Vereniging Onafhankelijke Televisie Producenten, OTP
Mediabeleid
Bijlage
Nummer: 2010D25401, datum: 2010-06-14, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Consultatie toekomst landelijke publieke omroep (2010D25192)
Preview document (đ origineel)
Toekomstverkenning landelijke publieke omroep Vereniging Onafhankelijke Televisie Producenten, OTP Vraag 1a : Vindt u het nodig dat de overheid meer gaat doen dan nu om de kwaliteit, verscheidenheid en toegankelijkheid van andere media dan de publieke omroep te verzekeren? Zo ja, wat is daarvoor de aanleiding en aan welke maatregelen denkt u? De minister heeft in de toelichting op het consultatiedocument een aantal functies genoemd van de publieke omroep. Deze functies moeten het publiek een media-aanbod garanderen dat verscheiden, innovatief, onafhankelijk, betrouwbaar is en een gedeeld referentiekader schept ter bevordering van de sociale cohesie in ons land. De publieke omroep biedt een uitstekende mogelijkheid om de publieke waarden in de media te beschermen. Vraag is natuurlijk wel, waarom de overheid daarvoor alleen de publieke omroep aanmerkt als beoogde ontvanger van publieke middelen om de geformuleerde doelstellingen te bereiken. In beginsel vormt het verleden hiervoor een verklaring. Immers andere media, zoals dag- en weekbladen konden altijd bestaan in een commerciele context. Dat was voor omroep onmogelijk gezien de hoge kosten die dit medium met zich mee brengt. Inmiddels is er het een en ander veranderd. Het medium omroep is nog steeds kostbaar. In de markt zijn echter inmiddels commerciele zenders ontstaan en de dag-en weekbladen krijgen het als gevolg van verschuiving van de aandacht van het publiek naar nieuwe media steeds moeilijker. Dat een publieke mediavoorziening van het allergrootste belang is staat buiten kijf. Publieke media vormen een belangrijke garantie voor het behoud van democratische waarden. Toch zou het goed zijn wanneer de overheid ook kijkt naar de belangen van andere dan de traditionele publieke media en beziet of deze ook steun behoeven om een bijdrage te kunnen leveren aan een pluriforme informatiestroom binnen onze democratische rechtstaat. Te denken valt aan maatregelen als het verruimen van de wettelijke mogelijkheden voor publieke en niet-publieke media om samen te werken in dienst van bovengenoemde functies als eerste stap. Uiteindelijk zal de komst van een publieke media-autoriteit die fungeert als distributie-station voor publiek geld aan alle media die een bijdrage willen en kunnen leveren aan de genoemde functies wellicht onvermijdelijk zijn. Concreet zou dit in de ogen van OTP kunnen betekenen dat bijvoorbeeld televisieproducenten projecten voorstellen aan de onafhankelijke publieke media-autoriteit, die vervolgens worden gehonoreerd op basis van de geformuleerde publieke doelstellingen. Het zelfde zou kunnen gelden voor dagbladen of nieuwe vormen van media exploitatie. Vraag 1b: Deelt u bovenstaande uitgangspunten voor de publieke omroep? Welke uitgangspunten zou u eventueel willen toevoegen of veranderen, op basis van welke argumenten? OTP deelt de geformuleerde uitgangspunten; bestaansrecht, âvoor iedereenâ, verankerd en continuiteit en wil nogmaals benadrukken dat een sterke en brede publieke omroep voorziening van het allergrootste belang is. Voor de productiesector, hier vertegenwoordigd door OTP, geldt dat deze zowel nationaal als internationaal in hoog aanzien staat en bekendheid geniet om de creatieve motor die zij vormt. Nederland geldt internationaal als een belangrijke testmarkt voor nieuwe formats. En programmaâs die zijn ontwikkeld in Nederland worden in vrijwel de gehele wereld uitgezonden. Een beter visitekaartje voor ons land is nauwelijks denkbaar. Vele honderden miljoenen mensen worden in hun dagelijks leven geconfronteerd met creativiteit die zijn oorsprong vindt in ons land. Dat is iets om trots op te zijn. En het dus ook waard om beschermd te worden. Om de creatieve media-industrie in stand te houden is een sterke publieke omroep van levensbelang. En vice versa: om een sterke publieke omroep te garanderen is een sterke en creatieve productiesector van wezenlijk belang. De twee hebben elkaar nodig als man en vrouw om de soort in stand te houden. Een forse bezuiniging op het budget van de publieke omroep zal dan ook desastreuze gevolgen hebben voor de produktiesector in Nederland en dient al zeer onwenselijk te worden beschouwd. Vraag 2a: Verwacht u de komende vijf tot tien jaar substantiele verschuivingen in het media-aanbod en mediagebruik, welke zijn dat, en wat zijn de gevolgen voor de publieke omroep en andere spelers op de markt? De komende vijf jaar zullen siginificante verschuivingen optreden in het media-aanbod en het mediagebruik. Het media-aanbod zal wijzigen onder invloed van technologische mogelijkheden en de vraag van de consument die daar mogelijk bij aansluit (lang niet in alle gevallen). De typen aanbod die over zullen blijven, zijn die waar ook behoefte aan zal blijken te zijn. In het algemeen geldt dat het aanbod gedifferentieerder zal zijn, platformonafhankelijk en 24/7, dat wil zeggen onafhankelijk van tijd en plaats. De hele dag (en nacht) beschikbaar. Bij het opbouwen van bereik gaat het er dan niet meer om met een dominant medium (televisie general interest) zoveel mogelijk burgers te bereiken. Cumulatief bereik staat centraal. De optelsom van vele bereiksmomenten, van autoradio, tot mobiele telefoon, tot themakanaal, tot algemeen kanaal zullen leiden tot het totale beoogde bereik. Het media-gebruik zal hier op moeten aansluiten. Met andere woorden er is sprake van een iteratief proces waarin verschillende factoren elkaar blijven beinvloeden. Voor de publieke omroep, maar eigenlijk voor alle spelers op de mediamarkt geldt dat zij bij het formuleren van een prioriteiten een juiste mix dienen te hanteren (bij schaarste van middelen) aan technologische innovatie en daadwerkelijk gebruik door de consument van die nieuwe technologie. Overigens ligt het niet voor de hand dat general interest televisiekanalen de komende vijf jaar aan dominantie zullen verliezen. Daarnaast zal de mobiele internet toegang met bijbehorende applicaties steeds belangrijker worden. Radio als informatief medium krijgt het moeilijk, en vormt vooral voor gebruik in de auto een goed alternatief. Vraag 2b: Welk multimediaal ontwikkelingsscenario biedt de beste kansen om iedereen met het publieke aanbod te bereiken: bundeling, differentiatie of een ander scenario? De eerste vijf jaar zal bundeling, waar de landelijke general interest kanalen fungeren als brug naar kleinere diensten, dominant blijven. Maar duidelijk is wel dat er ergens een omslag zal plaatsvinden en de bundeling zal plaats moeten maken voor differentiatie. Nogmaals cumulatief bereik zal steeds belangrijker worden. Waar het omslagpunt precies ligt, is niet helemaal duidelijk. Dat zal in de praktijk moeten blijken. Vraag 3a: Verwacht u de komende vijf tot tien jaar substantiele veranderingen in de distributie van audiovisuele media â niet alleen technisch gezien, maar vooral ook econmomisch? Wat zijn de gevolgen voor de publiek omroep en andere spelers op de markt? Het publieke aanbod, dient voor iedereen beschikbaar te zijn, ongeacht tijd en plaats. De context is wel van belang. Alleen in een omgeving waar publieke waarden geborgd zijn, kan het aanbod tot zijn recht komen. Hierop dienen eventuele nieuwe vormen van verspreiding ook te worden getoetst. Degene die voor dit alles betaalt is uiteindelijk de burger als het gaat om publieke omroepdiensten en de consument (diezelfde burger, maar dan niet vertegenwoordigd door de overheid) voor alle overige diensten en distributievormen. Dat is onvermijdelijk. De rol van de overheid is vooral in het beschermen van het publieke aanbod in relatie tot zijn burgers. Vraag 3b: Welke aanpassingen in wet-en regelgeving en/of de organisatie van de publieke omroep zijn nodig om verspreiding van het publieke aanbod onder alle Nederlanders veilig te stellen? De publieke omroep dient zo efficient en flexibel mogelijk te worden georganiseerd. Contentgericht en platform onafhankelijk. De organisatiestructuur dient te worden vereenvoudigd, zodat sneller kan worden ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het aantal omroepinstellingen dient te worden teruggebracht tot een aanvaardbaar mininum. Althans zolang de overheid kiest voor een publieke omroep gebaseerd op het beginsel van âexterne pluriformiteitâ. Aan dit uitgangspunt kleeft inmiddels het grote nadeel dat bepaalde groepen niet meer worden vertegenwoordigd binnen de publieke omroep, waarmee aan het uitgangspunt van afspiegeling wordt getornd. Voor televisieproducenten is van belang dat duidelijk is wie op welke moment verantwoordelijk is voor beslissingen bij de publieke omroep. Nu is dat niet altijd het geval. Er is teveel strijd tussen het centrale bestuur en de gedecentraliseerde omroepen over de vraag wie het voor het zeggen heeft. Dit leidt voor producenten af en toe tot moeilijk werkbare situaties. OTP vraag hiervoor met nadruk aandacht. De wetgeving vormt in dit verband een afgeleide en is in feite het scheppen van kaders. Het is minder relevant daar nu al dieper op in te gaan. Vraag 4a: Welke veranderingen in de organisatie van de publieke omroep zijn gewenst met het oog op een goede programmering, presentie en publieksbereik in het digitale medialandschap? De publieke omroep is uniek in de wereld. Aan de ene kant heeft dat veel opgeleverd; de NPO staat internationaal op grote hoogte als het gaat om de kwaliteit en pluriformiteit van het aanbod afgezet tegen de kosten die met dat aanbod zijn gemoeid. Anderzijds is de prijs in bestuurlijke zin een hele hoge. De verhouding tussen een Raad van Bestuur met programmeer bevoegdheden en 25 âautonomeâ omroepen die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van programmaâs leidt tot veel wrijving en derhalve energieverlies. Dit model is wellicht niet toekomstbestendig. De Raad van Bestuur zou meer bevoegdheden moeten krijgen en ook de inhoudelijke verantwoordelijkheden die daarbij horen. De omroepen dienen te fuseren tot een overzichtelijk aantal publieke produktiehuizen is ontstaan, dat bestuurlijk ook âaan te sturenâ is. De publieke produktiehuizen zouden om hun belangen te waarborgen een zetel in de Raad van Bestuur moeten krijgen. De netmanagers zouden zich moeten beperken tot het maken van goede programmaschemaâs en het inhoudelijke oordeel overlaten aan âcommissioning editorsâ die voor de verschillende genres beschikken over kennis en ervaring om te kunnen beoordelen of programma-aanbod aan de kwaliteitseisen voldoet. Deze âhoofdredacteuren per genreâ dienen maximaal voor een periode van vijf jaar benoemd te worden en daarna vervangen. Ten koste van alles moet voorkomen worden dat een functionarissencultuur ontstaat. Vraag 4b: Wat zijn de voor en nadelen van bovengenoemde opties om de openheid van het bestel voor diverse maatschappelijke geledingen te behouden en te beheersen. Welke alternatieven ziet u? Pluriformiteit en diversiteit zijn belangrijke peilers voor een publieke omroep. In de wijze waarop de publieke omroep nu is georganiseerd: externe pluriformiteit kleven in het huidig tijdsgewricht fundamentele nadelen. Zo worden grote groepen in de samenleving niet gerepresenteerd (minderheden) en zijn kunstgrepen nodig om bepaalde meningen te laten horen (Telegraaf richt publieke omroep op en wordt toegelaten). De Raad van Bestuur dient op basis van een diversiteits- en pluriformiteitsovereenkomst met de samenleving te zorgen dat alle meningen en kleuren vertegenwoordigd zijn. Dit betekent dat een bestel gebaseerd op ledengrondslag niet langer voor de hand ligt. Beter is om te spreken van âafspiegelingâ en op basis daarvan een consessie toe te kennen. Groot en acuut probleem op dit moment is het ontbreken van een omroepvereniging die de programmatische belangen van minderheden borgt. Overwogen moet worden dat als een dergelijke omroep zich tussentijds aandient en beschikt over 50.000 leden, er een alsnog een aspirantstatus wordt verleend. Vraag 5: Welke duurzame samenwerking tussen de publieke omroep en verwante journalistieke, culturele en educatieve organisaties is wenselijk en wat eist dat van de publieke omroep organisatie en de wetgeving? De nieuwe en toekomstbestendige publieke omroep werkt nauw samen met (maatschappelijke) organisaties om publieke waarden te bevorderen. Dit kunnen tradtionele media zijn als dag- en weekbladen, maar ook nieuwe exploitatievormen horen daarbij. Ook dient samenwerking met commerciele partijen als producenten mogelijk te zijn. Criterium: niet of zij deel uit maken van het publieke domein, maar of zij daaraan een bijdrage leveren die anderszins niet tot stand zou komen. De wetgeving dient hierop te worden aangepast. Vraag 6: Op welke wijze dienen overheidscontrole en onafhankelijkheid van de publieke omroep in evenwicht te worden gebracht? Is er aanleiding om wetgeving op (ondermeer bovengenoemde) onderdelen te wijzigen? De overheid dient op grote afstand te functioneren van de publieke omroep en ook dient de politieke kleur van de coalitie geen invloed te hebben op de programmering van de publieke omroep. Dit pleit voor een raamovereenkomst tussen overheid en publieke omroep voor een periode van tien jaar, die niet gelijk ligt met verkiezingen. Hierdoor wordt het complexer om tijdens formatiebesprekingen even snel een âappeltje te schillenâ met de publieke omroep. Een reclamevrije publieke omroep zou ideaal zijn, omdat daarmee de grenzen tussen publiek en privaat domein exact worden weergegeven. Er zitten echter ook grote nadelen aan een reclamevrije publieke omroep. Zo bestaat er continu het risico dat budgetten extra onder druk komen te staan. Ook is het mogelijk dat het vrijvallende reclamegeld nieuwe spelers op de markt brengt, waardoor het aandeel van de publieke omroep extra onder druk komt te staan. Het beste zou zijn wanneer er weer een speciale heffing zou komen die direct is gekoppeld aan de publieke omroepdiensten (âDOB nieuwe stijlâ), zodat de publieke omroep niet afhankelijk is van jaarlijkse begrotingsrondes. Als uit onderzoek blijkt dat het vrijvallen van reclamegelden zal leiden tot substantieel lagere aandelen (en dus een lager rendement van het publieke geld) dient te worden overwogen om huidige reclame regime in stand te houden. De hudige situatie met drie broadcast blokken van ongeveer dezelfde grootte, NPO, RTL en SBS, is op zich gezond. Drs Ton F. Van Dijk Vereniging van Onafhankelijke Televisie Producenten, OTP