[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Notitie Gemeenschappelijk Veiligheids en Defensiebeleid onder Verdrag van Lissabon

Bijlage

Nummer: 2010D25669, datum: 2010-06-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Toezegging notitie Gemeenschappelijk Veiligheids en Defensiebeleid onder Verdrag van Lissabon (2010D25668)

Preview document (🔗 origineel)


Inleiding

Tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Defensie op 2
december 2009 heeft uw Kamer gevraagd om een notitie over de gevolgen
van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (VvL) voor het
Gemeenschappelijk Veiligheids-en Defensiebeleid (GVDB). De appreciatie
van de regering van het VvL, inclusief de bijbehorende artikelen die
gevolgen hebben voor het GVDB, is u al toegegaan in de Memorie van
Toelichting op het VvL. Hierbij treft u, tegen de achtergrond van de
inwerkingtreding van het VvL, de visie van de regering aan op de wijze
waarop verdere impulsen kunnen worden gegeven aan de versterking van het
GVDB. Deze notitie moet in samenhang worden gezien met de notitie van de
regering over de implementatie van de EU Veiligheidsstrategie en de
notitie van de regering over de herziening van het NAVO Strategisch
Concept. De ontwikkeling van het GVDB moet naar het oordeel van de
regering worden gezien binnen het bredere Europese en Trans-Atlantische
veiligheidsbeleid. 

De kernboodschap van deze notitie is dat Nederland belang heeft bij een
effectiever en efficiënter GVDB. Dit komt onze nationale veiligheid ten
goede. Deze boodschap draagt Nederland al enige jaren uit. Om dat te
bereiken moet de komende jaren worden ingezet op 1) geïntegreerd
gebruik van GVDB-middelen als onderdeel van het Gemeenschappelijk
Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB), 2) kwalitatieve versterking van
en betere samenhang tussen civiele en militaire capaciteiten en 3)
verbeterde samenwerking tussen de EU en bilaterale en multilaterale
partners, vooral de NAVO en de VN. Het VvL biedt goede mogelijkheden om
deze inzet in de toekomst kracht bij te zetten en zo verder bij te
dragen aan de internationale vrede, veiligheid en rechtsorde. 

In deze notitie wordt eerst het strategisch kader geschetst, waarin wij
specifiek ingaan op de ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben
voltrokken bij de uitvoering van civiele missies en militaire operaties.
Hierna zullen wij uiteenzetten welke stappen gezet zouden moeten worden
om het GVDB te versterken en welke mogelijkheden het VvL hiertoe biedt. 

Strategisch kader

Het uitgangspunt van deze notitie is tweeledig, namelijk 1) in tijden
van veranderende machtsverhoudingen en toegenomen afhankelijkheid kan
geen land of multilaterale instelling de huidige of toekomstige
internationale problemen alleen oplossen; en 2) geen dreiging of
conflict kan met uitsluitend één instrument het hoofd worden geboden. 

In lijn met dit uitgangspunt levert de EU in toenemende mate een actieve
bijdrage aan conflictbeheersing in de wereld. Sinds 1999, de start van
het toenmalig EVDB, heeft de EU meer dan 70.000 mannen en vrouwen
uitgezonden in 23 civiele missies en militaire operaties op drie
continenten. Nederland heeft de afgelopen jaren aan vier militaire
EU-geleide operaties deelgenomen en aan het merendeel van de civiele
missies personeel bijgedragen. De tien civiele missies en drie militaire
operaties die de EU momenteel uitvoert (zie annex), dragen bij aan de
buitenlandspolitieke doelstellingen en bredere veiligheidsbelangen van
de EU. Met deze missies en operaties laat de EU zien snel te kunnen
opereren (de waarnemingsmissie EUMM in Georgië was binnen enkele weken
opgezet), omvangrijke missies te kunnen uitvoeren (EULEX Kosovo is de
grootste civiele missie met 2000 functionarissen), actief te kunnen zijn
in vijandelijke omgevingen (zoals EUPOL in Afghanistan) en niet enkel op
land maar ook op zee (met de piraterijbestrijdingsoperatie Atalanta)
dreigingen het hoofd te kunnen bieden. 

Bij de uitvoering van de militaire operaties en civiele missies tot nu
toe vallen drie ontwikkelingen op.

Van civiel of militair naar samenhang

Ervaringen in verschillende delen van de wereld hebben aangetoond dat
conflicten niet het hoofd kan worden geboden met enkel militaire of
civiele middelen. De noodzaak van een beter samenhangende
civiel-militaire aanpak is in de loop der jaren steeds duidelijker
geworden. Zo werken in Bosnië-Herzegovina de militaire operatie EUFOR
Althea en de civiele missie EUPM steeds meer samen bij de bestrijding
van de georganiseerde misdaad. In de Democratische Republiek Congo
werken EUPOL en EUSEC aan hervorming van de veiligheidssector, gericht
op structurele veranderingen binnen de politie en het leger. 

Het volledige potentieel van de EU ten aanzien van een ‘comprehensive
approach’ wordt echter vaak nog niet benut. Niet alleen binnen het
GVDB moet nog meer worden geïnvesteerd in een civiel-militair
geïntegreerde benadering, maar ook in het kader van het bredere GBVB
moet worden gestreefd naar meer synergie tussen de verschillende
bestaande instrumenten, inclusief de instrumenten waarbij de Europese
Commissie (EC) een grote rol speelt. Een voorbeeld is de EU-strategie
voor Somalië die verschillende middelen combineert met de ambitie om de
situatie in Somalië te stabiliseren en de oorzaken van piraterij aan te
pakken. De maritieme missie voor de kust wordt gecomplementeerd met
inspanningen van de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en
Veiligheidsbeleid (HV) om overeenkomsten te sluiten met landen in de
regio voor de overdracht van gevangen genomen verdachten van piraterij.
Mede ter ondersteuning van deze inspanningen en om de uitvoering daarvan
mogelijk te maken ondersteunen de EC en een aantal Lidstaten
capaciteitsprogramma’s om de strafrechtketen in de regio te
versterken. Een dergelijke samenhangende aanpak vergroot de
effectiviteit van het optreden van de EU.

Van tekorten naar versterking van capaciteiten

De afgelopen jaren hebben wij u regelmatig bericht over de
capaciteitstekorten op belangrijke terreinen waar de EU mee kampt. De
behoefte aan militaire en civiele capaciteiten zijn vastgesteld in de
Headline Goals, die beide 2010 als horizon hebben. Aan militaire zijde
resteren nog belangrijke tekorten, waardoor vooral het optreden met een
korte reactietermijn wordt bemoeilijkt. Het gaat hier overigens om
dezelfde Europese militaire tekorten waar ook de NAVO mee wordt
geconfronteerd. Versterking is vooral nodig op het gebied van
strategisch en tactisch (lucht)transport, inlichtingenvergaring en
bescherming van met lichte middelen uitgeruste troepen. Naast
kwantitatieve tekorten gaat het ook om aanzienlijke
kwaliteitsverschillen tussen het materieel dat Lidstaten ter beschikking
staat. Ook dit moet worden opgelost. 

Aan civiele zijde gaat het vooral om beperkte beschikbaarheid van
deskundigen zoals rechters, officieren van justitie of
politiefunctionarissen. Uitzending van civiele deskundigen gebeurt
echter op individuele en vrijwillige basis, in tegenstelling tot
militairen die voor uitzending kunnen worden aangewezen. Het
wervingsproces is ingewikkelder en tijdrovender. Daarnaast zijn
dergelijke deskundigen in eigen land ook hard nodig. Dit komt de
flexibele inzet van civiele deskundigen niet ten goede. Tenslotte is de
vraag naar civiele inzet niet alleen in EU-verband toegenomen. Ook de VN
en in mindere mate de NAVO maken steeds meer gebruik van dergelijke
deskundigheid.

Van alleen naar samen

In de afgelopen jaren is de EU meer gaan samenwerken met multilaterale
en bilaterale partners. De EU en de NAVO komen elkaar steeds vaker tegen
in een operatiegebied. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in
Afghanistan, in Bosnië-Herzegovina waar de EU met EUFOR Althea een
operatie van de NAVO heeft overgenomen en in Kosovo waar beide
organisaties gezamenlijk oefenen en optreden als achtervang van de
Kosovaarse politie. EU-VN samenwerking op veiligheidsgebied heeft ook
steeds meer vorm gekregen. Zo heeft de EU tijdelijk een missie
uitgevoerd ter ondersteuning van de VN in de Democratische Republiek
Congo (EUFOR RDC), een missie voorbereid voor de VN in Tsjaad (EUFOR
Tchad/RCA) en enkele taken van de VN overgenomen (EULEX Kosovo voor
UNMIK). De samenwerking van de EU met de Afrikaanse Unie (AU) is in de
laatste jaren ook uitgebreid, doordat de EU een grote donor is van
AU-vredesmissies en vanuit het GVDB expertise levert. 

Naast meer samenwerking met multilaterale instellingen valt op dat
bilaterale partners in toenemende mate een bijdrage leveren aan de
uitvoering van zowel militaire operaties als civiele missies in
GVDB-kader. Zo nemen ondermeer de VS, Canada en Turkije deel aan EULEX
Kosovo en is er in het kader van de EU Trainingsmissie voor Somalië
zeer nauwe samenwerking met de VS. Tenslotte werkt de EU met partners
als China en India in de strijd tegen piraterij. Het mes snijdt aan twee
kanten: de samenwerking draagt bij aan capaciteitsversterking van de EU
en verstevigt de politieke relaties met deze landen.

Aandachtspunten

Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen is het van belang dat op de
volgende drie speerpunten aanzienlijke voortgang wordt geboekt om de
beoogde kwaliteitsslag te behalen binnen het GVDB. Allereerst moeten
GVDB-missies en operaties strategisch worden ingezet als onderdeel van
een geïntegreerd GBVB. De EU heeft een scala aan buitenlandspolitieke
instrumenten tot haar beschikking om dreigingen in de Europese regio en
daarbuiten het hoofd te bieden. Dankzij een samenhangende inzet van deze
instrumenten, in lijn met strategische prioriteiten, kan de EU meer zijn
dan de som der delen. Ten tweede moet worden gewerkt aan een verdere
versterking van civiele en militaire capaciteiten om de effectiviteit
van het GVDB en haar geloofwaardigheid te bevorderen. De EU- Lidstaten,
inclusief Nederland, moeten zich nog meer inzetten om de gestelde
capaciteitsdoelstellingen te halen en zo de positie van de EU als
wereldspeler te versterken. Tenslotte erkent de regering dat de EU
veiligheidsdreigingen niet alleen het hoofd kan bieden. Complementaire
samenwerking met bilaterale en multilaterale partners, in het bijzonder
de NAVO en de VN, blijft dan ook noodzakelijk. 

De weg voorwaarts onder het nieuwe Verdrag

Tegen de achtergrond van de inwerkingtreding van het VvL beschouwt de
regering de volgende aspecten van groot belang om het GVDB verder te
ontwikkelen en te versterken op bovenstaande drie punten. 

Geïntegreerd beleid: samenhang beleid en structuren 

De EU zet met het VvL een stap voorwaarts in het creëren van een
geïntegreerd en consistent extern beleid. De HV kan met haar ‘dubbele
pet’ van de Raad en de EC een duidelijkere verbinding leggen tussen de
EU-activiteiten op het terrein van het GVDB enerzijds en zaken als
handelsbeleid, humanitaire hulp, visabeleid, verkiezingsondersteuning en
ontwikkelingssamenwerking anderzijds. De HV heeft coördinerende en
initiërende bevoegdheden op het terrein van de buitenlandse en
veiligheidspolitiek en is de vaste voorzitter van de Raad Buitenlandse
Zaken. De HV kan ook namens de EU onderhandelen, bijvoorbeeld met Kenia
en landen in de regio rond Somalië over overdrachtsovereenkomsten voor
piraterijverdachten. Het steunen van HV Ashton is in de ogen van de
regering belangrijk voor een sterk en geïntegreerd GVDB. 

Conform het VvL zal de HV ondersteund worden door een geïntegreerde
Europese Dienst voor het Externe Optreden (EDEO). Uw Kamer is
geïnformeerd over de inzet van de regering ten aanzien van de EDEO. De
GVDB-structuren zullen hiervan deel uitmaken en rechtstreeks vallen
onder de HV. De civiel-militaire planningseenheid CMPD, die sinds
december 2009 operationeel is, zal zich bezighouden met
politiek-strategische planning, beleidsvorming en horizontale
onderwerpen zoals mensenrechten en gender. Nederland is een krachtig
pleitbezorger geweest van deze vernieuwing. De EU Militaire Staf (EUMS),
sinds 27 mei 2010 onder leiding van de Nederlandse luitenant-generaal
Van Osch, is onder het VvL verantwoordelijk voor militair-strategische
planning en beleidsvorming en ondersteunt tevens het EU Militair Comité
(EUMC).  De operationele planning en aansturing van civiele GVDB-missies
is de verantwoordelijkheid van de Civiele Operatie Commandant, de
Nederlander Kees Klompenhouwer, die tevens directeur is van de Civilian
Planning and Conduct Capability (CPCC). De strategische planning en
aansturing van militaire operaties vindt vooralsnog plaats in de zeven
strategische hoofdkwartieren (Operations Headquarters) waar de EU nu uit
kan kiezen (NAVO’s SHAPE, nationale hoofdkwartieren in het VK,
Frankrijk, Duitsland, Italië en Griekenland en een nog niet geactiveerd
EU-operatiecentrum). 

Het samenbrengen van alle crisismanagementstructuren ten behoeve van
conflictbeheersing in de EDEO biedt mogelijkheden om de planning en
aansturing van civiele missies en militaire operaties nauwer op elkaar
te laten aansluiten. Het CMPD is een stap in de goede richting om
geïntegreerde civiel-militaire planning op politiek-strategisch niveau
mogelijk te maken. In lijn met die structuur is de regering van mening
dat op alle niveaus binnen de gehele bevelsketen meer samenhang moet
komen in de planning en aansturing van civiele missies en militaire
operaties. Dit sluit namelijk beter aan bij civiel-militaire
ontwikkelingen op de grond en bevordert een vloeiend verloop van het
operationele planningsproces. In dit kader zullen de mogelijkheden voor
een civiel-militair hoofdkwartier moeten worden bezien. 

Capaciteiten: meer en beter

Om de bestaande capaciteitstekorten op te lossen streeft de regering
naar verbetering op militair en civiel vlak. Daarnaast zet de regering
ook in op grotere synergie tussen beide
capaciteitsontwikkelingsprocessen en op gedegen financiering. 

Militaire capaciteiten

De versterking van Europese militaire capaciteiten vergt een doelmatige
besteding van de schaarse middelen, zeker in tijden van financiële
krapte. Samenwerking tussen Europese landen, zoals gezamenlijke
verwerving en pooling, kan daartoe een oplossing bieden. Het Europees
Defensie Agentschap (EDA) is daarvoor een goed middel. Met het VvL
krijgt het EDA een specifieke rechtsbasis (artikel 45 VEU). Het VvL
biedt ook nieuwe mogelijkheden voor een verbeterde samenwerking tussen
het EDA en de EC, bijvoorbeeld op het gebied van dual-use technologie. 
Ook wordt het nu mogelijk om defensieonderzoek te financieren met
middelen van de Commissie. Daarbij is voor de regering van belang dat
dit onderzoek leidt tot oplossingen van de bestaande
capaciteitentekorten en niet wordt gedreven door de belangen van de
defensie-industrie.

Het VvL biedt ook een nieuwe mogelijkheid om militaire
capaciteitsversterking te bevorderen, namelijk via de Permanente
Gestructureerde Samenwerking (PGS, artikel 42, lid 6, artikel 46 VEU).
In een protocol dat is gehecht aan het Verdrag is een ruwe schets
opgenomen van de aard en opzet van deze PGS, die is gericht op die
landen die verder willen gaan op het gebied van militaire samenwerking.
Ook staat vermeld dat het EDA een toezichthoudende rol zou moeten
vervullen. PGS staat open voor alle lidstaten die een bijdrage leveren
aan de snelle reactiecapaciteit van de EU. Bij het opstellen van deze
passage in het Verdrag werd destijds nog gedacht aan een ‘Europa van
twee snelheden op defensiegebied’. Deze gedachte is niet langer
gangbaar. De regering is van mening dat alle Lidstaten, onder nog te
bepalen voorwaarden, toegang moeten hebben tot PGS om zo de nationale
inzetbaarheid te bevorderen, de Europese defensievermogens te versterken
en, vooral, multinationale defensiesamenwerking en–integratie te
stimuleren. Ook kan worden gekeken naar de mogelijkheden die PGS kan
bieden voor samenwerking met multinationale eenheden die een specifieke
rol bij crisisbeheersingsoperaties kunnen spelen. PGS zal moeten
voortbouwen op initiatieven die al door het EDA zijn genomen, vooral op
de prioriteiten binnen het Capability Development Plan. Idealiter zorgt
PGS voor meer betrokkenheid bij EDA-projecten en biedt het een sterk
kader voor initiatieven als pooling en sharing. De komende tijd zal
moeten worden benut om te komen tot een eensluidende definitie onder de
lidstaten en het overeenkomen van de deelnemingscriteria. Voor de
regering is het van belang dat de capaciteitsinitiatieven in de EU in
lijn zijn met het capaciteitenproces van de NAVO. Het uitgangspunt
blijft immers dat de landen die lid zijn van de EU en de NAVO beschikken
over één krijgsmacht (‘a single set of forces’) voor beide
organisaties. PGS moet dan ook niet leiden tot een volledig op zichzelf
staand EU-capaciteitenproces. 

Civiele capaciteiten 

Voor het aanpakken van de tekorten aan civiele capaciteiten zet de
regering in op verbeteringen aan Brusselse zijde en op verbeteringen
‘in eigen huis’. In Brussel, waar voorgedragen civiele deskundigen
worden geselecteerd, werkt het CPCC met Lidstaten aan een betere
aansluiting tussen vraag en aanbod. Wanneer teveel kandidaten worden
voorgedragen voor de ene missie, moet het mogelijk zijn de Lidstaten
voor te stellen deze in een andere missie met tekorten in te zetten.
Lidstaten moeten daarnaast voldoende tijd krijgen om civiele deskundigen
aan te dragen. Ook het ‘eigen huis’ van Lidstaten moet op orde zijn.
Momenteel wordt in Nederland de mogelijkheid onderzocht een rijksbrede
pool van civiele deskundigen op te zetten waaruit geput kan worden voor
internationale civiele missies. Daarnaast is het belangrijk dat de
verschillende onderdelen van de overheid die zich bezighouden met
veiligheid, zoals de departmenten, maar ook bijvoorbeeld de politie en
het OM, voldoende op elkaar ingespeeld zijn, met elkaar samenwerken en
zorgdragen voor een kwantitatieve en kwalitatieve bijdrage van Nederland
aan het GVDB. De interdepartementale Stuurgroep Civiele Missies die
wordt opgezet zal hieraan deels invulling geven. Een nationale strategie
voor civiele crisisbeheersing kan daarnaast ook een belangrijke bijdrage
leveren. Nederland bekijkt de mogelijkheden voor een dergelijke
strategie, waartoe de ministers van Buitenlandse Zaken hebben opgeroepen
tijdens de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van november
2008. In de strategie zou een verbinding moeten worden gelegd tussen
organisatie, beschikbare capaciteit en buitelands beleid. Hoe kunnen
capaciteiten nog beter en sneller worden ingezet in lijn met Nederlandse
prioriteiten? De strategie zou ook moeten inspelen op de toenemende
integratie van interne en externe veiligheid, waarbij criminaliteit in
de landen waar de EU actief is met missies en operaties steeds
gemakkelijker de binnenlandse veiligheid van de Lidstaten kan
beïnvloeden. De relatie met derde landen en de uitwisseling van kennis
en informatie is daarbij een punt van aandacht, evenals samenwerking met
spelers in de EU ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. 

Civiel-militair

Er moet ook meer worden geïnvesteerd in het stroomlijnen van de civiele
en militaire capaciteitsontwikkelingsprocessen en waar nodig de inzet
van civiel-militaire capaciteiten in missies en operaties. Verschillende
materiële capaciteiten, zoals logistieke transport, communicatie en
informatiesystemen en medische ondersteuning, kunnen voor zowel civiele
missies als militaire operaties worden gebruikt. Bij de ontwikkeling van
dergelijke capaciteiten moet ook aandacht zijn voor de mogelijkheid van
zowel militair als civiel gebruik. Dit vergroot de efficiënte inzet van
onze middelen en kan kostenbesparend werken. Daarnaast kunnen
gezamenlijke trainingen georganiseerd door het European Security and
Defense College en gezamenlijke oefeningen van militairen en civiele
deskundigen bijdragen aan een gedeelde cultuur en effectievere
crisisbeheersing.

Financiering

Een belangrijk element bij capaciteitsversterking betreft tot slot de
financiering. De regels voor de financiering van het GVDB blijven onder
het VvL grotendeels onveranderd. Civiele missies dienen uit het budget
voor het GBVB te worden betaald, terwijl militaire operaties grotendeels
door de deelnemende Lidstaten zelf worden gefinancierd. Voor het GBVB is
in 2010 ruim 280 miljoen Euro beschikbaar. Een groot deel daarvan is
bestemd voor civiele missies. Krachtens het VvL blijft de EC
verantwoordelijk voor het financiële management van de middelen op de
Europese begroting, waaronder het budget voor het GBVB. Nederland is
voorstander van praktische regelingen waarbij de HV zelf kan beschikken
over het budget voor het GBVB, zodat zij voor de uitvoering van beleid
waarvoor zij verantwoordelijk is niet afhankelijk wordt van derden. Dit
dient eenduidig in het nieuwe Financieel Reglement te worden vastgelegd,
zoals de regering ook heeft gesteld in de Raad Buitenlandse Zaken van 26
april 2010. 

 

Nieuw is dat het VvL voorziet in de oprichting van een startfonds voor
militaire uitgaven (artikel 41 VEU). Dit startfonds moet het mogelijk
maken dat Lidstaten al vooraf een bepaald budget apart zetten voor het
opstarten van een militaire missie, zodat de EU sneller kan reageren in
het geval van een crisis. De regering steunt mogelijkheden om het GVDB
flexibeler te maken en snel ingrijpen te vergemakkelijken. Het
startfonds kan hieraan een bijdrage leveren.

Naast de oprichting van het startfonds wordt op dit moment ook gewerkt
aan een herziening van het zogenaamde Athena-mechanisme voor het beheer
van de gemeenschappelijke kosten van militaire operaties. De regering is
van mening dat Nederland in deze herzieningsdiscussie moet pleiten voor
opname van de kosten voor transport van snelle reactie-operaties onder
de gemeenschappelijke kosten. Deze kosten kunnen, zeker als het gaat om
de uitzending van een Battlegroup die binnen vijftien dagen na het
besluit van de Raad ter plekke moet zijn, hoog oplopen en mogen geen
belemmering vormen om troepen daadwerkelijk snel te kunnen inzetten.
Bovendien getuigt het van solidariteit en een billijke lastenverdeling
wanneer de Lidstaten die de troepen en middelen leveren niet ook nog
eens opdraaien voor alle bijkomende kosten.

Samenwerking: meer met partners 

In de algemene bepalingen van het VvL wordt gemeld dat de Unie streeft
naar het ontwikkelen van betrekkingen en het aangaan van partnerschappen
met multilaterale en bilaterale partners. Dit is in lijn met het
pleidooi van de regering, aangezien mondiale problemen alleen samen
opgelost kunnen worden. Samenwerken is ook de manier om anderen te
betrekken en te laten delen in de verantwoordelijkheid voor deze
problemen en te kunnen anticiperen op toekomstige uitdagingen. 

Bij de samenwerking met multilaterale partners dienen vooral de relaties
tussen de EU en de NAVO en de VN te worden geïntensiveerd, naast
blijvende aandacht voor samenwerking met de AU. Van belang hierbij is
uiteraard dat multilaterale organisaties elkaar niet als concurrenten
maar als partners zien en elkaars activiteiten completeren en niet
dupliceren. Zoals wij u eerder schreven in de brief over het NAVO
Strategisch Concept zijn de EU en de NAVO natuurlijke partners. Het
lidmaatschap van beide organisaties overlapt voor een groot deel, en de
leden van beide organisaties staan grotendeels voor dezelfde dreigingen
en streven dezelfde belangen na. Een voorbeeld hiervan is
piraterijbestrijding voor de kust van Somalië, waar de EU en de NAVO
naast en met elkaar optreden. De regering erkent dan ook de noodzaak van
intensievere samenwerking tussen beide organisaties en zet zich daarvoor
al geruime tijd in, vooral op het terrein van operaties (Afghanistan,
Kosovo), capaciteiten (helikopters, maritieme surveillance) en
(politiek) overleg. Nederland steunt het streven van de HV en de
Secretaris-generaal van de NAVO om de onderlinge samenwerking te
verbeteren en een oplossing te zoeken voor de voortdurende politieke
problemen tussen Turkije, Griekenland en Cyprus die verdere formele
EU-NAVO toenadering blokkeren en frustreren. Ook de samenwerking met de
VN dient verder geïntensiveerd te worden. Zo kan de EU bijvoorbeeld
bijdragen aan de implementatie van het VN-hervormingsplan voor de
aansturing van VN-vredesmissies (Charting a New Horizon for UN
Peacekeeping). Ook kunnen de EU en de VN meer gebruik maken van geleerde
lessen in het veld en van samenwerking tot nu toe. 

De EU moet daarnaast open blijven staan voor samenwerking met
‘vanzelfsprekende’ partners zoals de VS en Turkije. Tegelijkertijd
moet de EU zich ook richten op samenwerking met partners zoals Rusland,
waarmee de EU constructief samen heeft gewerkt in Tsjaad toen Rusland
helikopters leverde voor de EU-operatie daar, en China en India, waarmee
de EU contact onderhoudt in het kader van piraterijbestrijding voor de
kust van Somalië. Het is juist de samenwerking met nieuwe partners
waarmee de EU haar politiek gewicht in de wereld kan vergroten. De
regering steunt het beleid van de EU om politieke dialogen met partners
aan te vullen met consistente raamovereenkomsten voor samenwerking.

Solidariteit en wederzijdse bijstand

De bovenstaande inzet vraagt om verdergaande solidariteit tussen
lidstaten. Om uiting te geven aan deze solidariteit en om gezamenlijk
het hoofd te kunnen bieden aan dreigingen die ook de EU raken, zijn twee
clausules opgenomen in het VvL. De solidariteitsclausule (artikel 222
VWEU) is er vooral op gericht dat Lidstaten een beroep op elkaars
solidariteit kunnen doen in het geval zij worden getroffen door
terrorisme, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp op het
grondgebied van de Unie. De inhoud van deze clausule is niet nieuw, want
na de aanslagen in Madrid gaf de Europese Raad op 25 maart 2004 al een
verklaring af met dezelfde strekking. De clausule voorziet in een
mogelijke rol voor defensiecapaciteiten en beoogt een effectieve
verbinding te leggen tussen interne en externe veiligheid. 

Naast de solidariteitsclausule is in het VvL een wederzijdse
bijstandsclausule (artikel 42, lid 7 VEU) opgenomen die stipuleert dat
Lidstaten elkaar bijstand verlenen met alle hulp en middelen (dus niet
exclusief militair) bij een gewapende aanval. Er wordt hierbij rekening
gehouden met de neutrale lidstaten Ierland, Finland, Oostenrijk en
Zweden. De clausule is vergelijkbaar met artikel V van het WEU-verdrag
(dat mede vanwege de inwerkingtreding van het VvL per 30 juni door de
regering wordt opgezegd) en komt overeen met artikel 5 van het
NAVO-verdrag. In de praktijk zal het zo zijn dat bij een gewapende
aanval op een Europees land dat ook lid is van de NAVO in eerste
instantie een beroep wordt gedaan op artikel 5 van het NAVO-verdrag voor
militaire bijstand. Daarnaast kan in geval van een dergelijke catastrofe
ook de EU worden ingeschakeld, waarbij de bijstandsclausule nadrukkelijk
de verantwoordelijkheid bij de lidstaten legt en niet zozeer bij de
Raad. De regering heeft dit bij de totstandkoming van het VvL ook actief
bepleit en is dan ook van mening dat de wederzijdse bijstandsclausule in
overeenstemming is met de aangegane verbintenissen in NAVO-kader. Deze
verbintenissen blijven de grondslag voor de collectieve defensie in
Europa. De clausule zal dus vooral een politiek-juridische betekenis
hebben, zonder concrete gevolgen voor bestaande structuren en
instrumenten. 

Conclusie: naar een invloedrijke EU

De ervaringen uit de afgelopen tien jaar hebben aangetoond dat de EU in
staat is om militaire operaties en civiele missies op korte termijn te
ontplooien, in verschillende delen van de wereld waar de EU belangen
heeft en in complexe omgevingen. De EU is daardoor een steeds
belangrijkere speler op het wereldtoneel geworden. Dat is ook in het
belang van Nederland. Met het VvL wordt een nieuwe fase in het GBVB,
inclusief het GVDB, ingeluid.  Het VvL moet uiteindelijk leiden tot een
sterker en assertiever GBVB. De nieuwe structuur die voortvloeit uit het
VvL, zoals de HV en de EDEO, moet hieraan een belangrijke bijdrage
leveren. De komende tijd zal echter moeten blijken hoe dit vorm gaat
krijgen. De regering acht het van belang dat de verdere implementatie
van het VvL nu snel wordt aangepakt. Het is van belang dat de EU haar
positie naast andere wereldspelers en vooral naast de VS en China
versterkt. De EU moet een geloofwaardige derde speler worden naast deze
G2 om de Nederlandse veiligheidsbelangen te kunnen blijven behartigen.
Resultaten op de buitenlandspolitieke prioriteiten van de HV, te weten
stabiliteit en veiligheid in de omgeving van de Unie, het adresseren van
de wereldwijde veiligheidsdreigingen en het bouwen van een netwerk van
strategische relaties met kernlanden- en organisaties, zijn daarvoor
essentieel. Een effectief en efficiënt GVDB binnen het GBVB draagt bij
aan het verwezenlijken van deze resultaten. Om geloofwaardig op te
kunnen treden naar buiten, moeten de Lidstaten binnen de EU zich echter
nog beter verenigen, zeker in deze tijd van financiële krapte. De
teruglopende budgetten in Europa en de huidige financieel-economische
situatie vragen om meer, niet minder veiligheidssamenwerking binnen
Europa. Europese samenwerking biedt mogelijkheden om bestaande
capaciteitstekorten op een zo efficiënt mogelijke wijze op te lossen,
zonder dat dit meteen leidt tot hoge nationale investeringen. Ook de
Verkenningen naar het niveau van de defensiebestedingen op langere
termijn die de regering onlangs heeft uitgevoerd, hebben geleid tot het
inzicht dat er een groeiend belang is om te investeren in Europese
defensiesamenwerking. Dit vraagt om een bewuste politieke keuze voor
collectieve veiligheid in Europa. Want alleen met politieke wil van de
Lidstaten, inclusief Nederland, kan het GBVB en daarbinnen het GVDB naar
een hoger plan worden getild en kan Europa zich ècht ontwikkelen tot
een politiek invloedrijke speler op het wereldtoneel.

Annex Overzicht GVDB-missie en operaties

	Nederlandse bijdrage	Totaal intern. staf ontplooid (maart 2010)	Beoogd
aantal

internationale staf	Mandaat missie	Looptijd Nederlandse bijdrage

CIVIELE MISSIES

EUPOL RD Congo	0	41	42	September 2010	n.v.t.

SSR Guinee-Bissau	0	16	16	September 2010	n.v.t.

EUPM (Bosnië-Herzegovina)	11	126	130	November 2010	1 maart 2011

EULEX Kosovo	35	1707	1951	14 juni 2010	Parallel mandaat missie

EUPOL Afghanistan	25

	283	400	1 juni 2013	Parallel mandaat missie

EUBAM Rafah (Palestijnse Gebieden)	(2 op afroep)	14	17 (100)	24 mei 2011
Parallel mandaat missie

EUPOL Copps  (Palestijnse Gebieden)	4	53	58	December 2010	Parallel
mandaat missie

EUJUST Lex (Irak)	2	38	44	Juni 2011	Parallel mandaat missie

EUMM Georgië	8	320	328	19 september 2010	Parallel mandaat missie

EUSEC Congo (civiele missie  aangevuld met militairen)	3	42	60	September
2010	Parallel mandaat missie

Totaal

Totaal politiefunctionarissen

Totaal KMAR

Totaal justitiesector (OM, rechterlijke macht, gevangeniswezen en
MinJus)

Overig	90

33

26

6

25	



MILITAIRE OPERATIES

EUFOR Althea (Bosnië-Herzegovina)	85	1950	2100	November 2010	1 maart
2011

Atalanta (Somalische kust)	1 fregat, 175 personen (t/m juni 2010)	7
fregatten

	7 fregatten

	December 2010	1 fregat van sept. t/m nov 2010







	EUTM Somalië	0	100	102	Maart 2011	n.v.t.

Totaal	263







 Goedkeuring van het op 13 december 2007 te Lissabon totstandgekomen
Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de
Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
met Protocollen en Bijlagen (Trb. 2008, 11), Tweede Kamer, vergaderjaar
2007–2008, 31 384 (R 1850), nr. 3.

 Notitie over het Europees Veiligheidsbeleid, Tweede Kamer, vergaderjaar
2008-2009, 21 501-02, nr. 859 en Kamerbrief inzake Regeringsreactie op
AIV-advies NAVO Strategisch Concept, d.d. 31 maart 2010.

 Kamerbrief inzake Europese Dienst voor het Externe Optreden, d.d. 19
april 2010. 

 Kamerbrief inzake voornemen tot opzegging WEU-verdrag, d.d. 31 maart
2010. 

 PAGE   1 

 PAGE   1