[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nota naar aanleiding van het verslag

Bijlage

Nummer: 2010D25149, datum: 2010-06-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Afschrift van de brief aan de Eerste Kamer houdende de nota naar aanleiding van het verslag inzake goedkeuring Verdrag tegen foltering en andere wrede onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (31797) (2010D25148)

Preview document (🔗 origineel)


31 797	Goedkeuring van het op 18 december 2002 te New York tot stand
gekomen Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere
wrede onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 2005,
243 en Trb. 2006, 64)

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het verslag van de
vaste commissie voor Justitie inzake dit voorstel van wet. Graag gaan
wij hieronder in op de door de leden van de fracties van de VVD en de
PvdA gestelde vragen en naar voren gebrachte punten. 

Algemeen

Toetreding tot het Facultatief Protocol

De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af waarom Nederland
heeft besloten eerst het nationale toezichtmechanisme geheel sluitend te
regelen, voordat tot toetreding kon worden overgegaan. In de
toelichtende nota hebben wij aangegeven dat de procedure tot goedkeuring
van het Protocol enige tijd is aangehouden, omdat het voor een juiste
beschrijving in de goedkeuringsstukken van de manier waarop in Nederland
toezicht wordt gehouden op personen in detentie, van belang was de
afronding af te wachten van de parlementaire behandeling van het
wetsvoorstel tot wijziging van de Tijdelijke instellingswet Raad voor
strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Kamerstukken 30 161). In dat
wetsvoorstel werden enige wijzigingen aangebracht in de taken van de
Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming in verband met het
toezicht op justitiële inrichtingen door de per 1 januari 2005
opgerichte Inspectie voor de Sanctietoepassing. Vervolgens heeft het in
procedure brengen van de goedkeuringsstukken nog enige tijd geduurd
omdat afstemming noodzakelijk was tussen alle ministeries die met de
toepassing van het Protocol te maken kunnen krijgen en met de
Nederlandse Antillen en Aruba. Ook bij de beantwoording van het verslag
van de Tweede Kamer heeft deze afstemming de nodige tijd gevergd. Het is
dan ook veeleer de dwang der omstandigheden, dan iets anders, die ertoe
heeft geleid dat de goedkeuring van het Protocol niet sneller is
verlopen. Wij zijn verheugd dat zij, met de instemming van uw Kamer, nu
in zicht is. Het afleggen van een verklaring op grond van artikel 24 van
het Protocol was en is niet aan de orde omdat Nederland aan alle
verplichtingen in het Protocol kan voldoen. 

Soort bezoeken

Deze leden vragen voorts uit te leggen wat nu het verschil is tussen ad
hoc bezoeken en onaangekondigde bezoeken. Met de term «ad hoc
bezoeken» wordt gedoeld op de bevoegdheid van het Europees Comité ter
voorkoming van foltering (CPT) om een bezoek aan een land te brengen dat
slechts zeer kort van tevoren is aangekondigd. Deze bezoeken zijn te
onderscheiden van de periodieke bezoeken, die volgens een vastgesteld
rooster om de vier Ă  vijf jaar plaatsvinden. De bevoegdheid om ad hoc
bezoeken af te leggen heeft het Subcomité op grond van het onderhavige
Protocol niet. Het Subcomité maakt (ruim) van te voren bekend welke
landen het zal bezoeken en kan een land niet onaangekondigd bezoeken.
Maar hiermee is niet gezegd dat het Subcomité ook van te voren bekend
moet maken welke plaatsen van detentie het in dat land wil bezoeken. Het
staat het Subcomité vrij om, als het eenmaal in een land is,
onaangekondigd elke plaats van detentie in dat land te bezoeken. De
staten-partijen zijn verplicht om daaraan volledige medewerking te
verlenen. In de toelichting op artikel 14 van het Protocol zijn wij hier
op ingegaan in de toelichtende nota.

Hoewel het Subcomité dus niet beschikt over de mogelijkheid van ad hoc
bezoeken, kunnen in het kader van een bezoek aan een land, plaatsen van
detentie worden bezocht, waarvan bij het bezochte land niet van tevoren
bekend was, dat het Subcomité die plaatsen wou bezoeken. Wat dit
laatste betreft, is er geen verschil met de bevoegdheden van het CPT.

Doublure in toezicht

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom niet is overwogen om het
internationale toezicht krachtens het Protocol in Europa geheel te
delegeren aan het CPT, zodat het Subcomité dan meer zou kunnen
investeren in het toezicht in niet-Europese landen. Wij onderkennen dat
de kans bestaat dat Europese landen met meer bezoeken worden
geconfronteerd. Wij zullen ons inspannen om dat tot een minimum te
beperken door het belang van afstemming tussen de comités te blijven
benadrukken. Wij zullen daarbij ook bekijken of bezoeken van beide
comités gecombineerd kunnen worden. 

Het delegeren van het toezicht van het Subcomité aan het CPT achten wij
niet wenselijk. Door partij te worden bij dit Protocol geven Europese
landen aan dat de hele wereld ( want dat is waar de Verenigde Naties
voor staan ( mag komen kijken hoe in Europa wordt omgegaan met
gedetineerden. Een eventueel verwijt dat Europa alleen Europees toezicht
toestaat en geen toezicht van buitenaf duldt, kan hiermee worden
voorkomen. Dat neemt niet weg dat door samenwerking en afstemming tussen
het Subcomité en het CPT expertise kan worden gedeeld, vergelijkbare
beoordelingsnormen worden gehanteerd en doublures kunnen worden
voorkomen. Daarmee kunnen veel van de doelen van delegatie van het
toezicht worden bereikt. Uit de praktijk blijkt overigens op dit moment
niet van een grote investering, wat betreft de bezoeken van het
Subcomité, in Europese landen. Tot op heden zijn door het Subcomité
acht landen bezocht (Mauritius, de Malediven, Zweden, Benin, Mexico,
Paraguay, Honduras en Cambodja). Voor 2010 staan nog drie landen
(Bolivia, Libanon en Liberia) op de agenda. Van al deze landen is er
slechts Ă©Ă©n Europees.

Conformiteit verdragen internationale tribunalen

De leden van de VVD-fractie vragen of de goedkeuring van het Protocol
met zich meebrengt dat het Protocol ook gaat gelden voor plaatsen van
detentie in Nederland waar gedetineerden verblijven die berecht worden
door de in Nederland gevestigde internationale straftribunalen en of er
op dit punt strijdigheid kan ontstaan tussen het Protocol en de
vestigingsverdragen van die tribunalen. De goedkeuring van het
onderhavige Protocol door Nederland heeft geen gevolgen voor de plaatsen
van detentie waar gedetineerden verblijven die berecht worden door de
alhier gevestigde internationale straftribunalen. Internationale
straftribunalen beschikken op grond van hun statuten over een eigen
bevoegdheid tot vrijheidsbeneming. In de wetgeving ter goedkeuring van
de vestiging in Nederland van de verschillende internationale
straftribunalen is steeds de toepassing van Nederlandse wetgeving op de
vrijheidsontneming, ondergaan op last van een straftribunaal binnen de
ter beschikking gestelde ruimten, uitgesloten. Zie hiervoor onder meer
artikel 17 van de Uitvoeringswet Joegoslaviëtribunaal en artikel 88 van
de Uitvoeringswet van het Internationaal Strafhof. Internationale
straftribunalen en hun detentieruimten genieten voorts onschendbaarheid
in Nederland ingevolge internationale regelingen, in het bijzonder het
ter zake van elk tribunaal met Nederland gesloten zetelverdrag. Dit
betekent dat Nederland zonder de toestemming van het betreffende
straftribunaal geen toegang heeft tot de detentieruimten. De aan de
straftribunalen ter beschikking gestelde ruimten waar personen
gedetineerd worden, zijn dus geen plaatsen onder de Nederlandse
«rechtsmacht en invloedssfeer» als bedoeld in artikel 4, eerste lid,
van het Protocol. De goedkeuring door Nederland van het Protocol heeft
dan ook niet tot gevolg dat het van toepassing wordt op de
detentieruimten van de tribunalen. Overigens wordt op de omstandigheden
in die detentieruimten toezicht gehouden door onafhankelijke instanties
als het Internationale Comité van het Rode Kruis.

Nederlandse Antillen

De leden van de fractie van de PvdA stellen enkele vragen over de
vormgeving van het nationaal toezicht mechanisme in de Nederlandse
Antillen. Van de aanvankelijk intentie van de Nederlandse Antillen om
het Protocol nog voor de staatkundige hervorming te implementeren,
waarvan in de toelichtende nota sprake was, is inmiddels afgezien, zo
concluderen deze leden terecht op grond van de nota naar aanleiding van
het verslag van de Tweede Kamer. In de nieuwe situatie na de
staatkundige hervorming zullen de landen een eigen toezichthoudend
orgaan kunnen samenstellen. Het is in dit verband niet nodig de
definitieve toetreding tot het Protocol uit te stellen tot na de
staatkundige hervorming. Na afronding van de parlementaire
goedkeuringsprocedure, waarbij het Protocol wordt goedgekeurd voor het
Koninkrijk, zal het Protocol bekrachtigd worden voor Nederland. Aan de
Nederlandse Antillen en Aruba zal op dat moment de vraag worden
voorgelegd of het Protocol ook voor die landen kan worden bekrachtigd.
De Nederlandse Antillen kunnen aangeven deze beslissing over te laten
aan de nieuw te vormen landen Curaçao en Sint Maarten.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het toezicht op het
gevangeniswezen op de BES-eilanden geen probleem zal zijn omdat aldaar
de Wet beginselen gevangeniswezen BES zal gaan gelden. Deze leden willen
graag weten of de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van
Bonaire, Sint Eustatius en Saba, al in werking is getreden en of daarmee
het toezicht op de politiecellen is geregeld. Het toezicht op zowel het
gevangeniswezen als op de politie van de BES-eilanden wordt na invoering
van de nieuwe staatkundige positie van de deze eilanden uitgeoefend door
de Raad voor de rechtshandhaving. Deze Raad is overeenkomstig artikel 3,
eerste lid, onderdelen a en b, van het wetsvoorstel Rijkswet Raad voor
de rechtshandhaving onder andere belast met de algemene inspectie van de
politie onderscheidenlijk het gevangeniswezen (Kamerstukken I 2009-2010,
32 020 (R1887), A). Uw kamer is voornemens dit wetsvoorstel, tezamen met
de hiervoor aangehaalde Rijkswet politie, op 6 juli a.s. plenair te
behandelen. 

Wij hopen hiermee alle vragen voldoende te hebben beantwoord.

De Minister van Justitie,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

 PAGE    

-  PAGE   3  -