[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32373 NR Wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie

Wijziging van de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie

Nader rapport

Nummer: 2010D20462, datum: 2010-04-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z07470:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


		‘s-Gravenhage, 20 april 2010

		Aan de Koningin

WJZ / 10040111

Nader rapport inzake het voorstel van wet, houdende wijziging van de Wet
implementatie 

EG-richtlijnen energie-efficiëntie

==========================================================

	Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 januari
2010, nr. 10.000074, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 8 februari 2010,
nr. W10.10.0007/III, bied ik U hierbij aan.

	Het voorstel geeft de Raad van State aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen. De Raad van State verwijst daarbij naar het
advies op het wetsvoorstel houdende wijziging van de Wet houdende
wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van
de werking van de elektriciteits- en gasmarkt. In reactie op het advies
merk ik het volgende op.

	Alleen het gedeelte van het advies van de Raad wat ziet op de keuze
tussen de vrijwillige of verplichte acceptatie van individuele
meetinrichtingen door eindgebruikers ziet ook op onderhavig
wetsvoorstel.

	In het wetsvoorstel is voorgesteld om de verplichte acceptatie van de
individuele meetinrichting door kleinverbruikers los te laten. De Raad
van State werpt de vraag op of deze vrijwillige benadering mogelijk is
op grond van richtlijn nr. 2006/32/EG van het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie van 5 april 2006 betreffende
energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende
intrekking van Richtlijn 93/76/EEG van de Raad (PbEG L 114) (hierna:
richtlijn energie-efficiëntie). Ik deel de conclusie van de Raad van
State dat de richtlijn energie-efficiëntie niet met zoveel woorden
uitgaat van een verplichte uitrol van de slimme meters. In de memorie
van toelichting is nader ingegaan op de verenigbaarheid.

	De Raad bekijkt de richtlijn energie-efficiëntie echter ook in het
licht van richtlijn nr. 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad
van de Europese Unie van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke
regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van
Richtlijn 2003/54/EG (PbEU L 211) (hierna: derde
elektriciteitsrichtlijn). In de derde elektriciteitsrichtlijn wordt
bepaald dat in 2020 80% van de consumenten voorzien moet zijn van een
slimme meter, mits de evaluatie in 2012 positief is. Volgens de Raad
staat de vrijwillige benadering in dit wetsvoorstel op gespannen voet
met de doelstelling van de derde elektriciteitsrichtlijn. De Raad geeft
aan dat een verplichte uitrol het meest recht lijkt te doen aan doel en
strekking van de derde elektriciteitsrichtlijn, gelet op het oogmerk dat
er bij positieve evaluatie er sprake moet zijn van een dekkingsgraad van
80%. Na weging van het advies van de Raad van State is ervoor gekozen om
vast te houden aan de vrijwillige benadering. Het is van belang om op
basis van vrijwilligheid ervaring op te doen met de individuele
meetinrichting. Op die manier kan er draagvlak ontstaan voor de
besparingsmogelijkheden die de meter biedt en de aanvullende diensten
die de meter mogelijk maakt. Indien besloten wordt tot een grootschalige
uitrol op basis van een economische analyse en tijdens de uitrol blijkt
dat de vrijwillige benadering onvoldoende zekerheid biedt dat de
doelstelling van de derde elektriciteitsrichtlijn wordt gehaald, dan
zullen op een later moment alsnog aanvullende voorstellen worden gedaan
om aan de 

verplichtingen van die richtlijn te voldoen.

	Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden. 

De Minister van Economische Zaken, 

 PAGE   2 

 PAGE   1