32415 (R 1915) NR inzake de Rijksvisumwet
Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet)
Nader rapport
Nummer: 2010D25622, datum: 2010-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2010Z09399:
- Indiener: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2010-06-24 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2010-06-24 14:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-06-29 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2010-09-09 16:00: Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2011-02-17 13:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2011-03-03 14:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2012-05-31 17:00: Extra procedurevergadering i.v.m. controversieel verklaren (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Zaken
- 2016-06-09 14:30: Rijksvisumwet (32 415 (R1915)) (Plenair debat (wetgeving)), TK
- 2016-06-14 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (đ origineel)
Aan de Koningin Den Haag, 2010 DJZ/BR/0062-10 Nader rapport inzake het voorstel van rijkswet houdende bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet) Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 september 2009, nr. 09.002525, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 december 2009, nr. W02.09.035/II/K, bied ik U hierbij aan. De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met zijn advies rekening zal zijn gehouden. 1. Grondslag voor het voorstel van rijkswet. De aanbeveling van de Raad om in de toelichting in te gaan op de adviezen van de Raad van Advies van de Nederlandse Antillen en van de Raad van Advies van Aruba geeft mij aanleiding tot de volgende reactie. Beide adviezen bleken voor de Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding te vormen om afstand te nemen van zijn eerdere advies om de hoofdlijnen van het visumbeleid in een rijkswet op basis van artikel 3, eerste lid, onderdelen b en g van het Statuut voor het Koninkrijk neer te leggen. De ondergetekende ziet in de adviezen evenmin grond om terug te komen op de uitgangspunten die aan het onderhavige voorstel van rijkswet ten grondslag liggen. Wel is in de memorie van toelichting naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van State van het Koninkrijk een beschouwing over de statutaire grondslag opgenomen. 2. Niveau van de nadere regelgeving. De aanbeveling van de Raad om de hoofdlijnen van de nadere regelgeving voor de openbare lichamen in een algemene maatregel van bestuur neer te leggen heb ik niet overgenomen. De onderwerpen die voor de openbare lichamen bij ministeriĂ«le regeling kunnen worden uitgewerkt, betreffen bij uitstek aangelegenheden waarbij de behoefte aan flexibiliteit en de mogelijkheid om op korte termijn te reageren doorslaggevend zijn voor de keuze van het niveau van deze regelgeving. Aangelegenheden als openbare orde, nationale veiligheid en volksgezondheid zijn immers onderwerpen die meer incidenteel dan structureel aan de orde kunnen zijn. Het antwoord op de vraag of een vreemdeling over voldoende middelen van bestaan beschikt voor het voorgenomen verblijf is zo conjunctuurgevoelig dat regeling bij algemene maatregel van bestuur evenmin in de rede ligt. 3. Medegelding van de visa voor andere landen en openbare lichamen. Aan de totstandkoming van het onderhavige voorstel van rijkswet ligt mede het streven naar harmonisatie ten grond. Dit streven krijgt allereerst gestalte in de hoofdlijnen van het visumbeleid die in het voorstel van rijkswet zijn neergelegd. Daarnaast voorziet het voorstel in een regelmatig overleg over aangelegenheden die de toepassing van de wet ten aanzien van de landen en de openbare lichamen betreffen. Het overleg is gericht op bevordering van de eenheid van het visumbeleid. Het overleg zal worden benut om eenheid in regelgeving en uitvoering te bevorderen, ook wat betreft de medegelding van een visum dat voor de toegang tot een van de landen of openbare lichamen is verleend. Aan de toelichting bij artikel 15 is een passage met deze strekking toegevoegd. 4. Kenbaarheid van het beleid op het terrein van de buitenlandse betrekkingen. De aanbeveling van de Raad om de hoofdlijnen van het beleid van de Minister van Buitenlandse Zaken in een circulaire neer te leggen, is niet overgenomen. âIn een geglobaliseerde wereld kunnen we elke minuut van de dag worden geconfronteerd met gebeurtenissen die elders in de wereld plaatsvindenâ. Dit citaat uit de memorie van toelichting bij de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor 2010 (32123 V, nr. 2, blz. 12) illustreert de onmogelijkheid om het buitenlands beleid in een circulaire vast te leggen. Het is daarvoor te zeer fluĂŻde. Dit geldt evenzeer voor het visumbeleid, als onlosmakelijk deel van het buitenlands beleid. Dat neemt niet weg dat bij de vormgeving en toepassing van dat visumbeleid acht wordt geslagen op een aantal bakens en aandachtspunten. Tot die bakens behoren resoluties van de Verenigde Naties, meer in het bijzonder resoluties waarbij sancties jegens landen en personen en organisaties worden ingesteld. Dergelijke sancties werken door in het visumbeleid van het Koninkrijk, zowel bij de beoordeling van afzonderlijke visumaanvragen als bij invoering of opheffing van een visumplicht voor vreemdelingen die onderdaan zijn van bepaalde staten. De besluitvorming ten aanzien van de invoering of afschaffing van een visumplicht wordt mede beheerst door de aard van de betrekkingen met de desbetreffende staten, door overwegingen op het terrein van de veiligheid en door het democratische gehalte van het bestuur. Voorts komen daarbij aan de orde de mogelijke gevolgen van de afschaffing van de visumplicht voor een land voor de betrekkingen met een ander land. Ook kan visumverlening met het oog op het bijwonen van een bijeenkomst van een oppositionele beweging die het geweld niet schuwt, de betrekkingen met het desbetreffende land schaden. Het voorstel van rijkswet voorziet in een regelmatig overleg over aangelegenheden die de toepassing van de wet ten aanzien van de landen en de openbare lichamen betreffen. Dit overleg is bij uitstek het platform om ontwikkelingen in het buitenlands beleid en de consequenties daarvan voor de visumpraktijk kenbaar te maken, toe te lichten, daarover van gedachten te wisselen en in goed overleg tot afstemming te komen. In de memorie van toelichting is een passage met deze strekking opgenomen. 5. Aanvraag van een visum in het Papiaments. Dat het Papiaments in het Caribisch gebied van het Koninkrijk een officiĂ«le taal is, brengt niet mee dat ook buiten dat gebied het Papiaments in contacten met overheidsinstellingen kan worden benut. Vreemdelingen moeten een visum in het buitenland aanvragen, bij een van de Koninkrijksvertegenwoordigingen. Deze Koninkrijksvertegenwoordigingen, ongeveer honderdveertig in getal, bevinden zich in alle werelddelen en zijn niet zodanig bemenst dat op elke vertegenwoordiging medewerkers met beheersing van het Papiaments werkzaam zijn. Bovendien zal de visumaanvrager doorgaans het Nederlands noch het Papiaments machtig zijn. Het voorstel van de Raad om ten minste de toelichting op dit punt aan te vullen is niet overgenomen. 6. Weigeren of intrekken van het visum in verband met onttrekking aan strafvervolging of tenuitvoerlegging van een straf. De Paspoortwet en de Rijksvisumwet kennen niet een zodanige symmetrie dat in het onderhavige voorstel van rijkswet een bepaling als bedoeld in de Paspoortwet op haar plaats zou zijn. In de Paspoortwet gaat het om een beperkte groep Nederlanders die in het buitenland bij een van de Koninkrijksvertegenwoordigingen een â vervangend â reisdocument aanvragen. Bij visumverlening gaat het om een onbepaald doch potentieel omvangrijk aantal vreemdelingen die zich, om hun land te ontvluchten, bij vertegenwoordigingen van elke andere staat kunnen vervoegen met een visumaanvraag. Het ligt op de weg van de autoriteiten van de vervolgende staat om, als daar een gerechtvaardige grond toe bestaat, eigen onderdanen het reizen te beletten, om te voorkomen dat dezen zich aan rechtsvervolging zullen onttrekken. 7. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen, met uitzondering van de kanttekeningen bij artikel 8, tweede lid, en bij de artikelen 9, eerste lid, 11, eerste lid, en 14. De in deze bepalingen gebezigde terminologie sluit aan bij de redactie van Rijkswet op de consulaire tarieven en de Paspoortwet. In het voorstel van rijkswet en de memorie van toelichting zijn voorts na overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba nog enkele wijzingen aangebracht: In artikel 2 is âHoofdstuk IIâ vervangen door: Deze wet. In artikel 3 is de zinsnede âde hem in deze wet toegekende bevoegdhedenâ vervangen door: haar bevoegdheden. In artikel 4 is âzijn gemandateerdâ vervangen door: zijn belast. In artikel 5, eerste lid, is de beperking âvan ten hoogste drie maandenâ vervallen. In artikel 9 is âgevaar voor de volksgezondheidâ als criterium voor de beoordeling van een visumaanvraag genoemd. In artikel 15, tweede lid, is de zinsnede âonverminderd artikel 50 van het Statuutâ vervallen In het algemeen deel van de memorie van toelichting is een passage over het visumoverleg toegevoegd (paragraaf 3.3.6). Ik moge U verzoeken het hierbij gewijzigde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden. Drs. M.J.M. Verhagen