[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 3-4 juni 2010 te Luxemburg

Bijlage

Nummer: 2010D24361, datum: 2010-05-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda JBZ-Raad, 3-4 juni a.s. (2010D24360)

Preview document (🔗 origineel)


Geannoteerde agenda van de bijeenkomst van het 

Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, 

3-4 juni 2010 te Luxemburg

Gemengd Comité 

1.	Goedkeuring van de agenda

2.	SIS II 

	- stand van zaken

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 4 en 5 juni 2009 is afgesproken
dat er twee Mile Stone Tests (MST) van het Schengen Informatie Systeem
II (SIS II) zullen plaatsvinden om vast te stellen in welke mate het
nieuwe SIS II voldoet aan de overeengekomen criteria. 

De schriftelijke rapportages over de eindresultaten van die eerste test
zijn begin april jl. ontvangen. De Commissie heeft op basis van de
analyse van de eindresultaten van de eerste ‘Mile Stone Test’
aangegeven dat zij de test als geslaagd beschouwt. De Raad heeft deze
conclusie van de Commissie tijdens de bijeenkomst op 23 april jl.
bekrachtigd.

Voorts heeft de Commissie tijdens de bijeenkomst van de Raad in april
jl. toegezegd om tijdens de bijeenkomst van de Raad in juni een globale
planning en financieel overzicht voor het verdere verloop van SIS II te
kunnen overleggen. Nederland hecht eraan dat er zo spoedig mogelijk een
concrete planning voor het verdere verloop van SIS II beschikbaar is en
zal er bij de Commissie op aandringen dat alle noodzakelijke maatregelen
worden getroffen om extra kosten voor de nationale systemen van de
lidstaten te voorkomen.  

Nederland wacht het toegezegde (geactualiseerde) overzicht van de
planning en financiële aspecten af.

3. 	Conclusies van de Raad betreffende het verbeteren van de toegang via
de buitengrenzen voor burgers van de Europese Unie

De Raad zal conclusies aannemen over het verbeteren van de toegang via
de buitengrenzen voor burgers van de Europese Unie. 

Nederland neemt kennis van dit initiatief van het Voorzitterschap en
onderschrijft het belang van de toepassing van geautomatiseerde systemen
aan de buitengrenzen. Dit voorstel past binnen de visie van het kabinet
over vernieuwing van het grenstoezicht. Het komt tegemoet aan een goede
balans tussen het belang van controle en het economisch belang van
Nederland bij een vlotte en klantgerichte afhandeling van
passagiersstromen. 

Nederland is van mening dat deze Raadsconclusies niet erg ambitieus
zijn: lidstaten worden opgeroepen tot uniforme systemen van automatische
grenspassages te komen, maar de follow-up van deze oproep ontbreekt. 

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, zijn al gestart met de
ontwikkeling van automatische grenspassages. Er is nu al een onderscheid
in de toepassing van biometrische kenmerken bij automatische
grensovergangen. Hoewel lidstaten zelf beslissen of ze van
geautomatiseerde systemen gebruik willen maken, zou consistenter
gesproken moeten worden over de ontwikkelingen. Anders wordt het 
moeilijker om tot een homogeen en interoperabel systeem te komen voor
EU-burgers.  

4. 	Diversen 	

- Westelijke Balkan: visumliberalisering	

Naar verwachting zal de voorzitter op verzoek van Slovenië de
evaluatierapporten van 19 april 2010 aan de orde stellen, die ten
aanzien van Albanië en Bosnië en Herzegovina zijn opgesteld (Updated
assessments of the implementation by Albania and by Bosnia and
Herzegovina of the roadmap for visa liberalisation). Deze rapporten zijn
opgesteld met het oog op de toekomstige visumliberalisatie van deze
landen. In december 2009 zijn de drie Westelijke Balkanlanden Servië,
Montenegro en Macedonië visumvrij geworden voor het EU/Schengengebied.
Albanië en Bosnië en Herzegovina moesten toen nog een aantal
inspanningen verrichten voor wat betreft de roadmap naar
visumliberalisatie. 

Uit de rapporten van april 2010 blijkt dat beide landen nog niet aan
alle criteria voldoen. Nederland heeft reeds meermalen aangegeven dat
het technisch oordeel van de Europese Commissie leidend is voor het
Nederlandse standpunt ten aanzien van visumliberalisatie. Nederland
houdt zich aan deze afspraak. Tot slot is Nederland van mening dat
landen aan alle criteria van de roadmap moeten voldoen en er geen
tijdpad vastgelegd mag worden. 

Raad

1.	Goedkeuring van de agenda			

Wetgevende besprekingen

2.	Goedkeuring van de A-puntenlijst

3. 	Initiatief voor een richtlijn betreffende het recht op tolk- en
vertaaldiensten in strafprocedures

	-stand van zaken ten aanzien van de triloog-onderhandelingen

Dit onderwerp is eerder aan de orde geweest tijdens de bijeenkomst van
de Raad van 25 en 26 februari jl. Tijdens deze bijeenkomst van de Raad
zal  het Voorzitterschap de instemming van de lidstaten vragen met het
onderhandelingsresultaat ten aanzien van het initiatief voor een
richtlijn tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures. 

Doel van deze richtlijn is het versterken van de rechten van verdachten
in de strafprocedures, in het bijzonder van de verdachte die de taal van
de gerechtelijke procedure niet spreekt of verstaat. De richtlijn omvat 
bepalingen inzake vertolking (van het gesproken woord) en vertaling (van
het geschreven woord).  

Het gemeenschappelijk doel van het Europees Parlement, de Raad en de
Commissie is in eerste lezing een akkoord te bereiken vóór het
zomerreces 2010. Daartoe hebben intensieve onderhandelingen
plaatsgevonden.  

Voor Nederland is in het bijzonder van belang dat de richtlijn de
mogelijkheid biedt om te volstaan met mondelinge vertalingen of een
mondelinge samenvatting van essentiële processtukken. Zou deze
mogelijkheid niet bestaan, dan zou de richtlijn tot aanzienlijke
uitvoeringsproblemen leiden (door het tekort aan vertalers) en tot een
enorme kostenpost. De Commissie wilde deze mogelijkheid uitsluiten; het
Europees Parlement was voorstander van inperking van deze mogelijkheid.
De thans voorliggende tekst biedt in voldoende mate deze mogelijkheid.

	

4.	Voorstel voor een richtlijn betreffende het Europees beschermings-
bevel

	-algemene oriëntatie

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad beoogt het Voorzitterschap
overeenstemming te bereiken over de algemene benadering rond de
ontwerp-richtlijn inzake het Europees beschermingsbevel (EB). Dit
betreft een initiatief van het Spaanse Voorzitterschap op grond van
artikel 76 VWEU, dat wordt ondersteund door een aantal andere lidstaten.

Het initiatief voor een EB beoogt te regelen dat de bescherming die een
persoon in één lidstaat geniet op basis van een beschermingsmaatregel,
zoals een contact- of gebiedsverbod gehandhaafd en voortgezet wordt in
elke andere lidstaat waar deze persoon verblijft. Een EB-maatregel kan
door een justitiële of vergelijkbare autoriteit worden afgegeven
wanneer de beschermde persoon besluit of besloten heeft om in een andere
lidstaat te wonen of te verblijven. Dit kunnen zowel strafrechtelijke,
bestuursrechtelijke als civielrechtelijke maatregelen betreffen.
Uitgangspunt is dat de richtlijn de lidstaten niet verplicht tot
aanpassing van hun nationale systemen op het gebied van
beschermingsmaatregelen. 

Nederland is positief over initiatieven tot bescherming van slachtoffers
van een strafbaar feit op het grondgebied van de EU. In Nederland is de
bescherming van slachtoffers een prioriteit, in het bijzonder de aanpak
van huiselijk geweld. 

De reikwijdte van de ontwerp-richtlijn betreft een cruciaal punt. De
Juridische Dienst van de Raad heeft geoordeeld dat artikel 82 VWEU (het
artikel waarop de ontwerp-richtlijn is gebaseerd) de rechtsgrondslag kan
bieden voor maatregelen ter bescherming van personen tegen inbreuken op
hun fysieke of geestelijke integriteit. Aldus kunnen
beschermings-maatregelen die beogen bescherming te bieden tegen
dergelijke inbreuken, volgens de Juridische Dienst onder het begrip
strafvervolging vallen, in de betekenis van artikel 82 VWEU. De
Commissie heeft te kennen gegeven niet te kunnen instemmen met de
gekozen rechtsgrondslag en meent dat met dit voorstel inbreuk wordt
gemaakt op het recht van initiatief van de Commissie op het gebied van
de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Volgens de Juridische
Dienst van de Commissie moet het Europees beschermingsbevel worden
beperkt tot beschermingsmaatregelen die in het kader van een
strafrechtelijke procedure zijn getroffen, naar aanleiding van een
gepleegd strafbaar feit. 

De Commissie is bereid een afzonderlijk voorstel te doen voor de
onderdelen die niet onder de reikwijdte van artikel 82 VWEU vallen, dat
wil zeggen de beschermingsmaatregelen die van civielrechtelijke of
administratiefrechtelijke aard zijn. 

Tot nu toe is het Voorzitterschap er niet in geslaagd te komen tot
consensus over de reikwijdte van het Europees beschermingsbevel. 

Wat betreft Nederland is het kernpunt niet de rechtsgrondslag, maar het
vinden van een praktische oplossing bij de overgang van maatregelen
tussen lidstaten met een strafrechtelijk en lidstaten met een
civielrechtelijk systeem. Het onderscheid tussen de rechtsgebieden mag
geen keurslijf zijn.

Nederland kan instemmen met het voorstel van het Voorzitterschap inzake
het Europees beschermingsbevel.

	

5.	Voorstel voor een richtlijn inzake de voorkoming en bestrijding van
mensenhandel en de bescherming van slachtoffers, en tot intrekking van
Kaderbesluit 2002/629/JBZ

	-	algemene oriëntatie

Tijdens deze bijeenkomst zal de Raad mogelijk een besluit nemen over een
voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake
de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van
slachtoffers.

Het voorstel bouwt voort op de consensus die eind 2009 is bereikt over
een voorstel voor een kaderbesluit ter bestrijding van mensenhandel en
de bescherming van slachtoffers (COM (2009) 136). Dit
ontwerp-kaderbesluit kon echter niet voor de inwerkingtreding van het
Verdrag van Lissabon op 

1 december jl. formeel worden vastgesteld. Om die reden heeft de
Commissie nu een voorstel voor een richtlijn gepresenteerd waarin al
rekening is gehouden met de consensus die was bereikt over het
ontwerp-kaderbesluit. 

Het voorstel heeft tot doel de bestrijding van mensenhandel te
verbeteren, onder meer door bescherming en ondersteuning van
slachtoffers, internationale samenwerking en verbetering van de positie
van slachtoffers in het strafproces. De richtlijn is dus alomvattend.
Het voorstel beoogt het beschermingsniveau ten aanzien van de aanpak van
mensenhandel binnen de Europese Unie te brengen naar het niveau van het
Verdrag van de Raad van Europa inzake mensenhandel. 

Nederland kan instemmen met de ontwerp-richtlijn.

6. 	Voorstel voor een besluit van de Raad tot machtiging van nauwere
samenwerking op het gebied van het toepasselijk recht inzake
echtscheiding en scheiding van tafel en bed

	-	politiek akkoord

	en

7.	Voorstel voor een verordening van de Raad tot nauwere samenwerking op
het gebied van het toepasselijk recht inzake  echtscheiding en scheiding
van tafel en bed

-	algemene oriëntatie ten aanzien van de belangrijkste onderdelen

De Raad wordt gevraagd in te stemmen met het Raadsbesluit tot machtiging
van nauwere samenwerking (agendapunt 6) en ook met de verordening inzake
nauwere samenwerking op het terrein van toepasselijk recht bij
echtscheidingen en scheiding van tafel en bed (agendapunt 7). 

Op 17 juli 2006 heeft de Commissie een voorstel gepresenteerd voor een
verordening inzake het toepasselijk recht bij echtscheidingen. Onder het
Duitse, Portugese en Sloveense Voorzitterschap werd onderhandeld over de
tekst van de verordening. Medio 2008 is een meerderheid van de lidstaten
het eens geworden over een compromistekst. Echter, enkele lidstaten
konden niet instemmen met het compromis waardoor de vereiste unanimiteit
niet kon worden bereikt. Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 5-6 juni
2008 werd geconcludeerd dat alle wegen die naar een voor alle lidstaten
aanvaardbare oplossing zouden kunnen leiden waren verkend, maar dat een
compromis buiten bereik is gebleven, dat de unanimiteit ontbreekt om met
de Rome III-verordening door te gaan en dat onoverkomelijke
moeilijkheden beletten die unanimiteit in de afzienbare toekomst te
bewerkstelligen.

Daarop hebben tien lidstaten bij de Commissie aangegeven nauwere
samenwerking aan te willen gaan op dit onderwerp en zij vroegen om een
voorstel terzake. Het voorstel voor dit Raadsbesluit tot machtiging voor
het aangaan van nauwere samenwerking en het bijbehorende voorstel voor
de verordening zijn hierop het antwoord. Nederland deelt de beoordeling
van de Commissie dat aan alle juridische vereisten om nauwere
samenwerking aan te gaan, zoals aangegeven in artikel 326 tot en met 334
VWEU, is voldaan. 

Het voorstel voor de verordening beoogt regels vast te stellen voor het
toepasselijk recht bij echtscheidingen. De regels zijn van toepassing
binnen de lidstaten die meedoen aan de nauwere samenwerking, maar kunnen
ook leiden tot de toepasselijkheid van het recht van een staat buiten
deze groep of buiten de Europese Unie.

Het Commissievoorstel biedt echtgenoten de mogelijkheid zelf het
toepasselijk recht te kiezen bij een echtscheiding. Wel dient dat het
gekozen recht van een lidstaat te zijn waar een van de echtgenoten een
aantoonbare band mee heeft. Indien de echtgenoten het niet eens kunnen
worden over de rechtskeuze, dan wordt het toepasselijk recht op de
echtscheiding bepaald door de volgende aanknopingsladder:

1) 	het recht van het land waar de gezamenlijke gewone verblijfplaats
van de echtgenoten is;

2) 	als dit niet bepaald kan worden, wordt gekozen voor het recht van
het land waar de laatste gezamenlijke gewone verblijfplaats is, mits
niet langer dan een jaar geleden en een van hen daar nog steeds woont;

3) 	als dat ook niet bepaald kan worden, wordt gekozen voor het recht
van de gezamenlijke nationaliteit van de echtgenoten;

4) 	als dat ook niet bepaald kan worden, wordt gekozen voor het recht
van het gerecht waar de zaak voorkomt. 

De regeling in het voorstel wijkt af van de huidige Nederlandse regeling
in artikel 1 Wet conflictenrecht echtscheiding en van het voorgestelde
artikel 56 van Boek 10 (wetsvoorstel Vaststelling- en invoeringswet Boek
10 BW). 

De afwijking houdt in dat, behoudens indien partijen een rechtskeuze
hebben gedaan, de Nederlandse rechter verplicht zou zijn om buitenlands
recht toe te passen op verzoeken tot echtscheiding in de situatie dat
één van de echtgenoten nog in het buitenland verblijft waar beiden tot
maximaal een jaar geleden hun gewone verblijfplaats hebben gehad. 

Nederland onderschrijft de doelen van het voorstel. Nederland is echter
van mening dat er nadelen kleven aan nauwere samenwerking op dit terrein
en blijft streven naar het bereiken van een voor zoveel mogelijk
lidstaten aanvaardbaar compromis. 

Voor de verordening is artikel 81, derde lid, VWEU als rechtsbasis
voorgesteld. Hoewel op dit artikel conform artikel 3 van de Rijkswet
houdende goedkeuring van het Verdrag van Lissabon het instemmingsrecht
van toepassing is, geldt hier dat het instemmingsrecht niet van
toepassing is. Dit komt voort uit het gegeven dat Nederland nog geen
beslissing heeft genomen over deelname aan de nauwere samenwerking.
Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal Nederland derhalve niet
deelnemen, als gestemd zal worden over de algemene benadering met
betrekking tot de verordening (alleen de landen die deelnemen aan
nauwere samenwerking mogen stemmen). Het gevolg is dat er nu geen
instemming van uw Kamer vereist is. Als Nederland op een later moment
toch besluit deel te nemen aan deze nauwere samenwerking, zal instemming
daarvoor aan uw Kamer worden gevraagd. De Minister van Justitie zal de
Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht om advies vragen
alvorens te besluiten over Nederlandse deelname aan de nauwere
samenwerking.  

8. 	(evt.) Ontwerp-verordening betreffende de bevoegdheid, het
toepasselijk recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van
beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en
betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring

	-	politieke richtsnoeren voor verdere werkzaamheden

De Raad zal voor de eerste keer spreken over deze verordening door de
uitgangspunten vast te stellen voor verdere werkzaamheden. De
rechtsbasis van de verordening is artikel 81, tweede lid, VWEU. Dit
betekent dat het instemmingsrecht niet van toepassing is. Het erfrecht
wordt beschouwd als een van het familierecht onderscheiden materie
vanwege de overwegend vermogensrechtelijke aspecten van de regeling in
dit kader.  

Het voorstel poogt de huidige problemen op te lossen ten aanzien van een
nalatenschap met een grensoverschrijdend karakter waarop twee of meer
nationale rechtstelsels van toepassing zijn. De ontwerp-verordening
biedt uniforme regels die rechtstreeks bindend zijn en deze maken de
afwikkeling van de gehele nalatenschap in één lidstaat mogelijk.
Hiermee worden de administratieve lasten voor burgers aanzienlijk
verminderd en wordt de rechtszekerheid vergroot. Het voorstel
harmoniseert niet het materiële erfrecht van de lidstaten, zodat de
Nederlandse regels terzake (bijvoorbeeld ten aanzien van de bescherming
van de langstlevende echtgenoot en de legitieme portie) geen onderwerp
van discussie zijn. Het voorstel is daarom een proportioneel middel om
grotere rechtszekerheid ten aanzien van de verdeling van nalatenschappen
te bereiken. Het vaststellen van dat deel van het voorstel dat ziet op
uniforme regels ten aanzien van de afwikkeling van de nalatenschap kan
gecompliceerd zijn in verband met de verschillen die bestaan tussen het
common law- en het civil law-systeem. In het voorstel wordt met deze
verschillen echter voldoende rekening gehouden. 

	Nederland is positief over het voorstel dat uniforme regels geeft
inzake de vaststelling van het toepasselijk recht met betrekking tot de
afwikkeling van nalatenschappen. Het voorstel voorziet in de behoefte
van burgers van de lidstaten aan een vereenvoudiging van de afwikkeling
van grensoverschrijdende erfenissen. Voorts kan Nederland instemmen met
het door het Voorzitterschap opgestelde document waarin de
uitgangspunten zijn opgenomen voor de verdere onderhandelingen over het
voorstel voor een erfrechtverordening. Daarbij onderstreept Nederland
het belang dat in de verordening de volgende beginselen worden
opgenomen: één bevoegde autoriteit, één toepasselijk recht, de
gewone verblijfplaats geldt als aanknopingsfactor voor bevoegdheid,
subsidiaire bevoegdheidsregels kunnen gelden en een rechtskeuze kan
worden gemaakt.

Niet-wetgevende besprekingen

9.	Debat over interne veiligheid

De Raad zal op basis van een informeel document, opgesteld door het
Spaanse Voorzitterschap samen met het toekomstig Belgische en Hongaarse
Voorzitterschap, spreken over de interne veiligheid in Europa. 

Het document - dat dient als ondersteuning voor de discussie in de Raad
- is een samenvatting van diverse bestaande dreigingsbeelden op basis
waarvan prioriteiten voor het Comité voor Interne Veiligheid (COSI) en
de JBZ-Agentschappen (o.a. Europol, Eurojust en Frontex) zouden kunnen
worden vastgesteld op de korte en middellange termijn. Het is niet de
bedoeling dit tijdens deze bijeenkomst van de Raad te doen.

In het document worden de volgende vijf dreigingen voor de interne
veiligheid uitgewerkt: georganiseerde misdaad, terrorisme, cybercrime,
grensbewaking en civiele bescherming. Naast een analyse van de huidige
situatie worden voorstellen gedaan om deze dreigingen aan te pakken.
Nederland kan instemmen met de in het informele document geformuleerde
overwegingen en zal nogmaals wijzen op het belang van een geïntegreerde
aanpak van deze dreigingen. Nederland ziet hier een belangrijke rol voor
COSI weggelegd om deze dreigingen aan te pakken.

Nederland zal tijdens de bespreking in de Raad aandacht vragen voor de
verhouding tussen het voorliggende document en de in oktober te
verschijnen mededeling van de Commissie over de Interne
Veiligheidsstrategie (IVS). In deze mededeling zal een methodologie
worden voorgesteld die op de IVS van toepassing zal zijn en op basis
waarvan op de langere termijn prioriteiten op het terrein van de interne
veiligheid zullen worden voorgesteld. Nederland zal in dit verband
wijzen op het belang van de resultaten van het zogenaamde
Harmony-project, dat beoogt een dergelijke methodologie op het terrein
van criminaliteitsbestrijding vast te stellen.

10. 	Discussienota van de EU-coördinator voor terrorismebestrijding
over de uitvoering van de strategie en het actieplan van de EU inzake
terrorismebestrijding 

		De EU-coördinator voor terrorismebestrijding (CTC), de heer De
Kerchove, zal aan de Raad zijn discussienota presenteren. Deze nota van
de CTC is mede gebaseerd op de voortgang van de “European
Counter-Terrorism Strategy” die in december 2005 door de Raad werd
aangenomen, volgens de volgende vier hoofdlijnen: prevent, protect,
pursue en respond. 

De CTC benoemt in de discussie nota vier uitdagingen: een duidelijker
beeld van de dreiging voor de EU scheppen, beter openbaar vervoer veilig
stellen, monitoren van reizen met terroristisch oogmerk en het verbinden
van interne en externe veiligheid. Nederland kan zich herkennen in deze
onderwerpen.

Daarnaast hecht Nederland eraan dat drie onderwerpen in Europees verband
aandacht krijgen: evaluatie van Europees CT-beleid en bijbehorende wet-
en regelgeving, de bescherming tegen cyberterrorisme en andere vormen
van cybercrime, alsook het in kaart brengen en reduceren van
veiligheidsrisico’s die voortvloeien uit reisbewegingen.

11.	Verklaring 2010 van de EU en de VS over terrorismebestrijding

Aan de Raad ligt ter instemming voor een ontwerp-verklaring van de EU en
de VS over het tegengaan van terrorisme. De verklaring volgt op een
EU-VS-verklaring over dit onderwerp uit 2004 en in het bijzonder op een
verklaring die in 2009 werd overeengekomen. Het Voorzitterschap had
aanvankelijk gehoopt dat de verklaring op 8-9 april jl. in Madrid
tijdens de EU-VS JBZ-ministeriële bijeenkomst had kunnen worden
aangenomen, maar dat bleek voor de Amerikaanse delegatie te vroeg. 

De verklaring beoogt de gemeenschappelijke beginselen van de EU en de VS
bij het tegengaan van terrorisme te verankeren en bestaat uit drie
delen: (1) terrorismebestrijding dient in overeenstemming te zijn met de
beginselen van de rechtsstaat; 

(2) terrorismebestrijding vergt de inzet van een breed scala aan
instrumenten; 

(3) tegengaan van gewelddadig extremisme in de wereld vergt een
alomvattende benadering. 

 

Nederland is voorstander van een gezamenlijke EU-VS verklaring over het
tegengaan van terrorisme. Nederland kan instemmen met de voorliggende
ontwerp-verklaring. Nederland heeft steeds benadrukt dat de verklaring
duidelijk moet onderstrepen dat het tegengaan van terrorisme altijd in
overeenstemming moet zijn met het internationale recht, in het bijzonder
internationaal humanitair recht en mensenrechten. 

12.	Ontwerp voor een Europees Pact ter bestrijding van de internationale
drugshandel – afsnijden van de cocaïne- en heroïneroutes

Het Voorzitterschap is voornemens het Europees Pact tegen internationale
drugshandel tijdens deze bijeenkomst van de Raad vast te stellen. 

Het pact, dat een initiatief is van Frankrijk, is gericht op een
samenhangende Europese controle op het aanbod van cocaïne en heroïne
vanuit met name Westelijk Afrika. Het document dient ter uitvoering van
de strategie voor de externe dimensie van JBZ. 

Het pact is in zijn huidige vorm meer politiek dan operationeel van
aard: het laat zien dat de EU en de lidstaten veel willen doen aan deze
vorm van misdaadbestrijding en levert geen nieuwe verplichtingen op. 

Nederland steunt het initiatief en is van mening dat rekening gehouden
moet worden met de al lopende initiatieven. Er moet in het algemeen
voldoende aandacht zijn voor de gehele keten van productie-, transit- en
consumptielanden. Nederland zal echter in de Raad hier niet opnieuw
aandacht voor vragen.

13.    (evt.) Terrorist Finance Tracking Program (TFTP) - overeenkomst 

met de VS

Mogelijk zal tijdens deze bijeenkomst van de Raad de stand van zaken bij
de hernieuwde onderhandelingen met de VS aan de orde komen, gezien het
belang van nauwe samenwerking met de VS bij de bestrijding van
terrorisme (door overdracht van banktransactiegegevens). Inhoudelijke
discussie in de Raad wordt niet verwacht.

De Raad heeft op 11 mei jl. het onderhandelingsmandaat goedgekeurd voor
de onderhandelingen (met gekwalificeerde meerderheid op grond van
artikel 218 lid 2 VWEU). De Commissie heeft toen ook aangegeven dat
rechtshulp geen begaanbare weg is als mechanisme van overdracht voor
informatieverstrekking aan de VS, hetgeen aansluit bij het Nederlandse
standpunt en belangen terzake. Eerder had het Europees Parlement op 

11 februari jl. zijn goedkeuring onthouden aan de eind vorig jaar tussen
de EU en de VS gesloten interim-overeenkomst over de verstrekking van
bankgegevens aan de VS ten behoeve van het TFTP. Het Europees Parlement
zal gedurende het proces geïnformeerd worden en zal als medewetgever
diens goedkeuring moeten verlenen aan de tussen de EU en de VS
onderhandelde overeenkomst.

Het Voorzitterschap heeft aangegeven dat de behandeling van dit punt
afhankelijk is van de voortgang van de onderhandelingen met de VS. Sinds
begin dit jaar krijgen de VS geen gegevens meer uit de EU. Om te
voorkomen dat er data verloren gaan, worden de data tijdelijk langer
bewaard, vrijwillig tot 1 juli a.s. Daarom proberen de VS, de Commissie
en het Spaanse Voorzitterschap om vóór genoemde datum een nieuwe
overeenkomst EU-VS te hebben (goedgekeurd door het Europees Parlement).

14.	(evt.) Informatie over de Permanente Partnerschapsraad op JBZ-gebied
tussen de EU en de Russische Federatie

		Tijdens deze bijeenkomst van de Raad zal een terugkoppeling worden
gegeven van de Permanente Partnerschapsraad (PPC) inzake recht, vrijheid
en veiligheid tussen de EU en de Russische Federatie, die op 25 en 26
mei jl. in Kazan (Rusland) plaatsvond. 

Tijdens deze bijeenkomst is gesproken over mensenrechten en de
rechtsstaat, visumfacilitatie en terug- en overnameverdragen, de
visumdialoog, grenssamenwerking en andere migratie-gerelateerde
aangelegenheden, over de bestrijding van grensoverschrijdende misdaad,
terrorisme, illegale drugs en mensenhandel en over juridische
samenwerking op strafrechtelijk en civielrechtelijk terrein.

Het zwaartepunt van de bijeenkomst lag op de visumdialoog tussen de
Europese Unie en de Russische Federatie. Voor voortgang op dit dossier
is een aantal voorwaarden besproken: een gezamenlijke lijst technische
voorwaarden, geen tijdspad, stap voor stap, in context van bredere
relaties en voortgang op andere dossiers. Daarnaast is de regionale
coherentie van belang. De criteria die worden gehanteerd voor de
afspraken met de Russische Federatie moeten ook de criteria zijn voor
afspraken met de landen van het Oostelijk Partnerschap.

15.	Ontwerp-conclusies van de Raad over een actieplan niet-begeleide
minderjarigen uit derde landen

	De Raad zal conclusies aannemen betreffende een Europees Actieplan
inzake Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV-actieplan). Het
plan is in overeenstemming met het Internationale Verdrag voor de
Rechten van het Kind (IVRK), het Vluchtelingenverdrag en richtlijnen
UNHCR. Het actieplan wordt op basis van consensus aangenomen, waarbij
het Europees Parlement op eigen initiatief een advies geeft.

De uitgangspunten van het AMV-actieplan zijn dat er in Europees verband
meer aandacht moet zijn voor preventieve en beschermende maatregelen ter
voorkoming van de risicovolle migratie van alleenstaande minderjarige
vreemdelingen. Ook dient de terugkeer van uitgeprocedeerde vreemdelingen
die niet in aanmerking komen voor verblijf te worden bevorderd. Het is
in het belang van de ontwikkeling van het kind om zo snel mogelijk
duidelijkheid te krijgen over toekomstperspectief.

Nederland heeft zich ervoor ingezet dat de nadruk in de Raadsconclusies
niet komt te liggen op opvang en toelating alswel op preventie en
terugkeer. Bescherming begint bij voorkomen. Het is niet in het belang
van minderjarigen die niet in aanmerking zullen komen voor een
verblijfsvergunning na een vaak risicovolle reis, dat zij illegaal in
Nederland of elders in Europa verblijven. Voorkomen moet worden dat
alleenstaande minderjarige vreemdelingen als kwetsbare doelgroep worden
uitgebuit. Daarbij is er in de Raadsconclusies bijzondere aandacht voor
minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Nederland werkt samen met
Noorwegen, Zweden en het Verenigd Koninkrijk bij het uitbreiden van de
terugkeermogelijkheden van uitgeprocedeerde AMV’s door het treffen van
opvangvoorzieningen in de landen van herkomst alsmede door het
faciliteren van het traceren van ouders en familieleden.

Nederland kan instemmen met de voorliggende Raadsconclusies inzake het
AMV-actieplan over alleenstaande minderjarigen.

16.	Ontwerp-conclusies van de Raad over de follow-up van het Europees
Pact inzake immigratie en asiel

	De Raad zal mogelijk conclusies aannemen betreffende de follow-up van
het Europees Pact inzake Immigratie en Asiel. De conclusies verwelkomen
de vorderingen van de lidstaten op het terrein van de realisatie van het
Pact sinds najaar 2008. Zij geven voorts aan welke inspanningen het
komend jaar worden verwacht. De Commissie wordt verzocht, analoog aan de
opdracht in het Pact zelf, om over de voortgang van deze prioriteiten te
rapporteren in het volgende jaarverslag over immigratie en asiel. Dit
jaarverslag kan vergezeld gaan van voorstellen en aanbevelingen over de
uitvoering van het Pact en het Stockholm Programma. Tot slot vormen deze
conclusies een opmaat voor de behandeling van de inspanningen ten
aanzien van het Pact tijdens de Europese Raad in juni 2010. De Europese
Raad debatteert jaarlijks over het asiel- en immigratiebeleid. Nederland
kan instemmen met de voorliggende Raadsconclusies inzake de follow-up
van het Europees Pact inzake Immigratie en Asiel. 

17. 	Conclusies van de Raad betreffende het verbeteren van de toegang
via de buitengrenzen voor burgers van de Europese Unie

(dit onderwerp wordt ook tijdens het Gemengd Comité behandeld)

Zie de annotatie bij agendapunt 3 van het Gemengd Comité. 

18.	Toetreding van de EU tot het Verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden van de Raad van Europa (EVRM) 

	-	vaststelling van het onderhandelingsmandaat

Om de bescherming van mensenrechten in Europa op een nog hoger niveau te
tillen, hecht Nederland veel waarde aan de toetreding van de EU tot het
EVRM (zoals voorgeschreven in artikel 6, lid 2, VEU). De Commissie heeft
daartoe op 17 maart jl. een aanbeveling gedaan aan de Raad ten aanzien
van het onderhandelingsmandaat. 

Nederland steunt het Voorzitterschap in zijn streven een
onderhandelings- mandaat inzake de toetreding van de Unie tot het EVRM
aan te nemen. 

De belangrijke kwesties die nog spelen zijn: 

-	of de Commissie de enige onderhandelaar moet zijn; 

-	de invulling van een co-respondentmechanisme (dat regelt wanneer en
hoe de Unie of de lidstaten betrokken kunnen worden bij een voor hun
relevante procedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
als zij niet de aangeklaagde partij zijn); 

-	en de rol van het Hof van Justitie van de EU (HvJEU) in een
klachtprocedure voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. 

Nederland meent dat de onderhandelingen alleen door de Commissie gevoerd
kunnen worden en dat daarbij geen rol voor de Hoge Vertegenwoordiger of
het Voorzitterschap is weggelegd. 

Voor het co-respondentmechanisme stelt Nederland zich op het standpunt
dat alleen het hoogstnoodzakelijke in het toetredingsakkoord geregeld
moet zijn en de rest in interne EU-regelgeving. 

Omdat Nederland betrokkenheid van het HvJEU wenselijk acht, is het
noodzakelijk dat bepaalde basiselementen in het toetredingsverdrag
worden opgenomen. Bij het regelen van die betrokkenheid vindt Nederland
dat er met name aandacht moet zijn voor de procedurele positie van de
klager, die niet in het gedrang mag komen of verslechteren. 

Vanuit het oogpunt van een spoedige start van de onderhandelingen met de
Raad van Europa is Nederland van mening dat het niet nodig is alles tot
in detail te hebben uitgewerkt voordat het onderhandelingsmandaat kan
worden aangenomen in de Raad. 

19.	e-Justice

-	verslag aan de Raad

-	goedkeuring van de routekaart

	-	toetsingsclausule actieplan

Tijdens de Raad zal de Commissie de verdere ontwikkeling van een
Europees e-Justiceportaal presenteren. Dit portaal wordt in opdracht van
de Commissie ontwikkeld. Op deze website moet praktische informatie
toegankelijk worden voor burgers en juridische beroepsbeoefenaren over
grensoverschrijdende procedures en moet de organisatie van de
rechtsstelsels en bepaalde registers in andere landen bevraagd kunnen
worden. Naar verwachting zal een eerste versie van het portaal dit jaar
voor het publiek toegankelijk worden gemaakt. 

Herhaaldelijk blijken er problemen te zijn met de start en voorgenomen
uitbouw van e-Justice. Tijdens dit agendapunt zal het verslag aan de
Raad en de goedkeuring van de routekaart voor de uitbouw aan de orde
komen. Nederland steunt de ontwikkeling van het Europese
e-Justiceportaal, omdat dit portaal voor burgers en juridische
beroepsbeoefenaren de toegang tot justitie zal verbeteren en het
justitiële optreden doeltreffender zal maken op Europees niveau. Met
betrekking tot de routekaart kan Nederland instemmen met de voorgestelde
planning van de verschillende deelonderwerpen op het gebied van
e-Justice. 

20. 		Diversen

-	Studie in opdracht van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en
binnenlandse zaken van het Europees Parlement (LIBE): “Welk stelsel
van lastenverdeling tussen de lidstaten voor de opvang van
asielzoekers?“

Malta zal aan de hand van een studie-opdracht van LIBE over lasten-
verdeling van asielzoekers spreken. Discussie is niet voorzien. 

-	EU-Canada: visa

Naar verwachting zullen het Voorzitterschap of de Commissie de stand van
zaken weergeven met betrekking tot de herinvoering van de visumplicht
voor Tsjechische onderdanen door Canada op 14 juli 2009. Het Canadese
besluit was een reactie op de grote aantallen asielaanvragen van de
Roma- gemeenschap uit Tsjechië. Tsjechië heeft binnen de EU
aangedrongen op wederkerige maatregelen tegen Canada. 

Tijdens de bijeenkomst van de Raad van 23 april jl. heeft de Commissie
verslag gedaan van de stand van zaken van de onderhandelingen tussen
Canada en Tsjechië teneinde spoedig naar een oplossing te zoeken om aan
deze situatie een einde te maken. Gezien de constructieve opstelling van
Canada tijdens de bilaterale besprekingen achtte de Commissie het toen
niet opportuun om tegenmaatregelen voor te stellen. Het feit dat Canada
een herziening van de asielwetgeving heeft aangekondigd, is een
belangrijke stap voorwaarts. 

Tijdens de EU-Canada Top op 5 mei jl. is deze kwestie uitvoerig
besproken. De Commissie heeft benadrukt dat het hier gaat om een
principiële zaak van gemeenschappelijk visumbeleid en derhalve raakt
aan de Euro-Canadese betrekkingen. 

Nederland is steeds solidair geweest met Tsjechië en acht voortzetting
van de bilaterale dialoog tussen Canada en Tsjechië, in samenspraak met
de Commissie, van belang.

-	Academie voor corruptiebestrijding

Oostenrijk zal spreken over de Internationale Academie voor
Corruptiebestrijding (IACA) die nabij Wenen zal worden gevestigd.
Discussie is niet voorzien. 

-	EU-Turkije: overname

	De Commissie zal het onderwerp EU terug-en overnameovereenkomst met
Turkije aan de orde stellen.

 Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490, nr. 560.

 Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 32 317, nr. 12.

 Zie voor de geannoteerde agenda en het verslag van deze bijeenkomst van
de Raad, 

  32 317 nrs. 3 en 6.

 Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 23 490 nr. 509.

 Bulgarije, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg,
Hongarije, Oostenrijk, Roemenië, Slovenië

 Kamerstuk 31 348 (R 1850)

 Zie voor het verslag van deze bijeenkomst van de Raad, 32 317, nr. 12.

 PAGE   1 

 PAGE   1