[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2010D25088, datum: 2010-06-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Wijziging van het Verdrag houdende instelling van een Internationale Douaneraad (Trb. 2008, 132) (2010D25087)

Preview document (🔗 origineel)


Wijziging van het Verdrag houdende instelling van een Internationale
Douaneraad; Brussel, 30 juni 2007 (Trb. 2008, 132)

TOELICHTENDE NOTA

1. Inleiding

Op 30 juni 2007 heeft de Internationale Douaneraad – die in 1994 het
besluit heeft genomen, zich voortaan onofficieel Werelddouaneorganisatie
(WDO) te noemen - ingevolge artikel XX, onderdeel a, van het op 15
december 1950 te Brussel tot stand gekomen Verdrag houdende instelling
van een Internationale Douaneraad (Trb. 1951, 120; hierna aangeduid als
‘het Verdrag’) een aanbeveling vastgesteld tot wijziging van het
Verdrag. De strekking van deze wijziging is dat voortaan ook douane- of
economische unies, na verkregen goedkeuring van de Raad, partij kunnen
worden bij het Verdrag. 

2. De aanbeveling 

Aanleiding voor de aanbeveling is een verzoek van de Europese
Gemeenschap (EG; thans Europese Unie, EU) aan de Raad van de WDO om het
Verdrag in die zin te wijzigen dat de mogelijkheid van lidmaatschap van
de Raad ook wordt opengesteld voor de EG (inmiddels EU). Onder de
huidige bepalingen van het Verdrag is het lidmaatschap van de Raad
ingevolge artikel II, onderdeel a, immers alleen opengesteld voor staten
en voor regeringen van bepaalde afzonderlijke douanegebieden die
zelfstandig zijn met betrekking tot hun buitenlandse
handelsbetrekkingen. Thans zijn op grond van deze bepaling lid Bermuda,
Hongkong, Macau en de Nederlandse Antillen. De bepaling ziet echter niet
op internationale organisaties zoals de EU.

De aanbevolen wijziging van verdragsartikel XVIII, onderdeel d, behelst
dat een douane- of economische unie tot de WDO zal kunnen toetreden
indien de Raad een daartoe strekkend verzoek van de desbetreffende unie
heeft goedgekeurd. Daarbij wordt een douane- of economische unie
omschreven als ‘een door Staten opgerichte en uit Staten bestaande
unie die bevoegd is tot het vaststellen van haar eigen regelgeving die
voor deze Staten bindend is ter zake van aangelegenheden waarop dit
Verdrag van toepassing is en die bevoegd is om overeenkomstig haar
interne procedures te besluiten tot dit Verdrag toe te treden’.

De aanbevolen wijziging van verdragsartikel VIII, onderdeel a, leidt
ertoe dat de Raad - na de inwerkingtreding van die wijziging - voor
douane- en economische unies nog specifieke bepalingen met betrekking
tot hun stemrecht zal vaststellen. Het ligt in de verwachting dat een
dergelijk besluit over het stemrecht zal worden genomen ter gelegenheid
van de beoordeling van een specifiek toetredingsverzoek, in casu dus bij
de besluitvorming over het toetredingsverzoek van de Europese Unie. Voor
een dergelijk besluit is ingevolge artikel VIII, onderdeel b, van het
Verdrag een meerderheid vereist van tweederde van de (aanwezige) leden. 

Ingevolge artikel XX, onderdeel c, van het Verdrag treedt een
verdragswijziging in werking nadat alle – thans meer dan 170 -
verdragsluitende partijen haar hebben goedgekeurd. 

3. Koninkrijkspositie

Goedkeuring van de onderhavige wijziging van het Verdrag houdende
instelling van een Internationale Douaneraad wordt gevraagd voor het
gehele Koninkrijk, zoals het geval was bij het Verdrag. Het Verdrag is
tot dusverre alleen bekrachtigd voor Nederland (per 23 januari 1953) en
voor de Nederlandse Antillen (per 1 juli 2001); het geldt nog niet voor
Aruba. 

Door goedkeuring van de onderhavige verdragswijziging wederom voor het
gehele Koninkrijk te vragen, wordt bereikt dat indien de regering van
Aruba op enig tijdstip voor of na de inwerkingtreding van de wijziging
zou aangeven dat zij medegelding van het Verdrag voor haar land
wenselijk acht, voor dat land geen afzonderlijke goedkeuring van de
onderhavige wijziging meer nodig zal zijn, maar op dat ogenblik kan
worden volstaan met een bekrachtiging van het Verdrag voor Aruba.

De Minister van Financiën,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar
gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid
jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State