[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

32415 (R 1915) NR inzake de Rijksvisumwet

Bepalingen omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het Koninkrijk (Rijksvisumwet)

Nader rapport

Nummer: 2010D25622, datum: 2010-06-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2010Z09399:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Aan de Koningin

	Den Haag,                 2010

DJZ/BR/0062-10



Nader rapport inzake het voorstel van rijkswet houdende bepalingen
omtrent de verlening van visa voor de toegang tot de landen van het
Koninkrijk (Rijksvisumwet)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 september
2009, nr. 09.002525, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het
Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 december
2009, nr. W02.09.035/II/K, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel
van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de
Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat met zijn
advies rekening zal zijn gehouden.

1. Grondslag voor het voorstel van rijkswet. De aanbeveling van de Raad
om in de toelichting in te gaan op de adviezen van de Raad van Advies
van de Nederlandse Antillen en van de Raad van Advies van Aruba geeft
mij aanleiding tot de volgende reactie. Beide adviezen bleken voor de
Raad van State van het Koninkrijk geen aanleiding te vormen om afstand
te nemen van zijn eerdere advies om de hoofdlijnen van het visumbeleid
in een rijkswet op basis van artikel 3, eerste lid, onderdelen b en g
van het Statuut voor het Koninkrijk neer te leggen. De ondergetekende
ziet in de adviezen evenmin grond om terug te komen op de uitgangspunten
die aan het onderhavige voorstel van rijkswet ten grondslag liggen. Wel
is in de memorie van toelichting naar aanleiding van de aanbeveling van
de Raad van State van het Koninkrijk een beschouwing over de statutaire
grondslag opgenomen.

2. Niveau van de nadere regelgeving. De aanbeveling van de Raad om de
hoofdlijnen van de nadere regelgeving voor de openbare lichamen in een
algemene maatregel van bestuur neer te leggen heb ik niet overgenomen.
De onderwerpen die voor de openbare lichamen bij ministeriële regeling
kunnen worden uitgewerkt, betreffen bij uitstek aangelegenheden waarbij
de behoefte aan flexibiliteit en de mogelijkheid om op korte termijn te
reageren doorslaggevend zijn voor de keuze van het niveau van deze
regelgeving. Aangelegenheden als openbare orde, nationale veiligheid en
volksgezondheid zijn immers onderwerpen die meer incidenteel dan
structureel aan de orde kunnen zijn. Het antwoord op de vraag of een
vreemdeling over voldoende middelen van bestaan beschikt voor het
voorgenomen verblijf is zo conjunctuurgevoelig dat regeling bij algemene
maatregel van bestuur evenmin in de rede ligt. 

3. Medegelding van de visa voor andere landen en openbare lichamen. Aan
de totstandkoming van het onderhavige voorstel van rijkswet ligt mede
het streven naar harmonisatie ten grond. Dit streven krijgt allereerst
gestalte in de hoofdlijnen van het visumbeleid die in het voorstel van
rijkswet zijn neergelegd. Daarnaast voorziet het voorstel in een
regelmatig overleg over aangelegenheden die de toepassing van de wet ten
aanzien van de landen en de openbare lichamen betreffen. Het overleg is
gericht op bevordering van de eenheid van het visumbeleid. Het overleg
zal worden benut om eenheid in regelgeving en uitvoering te bevorderen,
ook wat betreft de medegelding van een visum dat voor de toegang tot een
van de landen of openbare lichamen is verleend. Aan de toelichting bij
artikel 15 is een passage met deze strekking toegevoegd.

4. Kenbaarheid van het beleid op het terrein van de buitenlandse
betrekkingen. De aanbeveling van de Raad om de hoofdlijnen van het
beleid van de Minister van Buitenlandse Zaken in een circulaire neer te
leggen, is niet overgenomen. “In een geglobaliseerde wereld kunnen we
elke minuut van de dag worden geconfronteerd met gebeurtenissen die
elders in de wereld plaatsvinden”. Dit citaat uit de memorie van
toelichting bij de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken
voor 2010 (32123 V, nr. 2, blz. 12) illustreert de onmogelijkheid om het
buitenlands beleid in een circulaire vast te leggen. Het is daarvoor te
zeer fluĂŻde. Dit geldt evenzeer voor het visumbeleid, als onlosmakelijk
deel van het buitenlands beleid. Dat neemt niet weg dat bij de
vormgeving en toepassing van dat visumbeleid acht wordt geslagen op een
aantal bakens en aandachtspunten. Tot die bakens behoren resoluties van
de Verenigde Naties, meer in het bijzonder resoluties waarbij sancties
jegens landen en personen en organisaties worden ingesteld. Dergelijke
sancties werken door in het visumbeleid van het Koninkrijk, zowel bij de
beoordeling van afzonderlijke visumaanvragen als bij invoering of
opheffing van een visumplicht voor vreemdelingen die onderdaan zijn van
bepaalde staten. De besluitvorming ten aanzien van de invoering of
afschaffing van een visumplicht wordt mede beheerst door de aard van de
betrekkingen met de desbetreffende staten, door overwegingen op het
terrein van de veiligheid en door het democratische gehalte van het
bestuur. Voorts komen daarbij aan de orde de mogelijke gevolgen van de
afschaffing van de visumplicht voor een land voor de betrekkingen met
een ander land.

Ook kan visumverlening met het oog op het bijwonen van een bijeenkomst
van een oppositionele beweging die het geweld niet schuwt, de
betrekkingen met het desbetreffende land schaden.

Het voorstel van rijkswet voorziet in een regelmatig overleg over
aangelegenheden die de toepassing van de wet ten aanzien van de landen
en de openbare lichamen betreffen. Dit overleg is bij uitstek het
platform om ontwikkelingen in het buitenlands beleid en de consequenties
daarvan voor de visumpraktijk kenbaar te maken, toe te lichten, daarover
van gedachten te wisselen en in goed overleg tot afstemming te komen. In
de memorie van toelichting is een passage met deze strekking opgenomen.

5. Aanvraag van een visum in het Papiaments. Dat het Papiaments in het
Caribisch gebied van het Koninkrijk een officiële taal is, brengt niet
mee dat ook buiten dat gebied het Papiaments in contacten met
overheidsinstellingen kan worden benut. Vreemdelingen moeten een visum
in het buitenland aanvragen, bij een van de
Koninkrijksvertegenwoordigingen. Deze Koninkrijksvertegenwoordigingen,
ongeveer honderdveertig in getal, bevinden zich in alle werelddelen en
zijn niet zodanig bemenst dat op elke vertegenwoordiging medewerkers met
beheersing van het Papiaments werkzaam zijn. Bovendien zal de
visumaanvrager doorgaans het Nederlands noch het Papiaments machtig
zijn. Het voorstel van de Raad om ten minste de toelichting op dit punt
aan te vullen is niet overgenomen.

6. Weigeren of intrekken van het visum in verband met onttrekking aan
strafvervolging of tenuitvoerlegging van een straf. De Paspoortwet en de
Rijksvisumwet kennen niet een zodanige symmetrie dat in het onderhavige
voorstel van rijkswet een bepaling als bedoeld in de Paspoortwet op haar
plaats zou zijn. In de Paspoortwet gaat het om een beperkte groep
Nederlanders die in het buitenland bij een van de
Koninkrijksvertegenwoordigingen een – vervangend – reisdocument
aanvragen.  Bij visumverlening gaat het om een onbepaald doch potentieel
omvangrijk aantal vreemdelingen die zich, om hun land te ontvluchten,
bij vertegenwoordigingen van elke andere staat kunnen vervoegen met een
visumaanvraag. Het ligt op de weg van de autoriteiten van de vervolgende
staat om, als daar een gerechtvaardige grond toe bestaat, eigen
onderdanen het reizen te beletten, om te voorkomen dat dezen zich aan
rechtsvervolging zullen onttrekken. 

7. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen, met
uitzondering van de kanttekeningen bij artikel 8, tweede lid, en bij de
artikelen 9, eerste lid, 11, eerste lid, en 14. De in deze bepalingen
gebezigde terminologie sluit aan bij de redactie van Rijkswet op de
consulaire tarieven en de Paspoortwet.

In het voorstel van rijkswet en de memorie van toelichting zijn voorts
na overleg met de Nederlandse Antillen en Aruba nog enkele wijzingen
aangebracht:

In artikel 2 is “Hoofdstuk II” vervangen door: Deze wet.

In artikel 3 is de zinsnede “de hem in deze wet toegekende
bevoegdheden” vervangen door: haar bevoegdheden.

In artikel 4 is “zijn gemandateerd” vervangen door: zijn belast.

In artikel 5, eerste lid, is de beperking “van ten hoogste drie
maanden” vervallen.

In artikel 9 is “gevaar voor de volksgezondheid” als criterium voor
de beoordeling van een visumaanvraag genoemd.

In artikel 15, tweede lid, is de zinsnede “onverminderd artikel 50 van
het Statuut” vervallen

In het algemeen deel van de memorie van toelichting is een passage over
het visumoverleg toegevoegd (paragraaf 3.3.6).

Ik moge U verzoeken het hierbij gewijzigde voorstel van rijkswet en de
gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten
van Aruba te zenden.

Drs. M.J.M. Verhagen