent gedrag van fondsbeheerders
bevorderen, bijdragen aan transparante financiƫle markten,
systeemrisicoā€™s tegengaan en een gezond kapitaalverkeer niet in de weg
staan.

Met betrekking tot de concurrentiepositie en onevenwichtigheden op de
lopende rekeningen onderstreept Nederland het belang van goed overleg
ter identificatie van de belangrijkste uitdagingen voor de EU en de
aanpak daarvan. 

 

2.2 Prioriteiten van de EU 2020 strategie.

Centraal element in het voorliggende WWP 2010 en in de Commissielijst
van 34 strategische voorstellen (waarvan 10 concrete
wetgevingsvoorstellen) is de recente mededeling voor een slimme,
duurzame en inclusieve groei (EU 2020 Strategie). De Commissie stelt in
deze mededeling zeven prioriteiten voor met aan elk daarvan een
kerninitiatief gekoppeld met beleidsacties op Europees niveau. 

Het kabinet beschreef zijn eerste appreciatie van de door de Commissie
voorgestelde prioriteiten in de kabinetsreactie op de mededeling over de
Europa 2020 strategie (Kamerstuk 21501-20 vlgnr. 470). In zijn reactie
geeft het kabinet aan dat de door de Commissie voorgestelde prioriteiten
in het algemeen goed aansluiten bij de kabinetsreactie op de publieke
consultatie die over de Europa 2020 strategie is gehouden. Het kabinet
kan de grote aandacht voor onderwijs, kennis en (groene) innovatie
verwelkomen, evenals de belangrijke positie van werkgelegenheidsbeleid
en de betekenis voor de EU 2020 Strategie van de klimaatdoelstellingen.
Wel is een aantal kanttekeningen te plaatsen, bijvoorbeeld wat betreft
de prioriteit op het terrein van armoedebestrijding. Nederland heeft
tijdens de Europese Raad in maart gewezen op de rol die niet enkel
industrie en dienstensector, maar ook de agrarische sector kan spelen in
het bereiken van de doelen van de strategie. 

Voor wat betreft een eerste reactie op de kerninitiatieven wordt
verwezen naar de bijlage bij dit document, met de door het kabinet
geselecteerde voor Nederland belangrijke voorstellen.

2.3 Overige prioriteiten

Het kabinet onderstreept in dit verband nog eens de
klimaatdoelstellingen van de EU, die een onmisbaar element zijn geworden
in ons streven het economisch beleid duurzaam te maken, een mate van
economische groei te kunnen handhaven en de leefomgeving te sparen of
verbeteren. De klimaatdoelstellingen bieden kansen voor innovatie en het
scheppen van nieuwe werkgelegenheid. Daarvoor is een vertaling nodig van
deze doelstellingen naar concrete EU- en nationale wetgeving. De enkele
door de Commissie nu voor de korte termijn gepresenteerde voorstellen,
maar ook de voorstellen die naar verwacht in 2011 op de Raadsagenda
zullen verschijnen, sluiten aan bij dit streven. 

Het kabinet verwelkomt de door de Commissie aangekondigde visie voor de
Euopese transitie naar een duurzame en klimaatbestendige economie in
2050, de analyse van benodigde maatregelen voor de eventuele 30%CO2
reductie in 2020 en de noodzakelijke scenarioā€™s voor 2030. Nederland
zou graag zien dat enkele voorstellen nog in 2010 zouden worden
gepresenteerd. Daarom wil Nederland de Commissie oproepen om alsnog een
duidelijk commitment uit te spreken om de volgende voorstellen tijdig in
2010 te presenteren:

- Roadmap naar een  resource and carbon efficient  Europa in 2020.

- De analyse van de Europese Commissie van het beleid dat nodig is voor
een 30% EU emissie reductie. De Europese Commissie had eerder aangegeven
dat deze in juni 2010 klaar zou zijn.

- De mededeling over het Pad naar een koolstofarme economie in 2050.

De twee eerstgenoemde initiatieven zijn derhalve door het kabinet
opgenomen in de bijgevoegde lijst van voor Nederland belangrijke
voorstellen.

Op de iets langere termijn moeten de doelen voor energie en klimaat
worden bereikt en in een hervormde EU-begroting ook hun financiƫle
vertaling vinden. Brede invoering bij uiteenlopende beleidsgebieden van
beleid en beleidsinstrumenten gericht op innovatie en een groter
concurrentievermogen kunnen hier belangrijk aan bijdragen. Essentiƫle
voorwaarde daarbij lijkt ook dat het genererend vermogen van de interne
markt ten volle wordt benut voor handel en voor toenemende mobiliteit
ten behoeve van uitwisseling van innovatieve ideeƫn, ontwikkeling en
onderzoek en een grotere arbeidsparticipatie.

De grote veranderingen en uitdagingen waar wij mee worden
geconfronteerd, zoals klimaatverandering en milieuproblemen, de
financieel economische machtsverschuivingen en de vergrijzing beheersen
de agendaā€™s van alle 27 lidstaten van de EU. Oplossingen op EU-niveau
daarvoor zullen toch ook een mate van diversificatie mogelijk moeten
maken in de uitvoering en in dit verband zal het kabinet de voorstellen
betreffende de pensioensystemen te zijner tijd aan een nauwgezet
onderzoek onderwerpen. 

Het kabinet verwelkomt de nadruk die de Commissie legt op de
ontwikkeling van een duurzame, productieve en competitieve landbouw. In
het licht van de klimaatdoelstellingen van de Europese Commissie wordt
de landbouw meer gezien als een deel van de oplossing in plaats van een
deel van het probleem. Zoals de Minister President reeds in zijn brief
aan de nieuwe Commissie aangaf is dit een van de grote uitdagingen,
waarbij zijdens Nederland bepleit wordt dat het GLB zich in de toekomst
concentreert op het stimuleren van de concurrentiekracht en innovatie,
de ondersteuning van de landbouwers voor de instandhouding van
maatschappelijk waardevolle gebieden en het belonen van landbouwers voor
publieke diensten en bovenwettelijke prestaties.  

2.4 Aanpak van knelpunten en lacunes.

 

Voor de bestrijding van de resterende knelpunten in de interne markt
wijst de Commissie op de opdracht aan Professor Monti voor de spoedige
indiening van een  rapport en aanbevelingen voor de vervolmaking van de
interne markt. Het kabinet ziet uit naar deze aanbevelingen, die
mogelijk een brede reikwijdte zullen hebben met relevantie voor zowel
product- en dienstenmarkten, mobiliteit van onderzoekers en jongeren en
de moderne communicatiemogelijkheden, als voor de aanpak van
administratieve lasten voor bedrijven en burgers.

  

Voorts wordt in deze context door de Commissie opgevoerd het Witboek
Transport. Dit Witboek zal de Europese beleidslijnen op het gebied van
transport vastleggen tot 2020 en is daarmee van groot belang voor
Nederland. De Europese Commissie beoogt verder een herziening van het
beleid ten aanzien van de Trans-Europese vervoersnetwerken (TEN-V). Deze
herziening zal nauw verbonden zijn met de publicatie van het Witboek
Transport. Het kabinet hecht grote waarde aan deze transportvoornemens
en stelt hierbij ook een verband vast met de de-carbonisatie
doelstellingen voor 2050 van de Commissie, die intelligente
transportsystemen en hoogwaardige logistiek zullen vergen.  

Instemming betuigt het kabinet evenzeer met opname in de lijst van
strategische voorstellen van de plannen ter versterking van de
energievoorzieningszekerheid van de EU. In de Staat van de Unie erkende
het kabinet reeds de duidelijke meerwaarde van de Europese Unie op het
gebied van de energievoorzieningszekerheid. Sleutelwoorden bij dit
beleid zijn Europese interconnectie en diversificatie. In aanvulling op
een goed werkende interne energie markt en verbeterde infrastructuur
moeten een groter innovatief vermogen van de energie-industrie, maar ook
een coherent en slagvaardig Europese externe energiepolitiek onze
toekomstige  energievoorziening verzekeren. Het kabinet gaat ervan uit
dat opname van het energie infrastructuur pakket in de lijst van
strategische initiatieven (Annex I)  presentatie vĆ³or het einde van dit
jaar mogelijk maakt. 

3. Europa en de burger. 

Veel van de door de Commissie voorgestelde initiatieven hebben mede als
gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag van Lissabon
directe betekenis voor de individuele burger. Dit geldt naar de mening
van het kabinet zeker voor het Stockholm Programma voor het scheppen van
een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Indien de Europese Unie er
in slaagt om het streven naar economisch herstel en de financiƫle - en
klimaatdoelstellingen om te zetten in concrete wetgeving en zodoende de
daad bij het woord te voegen, zal de meerwaarde van de Unie ook voor de
individuele burger meer reƫle betekenis krijgen.

Voor het nationale parlement ligt hier ook, conform de nieuwe
bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon daartoe aanreikt, een nieuwe
rol en taak om oog te houden op het onderscheid tussen wat nationaal
moet worden geregeld en wat beter op Europees niveau kan worden besloten
en zonodig uitgevoerd. Ook dit kan, indien helder uitgedragen, bijdragen
aan beter begrip bij de individuele burger voor het Europese beleid.

3.1  Het Verdrag van Lissabon en de rechten van de burger

In het Verdrag van Lissabon wordt het belang van de positie van de
burger in de Unie onderstreept en vergroot. De Commissie heeft daartoe
recent twee belangrijke voorstellen gedaan: 1) een voorstel voor de
uitwerking van de procedure en voorwaarden voor het indienen van een
Europees burgerinitiatief en 2) een aanbeveling voor het
onderhandelingsmandaat voor de toetreding van de EU tot het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). 

Nederland is altijd een voorstander geweest van het Europees
burgerinitiatief, omdat het de participatieve democratie versterkt en is
dan ook verheugd dat de Commissie dit zo voortvarend oppakt. Voor wat
betreft nadere uitwerking van de procedures en voorwaarden heeft het
kabinet als uitgangspunt dat het zo uitvoerbaar en zo simpel mogelijk
dient te zijn.

Het kabinet hecht veel waarde aan de toetreding van de EU tot het EVRM
en zou dit graag op korte termijn zien worden volbracht. 

Nederland juicht toe dat de Commissie een grote rol aan mensenrechten
blijft toekennen binnen haar agenda voor de burger.Ā Het kabinet kijkt
met belangstelling uit naar de CommissiecommunicatieĀ over het
mensenrechtenbeleid in de EU, en de beschrijving van deĀ functie die
daarbij zal worden toegekendĀ aan het EU Handvest voor de Grondrechten. 

3.2 Een open en veilig Europa.

In de Staat van de Unie van september jl. benadrukte het kabinet reeds
het belang van wederzijds vertrouwen in de Unie in elkaars
rechtsstelsels en bestuur. Het kabinet is zich ook sindsdien in Brussel
sterk blijven maken voor een vergroting van dit vertrouwen en heeft
gepleit voor een aanvullend evaluatiemechanisme (voorheen
rechtsstaatmonitor), teneinde de samenwerking ook op justitieel gebied
verder te bevorderen.

Wat betreft het streven naar een open en veilig Europa is voor Nederland
van belang dat op de korte termijn zoveel mogelijk aandacht wordt
gegeven aan de noodzakelijke spoedige vervolmaking van een
gemeenschappelijk systeem voor asiel. Dit moet eind 2012 zijn bereikt.
Ook is de bestrijding van illegale migratie voor Nederland een
belangrijk punt van aandacht, evenals de voltooiing van de interne
veiligheidsstrategie.

Van belang in dit verband is de rapportage van het asiel- en immigratie
pact en de eerste discussie daarover in de JBZ raad en de Europese Raad
van juni a.s.

4. Europa in de wereld.

De regering verwelkomt dat de Commissie in haar werkplan voldoende
aandacht besteedt aan het externe optreden van de EU. Terecht stelt de
Commissie dat in 2010 de nieuwe structuren van het Verdrag van Lissabon
(Hoge Vertegenwoordiger ā€˜nieuwe stijlā€™; oprichting van de Europese
Dienst Extern Optreden) belangrijk zullen zijn om het mondiale profiel
van de EU te versterken. De Commissie heeft een belangrijke rol te
vervullen bij de coherente inzet van alle instrumenten waarover de EU
beschikt op extern gebied (waaronder het GBVB/GVDB, de gemengde
akkoorden, de handelspolitiek, de externe aspecten van JBZ, de
ontwikkelingssamenwerking). 

4.1  Sterke en coherente externe vertegenwoordiging.

Op 25 maart heeft de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk
Buitenlands en Veiligheidsbeleid een voorstel gepresenteerd voor de
oprichting en het functioneren van een Europese Dienst voor het Externe
Optreden (EDEO). Deze dienst moet invulling geven aan de wens om op
buitenlandpolitiek gebied als EU coherenter en slagvaardiger op te
treden. Nederland ondersteunt deze wens. In een snel veranderende wereld
is het van groot belang dat de economische en politieke instrumenten die
de Unie heeft meer in samenhang worden ingezet. Voor Nederland geldt dan
ook dat de EDEO er snel komt en op termijn over voldoende mensen en
middelen beschikt om de ambitie waar te maken. Uw kamer zal per brief
separaat over de Nederlandse visie met betrekking tot de EDEO worden
geĆÆnformeerd.

Nederland onderschrijft het belang van een gecoƶrdineerd en waar
mogelijk gezamenlijk optreden van de Europese Unie en haar lidstaten op
mondiaal (financieel-)economisch terrein, waarbij aandacht moet zijn
voor de wijze waarop de eurozone is vertegenwoordigd op de terreinen die
voor de EMU van belang zijn. De zinsnede ā€œThe Commission will propose
to consolidate the European representation...ā€ dient echter naar het
oordeel van het kabinet niet te worden geĆÆnterpreteerd als het
samenvoegen van de vertegenwoordigingen van de Europese lidstaten in
internationale financiƫle instellingen tot ƩƩn Europese
vertegenwoordiging. Dat is niet in overeenstemming met de
verantwoordelijkheidsverdeling in de Europese Unie en draagt ook niet
bij aan een vergroting van het gewicht van de Europese Unie in deze
instellingen. In de discussie ten aanzien van de hervorming van het IMF
hebben de lidstaten van de Europese Unie ook gezamenlijk het standpunt
ingenomen geen voorstander te zijn van verkleining van de huidige omvang
van het IMF-bestuur.

4.2 De handelsagenda, nabuurschap, uitbreiding en
ontwikkelingssamenwerking..

Het kabinet kijkt met belangstelling uit naar de aangekondigde
mededeling van de Commissie over de handelspolitieke strategie, waarin
zowel aandacht zal moeten zijn voor het multilaterale als het bilaterale
spoor. Het kabinet verwelkomt dat de Commissie hierbij bijzondere nadruk
zal leggen op initiatieven voor marktopening in kansrijke sectoren van
de toekomst (diensten, hightech producten, milieuproducten,
standaardisering). 

De nieuwe strategie zal de mogelijkheden beschrijven voor de EU om een
open markt te blijven en om te focussen op multilaterale
handelsliberalisatie en op economisch interessante bilaterale
vrijhandelsakkoorden, zoals bijvoorbeeld de reeds lopende
onderhandelingen met India en Singapore (Vietnam en andere landen volgen
nog). Ook zal de Commissie met een mededeling komen over
investeringsbeleid onder het Verdrag van Lissabon en daarin onder meer
ingaan op de bilaterale investeringsbescherming nu en in de toekomst.

2010 zal ook weer in het teken staan van uitbreidingsbeleid en
nabuurschapsbeleid. Met instemming constateert het kabinet dat de
Commissie scherp benoemt dat voortgang in toetredingsonderhandelingen
afhankelijk is van de voortgang in de landen zelf, in het bijzonder op
het gebied van de rechtstaat. Nederland onderschrijft het strategische
belang (zowel politiek als economisch) van EU-uitbreiding en een
ambitieus nabuurschapsbeleid. Welvaart en stabiliteit bij de buren van
de EU dienen rechtstreeks het Europese en Nederlandse belang. Maar
Nederland zal er ook in 2010 op toezien dat uitbreidings- en
nabuurschapsbeleid worden gevoerd conform de strikte voorwaarden die
daaraan zijn verbonden. 

Tot slot herbevestigt de Commissie het belang van een ambitieuze en
geĆÆntegreerde ontwikkelingsagenda. Het kabinet deelt de zienswijze van
de Commissie dat bijzondere aandacht moet blijven uitgaan naar de
totstandkoming van een gedegen actieplan in de aanloop naar de MDG-top
van september 2010. Daarnaast zal de Commissie ook in 2010 verder
leiding moeten geven aan de agenda op het gebied van hulpeffectiviteit.
Bijzondere aandacht van Nederland gaat daarbij uit naar vraagstukken van
werkverdeling tussen donoren alsmede het vraagstuk van beleidsdialoog
rondom begrotingsteun.       

5. Modernisering van beleidsinstrumenten en werkwijze.

Het kabinet is verheugd over de aandacht die de Commissie in dit WWP
geeft aan de modernisering van het beleidsinstrumentarium en de
verhoging van haar effectiviteit.

De transparantiedoelstelling komt het Europese bestuur ten goede, maar
zal de EU besluitvorming ook inzichtelijker maken en dichter bij zowel
burger als bedrijfsleven brengen. De bestaande condities en procedures
zoals bijvoorbeeld neergelegd in de Verdragsprotocollen voor de
toepassing van de subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginselen
kunnen hiermee worden verfijnd en verhelderd tegelijk en gerichter
toegepast.

5.1 Betere regelgeving en effectiviteit.

Nederland verwelkomt het ā€œSmart Regulationā€ programma  en de nieuwe
initiatieven die de Commissie in dit programma voor de verschillende
doelgroepen aankondigt. Nederland hecht er aan dat de Commissie op
ambitieuze wijze het actieprogramma ter reductie van de administratieve
lasten voor bedrijven verder implementeert en uitbreidt. 

Ook verwelkomt Nederland de uitbreiding van het Europese programma met
sociale impacts, waar vooral burgers baat bij hebben.

Nederland benadrukt daarnaast de noodzaak binnen de Commissie om de
samenwerking tussen haar DGā€™s te stimuleren voor een gedeeld
eigenaarschap.

Nederland is van mening dat in voorkomende gevallen ook sprake moet zijn
van multi level governance. 

Nederland is een sterk voorstander van vroegtijdige aandacht voor
uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Ook de verbetering van de impact
assessment richtsnoeren en de uitbreiding van hun toepassing tot alle
ontwerp-regelgeving wordt verwelkomd. Bij de beoordeling van deze
assessments moet de Commissie ook aandacht blijven schenken aan de
implementatiegevolgen voor lokale en regionale autoriteiten, die in veel
gevallen zorg dragen voor de uiteindelijke toepassing van de
regelgeving. Meer in het algemeen geldt de kanttekening dat een
dergelijke nieuwe opzet niet tot verzwaring of te veel onnodige
vertraging zou moeten leiden van het besluitvormingsproces.

De voorgestelde ex-post evaluatie en de ā€œfitness checksā€ lijken
eveneens een aanwinst voor de betere regelgeving doelstelling van de EU.
Het kabinet hoopt dat de Commissie in haar WWP voor 2012 zal kunnen
rapporteren over de resultaten van de aangekondigde pilots.

In deze context zal het kabinet aandringen bij de Commissie op voldoende
aandacht voor de aansluiting tussen enerzijds kwaliteitsdoelstellingen
en ā€“normen in richtlijnen en anderzijds bijpassend bronbeleid, waar
nodig op EU-niveau.

5.2 Europa Communicatie.

Nederland onderschrijft het belang dat de Commissie hecht aan een voor
de burger transparante en toegankelijke Europa communicatie. De drie
communicatieprioriteiten van de Commissie (economisch herstel,
klimaatverandering en energie en het Verdrag van Lissabon in dienst van
de burger) komen overeen met de accenten die Nederland legt bij de eigen
Europa communicatie strategie, te weten klimaatverandering, de toekomst,
de meerwaarde en het sociale belang van de EU.

5.3 Aanpassing van het EU financiƫle besluitvormingskader.

 

In het Commissiewerkprogramma wordt ook de EU-begrotingsherziening
genoemd. Voor de modernisering van de EU-begroting na 2013 is het van
belang dat bestaand beleid wordt hervormd, zodat ruimte ontstaat voor
nieuwe prioriteiten. De hoofdlijnen van de Nederlandse inzet voor deze
begrotingsherziening zijn de Kamer toegegaan in april 2008. Om de
EU-begroting qua omvang beperkt te kunnen houden en herprioritering
mogelijk te maken zoals weergegeven in de Nederlandse inzet voor de
begrotingsherziening, is het nodig dat voorstellen voor verschillende
onderdelen van de EU-begroting als pakket worden bezien. Er moet worden
voorkomen dat onderdelen van de toekomstige financiƫle perspectieven
reeds worden vastgelegd, voordat de onderhandelingen over deze
financiƫle perspectieven zijn afgerond, aangezien alle onderdelen
integraal onderdeel dienen te vormen van de onderhandelingen. Bij de
vormgeving van nieuwe EU-programma's streeft Nederland tevens naar
vereenvoudiging van de regels en naar betere verantwoording van
EU-uitgaven.

Bijlage  I

bij de kabinetsreactie op het EU-Commissie Wetgevings- en Werkprogramma
2010

Deze lijst bevat 23 initiatieven uit Annex I van het WWP 2010 en twee
uit Annex II die, naar het kabinet nu voorziet, voor Nederland mogelijk
van groot belang zullen zijn. Daarbij kan gedacht worden aan een
aanmerkelijk politiek en/of maatschappelijk belang, relatief grote
financiƫle gevolgen, te voorziene complexiteit van implementatie
(bijvoorbeeld vanwege noodzakelijke aanpassing van bestaande nationale
regelgeving). De volgorde van het Commissiedocument is zo veel mogelijk
aangehouden.  

Overigens dient onderstreept te worden dat het hier een eerste selectie
en appreciatie betreft, in vele gevallen slechts gebaseerd op
fragmentarische informatie over de bedoelingen van de Commissie. De
afzonderlijke appreciaties hebben dan ook een voorlopig karakter.
Naarmate de tijd vordert zullen de contouren van de te verwachten
Commissievoorstellen scherper worden en zullen de eerste oordelen
aangevuld of geamendeerd kunnen worden. Voorts kan opgemerkt worden dat
de aangekondigde initiatieven die niet werden geselecteerd voor opname
in deze eerste appreciatie daarmee niet vanzelf uit het vizier van het
kabinet verdwijnen. Zoals altijd zal Nederland ook bij de verdere
vormgeving van en uiteindelijke besprekingen over deze initiatieven een
actieve rol spelen. 

Lijst met voor Nederland belangrijke voorstellen. 

1. Mededeling betreffende de oprichting van een systeem voor verbeterde
beleidscoƶrdinatie gebaseerd op een breder en diepgaander toezicht.
(Financiƫn, Economische Zaken.)

De lidstaten van de Europese Unie, en de landen van de eurozone in het
bijzonder, zijn economisch nauw verweven. Dit bekent dat problemen in
Ć©Ć©n lidstaat negatieve consequenties kunnen hebben voor de andere. De
mededeling zal voorstellen doen om de samenwerking in de eurozone te
versterken door het effectief monitoren van macro-economische
onevenwichtigheden en ontwikkelingen in concurrentievermogen. Hierbij
zalĀ onder andereĀ aandacht zijn voor de versterking van het budgettaire
toezicht in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact enĀ het
aanpakken van macro-economische onevenwichtigheden. Nederland vindt het
belangrijk dat er lessen worden getrokken uit de crisis en dat er
gekeken wordt naar de mogelijkheden omĀ het economische beleid van de
eurolanden te verbeteren. Gezien recente ervaringen met bijvoorbeeld
hoog oplopende tekorten en schulden en het ontstaan (en in elkaar
klappen) van bellen in huizenmarkten, is dit een initiatief met de
hoogste prioriteit.  Ā De regeringsleiders en staatshoofden van de
landen van het eurogebied brachten op 25 maart jl. een communiquƩ uit
waarinĀ het belang hiervan ookĀ werd onderstreept. De versterking van de
monetaire unie staat dan ook hoog op de politieke agenda en het is
belangrijk dat PresidentĀ Van Rompuy nu gevraagd is om samen met de
Commissie, de lidstaten en het roulerend voorzitterschapĀ een taskforce
op te richten die zal onderzoeken wat nodig is om dit te bereiken. De
mededeling van de Commissie zal waarschijnlijk de aanzet zijn van deze
discussie.

2. Wetsvoorstel om de transparantie en stabiliteit van de derivatenmarkt
te verbeteren (Financiƫn)

De transparantie en beheersbaarheid van risicoā€™s in het financiĆ«le
systeem kan verbeterd worden door meer gecentraliseerde clearing en
centrale afwikkeling van derivaten. De Europese Commissie heeft op 20
oktober 2009 een mededeling gepubliceerd ten aanzien van het garanderen
van een efficiƫnte, veilige en gezonde derivatenmarkt. Niet langer zal
worden uitgegaan van de traditionele visie dat lichte regelgeving voor
professionele marktpartijen voldoende is. De Europese Commissie zal in
2010 met concrete voorstellen komen die gericht zijn op a) de verplichte
clearing van geschikte, gestandaardiseerde, derivaten in een of meer
central counterparties (CCPs) met geharmoniseerde regelgeving en
toezicht, b) de verplichting voor voldoende onderpand en hogere
kapitaaleisen in het geval van bilaterale clearing, en c) verbeterde
transparantie, efficiƫntie en integriteit van derivatentransacties,
onder andere door een verplichte opname in bewaarplaatsen voor
handelsgegevens, met onbelemmerde toegang voor Europese toezichthouders,
en waar mogelijk verhandelbaarheid op een georganiseerde markt. Deze
wetgeving moet zorgen voor een versterking van het adequaat beprijzen en
verminderen van risicoā€™s.

Ā 

3. Herziening van de richtlijn inzake het depositogarantiestelsel
(Financiƫn)

Het depositogarantiestelsel (DGS) is primair bedoeld als instrument voor
crisispreventie. Het beoogt kleine depositohouders te beschermen en het
vertrouwen in het financiƫle stelsel te borgen, zodat een run op een
bank wordt voorkomen. Daarnaast kan een goed werkend DGS op
verschillende manieren een bijdrage leveren aan het crisismanagement.
Met herziening van de Europese richtlijn zullen nadere Europese
afspraken worden gemaakt over verder harmonisatie van het DGS. Dit is
een belangrijke voorwaarde voor verdere versterking van de interne markt
voor financiƫle dienstverlening.

4. Mededeling voor een effectief en efficiƫnt crisismanagement
(Financiƫn)

Een belangrijke les uit de financiƫle crisis is dat autoriteiten over
voldoende instrumenten moeten beschikken om tijdig en adequaat in te
kunnen grijpen op het moment dat een instelling in problemen komt.
Voorkomen moet worden dat het enige alternatief is om forse
kapitaalinjecties te verlenen ten laste van de belastingbetaler. Op 20
oktober 2009 heeft de Europese Commissie een consultatiedocument
gepubliceerd over versterking van het crisismanagement. Nederland hecht
er veel waarde aan om in internationaal verband tot nadere afspraken te
komen. Inzet zal zijn dat het raamwerk van crisismanagement moet worden
versterkt met betrekking tot de tijdigheid, transparantie en
voorspelbaarheid van maatregelen. Het is hierbij van belang dat er
voldoende bevoegdheden voor de toezichthouder en de overheid zijn om in
te grijpen op basis van een breed palet aan instrumenten die oplopen in
gradatie al naar gelang de ernst van de problemen in het licht van het
maatschappelijke belang van financiƫle stabiliteit.

Ā 

5. Herziening van de kapitaal eisenrichtlijn CRD IV(Financiƫn)

De kredietcrisis heeft duidelijk gemaakt dat de kapitaaleisen voor
banken moeten worden aangescherpt. Het Basel Committee on Banking
Supervision zet belangrijke stappen ter versterking van het
kapitaalraamwerk. Deze maatregelen worden via de Europese
kapitaaleisenrichtlijn (CRD) in wetgeving geĆÆmplementeerd. Deze
herziening van de CRD is van belang om enkele fundamentele versterkingen
van de kapitaaleisenrichtlijn te realiseren. Zo zullen strengere eisen
worden gesteld aan de kwaliteit van het bancaire kapitaal en komen er
fors zwaardere kapitaaleisen voor de risicoĀ“s van complexe financiĆ«le
producten. Het kapitaalraamwerk zal verder worden aangevuld met een
simpele kapitaalmaatstaf ter indicatie van de balansomvang in verhouding
tot het aangehouden kapitaal (leverage-ratio). 

.

6. Europese Digitale Agenda (Economische Zaken in nauwe samenwerking met
verscheidene andere departementen) 

De vormgeving en uitvoering van een nieuwe strategische Europese
Digitale Agenda als opvolger van de i2010-agenda is een topprioriteit in
het werkprogramma van de Commissie voor 2010, maar ook voor het Spaanse
EU-Voorzitterschap. Daarop volgt nadere politieke bespreking en
besluitvorming over de Digitale Agenda, vergezeld van een Actieplan. Als
de Digitale Agenda is goedgekeurd, zal de Commissie de komende twee jaar
aan de hand van het Actieplan tientallen concrete initiatieven op
diverse deelterreinen lanceren in de vorm van wetgeving,
beleidsprogrammaā€™s, mededelingen en aanbevelingen. 

eHealth is integraal onderdeel van de Europese Digitale Agenda. eHealth
is een essentieel onderdeel voor de houdbaarheid van de zorgsector in de
toekomst.  De beoogde roadmap 2011-2015 is mede bedoeld om een grotere
politieke coƶrdinatie te bewerkstelligen tussen sectoren waarin eHealth
de zorg kan verbeteren met als doel barriĆØres voor de ontwikkeling
ervan weg te nemen. Ook is het digitale agenda initiatief van belang
vanwege de voorgenomen activiteiten van de Commissie op het terrein van
online content. Daarnaast is de Digitale Agenda van belang voor de
Europese digitale bibliotheek (Europeana), en zijdelings voor de
creatieve industrie.

7. Mededeling industriebeleid (Economische Zaken) 

In de tweede helft van 2010 verschijnt naar verwachting de nieuwe
mededeling van de Commissie over industriebeleid, die de (nieuwe) visie
van de Commissie hierover geeft, inclusief een besluit over CIP II. De
mededeling industriebeleid is belangrijk voor:

Een integrale aanpak van het EU-industriebeleid, nauw verbonden met
EU2020, de zorg voor een gelijk speelveld en toegang tot grondstoffen
(op dit laatste punt kondigt het werkplan ook een mededeling aan die
voor Nederland van groot belang is).

Stappen die vanuit de EU gezet kunnen worden op het gebied van
duurzaamheid. Met name hoe het Europese industriebeleid kan bijdragen
aan de win-win-situatie van een concurrentiekrachtig en eco-efficiƫnt
bedrijfsleven. Goed voorbeeld is het Actieplan voor Electrisch Rijden.

Het belang van het MKB, waarbij er onder andere aandacht wordt
geschonken aan het probleem van financiering, dat zich in deze crisis
heeft geopenbaard en ook in de komende jaren voor uitdagingen zal
zorgen. Het gaat niet om het creƫren van nieuwe instrumenten, maar over
de vraag hoe bestaande instrumenten en programmaā€™s toegankelijker
worden voor ondernemers. De initiatieven rond late betalingen zijn hier
nauw mee verbonden.

8. Europees plan Onderzoek en Innovatie (Onderwijs Cultuur en
Wetenschap, Economische Zaken.) 

Dit initiatief zal bepalend zijn voor Europese samenwerking binnen de
kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie, en verdere
ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Het initiatief moet
uiteindelijk uitmonden in concrete werkprogrammaā€™s met indicatoren en
benchmarks voor onderzoek en innovatie Ć©n een nieuwe generatie
subsidieprogrammaā€™s voor onderzoek (KP8 en CIP-II, zoals aangekondigd
in de Annex II van het  WWP voor 2010). 

Het kabinet ondersteunt het streven van de Commissie om de verbinding
tussen onderzoek en innovatie  te verbeteren om zo de interactie tussen
de verschillende onderdelen van de kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek
en innovatie) te verbeteren. Het omzetten van excellent onderzoek in
succesvolle commerciƫle producten vormt een belangrijke uitdaging voor
Europa om de productiviteit te verbeteren. Hierdoor wordt uiteindelijk
een grotere concurrentiekracht en een hogere welvaart bereikt. Het
nieuwe Europese onderzoek- en innovatieplan zal wat betreft innovatie
ook aandacht moeten besteden aan de randvoorwaarden voor innovatie
(zoals een goede kapitaalmarkt), niet technologische innovatie (zoals
demand-based en open innovatie), maatschappelijke innovatie, en sectoren
als ICT, diensten en creatieve industrie. Een kostenefficiƫnt en
uniform Europees patentsysteem en patenthandhaving (inclusief
talenregiem en een EU regeling voor trademarks) is essentieel voor de
concurrentiekracht en het innovatieve vermogen van de EU. Ook hiertoe
zijn initiatieven in het werkplan opgenomen die van belang zijn voor
Nederland. 

Nauw verbonden met het innovatieplan is de in het werkplan opgenomen
tussentijdse evaluatie van KP7 en de consultatie voor KP8, die richting
gaat geven aan grote gemeenschappelijke onderzoeksprogramma na 2013. Een
van de grote themaā€™s voor KP8 is vereenvoudiging van deelname aan de
Europese programma's, met name het terugdringen van administratieve
procedures en lasten. Dit is naast voor universiteiten en
kennisinstellingen, vooral van belang om de deelname van industrie en
MKB te bevorderen. 

Goede aansluiting bij het Europees Instituut voor Innovatie (EIT) is van
belang. Voor het EIT zal een Strategische Innovatie Agenda worden
uitgewerkt. 

9. ā€œYouth on the moveā€ (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jeugd en
Gezin)  

Jeugd in bewegingā€  is Ć©Ć©n van zeven prioriteiten
(ā€˜kerninitiatievenā€™) van de Europa 2020-Strategie. Het doel van deze
prioriteit is de resultaten en de internationale aantrekkingskracht van
de instellingen voor het hoger onderwijs in Europa te verbeteren en de
algemene kwaliteit van alle onderwijs- en opleidingsniveaus in de EU te
verhogen, met evenveel aandacht voor talent als voor gelijke kansen.
Hiertoe moet de mobiliteit van studenten en stagiairs worden bevorderd
en moeten er betere banen komen voor jongeren. Naar verwachting zal de
Commissie in juni van dit jaar een concreet voorstel over het ā€˜Youth
on the moveā€™-initiatief presenteren. 

Deze nieuwe beleidsvoornemens zullen worden doorvertaald naar een nieuwe
generatie Europese subsidieprogrammaā€™s voor de volgende FinanciĆ«le
Perspectieven (2014-2020). Concreet gaat het dan om de intra-EU
mobiliteitsprogrammaā€™s van het Leven Lang Leren-programma, zoals
Erasmus (voor hoger onderwijs) en Leonardo da Vinci (voor
beroepsonderwijs), het Jeugd in Actie-programma (voor jongeren) en
mobiliteitsprogrammaā€™s die gericht zijn op derde landen zoals Erasmus
Mundus (voor studenten) en Marie Curie (voor onderzoekers).

Ten aanzien van mobiliteit zal de Nederlandse inzet gebaseerd zijn op de
kabinetsreactie op het Groenboek ā€˜De leermobiliteit van jongeren
bevorderenā€™. Hierin onderschrijft het kabinet de ambitie dat op
termijn alle jongeren de kans moeten krijgen om in het kader van hun
opleiding een periode in het buitenland door te brengen. Het kabinet
stelt voor een Europese internationaliseringsagenda uit te werken en via
de open methode van coƶrdinatie (OMC) hierop voortgang te maken. Het
huidige Europese Leven Lang Leren-programma dient in de visie van het
kabinet te worden omgevormd tot een instrument dat de
internationalisering in het onderwijs centraal stelt. De
EU-beurzenprogrammaā€™s blijven een belangrijke pijler binnen dit
instrument. Beurzen zouden ingezet moeten worden om die jongeren die
kwalitatief goed en gemotiveerd zijn, maar aarzelen over een
buitenlandverblijf, toch over de streep te trekken.

10. Agenda voor nieuwe vaardigheden en nieuwe banen (Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, Sociale Zaken en Werkgelegenheid)  

Het verbeteren van de aansluitingen tussen opleiding en arbeidsmarkt is
een belangrijke uitdaging voor Europa. Vanuit onderwijsperspectief kan
een betere aansluiting onder meer gerealiseerd worden door het
ontwikkelen van competenties en vaardigheden waarmee de arbeidsmarkt
goed toegerust betreden kan worden. Verder kan gedacht worden aan alle
vormen van onderwijs en aan om-, bij- en opscholing in het kader van een
leven lang leren.

De aandacht van de Commissie voor dit thema wordt door het kabinet
gesteund. De lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor de ontwikkeling
van het onderwijsaanbod om de aansluiting met de arbeidsmarkt te
faciliteren. Europese initiatieven (zoals bijvoorbeeld EQF) kunnen dit
ondersteunen.

11. Relaunch interne markt  (Economische Zaken)

Het onderwerp Interne Markt is een van de speerpunten van Barroso II. In
zijn politieke

richtsnoeren van september 2009 Noemt hij ā€œde ontwikkeling van een
interne markt die bij de 21e eeuw pastā€ als topprioriteit. Barroso
heeft Mario Monti (oud commissaris Interne Markt Ć©n oud Commissaris
Mededinging) afgelopen oktober gevraagd om een rapport te schrijven over
een ā€œrelaunchā€ van de Interne Markt. Monti zal de ā€œmissing
linksā€ van de Interne Markt analyseren en met aanbevelingen komen. Het
rapport wordt in april verwacht. Ook het Europees Parlement zal
waarschijnlijk rond deze tijd met een rapport komen (eerste discussie
Monti met EP was reeds begin december). De Europese Commissie (Barnier)
heeft aangegeven op basis van deze rapporten een witboek of een interne
mark pact te zullen presenteren, met voorstellen voor vervolmaking van
de Interne Markt. Voorafgaand hieraan zal het Monti-rapport in het
vervolg van 2010 waarschijnlijk reeds veelvuldig onderwerp van discussie
zijn in onder meer de verschillende Raadsformaties. Het is van groot
belang om hier als Nederland proactief de discussie te beĆÆnvloeden.
Belangrijke themaā€™s zijn het tegengaan van protectionisme en het
terugkeren naar het ā€˜normaleā€™ kader voor staatsteun voor eind 2010,
het verbeteren van de werking van de interne markt in de praktijk. 

Bovendien is voor Nederland essentieel (1.) het verder verdiepen van de
interne markt voor diensten (het werkplan bevat ook voorstellen rondom
diensten van algemeen (economisch) belang, waaronder een mededeling tot
uitwerking van het op instigatie van Nederland toegevoegde protocol bij
het Verdrag van Lissabon; (2.) het creƫren van een digitale interne
markt (o.a. moderniseren van het intellectuele eigendomsrecht,
intellectuele eigendomsrechten voor nieuwe online uitdagingen en
e-invoicing, drie onderwerpen waarvoor ook initiatieven in het werkplan
zijn aangekondigd) en (3.) de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de
Europese Commissie geƫvalueerd (richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG).
Dit biedt de mogelijkheid om te onderzoeken of de huidige
aanbestedingsregels daadwerkelijk bijdragen aan een interne markt voor
overheidsopdrachten die gekenmerkt wordt door mededinging, innovatie en
duurzaamheid. Van belang is om de aanbestedingsregels efficiƫnter en
effectiever te maken, zodat de (administratieve) lasten voor bedrijven
en overheden bij aanbesteden zo laag mogelijk worden en het MKB een
betere toegang te geven tot deelname aan overheidsopdrachten.

12. Witboek toekomst van het Vervoer en Herziening TEN-V Richtsnoeren
(Verkeer en Waterstaat.)

Het belangrijkste  voornemen van de Commissie op het gebied van
transport is het Witboek Transport. Dit Witboek vormt de uitwerking van
de strategie Europa 2020 specifiek voor het transport met een omvattend
Europees beleidsprogramma voor de periode tot 2020 op voor Nederland
vitale gebieden als verduurzaming (decarbonisation), concurrentiekracht,
veiligheid en werkomstandigheden.  Het kabinet kijkt in het bijzonder
uit naar de voorstellen voor de verduurzaming, in nauwe samenhang met
andere voorstellen op het gebied van energie en klimaatactie.

Op het gebied van infrastructuur in het bijzonder kondigt de Europese
Commissie een herziening aan van het beleid ten aanzien van de
Trans-Europese vervoersnetwerken(TEN-V). Deze herziening zal nauw
verbonden zijn met de publicatie van het Witboek Transport. Het kabinet
ondersteunt de opvatting van de Europese Commissie dat een adequaat
Europees kernnetwerk een noodzakelijke basisvoorwaarde is voor
economische vooruitgang en versterking van de concurrentiekracht van de
Europese Unie en dat TEN-V beleid dient bij te dragen aan de bevordering
van een duurzaam en efficiƫnt vervoerssysteem, gebaseerd op het
beginsel van co-modaliteit.  

13. Energie infrastructuur pakket (Economische Zaken.) 

Dit pakket zal een perspectief schetsen voor de behoeften binnen Europa
op het gebied van energie-infrastructuur met een horizon tot 2030.
Gekeken zal worden naar investeringsbehoeften, netwerkplannen en (gas-)
diversificatiebehoeften zodat in de toekomst de EU niet te afhankelijk
wordt. Bovendien bevat het pakket een evaluatie van de zes
prioriteitsinfrastructuren die in de tweede strategische energie review
zijn aangekondigd. Ook zal het pakket een visie op smart grids en
offshore grids bevatten. Het pakket ligt in het verlengde van het
Energie Actieplan dat ook op het programma van de Commissie staat voor
2010. Dit plan zal de acties van de EU op energiegebied voor de komende
vijf jaren uiteen zetten. 

 14. Actieplan implementatie Stockholm Programma (Justitie, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties)

Op 30 november en 1 december 2009 heeft de JBZ-Raad het Stockholm
Programma (JBZ-meerjarenbeleidskader 2010-2014) aangenomen, welke
vervolgens op 10 en 11 december 2009 door de Europese Raad is
geaccordeerd. De voorbereidingen voor de uitvoering van het Stockholm
Programma, via het zogenoemde Actieplan, zijn reeds in volle gang. De
Europese Commissie zal naar verwachting dit voorjaar dit Actieplan
presenteren. De bij het JBZ-beleidsterrein betrokken departementen en
diensten hebben hun prioriteiten inmiddels intern bepaald. Zo spoedig
mogelijk na verschijning van het Actieplan zal worden bezien of deze
prioriteiten voldoende naar voren komen in het plan. Het kabinet beoogt
op deze manier op gecoƶrdineerde wijze de Nederlandse inbreng in de
toekomstige JBZ-samenwerking voor de periode 2010-2014 te borgen. 

Ā 

Aanvullend evaluatiemechanisme 

In het Verdrag van Lissabon en ook in het Stockholm Programma wordt
aangegeven dat maatregelen kunnen worden vastgesteld die bepalen dat de
lidstaten in samenwerking met de Commissie een objectieve en
onpartijdige evaluatie van de uitvoering van het beleid met name ter
bevordering van de implementatie van het beginsel van wederzijdse
erkenning verrichten. Om het vertrouwen tussen de lidstaten van de EU en
de justitiƫle autoriteiten in de lidstaten te handhaven en te vergroten
is het kabinet van oordeel dat er een monitoring en evaluatiesysteem
geĆÆntroduceerd dient te worden op het gebied van de judiciĆ«le
samenwerking in strafzaken, dat conform het Nederlandse initiatief voor
dit aanvullend evaluatiemechanisme (voorheen rechtsstaatmonitor) ook
dient te zien op voor de Europese samenwerking relevante aspecten van de
nationale rechtssystemen. Dit moet worden opgenomen in het Actieplan
behorend bij het Stockholm Programma.

15. Mededeling over het Europese contractenrecht (Justitie) 

De Commissie stelt in het werkprogramma dat gestreefd wordt naar een
Gemeenschappelijk referentiekader (Common Frame of Reference) voor
contractenrecht in de vorm van een optioneel 28e regime en op de lagere
termijn wellicht in de vorm van een Europees Burgerlijk Wetboek. Het
parlement heeft reeds het "Rapport van het onderzoek naar de
mogelijkheden en de wenselijkheid van een Gemeenschappelijk
Referentiekader voor Europees Contractenrecht" (Kamerstukken 23 490 nr.
561 d.d. 23 juni 2009) ontvangen met daarin ook een voorlopig Nederlands
standpunt inzake dit gemeenschappelijk referentiekader. Nederland vraagt
aandacht voor de beperkte rechtsgrondslag voor een optioneel instrument
en voor de  beperkingen die Verordening Rome I (toepasselijk recht op
overeenkomsten) oplegt met betrekking tot de rechtskeuzebevoegdheid van
partijen. 

16.  Nieuw omvattend juridisch kader voor bescherming persoonsgegevens
(Justitie) 

De Commissie zal met een voorstel komen dat erop is gericht om de
EU-richtlijn dataprotectie uit 1995 aan te passen aan de
voortschrijdende technische ontwikkelingen. De toenemende
internationalisering maakt het noodzakelijk dat meer informatie tussen
overheden en uitvoeringsinstellingen op verschillende beleidsterreinen
wordt uitgewisseld. Tegen deze achtergrond is meer helderheid gewenst
over de voorwaarden waaraan die gegevensuitwisseling moet voldoen. 

Uit artikel 16 VWEU vloeit voort dat daarbij tevens het EU-kaderbesluit
voor de bescherming van persoonsgegevens bij de politiƫle en
justitiƫle samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten wordt
betrokken. Het kabinet steunt dit voorstel om het
gegevensbeschermingsrecht te moderniseren. Daarbij zal wel aandacht
moeten uitgaan naar een vermindering van thans bestaande administratieve
lasten, aan modernisering van het begrippenapparaat en de verhoudingen
van het EU-gegevensbeschermingsrecht tot dat van derde landen. De
afzonderlijke regels voor de bescherming van persoonsgegevens in de
sfeer van politie en justitie vergen afzonderlijke aandacht.

17. Mededeling betreffende de Interne Veiligheidsstrategie.
(Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie). 

Het kabinet acht het van belang dat concrete acties worden genomen om
Europa veiliger te maken voor de burger en steunt het voorstel van de
Commissie dit jaar te komen met een mededeling over de Interne
Veiligheidstrategie, een belangrijk onderdeel van het Stockholm
Programma. In de visie van het kabinet moet deze strategie voor de
interne veiligheid een alomvattende EU-strategie zijn. Dit betekent dat
ook terrorismebestrijding en crisisbeheersing - zowel moedwillige als
niet moedwillige ontstane crisis ā€“ onderdeel van de
veiligheidsstrategie zou moeten uitmaken. In lijn met de mededeling van
de Commissie zal er binnen de EU veiligheidsstrategie aandacht moeten
zijn voor verbetering van de operationele samenwerking, zowel op EU- als
ook op regionaal niveau, bijvoorbeeld in het kader van
grensoverschrijdende samenwerking. De strategie moet gericht zijn op een
multidisciplinaire aanpak van criminaliteit. Niet alleen politie en
justitie, maar ook andere overheidspartners zoals de belastingdienst en
gemeenten kunnen een rol spelen bij de aanpak van criminaliteit. Het
Europese arsenaal van politiƫle en justitiƫle instrumenten ter
bestrijding van georganiseerde misdaad dient te worden uitgebreid met
een categorie van bestuurlijke instrumenten, waaronder het screenen en
eventueel weigeren van het verstrekken van vergunningen of het verlenen
van subsidies. Daarom moet worden gestreefd naar een onderling
samenhangende inzet van preventieve, bestuurlijke en strafrechtelijke
maatregelen. Civiele bescherming dient onderdeel uit te maken van de
interne veiligheidsstrategie.

18. Groenboek pensioenen (Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties)

Het kabinet verwelkomt het voornemen van de Commissie om te komen met
een Groenboek over Pensioenen als basis voor de discussie in de EU over
het pensioenbeleid in de komende tijd. Het kabinet deelt de zorg van de
commissie voor dit belangrijke onderwerp, dat in het kader van de
vergrijzing, de Lissabon-strategie  en de kredietcrisis uiteraard niet
onopgemerkt kon blijven; de lidstaten moeten zich blijven bezinnen op de
meest wenselijke wijze van inrichting van hun pensioenstelsels. Daarbij
staan de toereikendheid en de betaalbaarheid van die pensioenstelsels
voorop. Uitgangspunt daarbij blijft dat de lidstaten zelf dienen te
bepalen welk niveau van garantie op het terrein van pensioen wenselijk
is en welke wijze van financiering daarbij het beste past. Coƶrdinatie
op Europees niveau moet bijdragen aan een houdbare inrichting van de
nationale pensioenstelsels. Voorts is de ontwikkeling van de
pensioenuitgaven Ć©Ć©n van de bepalende onderliggende factoren voor de
houdbaarheid van de overheidsfinanciƫn. De ontwikkelingen op het gebied
van pensioenen in de lidstaten moeten in Europees verband gestructureerd
worden gevolgd, waarbij de financiƫle en sociale houdbaarheid een
cruciale factor is. Ook wenst de Nederlandse regering er op te wijzen,
dat in een aantal landen zoals Nederland de sociale partners een
traditie hebben gevestigd waarbij zij er gezamenlijk in geslaagd zijn
effectieve instituties tot stand te brengen voor de opbouw van
kapitaalgedekte aanvullende pensioenen. Nederland zal zich ervoor
inzetten dat sociale partners samen pensioenregelingen kunnen blijven
vaststellen en uitvoeren en dat ook andere typische kenmerken van het
Nederlandse pensioenstelsel behouden kunnen blijven. Vandaar de nadruk
die Nederland legt op de eigen verantwoordelijkheid van de lidstaten
voor de inrichtingen en financiering van hun pensioenstelsels. 

19. Mededeling  post-2010 EU biodiversiteitsbeleid (Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit) 

De Europese Commissie kondigt een mededeling aan met de nieuwe EU
biodiversiteit-strategie, die eind dit jaar zal worden gepresenteerd.
Deze strategie wordt nadrukkelijk als een visie voor de langere termijn
gepositioneerd. Het sluit aan bij de Nederlandse ambitie om natuur en
mensen beter te koppelen, alsmede om handelingsopties voor de lange
termijn te formuleren. De strategie zal concrete acties bevatten om de
internationale biodiversiteit doelstellingen te realiseren, die op de
Conferentie der Partijen (COP10) van het Biodiversiteitsverdrag in
oktober 2010 zullen worden geformuleerd. Nederland staat voor een
actieve internationale en Europese rol, waarbij de inzet is om het
verlies aan biodiversiteit een halt toe te roepen en bij te dragen aan
het behalen van de Millenium Development Goals. Hierbij dient ook inhoud
te worden gegeven aan de integratie van biodiversiteit in ander
(sectoraal) beleid, het verbeteren van het financiƫle instrumentarium
voor biodiversiteit (betalen voor biodiversiteit) en het belang van
biodiversiteit voor ecosysteemdiensten. Bij de uitwerking van de
Strategie zal, op Nederlands aandringen, ook nadrukkelijk worden gekeken
naar de haalbaarheid en kosten-effectiviteit van de maatregelen als
onderdeel van de impact assessment die de Commissie zal uitwerken bij de
strategie.

20. Mededeling handelsstrategie voor EU 2020. (Economische Zaken.)

Internationale handel is cruciaal voor het concurrentievermogen van
Nederland en van de EU, voor groei en voor werkgelegenheid. De Global
Europe-strategie die wordt verwacht is de opvolger van die uit 2006 en
zal de mogelijkheden beschrijven voor de EU om een open markt te blijven
en om te focussen op multilaterale handelsliberalisatie en op economisch
interessante bilaterale vrijhandelsakkoorden, met bijvoorbeeld India,
Singapore en Vietnam (later volgen andere landen). De focus zal gericht
zijn op belangrijke vrijhandelsakkoorden en deze te baseren op
economische afwegingen. Ook verschijnt er een mededeling over
investeringsbeleid en een mededeling over de ondersteuning van MKB-ers
in derde landen.

21. Budget Review (Buitenlandse Zaken.)

In de zomer van 2010 komt de Commissie naar verwachting met voorstellen
voor de EUbegrotingsevaluatie (review), als opmaat naar de voorstellen
voor een nieuwe EUmeerjarenbegroting post-2013 (voorstellen komen in
2011). Dit heeft bredere betekenis voor meerdere departementen, niet
alleen vanwege in gang gezette hervormingen en de ontwikkeling van nieuw
beleid, maar ook omdat dit rechtstreeks raakt aan de discussies over
o.m. KP8, CIP, energie en de toekomst van het cohesiebeleid. In april
2008 heeft het kabinet een standpunt vastgesteld over de modernisering
van de EU-begroting. Daarin wordt onder meer gepleit voor een groter
aandeel van de uitgaven voor concurrentievermogen en groei in de
EU-begroting en een focus van de cohesiemiddelen op de minst welvarende
regioā€™s in de minst welvarende lidstaten en grensoverschrijdende
samenwerking.

22. Mededeling toekomst gemeenschappelijk landbouwbeleid (Landbouw
Natuur en Voedselkwaliteit)

Het hervormingsproces van het GLB is een van de grote uitdagingen in de
komende periode. Deze moet uiteindelijk op Europees niveau leiden tot
een concurrerende sector die in weet te spelen op nieuwe uitdagingen en
maatschappelijke doelen. Om dit einddoel te bereiken is een verdere
aanpassing van het beleid nodig. Concreet bepleit Nederland in haar
visie op de toekomst van het GLB (ā€˜Houtskoolschetsā€™) dat het GLB
zich in de toekomst concentreert op het stimuleren van
concurrentiekracht en innovatie, de ondersteuning van landbouwers voor
de instandhouding van maatschappelijk waardevolle gebieden en het
belonen van landbouwers voor publieke diensten en bovenwettelijke
prestaties. Het landbouwbeleid van de toekomst moet ondernemerschap
versterken. Alleen op die manier kunnen innovatieve landbouwers
exportkansen benutten die de sterke groei van de wereldmarkt biedt.
Landbouw moet een deel van de oplossing zijn voor een aantal
internationale vraagstukken zoals klimaat, biodiversiteit,
milieu/waterkwaliteit en voedselzekerheid/armoedebestrijding. Zo dient
het GLB in de toekomst bij te dragen aan klimaatmitigatie en
ā€“adaptatie. Het aandeel van het GLB in de totale EU-begroting zal mede
moeten worden bepaald in het licht van de ruimte die nodig is voor de
financiering van de andere beleidsprioriteiten. De besluitvorming over
de voor het GLB beschikbare communautaire middelen in de periode
2014-2020 is daarmee onderdeel van een brede afweging van alle Europese
beleidsprioriteiten. In de vormgeving van het GLB zal daarmee rekening
moeten worden gehouden.

23. Mededeling analyse beleid vereist voor implementatie van  30%  EU
emissie reductie en vaststelling van situatie energie intensieve
industrie

(Volkshuisvesting , Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer)

Deze mededeling betreft twee activiteiten die door de Commissie reeds
zijn aangekondigd en die zijn bekrachtigd door de Milieuraad van 15
maart.  De EU heeft zich gecommitteerd aan een 20% CO2 emissiereductie
in 2020 en een verhoging tot 30%, mits andere ontwikkelde landen zich
committeren aan vergelijkbare reducties en ontwikkelingslanden adequate
mitigatie-acties ondernemen. Daarom is de verwachting dat de Commissie
voor de Europese Raad in juni een analyse zal presenteren van de
maatregelen die nodig zouden zijn voor de EU om haar CO2 emissies in
2020 met 30% te reduceren. Daarnaast zal zij, conform de richtlijn
handel in emissierechten, een beoordeling maken van de situatie van de
energie-intensieve industrie met betrekking tot het risico op carbon
leakage. De Commissie zal daarbij de vergelijkbaarheid van de acties van
andere landen met de EU doelstelling analyseren.

23. Mededeling koolstofarme economie in 2050 (Volkshuisvesting,
Ruimetlijke Ordening en Milieubeheer.)

 De Commissie zal een pad schetsen voor de transitie van de EU naar een
koolstofarme economie in 2050, gericht op het bereiken van een reductie
van broeikasgasemissies met 80-95% in 2050 ten opzichte van 1990.
Daarbij zullen tussendoelen in het pad naar 2050, zoals een
ambitieniveau voor 2030, worden geanalyseerd en zullen de strategieƫn
richting 2050 per sector worden uitgewerkt.   

Nederland verwelkomt deze activiteiten van de Commissie. Het is van
groot belang dat de EU zich voorbereidt op langere termijn klimaatbeleid
en de maatregelen die nodig zijn om een geloofwaardige EU bijdrage te
leveren aan het beperken van de temperatuurstijging tot maximaal 2
graden boven pre-industrieel niveau. Daarbinnen past de EU-ambitie om
haar CO2 emissies in 2020 met 30% te reduceren, mits andere ontwikkelde
landen zich committeren aan vergelijkbare reducties en
ontwikkelingslanden adequate mitigatie-acties ondernemen. Het kabinet
zou graag een concreet tijdspad verbinden aan de 2050 strategie. Deze
zal al in 2010 moeten worden opgesteld.

Bijlage II

bij de kabinetsreactie op het EU-Commissie Wetgevings- en Werkprogramma
2010.

Lopende agenda. 

In dit deel geeft het kabinet haar visie op actuele zaken en discussies
in EU-kader, die, afgezien van de in de bijlage opgenomen belangrijke
initiatieven, ook de Nederlandse aandacht blijven vragen.

Over de hele breedte van de inzet op slimme, duurzame en inclusieve
groei is naar het oordeel van het kabinet van belang dat naast nieuwe
maatregelen ook de implementatie van bestaande EU-wetgeving voortvarend
wordt voortgezet. Dit geldt vooral voor het energie- en klimaatpakket
van december 2008. In dit verband blijft ook de completering van de
interne markt een permanente opdracht, die naar het oordeel van het
kabinet in dit WWP voldoende nadruk krijgt.  Wel dient daarbij
aangetekend dat de toeppassing van de staatssteunregels voor decentrale
overhedenĀ zeer complex is . Het is daarom van belang dat de Commissie
oog blijft houden voor de uitvoerbaarheid van de regels.

In 2010 worden de Europese aanbestedingsrichtlijnen door de Europese
Commissie geƫvalueerd (richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG). Dit biedt
de mogelijkheid om te onderzoeken of de huidige aanbestedingsregels
daadwerkelijk bijdragen aan een interne markt voor overheidsopdrachten,
die gekenmerkt wordt door mededinging, innovatie en duurzaamheid. Van
belang is om de aanbestedingsregels efficiƫnter en effectiever te
maken, zodat de (administratieve) lasten voor bedrijven en overheden bij
aanbesteden zo laag mogelijk worden en het Midden en Kleinbedrijf (MKB)
een betere toegang te geven tot deelname aan overheidsopdrachten. Zowel
in het kader van lastenverlaging als de verbetering van de toegang van
het MKB tot opdrachten, zou de Europese Commissie kunnen overwegen om de
geldende financiƫle drempels voor overheidsopdrachten voor leveringen
en diensten, te doenverhogen.

Verder onderzoekt de Europese Commissie of zij in de loop van 2010
wetgeving wil introduceren op het gebied van concessies voor diensten en
komt ze met een groenboek en een witboek op het gebied van
e-procurement.

Door de Europese omschakeling van analoge televisie naar digitale
televisie komt frequentiespectrum vrij, het zogenaamde digitaal
dividend. Hierover komt de Commissie in 2010 met een aanbeveling en voor
het radiospectrum met een actieplan. De Commissie wil dat alle lidstaten
een deel van het digitaal dividend ook beschikbaar maken voor systemen
voor (aardse) elektronische communicatie. De Commissie komt in 2010 met
aanbevelingen en een actieplan: een Meerjaren Spectrum Beleidsplan dat
moet uitmonden in een gezamenlijk Europees standpunt over de invulling
van het digitaal dividend t.b.v. mobiele breedbandtoepassingen en een
harmonisatiemaatregel met technische randvoorwaarden voor de invulling
van het digitaal dividend t.b.v. mobiele breedbandtoepassingen. Van
belang is dat meer zicht moet komen op mogelijke storingsproblematiek,
voordat er bindende Europese afspraken kunnen worden gemaakt.

Op het gebied van de consument zal de Commissie komen met het jaarlijkse
consumentenscorebord, een voorstel om namaakproducten tegen te gaan, een
voorstel voor een integrale aanpak van collectieve acties, een
initiatief over oneerlijke handelspraktijken en een voorstel voor
maatregelen ter verbetering van de productveiligheid. Tenslotte zal de
Commissie voorstellen doen om een aantal sectorale mededinging- en
staatssteunregels aan te passen (zoals bijvoorbeeld de
mededingingsregels voor productie en verkoop van motorvoertuigen).

Nederland draagt de zwaardere rol van de EuropeseĀ Sociale Dialoog in de
beleidsprocessen een warm hart toe. Daar kunnen overheidswerkgevers (30%
van deĀ Europese arbeidsmarkt) nietĀ terzijde blijven staan.Ā De
Nederlandse overheidswerkgevers hebben de afgelopen jarenĀ uit eigen
beweging aansluiting gezocht bij de zogenaamde cross-sectorale Sociale
Dialoog waar de diverse sociale onderwerpen worden besproken. Het
streven van de Commissie een besluit te nemenĀ om de centrale
overheidswerkgevers onder te brengen in een specialeĀ sectorale
overlegtafel voor centrale overheden, wordt in strijd met de
subsidiariteit geacht. Dit zou betekenen dat veel politieke zaken op
Europees niveau onderhandelbaar zouden kunnen worden, wat op gespannen
voet kan komen teĀ staan met de rechten die inĀ nationaleĀ constituties
aan parlementen worden toegekend. Ook is het allerminst ondenkbaar dat
reeds overeengekomen delen van het acquis rond de interne markt, en
deĀ begrenzing van overheid en marktĀ opnieuw in discussie raken op een
plek waar de nationale parlementen deze niet verwachten.Ā Dit
Commissievoornemen komt ongunstig uit, gezien het tijdsgewricht en de
ingrijpende maatregelen waarvoor vrijwel alle lidstaten staan.

Voor het Europese transportbeleid zal in 2010 een evaluatie plaats
hebben van het functioneren van de interne markt, inclusief cabotage.
Deze wordt verwelkomd. De mededeling specifiek over de
spoorvervoersmarkt zal echter kritisch worden gevolgd, gezien de relatie
met de marktordening spoorpersonenvervoer. Voorts zullen maatregelen op
het gebied van het efficiƫnt gebruik van technologie (waaronder de
digitale tachograaf en elektronische tolsystemen) genomen worden en zal
geĆÆntegreerd martitiem beleid worden ontwikkeld. Wetgevende voorstellen
op het terrein van ICT zullen overigens grondig worden bezien op hun
gevolgen voor bestaande systemen, zoals de OV chipcard.

Het kabinet verwelkomt weliswaar het aangekondigde actieplan
verkeersveiligheid, maar betreurt dat de grensoverschrijdende handhaving
van de verkeersveiligheid niet expliciet is opgenomen in het 2010
werkprogramma van de Europese Commissie. 

Nederland mist verder in het Werkprogramma de toegezegde richtsnoeren
staatssteun inzake zeehavens. Juist in tijden van economische crisis is
helderheid nodig over welke staatssteun wel en niet geoorloofd is.
Vanwege het belang van de Europese concurrentiepositie van de maritieme
sector is een verdere uitwerking van de strategische doelstellingen en
aanbevelingen voor het zeevervoerbeleid van de EU tot 2018 (inclusief EU
Maritime Space) en een vervolg op het actieprogramma Naiades voor de
binnenvaart.

Op het waterdomein verwelkomt het kabinet het voorstel van de Commissie
om de lijst prioritaire stoffen uit de Kaderrichtlijn Water te herzien,
waar Nederland nauw betrokken is bij het totstandkomingstraject. 

Het kabinet is overigens voorstander om naast de stoffen en de
milieukwaliteitsnormen ook met de bijpassende maatregelen op
communautair niveau te komen.

De aangekondigde mededeling over de zeebekkens (Noordzee en Atlantisch
gebied) wordt door het kabinet met oplettendheid gevolgd. Nut en
noodzaak van een eventuele strategie voor deze regio zijn nog
onvoldoende aangetoond. 

In het WWP 2010 van de Commissie wordt het Europees pact inzake
immigratie en asiel niet gememoreerd in de planning voor 2010.
Belangrijk is wel te vermelden dat de Commissie dit voorjaar met een
rapport met aanbevelingen komt aan de Europese Raad met voorafgaande
bespreking in de Justitie en Binnenlandse Zaken Raad van juni. De
Europese Raad bevestigde eerder de beginselen van de totaalaanpak van
migratie en het Europees pact inzake immigratie en asiel en benadrukte
de noodzaak om alle maatregelen op een integrale wijze te implementeren
en te evalueren. 

In december 2009 heeft het Kabinet de Nederlandse visie op de hervorming
van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid, "Vis, als duurzaam kapitaal",
aan de Europese Commissie gezonden. Kern van de visie is dat een stevige
hervorming noodzakelijk is. Daaruit zou een visserijbeleid moeten
voortvloeien dat gericht is op een duurzaam gebruik van ecologisch
kapitaal, een grotere rol geeft aan markt en ondernemerschap en een
vereenvoudigde, maatschappelijk gedragen wijze van besluitvorming en
uitvoering. Mede op basis van de inbreng van Nederland Ć©n die van
andere lidstaten en belanghebbenden zal de Commissie richting geven aan
de verdere discussie. De Commissie hoopt in december 2010 een pakket van
concrete voorstellen te presenteren. .

Het Kabinet is verheugd dat de EU voornemens is om met voorstellen te
komen voor diergezondheid en de teelt van GGO's waarbij de EC bepaalde
bevoegdheden op nationaal niveau wil leggen. Nederland vindt het voorts
van belang dat de Commissie ook voldoende initiatieven neemt voor het
verbeteren van dierenwelzijn. Op dit terrein komt de Commissie helaas
niet met concrete wetgevende voorstellen, maar is enkel voornemens een
mededeling

over het tweede Actieplan Dierenwelzijn te presenteren en een rapport
over de implementatie van de diertransportverordening. Verder is
vermeldenswaardig het plan van de Commissie  voor een nieuw kader voor
Plantengezondheid.

Met betrekking tot het EU-onderzoeksbeleid worden overigens nog gemist
in het Commissie WWP de evaluatieresultaten van de Europese
Onderzoeksraad in 2012 (ERC) en een mededeling over het actieplan
nanotechnologie. 

Wat betreft vergroening, verduurzaming en klimaat is Nederland blij met
het werkprogramma van de Commissie. Het laat ambitie zien. Nederland
heeft wel vraagtekens bij het geschetste tijdspad. Nederland zou graag
zien dat enkele voorstellen nog in 2010 zouden worden gepresenteerd.
Zoals in de algemene inleiding  reeds gesteld zal Nederland daarom de
Commissie oproepen om zich te committeren tot presentatie nog in 2010
van de  Roadmap naar een  ā€œresource and carbon efficientā€ Europa in
2020, de ā€œAnalyse van de Europese Commissie van het beleid dat nodig
is voor een 30% EU emissie reductieā€ (de Europese Commissie had eerder
aangegeven dat deze in juni 2010 klaar zou zijn) en, tenslotte, de
ā€œMededeling over het Pad naar een koolstofarme economie in 2050ā€.

De twee eerstgenoemde initiatieven zijn opgenomen in de lijst van voor
Nederland belangrijke voorstellen.

Tot slot is Nederland benieuwd naar de planning van de herziening van de
NEC-richtlijn, welke niet wordt genoemd in het Commissie werkplan.

b)  Annex II van het Wetgevings- en Werkprogramma 2010  

Twee klimaat initiatieven (betreffende de  practical policies required
to implement a 30%  EU emmission reduction en de Roadmap for low carbon
economy), die de Commissie in Annex II opvoert, acht het kabinet van
dusdanig belang voor Nederland dat het kabinet deze heeft opgenomen in
de bijlage I met voor Nederland belangrijke voorstellen. 

Met betrekking tot een aantal andere beleidsinitiatieven uit Annex II,
de zogenaamde indicatieve lijst van mogelijk strategische en prioritaire
initiatieven ā€œunder considerationā€, wenst het kabinet nog het
volgende op te merken, mede in aanmerking nemende dat de Commissie hier
een indruk geeft van haar voornemens voor de periode na 2010. 

Het voornaamste voorstel op onderzoeks- en wetenschapsgebied is zonder
twijfel het voorstel voor het Achtste Kaderprogramma (KP8), voorafgegaan
door de tussentijdse evaluatie van het lopende Zevende Kaderprogramma.
Het voorstel voor KP8 zal bepalen hoe het grote gemeenschappelijke
onderzoeksprogramma na 2013 eruit zal zien . Belangrijk hierbij is het
thema van de vereenvoudiging van deelname aan de Europese programmaā€™s
door het vereenvoudigen van administratieve lasten en procedures. Dit is
van belang voor het verhogen van deelname van vooral industrie en MKB.  

Daarnaast zal worden gewerkt aan een concreet werkprogramma voor de
Europese Onderzoeksruimte (ERA) en komen er aanbevelingen voor Joint
Programming (het gezamenlijk programmeren van onderzoek voor
afzonderlijke lidstaten) op de terreinen van landbouw, voedselzekerheid
en klimaatverandering, voeding en dieetgerelateerde gebieden en
cultureel erfgoed. Voor het EIT (Europees Instituut voor Innovatie en
Technologie) zal een Strategische Innovatie Agenda worden uitgewerkt. 

Nederland kan zich vinden in de plannen die de Commissie heeft met het
onderzoeks- en innovatiebeleid. Nederland heeft hoge verwachtingen ten
aanzien van de plannen, vanwege de langer lopende plannen om meer
synergie te bereiken tussen verschillende initiatieven op het gebied van
onderzoek en innovatie, deelname aan programmaā€™s simpeler te maken en
de administratieve lasten te verkleinen. Ook is Nederland blij met de
prominente rol van onderzoek en innovatie in de EU2020-strategie.
Nederland zal de plannen vooral ook met al deze ambities in het
achterhoofd beoordelen.

De voorstellen op het terrein van onderwijs zijn geconcentreerd op
mobiliteit, vaardigheden, beroepsonderwijs, hoger onderwijs,
schooluitval en voor- en vroegschoolse educatie. Daarnaast wordt er
gewerkt aan Europese benchmarks op de terreinen van mobiliteit,
employability en beheersing van vreemde talen. 

Het kabinet kan zich in grote lijnen vinden in de gekozen lijn.
Nederland steunt Europees mobiliteitsbeleid dat internationalisering
stimuleert. Alle jongeren moeten op termijn de kans krijgen om mobiel te
zijn. Ook de voorstellen die direct voortvloeien uit de EU2020-strategie
kunnen rekenen op Nederlandse steun, zoals op het terrein van hoger
onderwijs, van het tegengaan van schooluitval en de Europese
vaardighedenagenda. Nederland zal de subsidiariteit scherp in de gaten
houden, met name waar het gaat om de inhoud van het onderwijs. Europese
samenwerking op onderwijsterrein dient nadrukkelijk een vrijwillig
karakter te houden. 

In 2014 gaat het nieuwe cohesiebeleid van start. Eind dit jaar
publiceert de Europese Commissie het Vijfde Cohesierapport met daarin
haar visie hoe dit beleid eruit zou moeten komen te zien. Medio 2011
volgen naar verwachting de formele voorstellen. Dit betekent dat het
debat over het cohesiebeleid dit jaar intensief gevoerd zal worden,
binnen Europa en binnen Nederland. Van belang zijn: 

ā€¢ concentratie van middelen op minst ontwikkelde regioā€™s in de minst
ontwikkelde lidstaten

ā€¢ beleidsfocus op Europe 2020

ā€¢ synergie met beleid op EU (Kaderprogramma Onderzoek), nationaal
(w.o. Pieken in de Delta) en decentraal niveau

ā€¢ vereenvoudiging

Daarbij is van belang dat de Commissie bij de discussie over het
cohesiebeleid aandacht besteedt aan verbeteringen van samenwerking in
grensregioā€™s, tevens veelal ook gebieden waarbinnen de demografische
ontwikkeling zorgen baart door een krimpende bevolking. 

Nederland verwelkomt de voorstellen op het terrein van cultuur en
creativiteit. Deze hebben betrekking op creatieve industrie, Europese
film, kunstenaarsmobiliteit en digitale bibliotheken. Daarnaast zullen
de opvolgers van de subsidieprogrammaā€™s Cultuur en Media worden
gepresenteerd. Nederland hecht eraan het belang te benadrukken van de
verdere ontwikkeling van de Europese digitale bibliotheek (Europeana) en
de daaraan verbonden auteursrechtelijke problematiek.

Met betrekking tot het emancipatiebeleid  zal de Commissie een voorstel
doen voor de nieuwe Europese strategie voor gendergelijkheid. Daarnaast
wordt gewerkt aan een voorstel op het terrein van ouderschapsverlof,
waarnaar het kabinet met belangstelling uitziet. 

Het kabinet is positief over de expliciete aandacht van de Commissie
voor beleid gericht op gendergelijkheid. De uitvoering van het beleid
inzake gelijkheid tussen vrouwen en mannen is een verantwoordelijkheid
van de lidstaten. Nederland heeft zelf in het Meerjarenbeleidplan
Emancipatie 2006-2010 een aantal prioritaire themaā€™s benoemd.

Verder wijst het kabinet op de verschillen in gendergelijkheid binnen de
EU. Dat vraagt om een gedifferentieerde aanpak, die zich over vele
beleidsvelden uitstrekt. Het kabinet is van mening dat beleid gericht op
gendergelijkheid niet een geĆÆsoleerd beleidsterrein betreft.
Gendermainstreaming is juist van belang in diverse beleidsprogrammaā€™s.
Het kabinet is positief over de voorgenomen inzet van de Commissie,
zoals verwoord in het Vrouwenhandvest en ziet uit naar de uitwerking
daarvan in de nieuw te ontwikkelen Routekaart 2011-2015 en door
inbedding in de EU 2020 Strategie.

 PAGE   2 

 PAGE   1